REDT UI IZELVEN1 r Arbeid adelt De Ontvolking van den Buiten Hoe een boomgaard aangelegd Geen rijker kroon, dan eigen seboon 1 Landbouwweekblad het van Het Landbouwonderwijs en Wederlandsch landbouwgestieht Rome, moet steeds de 1 ïeus zijn van alle landbouwers. ZONDAG 7 MEI 1922. Prijs 10 centiemen. 4de JAAPGANG Nr 175. Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars. Men schryft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie GROOTE MARKT, 8, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Aalst. De medewerkers ziiu verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers In het hoofdartikel van De Koorn- bloem van 16 April wees de schrijver er op hoe talrijk de landbouwers en land- bouwwerklieden in België zijn, die nood gedwongen naar den vreemde trekken, om daar ofwel te boeren, ofwel boeren werk te doen. Er zijn zoowat 20,000 Belgen, die jaarlijks verplicht zijn op Franschen bo dem hun brood te gaan verdienen; daar enboven trokken van af den wapenstil stand tot op heden duizenden boeren- familien naar den vreemde, om zich daar te vestigen. Benevens die uitwijking naar den vreemde neemt het aantal buitenmen- schen, die naar de steden en nijverheids centrums verhuizen, nog gestadig toe. Intellectueele krachten, die zich met den boerenstiel bezig houden zijn er bijna nietdit is vooral kenschetsend, dat zoo weinigen zich toeleggen op hooger land bouwonderwijs, en dat bijna allen die hoogere landbouwstudiën doormaken, zulks doen met het vooruitzicht later landbouwingenieur, staatsagronoom of iets dergelijks te worden, geen enkele ervan wordt gewone boer. Die ontvolking van den buiten, dit wegtrekken der landbouwers en land- bouwwerklieden naar vreemde streken is dagelijks meer en meer waar te ne men en wordt zoo ernstig, dat men aan hoogerhand al eens bezorgd daarover nadenkt. Wie de groote rol kent, die de land bouw in ons staatshuishouden te ver vullen heeft, of wie een weinig van staatshuishoudkunde afweet, zal genoeg begrijpen dat dergelijke toestanden geenszins van aard zijn, om ons natio naal belang te dienen. De landbouw is een der voornaamste bronnen van ons économisch leven hoe meer hij voort brengt hoe min wij moeten invoeren en hoe economisch sterker wij dan worden. Al die uitwijkende krachten zijn nu ver loren voor ons vaderland, hun werken en zwoegen komt rechtstreeks ten goede aan vreemde natiën, terwijl wij hier over voldoende arbeidsveld beschikken om ze hier te lande te gebruiken. Terwijl die uitwijking meer en meer ons economisch en nationaal leven be- dadeeligt, duurt de tegen de landbou wers met den oorlog ingezette laster en verdrukkingscampagne ongeminderd voort. Dagelijks nog worden we ge brandmerkt met de vele schandnamen tijdens den oorlog ontstaan. Nog steeds zijn wij joden en sjacheraars, die om niets schijnen te leven dan om geld op te hoo- pen in onze koffers, en dagelijks nog kunnen wij de ondervinding opdoen, dat onze hoogere besturen van die misprij zing en verachting tegen ons niet zijn gevrijwaard. Hoe kunnen wij anders de regeeringsmaatregelen uitleggen die zoo talrijk en zoo schandadig tegen ons, on ze belangen en de rechtvaardigheid in- druischen. Die twee hier te lande heerschende toestanden zijn moeilijk met mekaar in verband te brengen, ze staan regelrecht tegen elkaar. Wilden onze bekampers en belagers daarover eens logisch nadenken, dan zouden ze zich moeilijk kunnen voorstel len, dat volgens hunne meening, de boe ren heel veel winnen, dat zij om niets leven dan om geld te vergaren en dat de landbouwers zoo talrijk zijn die de boer- derij in België vaarwel zeggen om ze in andere landen gaan te beginnen dan zouden ze het heel ongewoon moeten vinden dat zoovelen den buiten vluch ten om zich in d'een of d'andere stad tusschen de muren op te sluiten. Laat ons eens eventjes eene vergelij king maken tusschen 't leven en winnen der boeren vöör den oorlog, binst den oorlog en nu en 't leven en winnen der andere standen Voor den oorlog werden de landbou wers, de Vlaamsche landbouwers vooral aanzien als 't rebut van de samenleving. Het waren echte wroeters, die van 's morgends vroeg tot 's avonds laat wrochten als slaven en op 't einde van 't jaar niet eens den intrest van 't geld dat in hunne uitbating stak, konden weg leggen. Het weinige dat zij konden op zijde leggen, was geperst uit het zweet van hun eigen kinderen. En na een leven hard werken en zwoe gen waren het dan nog enkel ongehuwde broers en zusters, die steeds hadden samen gewerkt, die konden entwat ren tenieren op hun spaarcenten. Vaders en moeders van familiën moesten nog er gens bij 't een of ander gehuwd kind gaan inwonen. Hoe winstgevend het landbouwbedrijf was voor den oorlog, kan men afleiden uit het feit dat de lan delijke eigendommen der landbouwers in i België voor den oorlog meer dan één I milliard en half gehypothekeerd waren nemen wij nu dat voor die hypotheek een jaarlijksche rente moest opgebracht worden van 5 dan bedroeg die rente gezamentlijk kosten er in begrepen - 75,000,000 franken, zijnde bijna de helft van de zuivere opbrengst van den grond. Onder den oorlog hebben veel boe ren geld vergaard en men verwijt het hun op de bitterste wijze dat zij hun ver drukte medeburgers op de laaghartigste manier uitgebuit hebben. Dat er onder de boeren, zoowel als onder de andere standen, gevonden wer den en nog te vinden zijn die zeker geen hoogstaande edele figuren zijn, dat geef ik graag toe. Maar zijn het juist dezen niet die 't hardst schreeuwen op de boeren welke zooveel meer dan aan de boeren kan worden aangewreven? Zijn de daden van handelaars, nijve- raars en smokkelaars, die werkten en handelden voor de duitschers, niet hon derdmaal schandaliger Zijn de hande lingen van zoovele hooge personnage's die gedekt stonden achter de banier van Hulp- en Voedingskomiteit enCle, welke onder dien dekmantel duizenden en hon derd duizenden marken in hun zak sta ken, niet duizendmaal eerloozer Na den oorlog bleven de prijzen der landbouwwaren 3 a 4 maal hooger dan voor den oorlog, maar waren zij in even redigheid hooger dan de prijzen van andere waren en grondstoffen die de landbouwer zich moet aanschaffen Hebben de levensomstandigheden na den oorlog de finantieele toestand onzer boeren laten beter worden, heeft zulks zich ook niet voorgedaan voor andere standen En zouden deze laatste er nog niet veel beter aan toe zijn dan de land bouwers? Met een werkduurtijd van 8 uren wint een gewone werkman of bediende omtrent 20 fr. per dag. Nu laat ik mij eens bewijzen dat een boer die werkt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, die in plaats van 8 uren 14 a 16 uren werkt, een dagloon zou verdienen van 20 fr. Ga daarbij dan eens het verschil van leven na, van een landman en van een ander lid der sa menleving. Cijfer eens uit hoeveel on- noodige uitgaven deze laatste meer doet dan een boer en vraag u dan eens af hoe het toch komt dat wij zooveel geld zou den winnen, nog zooveel uren per dag werken dan anderen, zooveel min uitge ven dan anderen en toch zoo lang moe ten werken voor wij eenige honderden franken hebben bijeengegaard Zeker is het geen dankbare taak in de tegenwoordige omstandigheden de verdediging der landbouwers op zich te nemen, maar men moet durven de waar heid zeggen. Zoo de algeineene toestand voor ons niet veel veranderd, gaan wij spoedig terug naar de toestanden van voor den oorlog, Intusschentijd is de mentaliteit van de landbouwers veel hooger komen te staan en liever dan hun leven te slijten in sla venwerk en ontbering, zullen onze land bouwers verkiezen naar vreemde stre ken te trekken of in andere beroepen zich een meer menschwaardig bestaan te verschaffen. Dan eerst als ons economisch als na tionaal leven er zeer zal door geschaad zijn en onder geleden hebben, zal men aan hoogerhand tegen het kwaad begin nen middelen aan te wenden en zal men de landbouwpolitiek niet tegen maar in het voordeel der boeren trachten te richten. Dan ook zal de ontvolking van den buiten van lieverlede ophouden,dan zullen de landbouwers zich met liefde wijden aan hunnen stiel en zal de land bouw krachtig meehelpen om het land zedelijk en stoffelijk groot te maken. Hard-Labour. De weg van den eenzi zie leidt tot de vrouw. Een reiger die roeit vóór den snelleren wouw, Zoo loom en gejaagd is de jongelingVoort Door grassen en korens Gij beek, aan wier boord Hij droomerig blikte op een drijvend blad, Weerhoudt gij hem nog? Gij hobbelig pad, Vol distels en bramen, vermijdt hij u nog Laat bliksmen de maaiers, laat blaffen den dog Voort, voort, langs den molen, de smidse, de brug Voort, voort, met de zon in het merg van zijn rug Daar staat vóór een venster een blozende maagd Zij kent wie daar komt, zij weet wat hij vraagt. Reeds voelt ze, reeds hoort ze zijn haastigen stap, Zijn hand op de deur en zijn voet op den trap. Nu de armen om armen Hij jubelt, hij kust, En vindt op een kloppenden boezem weer rust. (Uit Toortsen van René De Clercq). Fruit- en Veeteelt gepaard. ONDERHOUDSZORGEM.—Deze zijn van tweeërlei aard deze toe te die nen onmiddellijk na de planting en de jaarlijksche. Een versch geplante fruitboom heeft een steun noodig deze hoeft ge te plaat sen vóór dat ge uw boom plant en dit om geen wortels te schaden. De steun wordt geplaatst naar den kant van waar de hevigste winden komen en het boomje wordt er aan vastgemaakt op de wijze dat het in loodrechte richting wordt gehouden en tevens niet belet wordt te zakken. De planting gebeurt voordeeligst in de maand November wanneer de blade ren gerezen zijn, de eerste koude dagen aanbreken en hevige vorst te verwachten is. Daarom is het geraadzaam versch stalmest aan den voet der boomen te leggen die de wortels warm houdt en tevens door de regenwaters geholpen voedende bestanddeelen in 't bereik der wortels brengt. Warm aan de voeten en koude aan 't hoofd vermijdt vele ziek ten en belooft weelderig ooft. Verders moet de boomgaard afgeslo ten worden. Als afsluiting zijn muren te kostelijk en van weinig nut. Daar valt hoegenaamd niet aan te denken. Hagen als doorn of herselaar zijn te verkiezen. Wanneer men zorg draagt ze met pin- draad te doorweven, weren ze niet al leen de koude winden af, maar beletten zelfs, begeerige tweevoeters in den boomgaard te dringen. Hier wil ik een weinig van mijn onderwerp afwijken om te wijzen op een groote kwaal, waaraan voornamelijk onze Vlaamsche jeugd lijdt. In Frankrijk zag ik de schoolkinderen tusschen dreven van appelboomen, langshenen wijngaardvelden heenstap pen, rijkbeladen met blozende appels en bekoorlijke wijntrossen, zonder dat bet hun zelfs in gedacht kwam er eens van te proeven. Dat gevoel van eerlijkheid zit nog niet vast in de harten onzer schoolbengels, want bij de minste be koring worden 't allen Eva's kinderen. In de nabijheid van de stad (want stads kinderen laten onder dit opzicht nog meer te wenschen over dan buitenkin deren) zijn doornhagen doorvlochten met pindraad aanbevelenswaardig. Daarom nu niet gedacht dat 'k doorn hagen wil opdringen, verre van daar, want 't zijn dikwijls broeinesten van rus pen en ander schadelijk ongedierte die bladeren van doorn schijnen te verkie zen. Bovendien verliezen die hagen hun bladeren binst den Winter en zijn wei nig koudafwerend. Vele landbouwers planten ook langs den Noordkant note- of kastanjeboomen om koude winden te breken. Dit kan ik niet goedkeuren wanneer fruit- en vee teelt moeten gepaard gaan. Van nctï- blaren hebben de dieren een grooten afkeer en willen op die plaats niet gra zen. De katjes van kastanje in 't gras gevallen, en door de beesten opgeëten, zijn oorzaak dat men van de melk der dieren die daar grazen, geen of zeer moeielijk boter kan bekomen. Men plant liever twee of drie rijen epicea's buiten de afsluiting natuurlijk dan alleen wan neer uw boomgaard een zekere uitge strektheid bezit. In die boomen komen de insektenetende vogels gaarne hun tenten opslagen en vangen overvloedig veel venijn in den boomgaard. Boven dien zijn ratten en muizen naar noten en kastanjen zeer gretig en die beestjes kun nen we op de hoeve best missen, we mogen ze dan ook geen lokaas geven. In de Lente, volgende op de planting, en vervolgens telkenjare op 't zelfde tijdstip, zal men de boomstammen be strijken^ met een mengsel van kalk, klei en koedrek. De schors wordt daardoor gaaf en effen gehouden, de insekten verscholen tusschen de reten der boom schors worden opgevangen bij 't afkrab ben en vernietigd, de verdamping langs de groene deelen der schorslaag wordt belet, werk dat beter door de bladeren geschiedt ep bijzonder bij jonge verplan te boomen. We hoeven nochfans onder dit op zicht niet meer te klagen. Overal ziet men deze doenwijzen in gebruik en dit zoowel bij jonge boomgaarden dan bij deze in volle opbrengst Moeten de boompjes het eerste jaar na de planti jg gesnoeid worden of niet Hier zijn de gedachten verschillend. Ik vind het niet geraadzaam, omdat de boomen reeds de teenen zij» ingekort en daardoor veel geleden hebben. Waar om ze dan nog berooven van een deel der takken, waar aan de voet der oogen bereidde sappen zitten, die ge wegsnoeit en voor dea boom verloren gaan. Me dunkt ware 't beter te wachten tot ge ziet waar uw boom naartoe gaat, of hij weelderig heeft hernomen of niet en hem dan behandelen volgens ge zelf oordeelt of hij zonder schade een snoeiïng mag ondergaan. L. HAEMS, Landbouwvoordrachtgever. Als ik dit versje van onzen gevierden Vlaamschen dichter Karei Ledeganck onder de oogen krijg, dan denk ik on middellijk en onbewust aan R. U. Z. Geen rijker kroon Dan eigen schoon En die man mocht die woorden zeg gen en schrijven, want wat hij later ge worden is had aan zich zeiven alleen te danken. Hij was eerst spoeler in een lin nenweverij, later hulpklerk op het stad huis te Eekloo, waarbij hij 's avonds nog wat boekhouden deed voor een handels huis. Hij leerde Fransch, Latijn en Grieksch alles op zijn eigen en volgde dan twee jaar en half de lessen aan de Gentsche hoogeschool, waar hij drie maal in de week te voet naartoe trok.Op dien korten tijd verkreeg hij den titel van doctor in de beide rechten, werd advo- kaat en vrederechter. Dat was dus een kroon van eigen schoon die hij verdiend had. Een kroon van eigen schoon moet ook zijn het werk, het streven, het doel van R. U. Z. Ik ben overtuigd dat de meerderheid van de landbouwers met mij zullen instemmen, als ik zeg dat men het zekerste middel moet gebruiken om de landbouwersbeweging tot een goed einde te brengen en dat ze Jandries ook gelijk zullen geven als hij zegt dat zich zelf redden het zekerste middel is. Waar men op vreemde krachten moet betrou wen,komt men dikwijls voor oogenblik- ken te staan, waarop die vreemde krachten ons plotseling in den steek la ten, juist als het er op aan zou komen meest door te werken. Daarom mag de leus die R. U.Z. koos een gulden spreuk worden genoemd de leus is goed Dat het driedubbel doel van R. U. Z. goed is, dat heb ik verleden week uit eengezet het doel is goed. De leus en het doel zijn goed maar zijn de middelen goed Tot nog toe: ja Maar voor de toekomst Hier op deze plaats, midden in dit ertikel zou ik een groot vraagteeken durven zetten in roo- den inkt. Als men bouwt, moet men bouwen op de rots, op vaste fundamenten, niet op drijfzand, want dan zal het huis niet lang recht staan. Beter en liever in een nederig huisje op vasten grond, dan in een paleis dat ondermijnd is of in een villa op een vuurberg. Wil dat zeggen dat wie de middelen bezit om zich een villa of een paleis te bouwen, in een arm hutteken moet blijven zitten Neen, dat ware te dwaas maar hij moet uit zijn oogen zien en bouwen op vasten grond. Voorziet vóór gij begint, Eer gij u bedrogen yindt. Wat doet Jandries dit zeggen Heeft hij iets gezien dat hem niet aanstaat, van iets gehoord dat niet in den haak is Al lemaal niets van alleen de groote voor uitgang van R. U. Z. doet hem aardig opkijken door de groote glazen van zijn bril. Waarom Eenvoudig omdat hij daar een gevaar meent in te zien dat volgens hem moet vermeden worden. Bqgrijpt hem heel goed. Hij wil niet zeggen dat de bond niet mag aangroei en, hij wil zeggen dat de bond zich wel moet uitbreiden meer en meer, maar dat het gevaar.dat in een al te snellen aan groei schuilt, in de kiem moet gedood worden. Welk is dan dat groot gevaar Om dit klaar en verstaanbaar te ma ken voor iedereen, zal ik de geschiedenis vertellen van een nieuwe afdeeling van R. U. Z. die gesticht werd te... Ik moet geen dorp noemen of ik zou ze allemaal mogen noemen. Bij zijn vriend Free heeft boer Hans- sens in De Koornbloem de voordee- lige prijzen van den bond gelezen en hij heeft er aan zijn vrouw over gezaagd Dat hij paard en kar heeft en plaat3 ge noeg om ook een magazijn van R. U. Z. te openen» En zijn Mie heeft op den lan gen duur gezegd Wel, zaag, schrijf dan maar ne keer naar Het Koornbloeme- ken om de condities te weten. En Hans- sens schrijft naar De Koornbloem om astublieft met diepe groeten de con dities te mogen weten voor het openen van een magazijn. De kondities, dat wil zeggen in 't plat vloms de voordeelen die het oprichten van een plaatselijk ma gazijn kan opbrengen. En als hij de kon dities kent,begint hij te loopen bij vrien den en kennissen en trekt ze naar een vergadering waar twee heeren het woord zullen voeren. En als die men- schen dan de sprekers hooren zeggen welke voordeelen de boerenbond Redt U Zelvec van Aalst aan de landbou wers van goeden wil geeft en wat hij voor de landbouwersbelangen doet en zal doen, dan slaat het hart van die brave menschen in vuur en ze plakken in hun eeltige handen en drukken de sprekers de hand. Er wordt een glasje gedronken en wat gemoedelijk gepraat. Een bestuur wordt gekozen Hans- sens is magazijnhouder de slimsten laten zich voor De Koornbloem in schrijven en de nieuwe afdeeling is ge sticht. De waren komen bij Hanssens toe en de leden halen er hun gerief. Dat schijnt op sommige plaatsen al het leven te zijn. Goddank, er zijn veel lofwaar dige uitzonderingen 1 Wat zal er dan terecht komen van het driedubbel doel van R. U. Z. Daar is nog wel De Koornbloem zult ge zeggen. Jawel, er is nog De Koornbloem alle weken. Maar ik zeg dat dit onvoldoende is. Daar kan onder die leden geen broeder geest bestaan, die alle landbouwers moet bezielen, daar ontbreekt de band die samenbindt, daar leeft niet het ge dacht dat alle leden van een bond ver- eenigt, daar bestaat geen bond volgens de geest die alle ware Redtuzelvers be zitten Dat zullen geen broeders zijn dat zijn vreemdelingen in hun eigen huis ze kennen de liefde niet van de eigene goede Moeder die voor hen zorgt Daar ligt het gevaar, waarvan ik spreek daar zit het spook Verjaag het voor goed Hoe dan Mijn naam is Jan, ik ben van den dries en daarom heeft men mij in de wandeling Jandries genoemd. Ewel, zoo waar als mijn naam Jandries is, zoo waar is het dat er een middel voor de hand ligt om zonder slag of stoot dit ge vaar voor altijd te vermijden. Wij moe ten, in plaats van te wachten' tot men ons uitnoodigt om te gaan spreken, van zelfs van dorp tot dorp gaan en het goede zaad openzaaien in de goede aar de, want goed is de aarde. Er is zooveel te doen. En dan zullen de menschen, die zich later bij ons aansluiten, het deen na rijp overleggen in de volle overtuiging dat het hun plicht is zich met ons te ver eenigen, omdat zij zullen begrijpen dat gansch de Boerenstand te gelijk moet opkomen voor de gezamenlijke belangen van de boerenfamilie. Dan zullen de af- deelingen van zelfs ontstaan, als bij too- verslag en deze zullen van in hun begin op vasten grondslag berusten. Er liggen nog zooveel dorpen open voor onze werkers dat is een vreedza me veldtocht die moet aangevangen worden, dat is een heilige kruistocht ons door het algemeen welzijn van den boerenstand als een zware zedelijke plicht op onze schouders gelegd. Het mag niet gezegd worden dat R. U. Z. een pure finantieele onderneming is. Wij willen en moeten onze volledige maatschappelijke roeping volbrengen. Wie daaraan zullen medewerken al de jongeren in de bres zullen de innige vreugde genieten en smaken die in deze twee versjes voor hen verdoken zit Geen rijker kroon Dan eigen schoon Doch, daar moet iemand zijn die een huishouden bestuurt, daar moet een man zijn om een flinke onderneming te leiden, daar moet ook een man gevonden wor den om het plan, dat ik hier in te weini ge woorden moest schetsen, af te werken en uit te voeren. Hierover wil ik een volgende maal mijn stoute tong roeren. J. ANDRIES. Het Nederlanasch landbouwgestieht van Rome werd ingericht met het inzicht al de mogelijk landbouwinlichtingen te verzamelen en ze verdeis kenbaar te maken aan de belanghebbenden. Het doet een oproep op de vreedzame mede werking van alle volkeren om den toe stand van den landbouw te verbeteren en den zedelijken en maatschappelijken peil der buitenfamilie te verheffen. Het Nederlandsch landbouwgestieht geeft inlichtingen nopens de oogsten hoe veelheid en hoedanigheid-—van alle lan den om aan de vereischten van verbrui ker, handelaar en boer gemakkelijker te voldoen, het geeft aanduidingen nopens de landbouw-arbeid, het uit wijken enz., nopens het gezamenlijk bestrijden der vijanden van huisdieren en planten, het bewerkt de ontwikkeling van de lande lijke samenwerking, van de verzekering, van het landbouw-crediet enz. Het landbouwgestieht van Rome heeft ook niet nagelaten het vraagstuk van het landbouwonder wijs te beoogen en de vertegenwoordiger van het Belgisch beheer van landbouw heeft, o. m., niet lang geleden, een verslag nopens die be langrijke kwestie ingezonden. Wat men ook moge van denken het is grooten- deels door de ontwikkeling van het technisch en maatschappelijk onderwijs of opvoeding dat zij den toestand van den landbouwer zullen verbeteren. Zien wij in andere landen, in Holland, in Denemarken den peil van het landelijk huisleven veel hooger staan dan hier dan is zulks, te deele, te danken aan den bijval die het onderwijs in die landen ge noot. Het verslag waarvan spraak hierbo- |SE23SS3eg

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1922 | | pagina 1