REDT U ZELVEN 1 Arbeid adelt floe een boomgaard aangelegd Gebrek aan Landboauiuierkkraehten Vefvalsebte Waren. Landbouwweekblad Het Sehurft der Aardappels (1) HET VERZORGEN VAN HOPPE moet steeds de leus zijn van alle landbouwers. Leest en verspreidt ons Blad. ZONDAG 3 SEPT. 1922. Prijs 10 centiemen. 4de JAARGANG Nr 192. Abonnementsprijs 5,00 (rank 's jaars. Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie QROOTE MARKT, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON Aalst. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers Het schurft der aardappels de rap pen zooals onze boeren zeggen is dit jaar zeer gemeen. Deze plaag kan, toen ze eene zekere ontwikkeling neemt, de prijs der aangetaste knollen op de markt doen verminderen. Wij achten het bijge volg nuttig deze ziekte eens van dichtbij na te zien en te onderzoeken of er soms geen middel is ze te vermijden. Men noemt het schurft eene ziekte die voor gevolg heeft rostachtige of bruine vlekken op den aardappel doen te verschijnen. Men ontwaardt ze meest altijd zoodra de schors van den aardap pel begint hard te worden. Later kun nen de vlekken gansch ineenloopen en de vrucht is soms geheel bedekt met een bruine schors. In welke omstandigheden ontwikkelt zich het schurft De inlich tingen die men hieromtrent ontvangt zijn meestal zeer uiteenloopend. Men ontwaardt schurft in zware vochtige, doch ook in lichte en droge gronden, met natte en met droge jaren. Wat er ook van zijn moge, het staat buiten kijf dat de scheikundige en phy- sische samenstelling van den grond en van den ondergrond een rechtstreek- schen en onrechtstreekschen invloed op de ziekte uitoefent. Men is het eens om het schurft toe te schrijven aan het toe passen van kalk, ja zelfs van potasch of van groote hoeveelheden paardenmest; in andere woorden men schrijft het toe aan den alkalischen of loogachtigen toe stand van den bodem. Integendeel is een midden met zure reactie, dus een zuren grond nadeelig voor de kwaal. Men is ook t'akkoord om de woekerende natuur der kwaal te herkennen. Ze wordt ver oorzaakt door bacteriën of zwammen, waarschijnlijk zwammen, die zich door sporen of zwamzaden voortzetten. Deze sporen kunnen groote koude zoowel als groote warmte doorstaan, ze kunnen dikwijls ongedeerd de verteringsorganen onzer huisdieren doorgaan. Men heeft bestatigd dat er verschei dene zwammen zijn die het schurft ver oorzaken en Wollenweber heeft er ver- schillige in zuivere kuituren afgezonderd. Voor 't algemeen worden ze gedood door een zure toestand van den bodem. Hieruit volgt dat vochtig weder de ont wikkeling van het schurft bevoordee- ligt in zware en zuurachtige gronden, want de stijging aan watergehalte ver mindert tijdelijk de zuurheid der bouw laag. Is de bodem integendeel loogach- tig, dan gebeurd het verkeerde, want hier zal het water de voor het schurft voordeelige alcalische reactie verminde ren. Korfom, en hoe aardig het ook moge schijnen, natte jaren bevoordee- ligen meestal het schurft in zware, voch tige gronden droge jaren integendeel doen het schurft in lichte en droge gron den ontwikkelen. Naar het schijnt kunnen alleen de nog groeiende knollen door het schurft aan getast worden. Over 't algemeen is de schade door het schurft berokkend van weinig be lang. De kiemen lijden er niet door. Niettemin kan het schurft de verkoop waarde verminderen door het verstoo- tend uitzicht dat het soms geeft. Het veroorzaakt ook soms een groot verlies bij het schillen en kan zelfs den aardap pel een wat waterachtigen smaak geven. In vochtige plaatsen kunnen de schurft- knobbels water opslorpen en verrotting in de hoopen teweegbrengen. 't Vervolgt. D. BRICOURT. Geef uw blad na lezing voort. Het kan niet genoeg gezegd en her haald worden de landbouwers moeten hun zeiven redden door samenwerking en vereeniging. In de samenwerking en vereeniging ligt de macht der standen. Het inpakken van het fruit. Het schoone weder, waarvan we de verledene week genoten hebben, heeft voorzeker den moed der landbouwers heropgebeurd de oogst is grootendeels binnen, de jagers worden ongeduldig het loof gekoesterd door de warme zon nestralen zal ook herleven en al hooren we hier en daar klachten, alles laat toch verhopen dat er dit jaar rapen zullen zijn en bijgevolg de schaarschte aan vee voeder minder groot ik zeg wel min groot, de rapen immers zijn te laat ge zaaid en al ware de groei nog min of meer regelmatig de opbrengst zal toch maar half en half zijn. 'k Ben eens nieuwsgierig of ons parlement dit jaar iets zal willen doen, om de landbouwers ter hulp te komen een goede pachtwet of wat minder lasten, iets dat voordee- lig is aan iedereen. Is 't weder gunstig voor de rapen, 't is 't ook voor 't fruit, dat verbetert van smaak en verfraait van kleur. Ge zult nog verwonderd zijn van de prachtige typen die op 24 September op de ten toonstelling van Aalst zullen komen, 't Fruit is gelukt en waren nu de prijzen wat hooger of konden we ons fruit rechtstreeksch naar Engeland verzenden er zou voorzeker een schoonen stuiver van binnenkomen. Nu, fruit verzenden is geen alle- daagsch werk en vermits ik de verledene week naar Landegem geweest ben om 't inpakken en 't verzenden van 't fruit eens van dichtbij te zien, ga ik aan de lezers van De Koornbloem er een kort, maar trouw verslag van geven en zonder omwegen er mijn gedacht van zeggen. De bergplaats van Landegem, daar waar 't fruit onder dak wordt gebracht, uitgelezen en ingepakt, is dicht bij het station gelegen en meet zoo iets van 10 m. breedte op 15 m. lengte. De ver trekken waar confituren, marmelade, fruitdranken en gelei worden gemaakt, staan ook dicht bij het station langs den overkant van de bergplaats. Voor het gemak van verzenden is er dus gezorgd, dit is al een belangrijk punt. Ze beschik ken er over het noodige materiaal als kooktoestellen, ketels, koelbakken, ma chines voor 't ontsteenen van kersen, 't bewerken en reinigen van appel- en peermoes, persen voor appel- en peer- cider, in een woord, al wat noodig is om fruit tot andere produkten te verwer ken. Terloops moet ik hier aanstippen dat deze machines en toestellen werke loos waren, om reden, dat ze van verle den jaar nog een ganschen stock confi turen bezitten, die ze nog niet aan den man hebben kunnen brengen. Een be wijs dat de Belgen weinig gebruik ma ken van confituren, marmelade of gelei, iets wat nog moet in de gebruiken van ons volk gebracht worden. Al de onder- produkten van fruit maken een goed koop, gezond en smakelijk voedsel uit en toch willen de Belgen ze niet veror beren. Daar ligt een veld te bewerken voor onze boerendochters om die pro dukten den weg naar de keuken te lee- ren kennen, 't Is jammer dat de Den- derkerlinne haar niet wil kenbaar ma ken, 'k zou graag met haar over dit punt eens willen spreken. M. Caudron zei 't nog niet lang geleden, dat het verwer ken van ons eigen fruit de rechte weg was, maar 'k voeg er aanstonds bij, dat de boerinnen ons die onderprodukten moeten leeren eten. Is 't niet spijtig dat er daar te Landegem een dood kapitaal van 25,000 fr. staat, enkel en alleen om dat de Belgen liever vet en boter op hun boterham smeren, in stede van dit af drijvend, suikerzoet en tot de spijsverte ring medehelpend voedsel. Voor 't inpakken van fruit beschikt men over een soort treuzelaar die toe laat bij middel van op- en afglijdende schuifkens en een houten afleidgoot, het fruit uit te lezen en in de tonnen te laten loopen, verders over manden voor het vervoeren van 't fruit, langwerpige ton nen verschillend van grootte en inhoud voor peren of appelen, verders wisschen mandjes, cieven genaamd, voor mij een inhoud hebbende van 1/4 rasière of viertel, voor 't verzenden van pruimen. De kuipjes worden afgedekt met een houten deksel, de wisschen mandjes met een stuk papier en 2 houten velgjes kruisgewijs over 't papier geplaatst. Bo venaan het deksel wordt het merk ge plaatst meldende inhoud en herkomst der tonnen, op 't papier staat iosg Jijks het merk der fabriek. De kuipkens ko men niet meer terug en worden dus me- deverkocht, de gekende mandjes komen soms terug en soms ook niet volgens ak koord. Om u ronduit mijn gedacht te zeggen is de verzending zooals ze daar te Landegem gedaan wordt nog vatbaar voor verbeteringen en in een volgend artikel wil ik er de lezers van De Koornbloem wel eens op de hoogte van brengen. L. HAEMS, Landbouwvoordrachtgever. Wij bedoelen hier bijzonder het ver zorgen van hoppebellen. Als men eene hopbel opent, bemerkt men aan den voet der schubben klierachtige organen die het voorkomen hebben van een geel poeder hopmeel, geelstof of lupuline genaamd. De lupuline wordt aanzien als het voornaamste onder de nuttige be- standdeelen der hopbellen. De lupuline bevat 1° De hopolie (huile essentielle) die den fijnen aangena- men geur aan het hopmeel verleent. Deze olie lost gedeeltelijk in het bier op en geeft het eenen fijnen en aangenamen smaak. 2° Samen met de schubben bevat zij de looistof (tanin) welke bij het klzren van bier onmisbaar is. De hoeveelheid looistof is een teeken van de hoedanig heid der hoppehoe meer looistof zij inhoudt, hoe meer andere nuttige stof fen er in aanwezig zijn. 3° De weeke hars (Rèsine molle) en de bittere stoffen. De weeke hars vooral speelt een groote rol in het bier. Zij ver traagt de alcoolische gisting en zoolang deze bestaat kunnen zich bij het bier geene ziektekiemen voordoen. Om het bederf te voorkomen, dient er in het bier eene zekere hoeveelheid weeke hars op gelost te zijn. De looistof en de weeke hars oxydeeren gemakkelijk. Met ge plukte hop bloot te stellen aan het zon nelicht, gaat er reeds een gedeelte looi stof in galzuur over en verandert de weeke hars in harde. Galzuur en harde hars zijn voor de brouwerij totaal zon der nut. Door een te hooge hitte bij het dro gen wordt deze omzetting insgelijks zeer bevoordeeligd. Zooals men uit voorgaande kan sa menvatten, heeft de hoppe maar waarde naar gelang zij voornoemde stoffen in min of meer groote mate bevat. Hop op goede grond gekweekt, doelmatig be mest en goed verzorgd, wordt ons door de natuur geschonken, met die goede hoedanigheden bedeeld; het is dus aan de kweekers en in hun eigen voordeel dit goed werk door onverschilligheid of nalatigheid niet te bederven, maar inte gendeel al het mogelijke te doen, om door hun goede zorgen de waarde dezer kostelijke vrucht te vermeerderen. Hierom moeten wij de hoppe goed laten rijp worden, goed plukken en dro gen met veel zorg. De hoppe is rijp als zij in den hoog- sten graad die nuttige bestanddeelen be vat, welke wij ervan kunnen bekomen, volgens de weergesteltenis, de soort, de streek, den grond enz. Rijpe hoppe is kenbaar aan de vol gende teekens zij krijgt eene geel-groe ne kleur, eene rijpe hopbel, tusschen den vinger genepen, 1 erneemt na de loslating spoedig haren vroegeren vorm. Het juiste tijdstip weten te bepalen, is niet van belang ontbloot, daar de bellen als dan de meest nuttige elementen inhou den. Het plukken moet dus met spoed en op een kort tijdstip geschieden daarom kunnen wij de hoppeplanters niet genoeg aanzetten verscheidene soorten te kweeken die achtereenvol gend rijp zijn. Hoe moet de hoppe geplukt worden Men heeft verschillige plukwijzen. "Bel leken één en zonder bladeren. Zooveel mogelijk moet iedere bel afzonderlijk worden afgetrokken, twee of drie bellen nevens elkander staande mogen behou den blijven, doch altijd met zeer korte steeltjes geschonden, beschimmelde of doorgeschoten (baardemans) moeten op zij geworpen worden. Belleken tros hier mogen verschillige bellen samen afgerukt worden, doch altijd met korte stelen, geschondene of slechte moeten in elk geval verwijderd. De hoppe moet in afwachting van den droogast goed bewaard worden, niet te dik opgehoopt, om verhitting te vermijden goed bewaard tegen lucht. De zuurstof der lucht verandert de looi stof in galzuur en hervormt tevens de harsen in bittere stoffen, terwijl het de bellen bruin maakt. De hoppe moet dan ook met zorg gedroogd worden slecht gedroogd, verliest de beste hoppe hare nuttige bestanddeelen die totaal ver dwijnen ofwel schadelijke veranderingen ondergaan. Erger nog is 't als de hoppe onvol doende gedroogd is of te veel water behelst. Zeker, de zorgelooze pluk heeft er aan medegeholpen, doch 't is hoofd zakelijk de slechte droging, die onze faam bij den vreemde ten onder bracht. Het drogen heeft voor doel uit de groene hoppe eene zekere hoeveelheid water weg te drijven, om het vervoeren en het bewaren der bellen toe te laten het moet geschieden op een goede droogast, aangebracht in vorm van ka mer met een goede trekschouw erop. Het is voornamelijk de luchtstroom, te weeggebracht door gezegde trekschouw, die het drogen der bellen bevordert, zonder hare schoone kleur en hoedanig heid te benadeeligen, daar zij het zwee- ten der hop belet. Dit zweeten gebeurt door dat de lucht van waterdamp zwan ger, door de hoplaag dringende in aan raking komt met de bovenste koude bel- lenlaag of met de koude lucht verdikt en waterdruppeltjes vormt, welke aan de bellen vastkleven of er op terugvallen. De bellenlaag op de droogtafel mag ook nooit te dik zijn en de 15 cm. niet over schrijden. Men moet voorkomen de rook door de bellenlaag te laten doorgaan, hierom moet men zorgen den hopast zoo te maken dat men den rook door buizen afleiden kan. Het vuur moet zacht aangestookt worden, den warmtegraad trapsgewijze doen stijgen, doch nooit boven de 45 graden. Het solferen mag maar gebeu ren wanneer de hop bijna droog is en nooit overtollig. Zeker, het solferen is noodig voor het bewaren der hoppe, doch het gebeurt dikwijls om gebreken er achter te verbergen. Het is natuurlijk dat droge bellen op een goeden zolder moeten bewaard worden. Zooals wij hooger zegden is de hop, wanneer zij aan den staak hangt, van voldoende hoedanigheid en zou kunnen met de beste streken wedijveren. Het is door de slechte zorgen dat de faam van dit nationaal produkt zoo erg gedaald is; weliswaar hebben wij ons van ons gou vernement niet te beloven voor be- schermmiddelen die het zou kunnen ge nomen hebben, t. z. naar het voorbeeld van ons omringende landen door maat regelen aan de grens, uitheemsche waren te beletten eene doodelijke concurrentie aan de inlandsche hop te doen. Maar het is bijzonder en op de eerste plaats aan de hoppekweekers 1° De noodige zorgen te besteden om de hoppe ingoede voorwaarden te kunnen afleveren 2° door samenwerking druk uit te oefenen op de bevoegde besturen, om verval- sching in tweede hand te beletten en die maatregelen te treffen die noodig zijn om de vreemde mededinging voor onze inlandsche hopboeren onschadelijk te maken. R. U. Z. Overal op onze dagen wordt er ge klaagd over gebrek aan landbouwwerk- krachten. Zeker en vast is het, dat indien onze Vlaamsche landbouwwerk- lieden er niet waren, de Waalsche land bouwexploitanten er moeilijk zouden toekomen om hun hedendaags land bouwbedrijf degelijk en zoo winstge vend als nu uittevoeren. Reeds voor den oorlog, doch niet zoo kenmerkend als nu, bestond dezen toestand. De land bouw vroeg overal handenarbeid. Wij zagen hier in onze streek verscheidene kleine landbouwers met hun blauwen reiszak op de schouders jaarlijks optrek ken naar de verschillige landbouwge- westen van Frankrijk, om er den bee- ten- en graanoogst te gaan doen. Moes ten wij u zeggen dat vöör den oorlog jaarlijks 40,000 Belgische landbouw- werklieden tijdelijk hun haardstede ver lieten, om in Frankrijk landbouwarbeid te gaan verrichten, ge zoudt het mis schien moeilijk kunnen gelooven, De statistieken leveren er ons een klaar be wijs van. Er waren 22000 uitwijkelingen uit Oost-Vlaanderen, 12000 uit West- Vlaanderen, 5000 uit Henegouwen en 2000 uit de overige provinciën. Daarbij komen nog duizend werklieden die jaar lijks uitweken naar Duitschland, Hol land en Luxemburg. Wanneer men nu deze cijfers goed beschouwt en men rekening houdt, dat er volgens de statistieken 52,354 land- bouwwerklieden waren in Oost-Vlaan deren, en er van deze jaarlijks 22,000 uitweken naar Frankrijk, dan komt men tot het besluit dat er op 100 landbouw- werklieden 42 tijdelijk konden gemist worden. In Frankrijk klaagt men hedendaags veel meer als hier bij ons over gebrek aan landbouwwerkkrachten. Zoodanig is dit waar dat verschillige groote land- bouwexploi'anten een schrijven gericht hebben aan den Franschen Minister der verwoeste gewesten door tusschenkomst van het landbouwsyndicaat der omge ving Parijs. Het schrijven kan in korte woorden weergegeven worden alsvolgt: Een groot getal onzer landbouwers gebruikten vroegere jaren Belgische landbouwwerklieden om hier in Frank rijk den. beetenoogst te bewerken; maar dit jaar komen de verwachte werklie den niet, gezien naar het schijnt het grootste deel er van aangewerfd is door den dienst der verwoeste gewesten. Deze diensten geven loonen die onge lukkig door onze landbouwers niet kun nen aangeboden worden. Daaruit volgt natuurlijk een groot gebrek aan land bouwwerklieden wat onmisbaar is voor de landbouwexploitatie waarvan de be langrijkheid u voorzeker niet onbekend is. Ook zou ik u zeer dankbaar zijn, wil- det gij de noodige maatregelen nemen ten opzichte der diensten die van uw ministerie afhangen, om de aanwerving van Belgische landbouwwerklieden te doen staken zoolang de noodwendighe den van den landbouw hier in ons land niet voldaan zijn In vele midden vraagt men zich af welk het antwoord zal zijn van den Franschen minister der verwoeste ge westen. Dit antwoord immers berust op vele moeilijkheden, daar deze aanvraag om zoo te zeggen voor doel heeft onze Belgische landbouwwerklieden te ver plichten een kleiner loon te aanvaarden voor het bewerken der suikerbeeten. De Fransche statistieken van verle den jaar vergelijkende met deze van voor den oorlog, doen ons zien dat Frankrijk in 1921 slechts beschikte over den helft der Belgische werkkrachten van voor den oorlog. Immers er waren in dit land gedurende 't jaar 1921 geza menlijk werkzaam aan den landbouw 20,737 Belgen verdeeld alsvolgt 19,463 mannen, 850 vrouwen en 424 kinderen. Rekening houdende met deze cijfers en met hèt feit dat Frankrijk de laatste jaren eene groote uitbreiding ge geven heeft aan de teelt van suikerbee ten, begrfjpt men licht in welke moei lijke toestanden sommige groote land bouwexploitanten zich bevinden. Wat ons land hier betreft, de tijde lijke uitwijkingen naar de groote her stellingswerken heeft ons ook wel ge troffen, doch niet zoo zeer als in Frank rijk. Het hedendaags stelsel in België van het acht-uren-werk laat toe aan sommige onzer landbouwers hier en daar werkvolk te vinden, hetwelk wil lende gebruik maken van hun ledigen tijd om een bijkomende winst te verwe zenlijken, een handje toesteken aan hunne geburen landbouwers. Zulke ge vallen treft men meer aan in de Walen- streek, waar sommige werklieden eene overeenkomst sluiten met hunne nabu rige landbouwexploitanten, om na hun 8-urenwerk, geholpen door vrouwen en kinderen, de beetenoogst te bewerken. Een tweede rede waarom onze voor raad aan landbouwwerkkrachten niet zoo schaarsch is als in Frankrijk, is wel deze dat bij ons de landbouwmachienen eene grootere uitbreiding genomen heb ben als in voornoemd land. Laat ons immers eens rondzien elk in zijne streek, en wij zullen op verschillige hoeven maaimachienen, pikmachienen. dorsch- machienen vinden, daar waar er zelfs voor den oorlog nog geen spraak van was. Een derde rede en waarop wij de aandacht moeten vestigen, is de hulp der kleine landbouwers verleend aan de grootere, die in ruil met hun gespan en landbouwmachienen het land zal helpen bewerken van den kleine. Die hulp van den kleinen landbouwer aan den groo- ten en wederzijdsch die hier in onze streken van groote beteekenis is, heeft voor den landbouw de heilzaamste en gelukkigste gevolgen. Wanneer wij op onze dagen een dag blad openslaan, en in de rubriek der rechtbanken een oogslag werpen, lezen wij nu en dan: Landbouwer X gestraft met zooveel boet en zooveel kosten voor melkvervalschingen. Die straffen zijn gewoonlijk zeer streng en laat het ons maar zeggen veel te groot in verge lijking met de gedane overtreding. Wij willen hier geen pleidooi doen ten voor- deele der melkvervalschers, of noch hun verschoonen, want wij keuren zulks ten volle af, en zijn volledig t'akkoord dat zulke overtredingen mogen gestraft wor den. Maar wij willen toch de zaak van wat dichterbij eens beschouwen, en ook eens gelijk men zegt de keerzijde der medalie nazien. Daarom deelen wij hierop de opmer kingen mede welke M. Peiffer, Staats- landbouwkundige te Dendermonde, in het midden brengt. Ziehier Natuurlijk komen er straffen tegen de melkvervalschers te pas, maar wij be grijpen niet goed waarom men zich zoo streng in dit geval toont, terwijl er zoo veel knoeierijen nagenoeg ongehinderd en zelfs volkomen vrij gebeuren. Bier, zoo meenden wij, moest uit gerst en hop vervaardigd worden, maar wan neer men een prospectus van brouwerij artikelen in handen krijgt, leest men daarin salycielzuur, kwasia, looizuur, palmbladers, koriander, glucosesuiker, en eene ongelooflijke lange reeks van stoffen welke meestendeels schadelijk kunnen worden. Zoo gaat het met vele andere handels artikelen in de nijverheid bestaat er volle vrijheid om katoen onder de wol te mengen, om kleerstoffen te maken, te vervoeren en te verkoopen, oude kousen worden gekardeerd, gesponnen en ge weven en 't is pure laine Worsten maakt men van vleesch welk natuurlijk eerst zou moeten goedgekeurd zijn, maar als ge verneemt dat 't reeds ver gevorderd was toen het gemalen werd, of indien gij hebt hooren zeggen dat er een platte mutten binnenge komen is, durf ook maar een woord reppen zonder goede bewijzen, men zal u bij de tong nemen, voor 't gerecht da gen en en gij zult er waarschijnlijk met geen 200 frank vanaf komen want zoo lang er geen menschen ziek worden, zal de verkoop nog zoo gauw niet gestoord worden. Men mag samengestelde vetstoffen verhandelen en wie heeft er zich te be moeien met de oliesoorten welke in de margarine gedaan worden Maar de boer die boter verkoopt welke de zuiver heid niet volkomen daarstelt, dien zal men gauw vast nemen, en met reden overigens, voorbeeldig straffen. Nochtans, hoeveel waren met onvol doende gehalte of hoedanigheid komen er niet in den handel en indien de koop man betrapt wordt, trekt hij zich niet uit den slag met het verschil te vergoeden Te Gent worden 700 personen ziek na gekapt geëten te hebben, drie zijn er gestorven en onlangs kwam de zaak voor de rechtbank. De experten kwamen verklaren dat de dood der overledenen niet aan het gekapt mocht toege schreven worden. Een der betichte ge raakte er van af met 50 fr., de andere met 200 fr. Waarom dan zulke strengheid waa neer er in de melk water voorkomt dat in zichzelf onschadelijk is en overigens gemakkelijk kan waargenomen worden (1) In ons voorgaand artikel hebben wij ge sproken van eene koe die jaarlijks 237 kgr. boter gaf. Men gelieve te lezen 337 kgr. Naar wij ver nemen heeft M. Caudron nog vrij wat beters ge zien in Holland. Rede te meer opdat wij ook met vasten tred den weg van den vooruitgang zouden inslaan.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1922 | | pagina 1