REDT U
ZELVEN
1
Arbeid adelt
floe een boomgaard
aangelegd
Gebrek aan
Landboauiuierkkraehten
Vefvalsebte Waren.
Landbouwweekblad
Het Sehurft
der Aardappels (1)
HET VERZORGEN
VAN HOPPE
moet steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
Leest en verspreidt
ons Blad.
ZONDAG 3 SEPT. 1922.
Prijs 10 centiemen.
4de JAARGANG Nr 192.
Abonnementsprijs 5,00 (rank 's jaars.
Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie QROOTE MARKT, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON Aalst.
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
Het schurft der aardappels de rap
pen zooals onze boeren zeggen is dit
jaar zeer gemeen. Deze plaag kan, toen
ze eene zekere ontwikkeling neemt, de
prijs der aangetaste knollen op de markt
doen verminderen. Wij achten het bijge
volg nuttig deze ziekte eens van dichtbij
na te zien en te onderzoeken of er soms
geen middel is ze te vermijden.
Men noemt het schurft eene ziekte
die voor gevolg heeft rostachtige of
bruine vlekken op den aardappel doen
te verschijnen. Men ontwaardt ze meest
altijd zoodra de schors van den aardap
pel begint hard te worden. Later kun
nen de vlekken gansch ineenloopen en
de vrucht is soms geheel bedekt met een
bruine schors. In welke omstandigheden
ontwikkelt zich het schurft De inlich
tingen die men hieromtrent ontvangt
zijn meestal zeer uiteenloopend.
Men ontwaardt schurft in zware
vochtige, doch ook in lichte en droge
gronden, met natte en met droge jaren.
Wat er ook van zijn moge, het staat
buiten kijf dat de scheikundige en phy-
sische samenstelling van den grond en
van den ondergrond een rechtstreek-
schen en onrechtstreekschen invloed op
de ziekte uitoefent. Men is het eens om
het schurft toe te schrijven aan het toe
passen van kalk, ja zelfs van potasch of
van groote hoeveelheden paardenmest;
in andere woorden men schrijft het toe
aan den alkalischen of loogachtigen toe
stand van den bodem. Integendeel is een
midden met zure reactie, dus een zuren
grond nadeelig voor de kwaal. Men is
ook t'akkoord om de woekerende natuur
der kwaal te herkennen. Ze wordt ver
oorzaakt door bacteriën of zwammen,
waarschijnlijk zwammen, die zich door
sporen of zwamzaden voortzetten. Deze
sporen kunnen groote koude zoowel als
groote warmte doorstaan, ze kunnen
dikwijls ongedeerd de verteringsorganen
onzer huisdieren doorgaan.
Men heeft bestatigd dat er verschei
dene zwammen zijn die het schurft ver
oorzaken en Wollenweber heeft er ver-
schillige in zuivere kuituren afgezonderd.
Voor 't algemeen worden ze gedood
door een zure toestand van den bodem.
Hieruit volgt dat vochtig weder de ont
wikkeling van het schurft bevoordee-
ligt in zware en zuurachtige gronden,
want de stijging aan watergehalte ver
mindert tijdelijk de zuurheid der bouw
laag. Is de bodem integendeel loogach-
tig, dan gebeurd het verkeerde, want
hier zal het water de voor het schurft
voordeelige alcalische reactie verminde
ren. Korfom, en hoe aardig het ook
moge schijnen, natte jaren bevoordee-
ligen meestal het schurft in zware, voch
tige gronden droge jaren integendeel
doen het schurft in lichte en droge gron
den ontwikkelen.
Naar het schijnt kunnen alleen de nog
groeiende knollen door het schurft aan
getast worden.
Over 't algemeen is de schade door
het schurft berokkend van weinig be
lang. De kiemen lijden er niet door.
Niettemin kan het schurft de verkoop
waarde verminderen door het verstoo-
tend uitzicht dat het soms geeft. Het
veroorzaakt ook soms een groot verlies
bij het schillen en kan zelfs den aardap
pel een wat waterachtigen smaak geven.
In vochtige plaatsen kunnen de schurft-
knobbels water opslorpen en verrotting
in de hoopen teweegbrengen.
't Vervolgt. D. BRICOURT.
Geef uw blad na lezing voort.
Het kan niet genoeg gezegd en her
haald worden de landbouwers moeten
hun zeiven redden door samenwerking
en vereeniging. In de samenwerking en
vereeniging ligt de macht der standen.
Het inpakken van het fruit.
Het schoone weder, waarvan we de
verledene week genoten hebben, heeft
voorzeker den moed der landbouwers
heropgebeurd de oogst is grootendeels
binnen, de jagers worden ongeduldig
het loof gekoesterd door de warme zon
nestralen zal ook herleven en al hooren
we hier en daar klachten, alles laat toch
verhopen dat er dit jaar rapen zullen
zijn en bijgevolg de schaarschte aan vee
voeder minder groot ik zeg wel min
groot, de rapen immers zijn te laat ge
zaaid en al ware de groei nog min of
meer regelmatig de opbrengst zal toch
maar half en half zijn. 'k Ben eens
nieuwsgierig of ons parlement dit jaar
iets zal willen doen, om de landbouwers
ter hulp te komen een goede pachtwet
of wat minder lasten, iets dat voordee-
lig is aan iedereen.
Is 't weder gunstig voor de rapen, 't
is 't ook voor 't fruit, dat verbetert van
smaak en verfraait van kleur. Ge zult
nog verwonderd zijn van de prachtige
typen die op 24 September op de ten
toonstelling van Aalst zullen komen,
't Fruit is gelukt en waren nu de prijzen
wat hooger of konden we ons fruit
rechtstreeksch naar Engeland verzenden
er zou voorzeker een schoonen stuiver
van binnenkomen.
Nu, fruit verzenden is geen alle-
daagsch werk en vermits ik de verledene
week naar Landegem geweest ben om
't inpakken en 't verzenden van 't fruit
eens van dichtbij te zien, ga ik aan de
lezers van De Koornbloem er een
kort, maar trouw verslag van geven en
zonder omwegen er mijn gedacht van
zeggen.
De bergplaats van Landegem, daar
waar 't fruit onder dak wordt gebracht,
uitgelezen en ingepakt, is dicht bij het
station gelegen en meet zoo iets van
10 m. breedte op 15 m. lengte. De ver
trekken waar confituren, marmelade,
fruitdranken en gelei worden gemaakt,
staan ook dicht bij het station langs den
overkant van de bergplaats. Voor het
gemak van verzenden is er dus gezorgd,
dit is al een belangrijk punt. Ze beschik
ken er over het noodige materiaal als
kooktoestellen, ketels, koelbakken, ma
chines voor 't ontsteenen van kersen,
't bewerken en reinigen van appel- en
peermoes, persen voor appel- en peer-
cider, in een woord, al wat noodig is om
fruit tot andere produkten te verwer
ken. Terloops moet ik hier aanstippen
dat deze machines en toestellen werke
loos waren, om reden, dat ze van verle
den jaar nog een ganschen stock confi
turen bezitten, die ze nog niet aan den
man hebben kunnen brengen. Een be
wijs dat de Belgen weinig gebruik ma
ken van confituren, marmelade of gelei,
iets wat nog moet in de gebruiken van
ons volk gebracht worden. Al de onder-
produkten van fruit maken een goed
koop, gezond en smakelijk voedsel uit
en toch willen de Belgen ze niet veror
beren. Daar ligt een veld te bewerken
voor onze boerendochters om die pro
dukten den weg naar de keuken te lee-
ren kennen, 't Is jammer dat de Den-
derkerlinne haar niet wil kenbaar ma
ken, 'k zou graag met haar over dit punt
eens willen spreken. M. Caudron zei
't nog niet lang geleden, dat het verwer
ken van ons eigen fruit de rechte weg
was, maar 'k voeg er aanstonds bij, dat
de boerinnen ons die onderprodukten
moeten leeren eten. Is 't niet spijtig dat
er daar te Landegem een dood kapitaal
van 25,000 fr. staat, enkel en alleen om
dat de Belgen liever vet en boter op hun
boterham smeren, in stede van dit af
drijvend, suikerzoet en tot de spijsverte
ring medehelpend voedsel.
Voor 't inpakken van fruit beschikt
men over een soort treuzelaar die toe
laat bij middel van op- en afglijdende
schuifkens en een houten afleidgoot, het
fruit uit te lezen en in de tonnen te laten
loopen, verders over manden voor het
vervoeren van 't fruit, langwerpige ton
nen verschillend van grootte en inhoud
voor peren of appelen, verders wisschen
mandjes, cieven genaamd, voor mij een
inhoud hebbende van 1/4 rasière of
viertel, voor 't verzenden van pruimen.
De kuipjes worden afgedekt met een
houten deksel, de wisschen mandjes met
een stuk papier en 2 houten velgjes
kruisgewijs over 't papier geplaatst. Bo
venaan het deksel wordt het merk ge
plaatst meldende inhoud en herkomst
der tonnen, op 't papier staat iosg Jijks
het merk der fabriek. De kuipkens ko
men niet meer terug en worden dus me-
deverkocht, de gekende mandjes komen
soms terug en soms ook niet volgens ak
koord. Om u ronduit mijn gedacht te
zeggen is de verzending zooals ze daar
te Landegem gedaan wordt nog vatbaar
voor verbeteringen en in een volgend
artikel wil ik er de lezers van De
Koornbloem wel eens op de hoogte
van brengen.
L. HAEMS,
Landbouwvoordrachtgever.
Wij bedoelen hier bijzonder het ver
zorgen van hoppebellen. Als men eene
hopbel opent, bemerkt men aan den voet
der schubben klierachtige organen die
het voorkomen hebben van een geel
poeder hopmeel, geelstof of lupuline
genaamd. De lupuline wordt aanzien als
het voornaamste onder de nuttige be-
standdeelen der hopbellen.
De lupuline bevat 1° De hopolie
(huile essentielle) die den fijnen aangena-
men geur aan het hopmeel verleent.
Deze olie lost gedeeltelijk in het bier op
en geeft het eenen fijnen en aangenamen
smaak.
2° Samen met de schubben bevat zij
de looistof (tanin) welke bij het klzren
van bier onmisbaar is. De hoeveelheid
looistof is een teeken van de hoedanig
heid der hoppehoe meer looistof zij
inhoudt, hoe meer andere nuttige stof
fen er in aanwezig zijn.
3° De weeke hars (Rèsine molle) en de
bittere stoffen. De weeke hars vooral
speelt een groote rol in het bier. Zij ver
traagt de alcoolische gisting en zoolang
deze bestaat kunnen zich bij het bier
geene ziektekiemen voordoen. Om het
bederf te voorkomen, dient er in het bier
eene zekere hoeveelheid weeke hars op
gelost te zijn. De looistof en de weeke
hars oxydeeren gemakkelijk. Met ge
plukte hop bloot te stellen aan het zon
nelicht, gaat er reeds een gedeelte looi
stof in galzuur over en verandert de
weeke hars in harde. Galzuur en harde
hars zijn voor de brouwerij totaal zon
der nut.
Door een te hooge hitte bij het dro
gen wordt deze omzetting insgelijks zeer
bevoordeeligd.
Zooals men uit voorgaande kan sa
menvatten, heeft de hoppe maar waarde
naar gelang zij voornoemde stoffen in
min of meer groote mate bevat. Hop op
goede grond gekweekt, doelmatig be
mest en goed verzorgd, wordt ons door
de natuur geschonken, met die goede
hoedanigheden bedeeld; het is dus aan
de kweekers en in hun eigen voordeel
dit goed werk door onverschilligheid of
nalatigheid niet te bederven, maar inte
gendeel al het mogelijke te doen, om
door hun goede zorgen de waarde dezer
kostelijke vrucht te vermeerderen.
Hierom moeten wij de hoppe goed
laten rijp worden, goed plukken en dro
gen met veel zorg.
De hoppe is rijp als zij in den hoog-
sten graad die nuttige bestanddeelen be
vat, welke wij ervan kunnen bekomen,
volgens de weergesteltenis, de soort, de
streek, den grond enz.
Rijpe hoppe is kenbaar aan de vol
gende teekens zij krijgt eene geel-groe
ne kleur, eene rijpe hopbel, tusschen den
vinger genepen, 1 erneemt na de loslating
spoedig haren vroegeren vorm. Het
juiste tijdstip weten te bepalen, is niet
van belang ontbloot, daar de bellen als
dan de meest nuttige elementen inhou
den. Het plukken moet dus met spoed
en op een kort tijdstip geschieden
daarom kunnen wij de hoppeplanters
niet genoeg aanzetten verscheidene
soorten te kweeken die achtereenvol
gend rijp zijn.
Hoe moet de hoppe geplukt worden
Men heeft verschillige plukwijzen. "Bel
leken één en zonder bladeren. Zooveel
mogelijk moet iedere bel afzonderlijk
worden afgetrokken, twee of drie bellen
nevens elkander staande mogen behou
den blijven, doch altijd met zeer korte
steeltjes geschonden, beschimmelde of
doorgeschoten (baardemans) moeten op
zij geworpen worden. Belleken tros
hier mogen verschillige bellen samen
afgerukt worden, doch altijd met korte
stelen, geschondene of slechte moeten
in elk geval verwijderd.
De hoppe moet in afwachting van
den droogast goed bewaard worden,
niet te dik opgehoopt, om verhitting te
vermijden goed bewaard tegen lucht.
De zuurstof der lucht verandert de looi
stof in galzuur en hervormt tevens de
harsen in bittere stoffen, terwijl het de
bellen bruin maakt. De hoppe moet dan
ook met zorg gedroogd worden slecht
gedroogd, verliest de beste hoppe hare
nuttige bestanddeelen die totaal ver
dwijnen ofwel schadelijke veranderingen
ondergaan.
Erger nog is 't als de hoppe onvol
doende gedroogd is of te veel water
behelst. Zeker, de zorgelooze pluk heeft
er aan medegeholpen, doch 't is hoofd
zakelijk de slechte droging, die onze
faam bij den vreemde ten onder bracht.
Het drogen heeft voor doel uit de
groene hoppe eene zekere hoeveelheid
water weg te drijven, om het vervoeren
en het bewaren der bellen toe te laten
het moet geschieden op een goede
droogast, aangebracht in vorm van ka
mer met een goede trekschouw erop.
Het is voornamelijk de luchtstroom, te
weeggebracht door gezegde trekschouw,
die het drogen der bellen bevordert,
zonder hare schoone kleur en hoedanig
heid te benadeeligen, daar zij het zwee-
ten der hop belet. Dit zweeten gebeurt
door dat de lucht van waterdamp zwan
ger, door de hoplaag dringende in aan
raking komt met de bovenste koude bel-
lenlaag of met de koude lucht verdikt en
waterdruppeltjes vormt, welke aan de
bellen vastkleven of er op terugvallen.
De bellenlaag op de droogtafel mag ook
nooit te dik zijn en de 15 cm. niet over
schrijden. Men moet voorkomen de rook
door de bellenlaag te laten doorgaan,
hierom moet men zorgen den hopast
zoo te maken dat men den rook door
buizen afleiden kan.
Het vuur moet zacht aangestookt
worden, den warmtegraad trapsgewijze
doen stijgen, doch nooit boven de 45
graden. Het solferen mag maar gebeu
ren wanneer de hop bijna droog is en
nooit overtollig. Zeker, het solferen is
noodig voor het bewaren der hoppe,
doch het gebeurt dikwijls om gebreken
er achter te verbergen. Het is natuurlijk
dat droge bellen op een goeden zolder
moeten bewaard worden.
Zooals wij hooger zegden is de hop,
wanneer zij aan den staak hangt, van
voldoende hoedanigheid en zou kunnen
met de beste streken wedijveren. Het is
door de slechte zorgen dat de faam van
dit nationaal produkt zoo erg gedaald is;
weliswaar hebben wij ons van ons gou
vernement niet te beloven voor be-
schermmiddelen die het zou kunnen ge
nomen hebben, t. z. naar het voorbeeld
van ons omringende landen door maat
regelen aan de grens, uitheemsche waren
te beletten eene doodelijke concurrentie
aan de inlandsche hop te doen. Maar
het is bijzonder en op de eerste plaats
aan de hoppekweekers 1° De noodige
zorgen te besteden om de hoppe ingoede
voorwaarden te kunnen afleveren 2°
door samenwerking druk uit te oefenen
op de bevoegde besturen, om verval-
sching in tweede hand te beletten en
die maatregelen te treffen die noodig zijn
om de vreemde mededinging voor onze
inlandsche hopboeren onschadelijk te
maken. R. U. Z.
Overal op onze dagen wordt er ge
klaagd over gebrek aan landbouwwerk-
krachten. Zeker en vast is het, dat
indien onze Vlaamsche landbouwwerk-
lieden er niet waren, de Waalsche land
bouwexploitanten er moeilijk zouden
toekomen om hun hedendaags land
bouwbedrijf degelijk en zoo winstge
vend als nu uittevoeren. Reeds voor den
oorlog, doch niet zoo kenmerkend als
nu, bestond dezen toestand. De land
bouw vroeg overal handenarbeid. Wij
zagen hier in onze streek verscheidene
kleine landbouwers met hun blauwen
reiszak op de schouders jaarlijks optrek
ken naar de verschillige landbouwge-
westen van Frankrijk, om er den bee-
ten- en graanoogst te gaan doen. Moes
ten wij u zeggen dat vöör den oorlog
jaarlijks 40,000 Belgische landbouw-
werklieden tijdelijk hun haardstede ver
lieten, om in Frankrijk landbouwarbeid
te gaan verrichten, ge zoudt het mis
schien moeilijk kunnen gelooven, De
statistieken leveren er ons een klaar be
wijs van. Er waren 22000 uitwijkelingen
uit Oost-Vlaanderen, 12000 uit West-
Vlaanderen, 5000 uit Henegouwen en
2000 uit de overige provinciën. Daarbij
komen nog duizend werklieden die jaar
lijks uitweken naar Duitschland, Hol
land en Luxemburg.
Wanneer men nu deze cijfers goed
beschouwt en men rekening houdt, dat
er volgens de statistieken 52,354 land-
bouwwerklieden waren in Oost-Vlaan
deren, en er van deze jaarlijks 22,000
uitweken naar Frankrijk, dan komt men
tot het besluit dat er op 100 landbouw-
werklieden 42 tijdelijk konden gemist
worden.
In Frankrijk klaagt men hedendaags
veel meer als hier bij ons over gebrek
aan landbouwwerkkrachten. Zoodanig
is dit waar dat verschillige groote land-
bouwexploi'anten een schrijven gericht
hebben aan den Franschen Minister der
verwoeste gewesten door tusschenkomst
van het landbouwsyndicaat der omge
ving Parijs. Het schrijven kan in korte
woorden weergegeven worden alsvolgt:
Een groot getal onzer landbouwers
gebruikten vroegere jaren Belgische
landbouwwerklieden om hier in Frank
rijk den. beetenoogst te bewerken; maar
dit jaar komen de verwachte werklie
den niet, gezien naar het schijnt het
grootste deel er van aangewerfd is door
den dienst der verwoeste gewesten.
Deze diensten geven loonen die onge
lukkig door onze landbouwers niet kun
nen aangeboden worden. Daaruit volgt
natuurlijk een groot gebrek aan land
bouwwerklieden wat onmisbaar is voor
de landbouwexploitatie waarvan de be
langrijkheid u voorzeker niet onbekend
is. Ook zou ik u zeer dankbaar zijn, wil-
det gij de noodige maatregelen nemen
ten opzichte der diensten die van uw
ministerie afhangen, om de aanwerving
van Belgische landbouwwerklieden te
doen staken zoolang de noodwendighe
den van den landbouw hier in ons land
niet voldaan zijn
In vele midden vraagt men zich af
welk het antwoord zal zijn van den
Franschen minister der verwoeste ge
westen. Dit antwoord immers berust op
vele moeilijkheden, daar deze aanvraag
om zoo te zeggen voor doel heeft onze
Belgische landbouwwerklieden te ver
plichten een kleiner loon te aanvaarden
voor het bewerken der suikerbeeten.
De Fransche statistieken van verle
den jaar vergelijkende met deze van
voor den oorlog, doen ons zien dat
Frankrijk in 1921 slechts beschikte over
den helft der Belgische werkkrachten
van voor den oorlog. Immers er waren
in dit land gedurende 't jaar 1921 geza
menlijk werkzaam aan den landbouw
20,737 Belgen verdeeld alsvolgt
19,463 mannen, 850 vrouwen en 424
kinderen. Rekening houdende met deze
cijfers en met hèt feit dat Frankrijk de
laatste jaren eene groote uitbreiding ge
geven heeft aan de teelt van suikerbee
ten, begrfjpt men licht in welke moei
lijke toestanden sommige groote land
bouwexploitanten zich bevinden.
Wat ons land hier betreft, de tijde
lijke uitwijkingen naar de groote her
stellingswerken heeft ons ook wel ge
troffen, doch niet zoo zeer als in Frank
rijk. Het hedendaags stelsel in België
van het acht-uren-werk laat toe aan
sommige onzer landbouwers hier en
daar werkvolk te vinden, hetwelk wil
lende gebruik maken van hun ledigen
tijd om een bijkomende winst te verwe
zenlijken, een handje toesteken aan
hunne geburen landbouwers. Zulke ge
vallen treft men meer aan in de Walen-
streek, waar sommige werklieden eene
overeenkomst sluiten met hunne nabu
rige landbouwexploitanten, om na hun
8-urenwerk, geholpen door vrouwen en
kinderen, de beetenoogst te bewerken.
Een tweede rede waarom onze voor
raad aan landbouwwerkkrachten niet
zoo schaarsch is als in Frankrijk, is wel
deze dat bij ons de landbouwmachienen
eene grootere uitbreiding genomen heb
ben als in voornoemd land. Laat ons
immers eens rondzien elk in zijne streek,
en wij zullen op verschillige hoeven
maaimachienen, pikmachienen. dorsch-
machienen vinden, daar waar er zelfs
voor den oorlog nog geen spraak van
was.
Een derde rede en waarop wij de
aandacht moeten vestigen, is de hulp
der kleine landbouwers verleend aan de
grootere, die in ruil met hun gespan en
landbouwmachienen het land zal helpen
bewerken van den kleine. Die hulp van
den kleinen landbouwer aan den groo-
ten en wederzijdsch die hier in onze
streken van groote beteekenis is, heeft
voor den landbouw de heilzaamste en
gelukkigste gevolgen.
Wanneer wij op onze dagen een dag
blad openslaan, en in de rubriek der
rechtbanken een oogslag werpen, lezen
wij nu en dan: Landbouwer X gestraft
met zooveel boet en zooveel kosten
voor melkvervalschingen. Die straffen
zijn gewoonlijk zeer streng en laat het
ons maar zeggen veel te groot in verge
lijking met de gedane overtreding. Wij
willen hier geen pleidooi doen ten voor-
deele der melkvervalschers, of noch hun
verschoonen, want wij keuren zulks ten
volle af, en zijn volledig t'akkoord dat
zulke overtredingen mogen gestraft wor
den. Maar wij willen toch de zaak van
wat dichterbij eens beschouwen, en ook
eens gelijk men zegt de keerzijde der
medalie nazien.
Daarom deelen wij hierop de opmer
kingen mede welke M. Peiffer, Staats-
landbouwkundige te Dendermonde, in
het midden brengt. Ziehier
Natuurlijk komen er straffen tegen
de melkvervalschers te pas, maar wij be
grijpen niet goed waarom men zich zoo
streng in dit geval toont, terwijl er zoo
veel knoeierijen nagenoeg ongehinderd
en zelfs volkomen vrij gebeuren.
Bier, zoo meenden wij, moest uit gerst
en hop vervaardigd worden, maar wan
neer men een prospectus van brouwerij
artikelen in handen krijgt, leest men
daarin salycielzuur, kwasia, looizuur,
palmbladers, koriander, glucosesuiker,
en eene ongelooflijke lange reeks van
stoffen welke meestendeels schadelijk
kunnen worden.
Zoo gaat het met vele andere handels
artikelen in de nijverheid bestaat er
volle vrijheid om katoen onder de wol
te mengen, om kleerstoffen te maken, te
vervoeren en te verkoopen, oude kousen
worden gekardeerd, gesponnen en ge
weven en 't is pure laine
Worsten maakt men van vleesch welk
natuurlijk eerst zou moeten goedgekeurd
zijn, maar als ge verneemt dat 't reeds
ver gevorderd was toen het gemalen
werd, of indien gij hebt hooren zeggen
dat er een platte mutten binnenge
komen is, durf ook maar een woord
reppen zonder goede bewijzen, men zal
u bij de tong nemen, voor 't gerecht da
gen en en gij zult er waarschijnlijk met
geen 200 frank vanaf komen want zoo
lang er geen menschen ziek worden, zal
de verkoop nog zoo gauw niet gestoord
worden.
Men mag samengestelde vetstoffen
verhandelen en wie heeft er zich te be
moeien met de oliesoorten welke in de
margarine gedaan worden Maar de
boer die boter verkoopt welke de zuiver
heid niet volkomen daarstelt, dien zal
men gauw vast nemen, en met reden
overigens, voorbeeldig straffen.
Nochtans, hoeveel waren met onvol
doende gehalte of hoedanigheid komen
er niet in den handel en indien de koop
man betrapt wordt, trekt hij zich niet uit
den slag met het verschil te vergoeden
Te Gent worden 700 personen ziek
na gekapt geëten te hebben, drie zijn
er gestorven en onlangs kwam de zaak
voor de rechtbank. De experten kwamen
verklaren dat de dood der overledenen
niet aan het gekapt mocht toege
schreven worden. Een der betichte ge
raakte er van af met 50 fr., de andere
met 200 fr.
Waarom dan zulke strengheid waa
neer er in de melk water voorkomt dat
in zichzelf onschadelijk is en overigens
gemakkelijk kan waargenomen worden
(1) In ons voorgaand artikel hebben wij ge
sproken van eene koe die jaarlijks 237 kgr. boter
gaf. Men gelieve te lezen 337 kgr. Naar wij ver
nemen heeft M. Caudron nog vrij wat beters ge
zien in Holland. Rede te meer opdat wij ook met
vasten tred den weg van den vooruitgang zouden
inslaan.