REDT UI
IZELVEN1
r
Arbeid adelt
De Ontvolking van den Buiten
Hoe een boomgaard
aangelegd
Geen rijker kroon,
dan eigen seboon 1
Landbouwweekblad
het
van
Het Landbouwonderwijs en
Wederlandsch landbouwgestieht
Rome,
moet steeds de 1
ïeus zijn van
alle landbouwers.
ZONDAG 7 MEI 1922.
Prijs 10 centiemen.
4de JAAPGANG Nr 175.
Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars.
Men schryft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Aalst.
De medewerkers ziiu verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
In het hoofdartikel van De Koorn-
bloem van 16 April wees de schrijver
er op hoe talrijk de landbouwers en land-
bouwwerklieden in België zijn, die nood
gedwongen naar den vreemde trekken,
om daar ofwel te boeren, ofwel boeren
werk te doen.
Er zijn zoowat 20,000 Belgen, die
jaarlijks verplicht zijn op Franschen bo
dem hun brood te gaan verdienen; daar
enboven trokken van af den wapenstil
stand tot op heden duizenden boeren-
familien naar den vreemde, om zich daar
te vestigen.
Benevens die uitwijking naar den
vreemde neemt het aantal buitenmen-
schen, die naar de steden en nijverheids
centrums verhuizen, nog gestadig toe.
Intellectueele krachten, die zich met den
boerenstiel bezig houden zijn er bijna
nietdit is vooral kenschetsend, dat zoo
weinigen zich toeleggen op hooger land
bouwonderwijs, en dat bijna allen die
hoogere landbouwstudiën doormaken,
zulks doen met het vooruitzicht later
landbouwingenieur, staatsagronoom of
iets dergelijks te worden, geen enkele
ervan wordt gewone boer.
Die ontvolking van den buiten, dit
wegtrekken der landbouwers en land-
bouwwerklieden naar vreemde streken
is dagelijks meer en meer waar te ne
men en wordt zoo ernstig, dat men aan
hoogerhand al eens bezorgd daarover
nadenkt.
Wie de groote rol kent, die de land
bouw in ons staatshuishouden te ver
vullen heeft, of wie een weinig van
staatshuishoudkunde afweet, zal genoeg
begrijpen dat dergelijke toestanden
geenszins van aard zijn, om ons natio
naal belang te dienen. De landbouw is
een der voornaamste bronnen van ons
économisch leven hoe meer hij voort
brengt hoe min wij moeten invoeren en
hoe economisch sterker wij dan worden.
Al die uitwijkende krachten zijn nu ver
loren voor ons vaderland, hun werken
en zwoegen komt rechtstreeks ten goede
aan vreemde natiën, terwijl wij hier
over voldoende arbeidsveld beschikken
om ze hier te lande te gebruiken.
Terwijl die uitwijking meer en meer
ons economisch en nationaal leven be-
dadeeligt, duurt de tegen de landbou
wers met den oorlog ingezette laster en
verdrukkingscampagne ongeminderd
voort. Dagelijks nog worden we ge
brandmerkt met de vele schandnamen
tijdens den oorlog ontstaan. Nog steeds
zijn wij joden en sjacheraars, die om niets
schijnen te leven dan om geld op te hoo-
pen in onze koffers, en dagelijks nog
kunnen wij de ondervinding opdoen, dat
onze hoogere besturen van die misprij
zing en verachting tegen ons niet zijn
gevrijwaard. Hoe kunnen wij anders de
regeeringsmaatregelen uitleggen die zoo
talrijk en zoo schandadig tegen ons, on
ze belangen en de rechtvaardigheid in-
druischen.
Die twee hier te lande heerschende
toestanden zijn moeilijk met mekaar in
verband te brengen, ze staan regelrecht
tegen elkaar.
Wilden onze bekampers en belagers
daarover eens logisch nadenken, dan
zouden ze zich moeilijk kunnen voorstel
len, dat volgens hunne meening, de boe
ren heel veel winnen, dat zij om niets
leven dan om geld te vergaren en dat de
landbouwers zoo talrijk zijn die de boer-
derij in België vaarwel zeggen om ze in
andere landen gaan te beginnen dan
zouden ze het heel ongewoon moeten
vinden dat zoovelen den buiten vluch
ten om zich in d'een of d'andere stad
tusschen de muren op te sluiten.
Laat ons eens eventjes eene vergelij
king maken tusschen 't leven en winnen
der boeren vöör den oorlog, binst den
oorlog en nu en 't leven en winnen der
andere standen
Voor den oorlog werden de landbou
wers, de Vlaamsche landbouwers vooral
aanzien als 't rebut van de samenleving.
Het waren echte wroeters, die van
's morgends vroeg tot 's avonds laat
wrochten als slaven en op 't einde van
't jaar niet eens den intrest van 't geld
dat in hunne uitbating stak, konden weg
leggen. Het weinige dat zij konden op
zijde leggen, was geperst uit het zweet
van hun eigen kinderen.
En na een leven hard werken en zwoe
gen waren het dan nog enkel ongehuwde
broers en zusters, die steeds hadden
samen gewerkt, die konden entwat ren
tenieren op hun spaarcenten. Vaders en
moeders van familiën moesten nog er
gens bij 't een of ander gehuwd kind
gaan inwonen. Hoe winstgevend het
landbouwbedrijf was voor den oorlog,
kan men afleiden uit het feit dat de lan
delijke eigendommen der landbouwers in
i België voor den oorlog meer dan één
I milliard en half gehypothekeerd waren
nemen wij nu dat voor die hypotheek
een jaarlijksche rente moest opgebracht
worden van 5 dan bedroeg die rente
gezamentlijk kosten er in begrepen -
75,000,000 franken, zijnde bijna de helft
van de zuivere opbrengst van den
grond.
Onder den oorlog hebben veel boe
ren geld vergaard en men verwijt het
hun op de bitterste wijze dat zij hun ver
drukte medeburgers op de laaghartigste
manier uitgebuit hebben.
Dat er onder de boeren, zoowel als
onder de andere standen, gevonden wer
den en nog te vinden zijn die zeker
geen hoogstaande edele figuren zijn, dat
geef ik graag toe. Maar zijn het juist
dezen niet die 't hardst schreeuwen op
de boeren welke zooveel meer dan aan
de boeren kan worden aangewreven?
Zijn de daden van handelaars, nijve-
raars en smokkelaars, die werkten en
handelden voor de duitschers, niet hon
derdmaal schandaliger Zijn de hande
lingen van zoovele hooge personnage's
die gedekt stonden achter de banier van
Hulp- en Voedingskomiteit enCle, welke
onder dien dekmantel duizenden en hon
derd duizenden marken in hun zak sta
ken, niet duizendmaal eerloozer
Na den oorlog bleven de prijzen der
landbouwwaren 3 a 4 maal hooger dan
voor den oorlog, maar waren zij in even
redigheid hooger dan de prijzen van
andere waren en grondstoffen die de
landbouwer zich moet aanschaffen
Hebben de levensomstandigheden na
den oorlog de finantieele toestand onzer
boeren laten beter worden, heeft zulks
zich ook niet voorgedaan voor andere
standen En zouden deze laatste er nog
niet veel beter aan toe zijn dan de land
bouwers? Met een werkduurtijd van
8 uren wint een gewone werkman of
bediende omtrent 20 fr. per dag. Nu laat
ik mij eens bewijzen dat een boer die
werkt van 's morgens vroeg tot 's
avonds laat, die in plaats van 8 uren
14 a 16 uren werkt, een dagloon zou
verdienen van 20 fr. Ga daarbij dan
eens het verschil van leven na, van een
landman en van een ander lid der sa
menleving. Cijfer eens uit hoeveel on-
noodige uitgaven deze laatste meer doet
dan een boer en vraag u dan eens af hoe
het toch komt dat wij zooveel geld zou
den winnen, nog zooveel uren per dag
werken dan anderen, zooveel min uitge
ven dan anderen en toch zoo lang moe
ten werken voor wij eenige honderden
franken hebben bijeengegaard
Zeker is het geen dankbare taak in
de tegenwoordige omstandigheden de
verdediging der landbouwers op zich te
nemen, maar men moet durven de waar
heid zeggen. Zoo de algeineene toestand
voor ons niet veel veranderd, gaan wij
spoedig terug naar de toestanden van
voor den oorlog,
Intusschentijd is de mentaliteit van de
landbouwers veel hooger komen te staan
en liever dan hun leven te slijten in sla
venwerk en ontbering, zullen onze land
bouwers verkiezen naar vreemde stre
ken te trekken of in andere beroepen
zich een meer menschwaardig bestaan te
verschaffen.
Dan eerst als ons economisch als na
tionaal leven er zeer zal door geschaad
zijn en onder geleden hebben, zal men
aan hoogerhand tegen het kwaad begin
nen middelen aan te wenden en zal men
de landbouwpolitiek niet tegen maar in
het voordeel der boeren trachten te
richten. Dan ook zal de ontvolking van
den buiten van lieverlede ophouden,dan
zullen de landbouwers zich met liefde
wijden aan hunnen stiel en zal de land
bouw krachtig meehelpen om het land
zedelijk en stoffelijk groot te maken.
Hard-Labour.
De weg van den eenzi zie leidt tot de vrouw.
Een reiger die roeit vóór den snelleren wouw,
Zoo loom en gejaagd is de jongelingVoort
Door grassen en korens Gij beek, aan wier boord
Hij droomerig blikte op een drijvend blad,
Weerhoudt gij hem nog? Gij hobbelig pad,
Vol distels en bramen, vermijdt hij u nog
Laat bliksmen de maaiers, laat blaffen den dog
Voort, voort, langs den molen, de smidse, de brug
Voort, voort, met de zon in het merg van zijn rug
Daar staat vóór een venster een blozende maagd
Zij kent wie daar komt, zij weet wat hij vraagt.
Reeds voelt ze, reeds hoort ze zijn haastigen stap,
Zijn hand op de deur en zijn voet op den trap.
Nu de armen om armen Hij jubelt, hij kust,
En vindt op een kloppenden boezem weer rust.
(Uit Toortsen van René De Clercq).
Fruit- en Veeteelt gepaard.
ONDERHOUDSZORGEM.—Deze
zijn van tweeërlei aard deze toe te die
nen onmiddellijk na de planting en de
jaarlijksche.
Een versch geplante fruitboom heeft
een steun noodig deze hoeft ge te plaat
sen vóór dat ge uw boom plant en dit
om geen wortels te schaden. De steun
wordt geplaatst naar den kant van waar
de hevigste winden komen en het
boomje wordt er aan vastgemaakt op de
wijze dat het in loodrechte richting
wordt gehouden en tevens niet belet
wordt te zakken.
De planting gebeurt voordeeligst in
de maand November wanneer de blade
ren gerezen zijn, de eerste koude dagen
aanbreken en hevige vorst te verwachten
is. Daarom is het geraadzaam versch
stalmest aan den voet der boomen te
leggen die de wortels warm houdt en
tevens door de regenwaters geholpen
voedende bestanddeelen in 't bereik der
wortels brengt. Warm aan de voeten en
koude aan 't hoofd vermijdt vele ziek
ten en belooft weelderig ooft.
Verders moet de boomgaard afgeslo
ten worden. Als afsluiting zijn muren te
kostelijk en van weinig nut. Daar valt
hoegenaamd niet aan te denken. Hagen
als doorn of herselaar zijn te verkiezen.
Wanneer men zorg draagt ze met pin-
draad te doorweven, weren ze niet al
leen de koude winden af, maar beletten
zelfs, begeerige tweevoeters in den
boomgaard te dringen. Hier wil ik een
weinig van mijn onderwerp afwijken om
te wijzen op een groote kwaal, waaraan
voornamelijk onze Vlaamsche jeugd lijdt.
In Frankrijk zag ik de schoolkinderen
tusschen dreven van appelboomen,
langshenen wijngaardvelden heenstap
pen, rijkbeladen met blozende appels en
bekoorlijke wijntrossen, zonder dat bet
hun zelfs in gedacht kwam er eens van
te proeven. Dat gevoel van eerlijkheid
zit nog niet vast in de harten onzer
schoolbengels, want bij de minste be
koring worden 't allen Eva's kinderen.
In de nabijheid van de stad (want stads
kinderen laten onder dit opzicht nog
meer te wenschen over dan buitenkin
deren) zijn doornhagen doorvlochten
met pindraad aanbevelenswaardig.
Daarom nu niet gedacht dat 'k doorn
hagen wil opdringen, verre van daar,
want 't zijn dikwijls broeinesten van rus
pen en ander schadelijk ongedierte die
bladeren van doorn schijnen te verkie
zen. Bovendien verliezen die hagen hun
bladeren binst den Winter en zijn wei
nig koudafwerend.
Vele landbouwers planten ook langs
den Noordkant note- of kastanjeboomen
om koude winden te breken. Dit kan ik
niet goedkeuren wanneer fruit- en vee
teelt moeten gepaard gaan. Van nctï-
blaren hebben de dieren een grooten
afkeer en willen op die plaats niet gra
zen. De katjes van kastanje in 't gras
gevallen, en door de beesten opgeëten,
zijn oorzaak dat men van de melk der
dieren die daar grazen, geen of zeer
moeielijk boter kan bekomen. Men plant
liever twee of drie rijen epicea's buiten
de afsluiting natuurlijk dan alleen wan
neer uw boomgaard een zekere uitge
strektheid bezit. In die boomen komen
de insektenetende vogels gaarne hun
tenten opslagen en vangen overvloedig
veel venijn in den boomgaard. Boven
dien zijn ratten en muizen naar noten en
kastanjen zeer gretig en die beestjes kun
nen we op de hoeve best missen, we
mogen ze dan ook geen lokaas geven.
In de Lente, volgende op de planting,
en vervolgens telkenjare op 't zelfde
tijdstip, zal men de boomstammen be
strijken^ met een mengsel van kalk, klei
en koedrek. De schors wordt daardoor
gaaf en effen gehouden, de insekten
verscholen tusschen de reten der boom
schors worden opgevangen bij 't afkrab
ben en vernietigd, de verdamping langs
de groene deelen der schorslaag wordt
belet, werk dat beter door de bladeren
geschiedt ep bijzonder bij jonge verplan
te boomen.
We hoeven nochfans onder dit op
zicht niet meer te klagen. Overal ziet
men deze doenwijzen in gebruik en dit
zoowel bij jonge boomgaarden dan bij
deze in volle opbrengst
Moeten de boompjes het eerste jaar
na de planti jg gesnoeid worden of niet
Hier zijn de gedachten verschillend. Ik
vind het niet geraadzaam, omdat de
boomen reeds de teenen zij» ingekort
en daardoor veel geleden hebben. Waar
om ze dan nog berooven van een deel
der takken, waar aan de voet der oogen
bereidde sappen zitten, die ge wegsnoeit
en voor dea boom verloren gaan. Me
dunkt ware 't beter te wachten tot ge
ziet waar uw boom naartoe gaat, of hij
weelderig heeft hernomen of niet en hem
dan behandelen volgens ge zelf oordeelt
of hij zonder schade een snoeiïng mag
ondergaan.
L. HAEMS,
Landbouwvoordrachtgever.
Als ik dit versje van onzen gevierden
Vlaamschen dichter Karei Ledeganck
onder de oogen krijg, dan denk ik on
middellijk en onbewust aan R. U. Z.
Geen rijker kroon
Dan eigen schoon
En die man mocht die woorden zeg
gen en schrijven, want wat hij later ge
worden is had aan zich zeiven alleen te
danken. Hij was eerst spoeler in een lin
nenweverij, later hulpklerk op het stad
huis te Eekloo, waarbij hij 's avonds nog
wat boekhouden deed voor een handels
huis. Hij leerde Fransch, Latijn en
Grieksch alles op zijn eigen en volgde
dan twee jaar en half de lessen aan de
Gentsche hoogeschool, waar hij drie
maal in de week te voet naartoe trok.Op
dien korten tijd verkreeg hij den titel van
doctor in de beide rechten, werd advo-
kaat en vrederechter. Dat was dus een
kroon van eigen schoon die hij verdiend
had.
Een kroon van eigen schoon moet
ook zijn het werk, het streven, het doel
van R. U. Z. Ik ben overtuigd dat de
meerderheid van de landbouwers met
mij zullen instemmen, als ik zeg dat men
het zekerste middel moet gebruiken om
de landbouwersbeweging tot een goed
einde te brengen en dat ze Jandries ook
gelijk zullen geven als hij zegt dat zich
zelf redden het zekerste middel is. Waar
men op vreemde krachten moet betrou
wen,komt men dikwijls voor oogenblik-
ken te staan, waarop die vreemde
krachten ons plotseling in den steek la
ten, juist als het er op aan zou komen
meest door te werken. Daarom mag de
leus die R. U.Z. koos een gulden spreuk
worden genoemd de leus is goed
Dat het driedubbel doel van R. U. Z.
goed is, dat heb ik verleden week uit
eengezet het doel is goed.
De leus en het doel zijn goed maar
zijn de middelen goed Tot nog toe: ja
Maar voor de toekomst Hier op deze
plaats, midden in dit ertikel zou ik een
groot vraagteeken durven zetten in roo-
den inkt.
Als men bouwt, moet men bouwen op
de rots, op vaste fundamenten, niet op
drijfzand, want dan zal het huis niet
lang recht staan. Beter en liever in een
nederig huisje op vasten grond, dan in
een paleis dat ondermijnd is of in een
villa op een vuurberg. Wil dat zeggen
dat wie de middelen bezit om zich een
villa of een paleis te bouwen, in een arm
hutteken moet blijven zitten Neen, dat
ware te dwaas maar hij moet uit zijn
oogen zien en bouwen op vasten grond.
Voorziet vóór gij begint,
Eer gij u bedrogen yindt.
Wat doet Jandries dit zeggen Heeft
hij iets gezien dat hem niet aanstaat, van
iets gehoord dat niet in den haak is Al
lemaal niets van alleen de groote voor
uitgang van R. U. Z. doet hem aardig
opkijken door de groote glazen van zijn
bril. Waarom Eenvoudig omdat hij
daar een gevaar meent in te zien dat
volgens hem moet vermeden worden.
Bqgrijpt hem heel goed. Hij wil niet
zeggen dat de bond niet mag aangroei
en, hij wil zeggen dat de bond zich wel
moet uitbreiden meer en meer, maar dat
het gevaar.dat in een al te snellen aan
groei schuilt, in de kiem moet gedood
worden. Welk is dan dat groot gevaar
Om dit klaar en verstaanbaar te ma
ken voor iedereen, zal ik de geschiedenis
vertellen van een nieuwe afdeeling van
R. U. Z. die gesticht werd te... Ik moet
geen dorp noemen of ik zou ze allemaal
mogen noemen.
Bij zijn vriend Free heeft boer Hans-
sens in De Koornbloem de voordee-
lige prijzen van den bond gelezen en hij
heeft er aan zijn vrouw over gezaagd
Dat hij paard en kar heeft en plaat3 ge
noeg om ook een magazijn van R. U. Z.
te openen» En zijn Mie heeft op den lan
gen duur gezegd Wel, zaag, schrijf dan
maar ne keer naar Het Koornbloeme-
ken om de condities te weten. En Hans-
sens schrijft naar De Koornbloem
om astublieft met diepe groeten de con
dities te mogen weten voor het openen
van een magazijn. De kondities, dat wil
zeggen in 't plat vloms de voordeelen
die het oprichten van een plaatselijk ma
gazijn kan opbrengen. En als hij de kon
dities kent,begint hij te loopen bij vrien
den en kennissen en trekt ze naar een
vergadering waar twee heeren het
woord zullen voeren. En als die men-
schen dan de sprekers hooren zeggen
welke voordeelen de boerenbond Redt
U Zelvec van Aalst aan de landbou
wers van goeden wil geeft en wat hij
voor de landbouwersbelangen doet en
zal doen, dan slaat het hart van die
brave menschen in vuur en ze plakken
in hun eeltige handen en drukken de
sprekers de hand. Er wordt een glasje
gedronken en wat gemoedelijk gepraat.
Een bestuur wordt gekozen Hans-
sens is magazijnhouder de slimsten
laten zich voor De Koornbloem in
schrijven en de nieuwe afdeeling is ge
sticht. De waren komen bij Hanssens
toe en de leden halen er hun gerief. Dat
schijnt op sommige plaatsen al het leven
te zijn. Goddank, er zijn veel lofwaar
dige uitzonderingen 1 Wat zal er dan
terecht komen van het driedubbel doel
van R. U. Z. Daar is nog wel De
Koornbloem zult ge zeggen. Jawel, er
is nog De Koornbloem alle weken.
Maar ik zeg dat dit onvoldoende is.
Daar kan onder die leden geen broeder
geest bestaan, die alle landbouwers
moet bezielen, daar ontbreekt de band
die samenbindt, daar leeft niet het ge
dacht dat alle leden van een bond ver-
eenigt, daar bestaat geen bond volgens
de geest die alle ware Redtuzelvers be
zitten Dat zullen geen broeders zijn
dat zijn vreemdelingen in hun eigen
huis ze kennen de liefde niet van de
eigene goede Moeder die voor hen
zorgt
Daar ligt het gevaar, waarvan ik
spreek daar zit het spook Verjaag het
voor goed Hoe dan
Mijn naam is Jan, ik ben van den
dries en daarom heeft men mij in de
wandeling Jandries genoemd. Ewel, zoo
waar als mijn naam Jandries is, zoo
waar is het dat er een middel voor de
hand ligt om zonder slag of stoot dit ge
vaar voor altijd te vermijden. Wij moe
ten, in plaats van te wachten' tot men
ons uitnoodigt om te gaan spreken, van
zelfs van dorp tot dorp gaan en het
goede zaad openzaaien in de goede aar
de, want goed is de aarde. Er is zooveel
te doen. En dan zullen de menschen, die
zich later bij ons aansluiten, het deen na
rijp overleggen in de volle overtuiging
dat het hun plicht is zich met ons te ver
eenigen, omdat zij zullen begrijpen dat
gansch de Boerenstand te gelijk moet
opkomen voor de gezamenlijke belangen
van de boerenfamilie. Dan zullen de af-
deelingen van zelfs ontstaan, als bij too-
verslag en deze zullen van in hun begin
op vasten grondslag berusten.
Er liggen nog zooveel dorpen open
voor onze werkers dat is een vreedza
me veldtocht die moet aangevangen
worden, dat is een heilige kruistocht ons
door het algemeen welzijn van den
boerenstand als een zware zedelijke plicht
op onze schouders gelegd. Het mag niet
gezegd worden dat R. U. Z. een pure
finantieele onderneming is. Wij willen en
moeten onze volledige maatschappelijke
roeping volbrengen.
Wie daaraan zullen medewerken
al de jongeren in de bres zullen de
innige vreugde genieten en smaken die
in deze twee versjes voor hen verdoken
zit
Geen rijker kroon
Dan eigen schoon
Doch, daar moet iemand zijn die een
huishouden bestuurt, daar moet een man
zijn om een flinke onderneming te leiden,
daar moet ook een man gevonden wor
den om het plan, dat ik hier in te weini
ge woorden moest schetsen, af te werken
en uit te voeren.
Hierover wil ik een volgende maal
mijn stoute tong roeren.
J. ANDRIES.
Het Nederlanasch landbouwgestieht
van Rome werd ingericht met het inzicht
al de mogelijk landbouwinlichtingen te
verzamelen en ze verdeis kenbaar te
maken aan de belanghebbenden. Het
doet een oproep op de vreedzame mede
werking van alle volkeren om den toe
stand van den landbouw te verbeteren
en den zedelijken en maatschappelijken
peil der buitenfamilie te verheffen. Het
Nederlandsch landbouwgestieht geeft
inlichtingen nopens de oogsten hoe
veelheid en hoedanigheid-—van alle lan
den om aan de vereischten van verbrui
ker, handelaar en boer gemakkelijker te
voldoen, het geeft aanduidingen nopens
de landbouw-arbeid, het uit wijken enz.,
nopens het gezamenlijk bestrijden der
vijanden van huisdieren en planten, het
bewerkt de ontwikkeling van de lande
lijke samenwerking, van de verzekering,
van het landbouw-crediet enz.
Het landbouwgestieht van Rome heeft
ook niet nagelaten het vraagstuk van
het landbouwonder wijs te beoogen en
de vertegenwoordiger van het Belgisch
beheer van landbouw heeft, o. m., niet
lang geleden, een verslag nopens die be
langrijke kwestie ingezonden. Wat men
ook moge van denken het is grooten-
deels door de ontwikkeling van het
technisch en maatschappelijk onderwijs
of opvoeding dat zij den toestand van
den landbouwer zullen verbeteren. Zien
wij in andere landen, in Holland, in
Denemarken den peil van het landelijk
huisleven veel hooger staan dan hier
dan is zulks, te deele, te danken aan den
bijval die het onderwijs in die landen ge
noot.
Het verslag waarvan spraak hierbo-
|SE23SS3eg