r Arbeid adelt DE TABAK Hoe een boomgaard aangelegd Landbouwweekblad HET GRAZEN VOOR ZWIJNEN. Over Burgerlijk en Landelijk Recht. In Memorial!!. Qij een cDneeucuOlaagje ZONDAG 26 FEBRUARI 1922. Prijs 10 centiemen. 4de JAARGANG Nr 165. Bureel en Redactie: GROOTE MARKT, 8, AALST frank Abonnementsprijs Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren jaars Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Aalst Aankondigingen volgens akkoord De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. (Vervolg). In het voorgaande artikel hebben we gesproken over het aangeven van de geplante tabak. Deze aangifte moet ge daan zijn in gewonen tijd vöör 1 Juli. Veronderstellen wij nu eens dat Jan 300 planten gezet en ingeoogst heeft en dat de aangifte ervan regelmatig gedaan is, hoe zal hij dan moeten handelen om zijnen tabak te doen snijden. Ziehier Als Jan denkt dat het oogenblik van snijden gekomen is, gaat hij naar het Bureel van den Ontvanger waar hij zijn aangifte gedaan heeft en betaalt er zijne plantersrechten, zijnde 300 X 0,05 15 fr. Hij vraagt een bewijs om te laten snijden bij X. en betaalt nogmaals 300 16 19 X 0.50 9,50 fr. (Er is dus verondersteld dat de tabak 19 kilos opgebracht heeft of 1 kilo per 16 plan ten en daarvoor betaalt hij 0,50 fr. per kgr.) X is de naam van den snijder bij wien Jan op voorhand gaan vragen heeft welke dagen hij geoorloofd is te snijden. Op het bewijs zal de bediende dan opschrijven wie de tabak zal kerven en wanneer. Als Jan niet weet welken dag X snijdt zal de bediende dag en uur opschrijven die Jan overgeeft, maar als hij dan met zijn pak aankomt, bestatigt hij tot zijne groote verbazing en spijt dat het machien vast ligt en dat hij dien dag niet kan bediend worden. Vandaar misrekening, dubbele gang en tijdver lies. Het snijden moet dan ook gedaan worden vóór den 1 Augustus van het jaar volgende op den oogst, want na dien datum mag er geen onbewerkte tabak meer bestaan. Veronderstel nu dat Jan zijn tabak in 't geniep laten kerven heeft, of dat hij hem gesponnen en zelf gekorven heeft, ofwel dat hij niet rookt maar hem op chikt, heeft hij dan 9,50 fr. verbruikers rechten gespaard In 't geheel niet, want als hij zijne plantersrechten betaalt zullen terzelvertijde ook de 0,50 fr. op het steekbeeldeken staan, onverschillig het gebruik dat hij er schikt van te ma ken alleenlijk in geval van verkoop kan hij er van ontslagen zijn (als de koo- per de rechten betaalt). Maar verkoo- pen gaat ook niet meer als vroeger, daartoe zijn er andere formaliteiten noo- dig. Jan zou dus geen centiem gespaard hebben met in 't geniep te snijden, al leenlijk heeft hij zich zonder nut bloot gesteld aan zware boet. Als de tabak dan klaar en gaar is om gerookt te worden en dat er alle rech ten voor voldaan zijn, is het hem nog niet toegelaten van zijnen voorraad te verkoopen, hoe gering de verkoop ook zij, omdat hij geen tabakslijter is, maar vloeken mag men ook niet en toch wordt het zooveel gedaan, daarbij als 't niemand weet, hoe zal 't dan uitko men Er mag hier nog bijgevoegd worden dat er per huishouden en per jaar 25 kgr mag verbruikt worden. Nochtans is er middel om deze hoeveelheid te ver meerderen door de tabak in verschillige perceelen te planten en de aangifte er van te doen op verschillige namen, bij voorbeeld één op naam van vader en één op naam van den zoon. Dan wor den beiden aanzien als gansch afzonder lijke huishoudens en binnen onze wete is er hierdoor nog niemand slecht geva ren. 't Zou nog al eene wondere zaak zijn, moet zulke uitlegging der wet als bedrog aanzien worden. Vatten wij nu in weinige woorden saam wat er moet gedaan worden 1° De aangifte doen vöör I Juli van de geplante perceelen 2° Snijbewijs vragen vöör 1 Augusti van het volgende jaar. NOTA. Volgens de wet zouden de plantersrechten moeten betaald zijn vöör 1 December van het jaar der plan ting, maar tot heden wordt dit tijdstip niet in acht genomen. 't Vervolgt. J. PIJPER. steund zijn op rijkbeloonde proefnemin gen. PROEFNEMINGEN. Onder alle methoden in het kweeken van varkens geeft die van het grazen onweerlegbaar de beste uitslagen én op gebied van spaarzaamheid én op gebied van gezondheidsleer. Het verblijf in het grasperk geduren de den groeitijd bevoordeeligt de ont wikkeling van het spierenstelsel en be schermt het tegen alle ontaarding in vet; terzelfdertijd vermeerdert de voort- brengst van vleesch in hoeveelheid en hoedanigheid. Ook worden de dieren aldus van af hunnen jongen ouderdom gewend aan het verorberen van eene groote hoeveelheid groenvoeder en wor den zij tot een snelle en zekere mesting voorbereid. Het kweeken van varkens in het perk gaat met zulke groote voordeelen ge paard, dat de kweekers die het eens hebben beproefd het voorgoed aange nomen hebben. Nochtans eischt deze methode eenige proefneming. En dit is gemakkelijk te verstaan. Inderdaad de maag van het zwijn is eenvoudig en dus niet bijzonder ge schikt om zulke groote hoeveelheden groen te verteren als de veelvuldige maag der graseters. Het zwijn verteert deze planten met voordeel slechts dan, als deze in hun eerste groeiperiode zijn, ze zijn dan malscher en gemakkelijker verteerbaar.Het zou bijgevolg een grove fout wezen de zwijnen te laat te laten grazen, want de grassoorten ontwikke len snel en worden zoo rap houtachtig in de Lente dat de zwijnen te laat in de perken geplaatst, die zij achtereenvol gens moeten beloopen, maar uit een deel der planten die er in groeien, voordeel kunnen halen men is dan genoodzaakt de dieren steeds sneller van perk te doen veranderen en wanneer men de dieren dan in het eerste perk terug brengt heeft het gras, de klaver of wat ook, den tijd niet gehad om weer op te schieten en levert dan ook maar een zeer onvoldoend voedsel. Zoo gebeurt het dan dat een uitmuntende grazing zeer geringe uitslagen oplevert, omdat men er geen verstandig gebruik wist van te maken. Zoo ook moet de voeding op stal wijselijk geregeld worden. Zoo begaat men bijvoorbeeld een grooten misstap met terzelfdertijd luzerne, die weinigen tijd voor den bloei gemaaid wordt, aan hoornvee en zwijnen voor te zetten, want zoo deze voeding zeer voordeelig is aan vee, de zwijnen integendeel halen weinig voordeel uit planten die zoo laat tijdig ingehaald werden. Eene belangrijke vraag stelt zich bij den kweek van varkens in perken. Moet men aan de dieren een aanvullend voe der bezorgen, als zij in den stal terugge keerd zijn Het antwoord op deze vraag verschilt volgens de plantsoorten die in de samen stelling van het perkvoeder voorkomen, ook volgens den ouderdom der dieren die er moeten in leven. Vele nieuwe abonnenten kwamen ons dit jaar toe. Wij danken van harte onze ieverige medewerkers in het ver spreiden van ons blad. De Koorn- bloem moet in alle landbouwersgezin nen gelezen worden, 't is de fakkel van onzen strijd om lotsverbetering. Werft nieuwe lezers aan voor uw blad. De manier van kweeken is niet nieuw in ons land, vooral in de Ardennen en in de streek van St-Truiden maakt men er alhoewel niet doelmatig genoeg gebruik van. In Frankrijk, Duitschland en Engeland heeft het stelsel veel aan hangers gewonnen onder de varkens kweekers. Maar in Canada en in de Vereenigde Staten van Amerika weet men er profijt uit te trekken. Overal waar men het beproefd, heeft men het met de meeste zekerheid en met de beste uitslagen aangekleefd. Dit onderwerp verdient des te meer de aandacht van onze landbouwers,daar het kweeken van varkens zelfs ten on zent eene zeer winstgevende zaak is ge worden en nog meer en meer worden zal. Het vleesch van onze inlandsche zwij nen is lekkerder en wordt ook meer ge vraagd. Waarom zouden wij dan ook niet alle onze krachten inspannen en alle middelen en de beste eerst gebrui ken om de opbrengst te vermeerderen ten profijte van onzen eigen geldzak en ten gebruike van onze bevolking van stad en dorp. Wij moeten onze oogen en onze ooren openzetten voor alle nieuwe ge dachten, vooral als deze gedachten ge- In 1919 werden 17 zwijnen, van 12 tot 15 maand oud, van af half Mei tot half September in; perken gehouden. De proefnemers beschikten over drie soorten grazingen, een klaverveld, eene weide bevloeid met rioolwater uit de naburige stad en eene grazing op een stoppelveld. Het was een zeer droge Zomer en de klaver leed nog al in hare ontwikkeling. En niettegenstaande, dank aan de be vloeide weide, vonden de dieren eene overvloedige voeding en kregen een ge wichtsvermeerdering die, het middenge tal genomen, tot 166 gram per kop en per dag bedroeg. In den loop van 1920 werden dezen keer 14 volle zeugen (8 oude en 6 jonge) op de grazing gebracht. Daar de klaver heel en al mislukte en ontbrak, maakte men slechts van bevloeide weide ge bruik. Het seizoen van de grazing duur de vier maand. Uit het onderzoek der bekomen uit slagen blijkt duidelijk dat de oude zeu gen de uitsluitelijke grazing goed ver dragen, want hun gewicht deed een middelaanwinst van 11 kilo 500 gram, terwijl de jonge zeugen daarentegen, slechts 5 kilo en half verzwaarden. Kortom men mag besluiten dat het uitsluitend gebruik van het grazen zeer wel verdragen wordt door volwassen zwijnen en dat hun gewicht regelmatig aanwint met dergelijk regiem op klaver velden en op wel bevloeide meerschen. Bekomt men nu dezelfde uitslagen met varkens die in vollen groei zijn en is het -niet noodig de werking van de grazing te versterken met eene aanvullende voe ding? Om deze vraag te beantwoorden, koos men 66 loopers, die men in drie groepen verdeelde. De eerste bracht het seizoen door op een klaverveld, de twee de op een bevloeiden meersch en de derde op een blijvende weide. Elk dezer groepen werd in twee helften verdeeld. De eene helft maakte slechts van de grazing gebruik de andere helft kreeg daarbij eene aanvullende voeding van 500 gram sojaboonen per kop en per dag. De eerste grazing bestond dus uit voederklaver of een mengeling van peul gewassen. De bevloeide meersch was bezaaid raygras en de zaaiïng werd om de 3 of 4 weken vernieuwd. Op de blijvende weide had men 2 kilo rietgraszaad gestrooid, 32 kilo poa, 10 Engelsch rraygras, 8 kilo witte klaver, 4 kilo gele klaver, in 't geneel 56 kilo zaad. De beproefde zwijnen waren 7 maand oud in 't begin van hun seizoen en wo gen 60 kilo. Zonder te ver uit te wijden over de bekomen uitslagen, werd noch tans bestatigd dat de verkens, die een aanvullend voeder gekregen hadden, een winst van 100 grammen per kop en per dag hadden gedaan en dat de andere een vermindering van gewicht van 13 gram per dag en per kop ondergingen. Men zag ook anderzijds dat, om een aanwinst te bekomen van 1 kilo levend gewicht, de varkens die op het klaver veld verbleven 6 kilo sojaboonen, dat 4 kilo 400 gram sojaboonen genoeg was voor deze die op de bevloeide weide leefden en dat de derde groep toekwam met 4 kilo. Hieruit mogen wij besluiten dat de sojaboonen een aanvullend voeder van eerste gehalte uitmaken, als de dieren op een blijvende weide grazen, maar dat hun voedende werking zichtbaar vermindert als de dieren die er van ge bruiken op klaver leven. Waarschijnlijk ligt de oorzaak hierin dat de klavervel den rijk aan stikstof zijn en in dit geval zou het voordeeliger wezen de soja's te vervangen door een voedsel dat rijker is aan koolhydraten zooals maïs bijvoor beeld. Het blijft niettemin waar dat, zoo de grazing voor de voeding aan volwassen zwijnen volstaat, ze toch niet volledig beantwoordt aan de noodwendigheid van dieren die in vollen groei zijn en dat een aanvullende voeding voor de zen noodzakelijk is. J. Andries. Aanvulling. -De sojaboon wordt vooral in China gekweektde uitvoer j van sojaboonen door dit land gedaan j werd nog door geen ander land over- I troffen en bedraagt milliarden kilos. De sojaboon wordt meest als voeder gema len en ongemalen gebruikt. Nochtans komt zij ook in de keuken wel eens terecht om aan zekere spijzen haren eigenaardigen prikkelenden smaak te geven. B. Doorloop van natuurlijke waters, 7e Vervolg. In een vorig artikel zagen wij dat deze, die aan een -natuurlijken waterloop paalt, van dit water mag gebruik maken tot bespoeling zijner gronden. De eigenaar nu, wiens erf door dit water doorsneden wordt, is meer toege laten immers dan mag hij er alle ander gebruik van maken, zooals onder andere er een watermolen op plaatsen, zelfs mag hij den loop van het water veranderen, op voorwaarde dit water zijn gewonen loop terug te geven, wanneer het van zijn erf wegvloeit. In alle gevallen, moeten de bijzondere en plaatselijke verordeningen wegens den loop en het gebruik der waters in acht genomen te worden. De wet van 7 Mei 1877 over de politie der wateren, vertrouwt het toe zicht over de waterloopen aan de pro vinciale overheden. Zoo lezen we in art. 23 der wet van 7 Mei 1877 Geen molen, werkhuis, brug, sluis, versperring en in t algemeen geen en- kei tijdelijk of blijvend werk, welk van aard is om den toestand der waters te beïnvloeden mag noch geplaatst, noch vernietigd, noch gewijzigd worden zonder voorafgaandelijke machtiging van de bestendige deputatie. Art. 28. "Zullen politiestraffen op- loopen, zij die, zonder machtiging der bestendige deputatie, de bedding der waterloopen zouden verplaatsen, of hunnen gewonen en regelmatigen loop zouden benadeelen, door wegneming van gras, aarde, slijk, zand, kiezelaarde of andere stoffen. De bestendige deputatie geeft de machtiging om werken uit te voeren, in dien uit de gewonnen inlichtingen blijkt, dat inderdaad de waters bij het weg vloeien van het erf hunnen gewonen loop hernemen en dat de eigenaar dus zijn recht niet te buiten gaat. Art. 645. Indien er geschil ontstaat tusschen de eigenaars aan welke die wa teren kunnen nuttig zijn, moeten de rechtbanken daarover beslissende, het belang van den landbouw en de on schendbaarheid van den eigendom over eenbrengen C. Waters voortkomende uit goten en huishoudelijke waters. Iedere eigenaar moet zijne daken zoo maken dat de regenwaters op zijn grond of op den openbaren weg vloeien. Hij mag ze niet doen storten op het erf van zijn gebuur. Immers, de eigenaar van den grond heeft zoowel recht op als onder en boven den grond. De aanpalende eigenaar heeft dus geenszins het recht eenige beperking aan het recht van den anderen te bren gen, met zijne goot een weinig op het geburenerf te laten uitspringen, en het regenwater op dit erf te doen neerstor ten. Op den openbaren weg echter, kan hij het water voortkomende van de da ken, laten loopen. Huishoudelijke waters. Door huishoudelijke waters verstaat men die waters, waarmede men in een huishou den gewasschen of geschuurd heeft enz. Daar mag men nog rangschikken de wa ters voortkomende van fabrieken en an dere nijverheidsinstellingen. Voor deze wederom hetzelfde grond beginsel als voor de vorige soort het zijn geene natuurlijke waters, dus geen verplichting van den lageren grond ze te ontvangen van den hoogeren. Wat meer is, volgens de rechtspraak zijn de grachten der gemeentewegen zelfs niet verplicht die waters op te nemen, zooals dit het geval is met de waters voortko mende van goten en daken, zelfs niet wanneer meer dan 30 jaren de gemeen tegracht die waters ontvangen had en moet bijvoorbeeld een in de buurt lig- gende eigenaar benadeeld zijn door den loop zulker waters, langs eene gemeente gracht aangebracht, zou deze recht op vergoeding hebben (1) D. Bronnen. Hij, die eene bron heeft op zijn erf, mag er vrij over beschikken, behouden het recht, dat de eigenaar van den lage ren grond zou verkregen hebben door eenen titel of door verjaring. De verja ring in dit geval kan niet verkregen wor den dan door een niet onderbroken ge not gedurende een tijdruimte van dertig jaren, te rekenen waarop de eigenaar van den lageren grond zichtbare werken heeft doen maken en voleinden, bestemd om den val en den loop van het water op zijn eigendom te vergemakkelijken. De eigenaar der bron mag er den loop niet van veranderen als zij aan de inwo ners eener gemeente, dorp of gehucht het noodige water verschaft maar in dien de inwoners er het gebruik niet van verkregen door verjaring, dan mag de eigenaar hiervoor eene vergoeding eischen, die door de experten zal be paald worden. Op 21 dezer is te Moorsel op 75 ja rigen ouderdom zachtjes in den Heer ontslapen Mijnheer JAN-FREDERIK CAUDRON, de vader van onzen ge- achten Bestuurder. De Koornbloem biedt aan de diepbeproefde Familie en aan onzen Heer Bestuurder in 't bijzonder, hare diepgevoelde rouwbetuigingen aan. Dat hij in vrede ruste. Er valt een volle vlaagje Van vlokjes helderwit Waaronder heel ons huisje Alras gedoken zit. Zij wegen op de twijgen Van gene boomerei, Zij kronen kerk en molen... Ons Mietje juicht er bij Ik heb eens hooren zeggen Dat het de eng'len zijn Die al die vlokjes maken Zoo blinkend en zoo rein 1 Zeg, is dat waarheid, vader Dan zou ik willen gaan Van waar die vlokjes komen Om 't beter ga te slaan - Zij klapt in hare handjes Maar vader denkt er bij Dit zij voor later, vriendje, Blijf nu nog wat bij mij Fons Van de Maele. DE BEMESTING. Duiven- en Kiekenmest. Hij is rijk aan stikstof, fosfoor en kalk en min rijk of liever arm aan potasch. Het beste gebruik er mede te maken is hem te mengen met zeik of beir om deze laat- stente verrijken en hem oplosbaar en be ter opneembaar te maken. Wanneer men hem anders gebruikt mag hij niet te diep ondergewerkt worden om het wortelgestel der boomen niet te scha den. Bij droog en schraal weder mengt men hem met water om hem op te los sen en door de planten beter te laten opnemen, Bloed, Het bevat nagenoeg 11 stikstof. Het bevat bovendien een weinig fosfoor, potasch, kalk en magne sia. Bijaldien de hoeveelheid stikstof groot is dient er omzichtig mede te werk gegaan want de rijpwording van 't hout en de hoedanigheid der vruchten zouden er kunnen door lijden. oor den wijn gaard is deze meststof aan te prijzen, wanneer men ze mengt met compost of smoorhoopgrond om deze te verrijken aan stikstof en het bloed wat trager in werking te laten treden. Voor gronden die lijden aan gebrek in magnesia ware deze meststof zeer voordeelig, Houtasch. Zij bevat per 1000 kgr. 35 kgr. fosfoor, 100 kgr. potasch en 300 Bpermtitvrf IgTiVTVT-f i i„aI n-nnc a Ir L-r»or>H RKBL (1) A. De Vos, Erfdienstbaarheden bl. 110.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1922 | | pagina 1