REDT U
ZELVEN
Arbeid adelt
De HaishüUfüiet en de
handboiwiuioningen
AARDAPPELS
ALS VEEVOEDER
Hu mag de Winter komen.
Hoe een boomgaard
aangelegd
Landbouwweekblad
Gevaarlijk Spel
moet steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
Gemeente Teralphene.
Gemeente Aygem.
VERZEKEN S
NOG
ZONDAG 5 NOV. 1922.
Prijs in centiemen.
5de JAARGANG Nr 201
Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars.
Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie: GROOTE MARKT, AALST
Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON. Aalst,
De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
Het leven van enkelingen en volken,
het leven in de natuur is een wisselwer
king van behouden of vernieuwen,
Dèar ligt het grootste werk van lei
dende menschen en toonaangevende
middens.
Behouden of veranderen vergt de
voortdurende bezorgdheid van dezen die
eene leiding in handen hebben.
Waar met vervangen en vernieuwen
te los wordt omgesprongen, komt men
wel eens voor een warboel te staan, die
het normaal voortgaan onmogelijk
maakt en zonder zich aan conservatisme
te bezondigen, mag en moet men, voor
aleer iets nieuws aan te passen, zich
eerst grondig overtuigen of het nieuwe
wel beter zijn zal, dan datgene hetwelk
zoo lang voldeed.
Dus hoeft er tegen al te veel hervor
ming worden gewaarschuwd terwijl al
te starre behoudsgezindheid nog veel
gevaarlijker is. Te strenge behoudsge
zindheid in sociaal leven.sociale politiek,
sociale stroomingen en maatschappe
lijke evolutie, verwekte meer dan eene
revolutie.
Als jongste bewijs daarvan hebben
we de groote revolutie welke zich in
Rusland voordeed met haren ijselijken
nasleep van ellende, hongersnood en
regeeringsloosheid.
Wat zijn er reeds vele groote staats
mannen en politiekers die op voetstuk
ken van vermolmde, afgeleefde theo-
riën hun droomen en verwachtingen,
voor heel hun leven zagen ontglippen.
Voor een goeden staatsman, leiden
den persoon of groep, moet het er in
hoofdzaak op aankomen rechtvaardige
verhoudingen in heel de maatschappij te
doen gedijen. Daar moet elk streven
naar gericht zijn en tot verwezenlijking
van een dergelijk programma, moet de
strijd eerlijk gericht worden.zooniet ont
ketent er zich vroeg of laat eene bewe
ging die onweerstaanbaar haar weg
gaat, ten goede of ten kwade.
de laatste kiezing voor allen een brand
punt van strijd en propaganda. Toch
werd ook de hoop van zoovelen ditmaal
bitter te leur gesteld, en met Nonkel
Wisius zijn reeds vele boeren de mee
ning toegedaan dat het pachtwetsvoor-
stel van den heer Van Dievoet is weg
gelegd tot de eerstkomende kiezing.
Dan betreuren het sommige politie
kers dat ook het boerenvolk reeds veel
van zijn politieke overtuiging heeft ver
loren en niet meer blindelings hunne
drijverijen helpt verwezenlijken.
Maar al wie maar eenige oogenblik-
ken wil nadenken op al hetgeen in Oc
tober-November laatstleden aan de boe
ren werd toegezegd en op al hetgeen
voor hen reeds werd gedaan, zal het
geenszins verwonderen dat ons boeren
veel van hunne vroegere meening heb
ben gewijzigd, langs nieuwe wegen, naar
betere middelen grijpen en stilaan de
politiek vaarwel zeggen, om met steun
van gezamenlijke krachten zich het le-
vensbestaan standvastig en menschelijk
te maken.
HARD LABOUR.
Wij lezen in De Landbouwver-
dediger van 22 October 1922
door
Prof. Volksverteg. VAN DIEVOET
alle
Op gezonde sociale politiek berusten
bovenstaande regelen. Menige lezer van
De Koornbloem zal ze misschien wat
hoog vinden, doch meen ik goed te
doen ze hier aan te halen, omdat men
zich tegenover onze boeren reeds zoo
veel malen tegen die regelen heeft be
zondigd.
Zonder het misschien te weten, legde
Nonkel Wisius ons in zijn laatste brief
een gapende wonde voor oogen, die met
het bovenstaande in d'hand wel eens
zou mogen in overweging genomen wor
den door ons boerenvolk, en ook door
dezen die er schuld aan hebben, dat die
overweging ons boeren zou doen inzien,
dat ze hier op eerlijke of oneerlijke wijze
werden bedrogen. We bedoelen het
pachtwetsvoorstel Van Dievoet, waar
mede bij den laatsten kiesstrijd zoo
breed werd geschermd.
Toen werd door dezen die het land
bouwvraagstuk als een hoofdpunt van
hun partij-programma hadden aangeno
men, menig boer die tot dan toe onver
schillig had toegezien, ervan overtuigd,
dat in onze wetgeving en staatspolitiek,
nog veel bestond dat de belangen van
den Belgischen landbouwer benadee-
ligt.
Het zoo even genoemde pachtwets
voorstel was het stokpaardje, hetwelk
ons boerenvolk werd voor oogen ge
houden.... om dat volk om den tuin te
leiden, maar ook om de goede trouw
van dat volk een gevoelige knak te
geven.
We zijn omtrent één jaar de laatste
kiezing voorbij en ofschoon het toen
leek dat de boeren eenen merkelijken
vooruitgang hadden gemaakt, wachten
we nog steeds op het eerste gebenedijd
woord voor ons. Alleen bij de bespre
king der begrooting van het ministerie
van landbouw roemde onze minister van
landbouw er zich op, dat hij het meest
had bezuinigd en veel minder uitgaven
had te boeken dan een zijner collega's.
Sommige partijen spelen hier gevaar
lijk spel. Zij roemen er zich op dat in
hunnen politieken schoot al de verschil
lende standen vertegenwoordigd zijn en
dat in hunne programma's voor ieders
belangen is gezorgd.
Het landbouwvraagstuk ook was met
Reeds tijdens de bespreking der wet
van 14 Augustus 1920 werd door de
heer Degreve de aandacht van de Ka
mer geroepen op de noodzakelijkheid
om de kleine buitenlieden, de kortwo-
ners zooals men ze in West Vlaande
ren noemt, te beschermen tegen uitzet
ting. Die wet echter hield zich alleen
bezig met woningen, en bedoelde noch
den handelaar, noch den nijveraar, noch
den landbouwer de toepassing bleef
beperkt tot zulke huizen waarvan men
zeggen moest dat de woning hoofdzaak
was en de uitoefening van een bedrijf
bijzaak.
Een zeker aantal winkeliers, herber
giers enz. werden uitgedreven. Zulks
verwekte opspraak. De Regeering en de
Kamer achtten het dan ook noodzake
lijk, bij de vernieuwing van de huishuur
wet die personen te beschermen en men
besloot de wet toe te passen op gebou
wen welke tegelijk strekken tot woning
en dienen voor den handel of de nijver
heid van den huurder, op voorwaarde
dat de jaarlijksche huurprijs in 1914 een
zekere som niet overtrof. Den kleinen
handelaar, den kleinen ambachtsman en
nijveraar wilde men ter hulp komen,
met uitsluiting van kapitaalkrachtige
bazen, groothandelaars en ondernemers.
Wat lag er nu nader dan hetzelfde
beginsel ook te laten gelden voor ge
bouwen welke dienen tot een woning
en tot uitoefening van een klein land
bouwbedrijf Waarom zou men den
Brusselschen handelaar beschermen zelfs
wanneer hij in 1914 tot 4000 fr. huur
betaalde, en waarom niet dezelfde be
zorgdheid toonen jegens kleine land
bouwers, kleine stielmannen of land-
bouwwerklieden, kortom al degenen die
in een kleine boerenwoning een niet
onbelangrijke bijverdienste vinden
Dit bleek meer dan noodig daar tot
nu toe, de pachtende boer totaal is
overgeleverd aan de willekeur van zijn
eigenaar.
Er was meer 1 De wet van 1920 had
in dit opzicht aanleiding gegeven tot
veel twist en moeilijkheden wanneer is
de woning hoofdzaak Wanneer het
land Is daartoe 50 aren voldoende?
Of zal het ééne, twee of drie hectaren
zijn Hoeveel koeien dito zwijnen
hoeveel stalgelegenheid De rechters
hebben getwijfeld, de eene heeft zus
de andere zoo gevonnist.
Om deze redenen stelde ondergetee
kende voor in het ontwerp van huis-
huurwet een bepaling in te lasschen,
Dat was klaar en duidelijk en naar
meening, rechtvaardig.
In de eerste lezing werd het amende
ment met een tamelijk groote meerder
heid aangenomen, ondanks den tegen
stand van bijna alle liberalen en een aan
tal katholieken... meest allen vertegen
woordigers van landelijke arrondisse
menten en leden van den katholieken
landbouwgroep
Toen kwam de tweede lezing. MM.
de Kerckhove d'Exaerde en De Keers-
maeker stelden voor aan den tekst de
volgende zinsnede toe te voegen op
voorwaarde dat de uitgestrektheid niet
meer dan 2 hectaren bedroeg En ver
der De verlenging is slechts van toe
passing op de woning en de aanliggen
de gronden
Ik heb mij tegen dezen tekst verzet
zooveel ik kon. Het mocht niet helpen.
Dank zij o. a. de tusschenkomst van
M. Tibbaut, werd de dubbele beperking
aangenomen.
Betreurenswaardig buitenmate
Ten eerste zal de tekst aanleiding ge
ven tot veel getwist. Immers wat wil M.
de Kerckhove zeggen Dat de boer in 't
geheel niet meer dan 2 hectaren in ge
bruik heeft Ofwel dat de eigenaar van
't huis niet meer dan die uitgestrektheid
heeft verpacht Op welk oogenblik
moet de uitgestrektheid worden bere
kend in 1914, of nu, of later
Daarbij, wat zijn aanliggende gron
den En vermits de eigenaar het recht
heeft om de andere gronden aan den
huurder af te nemen, welke huur zal
deze voor de aanliggende betalen
Ten tweede is de beperking spijtig,
wat den grond van de zaak betreft. Zal
het worden gezegd dat de kleine land
bouwer uit zijn huis mag worden gedre
ven, met vrouw en kinderen, met have
en goed, met dieren en alaam... omdat hij
2 hectaren bebouwt En welk is de toe
stand van degene die de bepaalde uitge
strektheid niet bezit Die mag, wel is
waar, blijven wonen, hij verliest echter
al de landerijen die bij de steê liggen
wat men hem dus met de eene hand
schijnt te geven neemt men hem met de
andere weder af, immers wat is een
deine landbouwer wien men eene of
ander halve hectare land ontneemt Die
man kan naar de stad gaan wonen, of
ten minste zich een koffiekruikje aan
schaffen en een weekabonnement.
De wet is nog niet definitief gestemd.
De Senaat moet er nog uitspraak over
doen. Laten we hopen dat dit blad on
der de oogen komt van eenige volksge
zinde Senatoren, en dat de Hooge Ka
mer zich zal laten overhalen om het
amendement in zijn oorspronkelijken
vorm opnieuw in te lasschen. Wie komt
er voor uit om aan de landbouwvverklie-
den, de kleine stielmannen, de kleine
winkeliers, de kleine landbouwers hunne
woonstede en hun klein bedrijf tot
1925 te verzekeren
en
luidende alsvolgt De verlengenis
eveneens van toepassing op de verhuur
de perceelen, welke tegelijk tot woning
van den huurder strekken en voor een
landbouwbedrijf dienen, indien de jaar
lijksche huurprijs op 1 Augustus 1914 de
som van 500 frank niet overschreed
P. S. Zooeven ontving ik een brief
van een kleinen landbouwer, waarin ik
het volgende lees Mijn huisbaas die
zijn eigendom wil verkoopen en zeer
groote woekerprijzen eischt, bedreigt mij
met uitzetting... Wij zijn met elf kinde
ren, en niet bestand zulke groote offers
te brengen, aangezien mijne ouders
werklieden waren
Die persoon roept om hulp Zal ze
hem worden geweigerd
E. V. D.
Belangrijke voordracht op Zondag
5en November over 't plukken, bewaren,
verzenden en benuttigen van fruit, in de
lokalen der gemeenteschool,na de Hoog
mis, door Haems Louis, tuinbouwvoor-
drachtgever. Ieder landbouwer wie 't
aanbelangt wordt vriendelijk, doch
dringend verzocht de vergadering bij te
wonen. De leden van den bond Redt
U Zeiven mogen zeker niet afwezig
zijn.
Op Zondag 5 November geeft de
heer Cornelis eene belangrijke voor
dracht over het veredelen der graange
wassen, bij Jos. Mertens, onmiddellijk na
de Hoogmis. Al de landbouwers wor
den naar die voordracht dringend uitge-
noodigd.
Het laatste nummer van De Koorn
bloem geeft een artikel over het gebruik
van aardappels als veevoeder. Wij heb
ben dit artikel met groot genoegen gele
zen, want het bevat veel nuttige wen
ken. Doch, alhoewel het artikel bijzon
der goed met de gezegdens van Kellner
overeenstemt, denken wij, in 't belang
van den boer, daarop moeten terug te
komen, omdat persoonlijke ondervinding
ons niet toelaat het met Kellner volko
men eens te zijn. Wij zijn overtuigd dat
de achtbare heer Dixi ons dat niet euvel
zal nemen.
Er dient eerst en vooral gezegd dat
het werk van Kellner werk van
groote verdiensten, maar rond hetwelk
de Duitschers toch wat te veel bluf ge
maakt hebben niet te stipt mag nage
volgd worden, om rede dat het veel te
veel gesteund is op scheikundige bere
keningen, berekeningen van baloriën
enz., doch niet genoeg rekening houdt
der physiologie of levensleer der dieren.
Het lijdt zelfs gebrek aan eenvoudige
ondervinding. De theories van Kellner
en tutti quanti werden veel toege
past door de duitschers op menschen-
voeding. Hunne oorlogsrantsoenen zorg
vuldig berekend, bevatten op theoretisch
gebied al de noodige caloriën, doch men
weet hoever hunne theorie van de wer
kelijkheid afweek.
Óm een voorbeeld te geven zeggen
wij alleenlijk dat Kellner's werk geen
het minste onderscheid maakt tusschen
de verschillige eiwitachtige stoffen. Hij
spreekt ook heel natuurlijk niet van de
vituminen. Nochtans, wij herhalen het,
wij misprijzen het werk van Kellner niet,
zijne voorschriften dienen alleenlijk niet
stipt maar wel als algemeene aanduidin
gen gevolgd te worden.
Nu voor wat de berekening betreft
van de zetmeelwaarde van een voeder,
denken wij dat er een onderscheid dient
gemaakt tusschen melkgevende, groeien
de of zeer vermagerde dieren van den
eenen kant en tamelijk gevleesde mest-
dieren van den anderen. Voor de eerste
mag het eiwitcijfer gerust met vier ver
menigvuldigd worden, voor de laatste
integendeel heeft het eiwit niet veel
meer waarde dan de koolhydraten. Men
zal nochtans nooit uit het oog verliezen
dat alle dieren een minimum eiwit noo
dig hebben.
Kellner spreekt ook van mestrunders
tot 5o kgr. RAUWE aardappels te ge
ven per looo kgr. levend gewicht.
Welnu wij denken dat dit overdreven
is en dat de helft voldoende ware. 24
kgr. voor de koeien schijnt ons ook te
veel. Wat de paarden aangaat, wij ach
ten het geraadzaam deze geene of schier
geene rauwe aardappels toe te dienen.
Over 't algemeen zelfs zijn wij geene
voorstaanders van het toedienen van
rauwe aardappels. Het gebruik van ge
kookte knollen schijnt ons zekerder, wat
Kellner er ook moge van zeggen, die
daarenboven beweert dat gekookte
aardappelen maar een flauw voeder uit
maakt en door de dieren weinig gezocht.
Wij hebben integendeel bemerkt dat
aardappels gekookt met een goed hands
vol zout meestal gaarne gegeten wor
den. De proeven aangelegd met gekook
te knollen gaven meestal goede uitsla
gen.
Weze het ons toegelaten het voor
beeld aan te halen van den Heer Egasse,
een zeer bekende en verstandige kwee-
ker die aardappelen gebruikte als voe
der voor paarden, kalvers, koeien en
mestrunders.
Proef met kalvers. 18 Norman-
dische kalvers werden van af November
met gekookte aardappels gevoed. M.
Egasse laat heel eenvoudig zijne aardap
pels in den broodhoven bakken. De
aardappels verliezen op die wijze 2o
water, zijn gemakkelijk om bewerken
en geven nooit aanleiding tot stoornis
sen. Met een daartoe gepast stelsel kan
M. Egasse in een maal 600 kgr. aard
appelen bakken.
6 kalveren uit de 18 waren op eersten
November maar 2 maand oud en waren
nag niet gespeend. De 12 anderen wa
ren 7 maand oud. De eerste kregen maar
aardappelen van af 1 Februari, dus toen
ze 5 maand oud waren. Eerst 500 gram,
dan 1 kgr., dan 2 kgr., altijd gemengd
met 5 kgr. gehakt stroo en 200 gram
zout. Daar benevens wat ander voedsel
dat verandert naarmate de dieren in
ouderdom toenemen. Op 15 April wer
den die zes kalvers op den meersch ge
laten. Ze waren vet en blinkend en niet
opgezwollen zooals de vroeg gespeende
kalveren het maar al te dikwijls zijn (dik
ken zak). Zeven maand oud zijnde wo
gen ze 160, 185, 192, 200, 202, 206 kg.
M. Egasse berekent den kost hunner
dagelijksche voeding. Wij hernemen
zijne berekening met hedendaagsche
cijfers
Gemiddeld 2 liters melk aan 0.96
2 kgr. aardappels 0,25
800 gram hooi 0,32
200 gram rijst 0,17
175 gram tarwe 0,11
1 kgr. tarwe stroo 0,12
1,93
Wat de 12 andere kalvers betreft,
dient er opgemerkt dat ze maar licht en
van flauwen oorsprong waren. Ze wa
ren van af 1 November bijna uitsluite-
lijk met aardappels gevoed. Hun rant
soen bedroeg gemiddeld 10 kgr, aard
appelen met 250 gram gekapt hooi en
zooveel gekapt stroo. Ze kregen daaren
boven 2 kgr. roggestroo als strooisel en
250 gram haverstroo in de krib.
('t Vervolgt). PARDAF.
Nu mag de Winter komen,
Met armoe in den schoot,
En sneeuwen woud en velden vol,
Of vriezen alles dood.
Gij, boerken, lacht hem vierkant uit,
Wanneer hij komen zal
Want is hij zacht of is hij streng
Hij deert u niemendal
Uw schuur zit vol tot aan de nok
Getast met voedzaam graan.
LIw knollen liggen in den put
En groenten hebt gij staan 1
Gij zet u rustig bij den haard
Is 't laatste brood versneên,
Gij weet waar Jan de mulder woont
En kruit er dapper heen
Ook voor uw vee hebt gij gezorgd
Zoo goed als voor u zelf
De rapen groeien op het veld
En 't hooi zit op den schelf
Daarom is 't dat gij monkelt, zeg
En zoo tevreden zijt
Dat 't pijpken u zoo lekker smaakt
Maar 'k jon 't u voor uw vlijt
Alfons Van de Maele,
Dit is een van de honderd lieve ge
dichtjes uit het boekje
voor ons Volk.
Ja, zoo luidt eenvoudig de titel van
het derde gedichtenboekje dat onze
vriend Alfons Van de Maele komt uit te
geven.
Voor de lezers en lezeressen van
De Koornbloem is Fonske, gelijk
men hem in de wandeling noemt, geen
vreemde meer. Van tijd tot tijd zendt
hij ons een lief gedichtje.
Hij is geen groot geleerde, geen hoog
vlieger, maar een oprechte, schoone ziel,
een rechtzinnige Vlaming, een eenvou
dig man die als wij allen zijn brood moet
verdienen voor hem, voor zijne vrouw
en voor zijne talrijke kinderen met dage
lijks hard te werken hij is een rechtge
aarde dorpeling.
Dit wil nu niet zeggen, dat wat hij
schrijft niet lief, niet schoon is, verre van
daar, want menig van de verzekens in
dit boekje, zou wel door een groot
dichter mogen onderteekend worden.
Maar zijn boekje is er een zoo als er
bij ons veel meer moesten zijn, een boek
je voor ons Volk, één dat door
eenieder gelezen begrepen en genoten
kan worden. Daar staan de lange win
teravonden vóór de deur, wie ze aang&
naam wil doorbrengen zal niet nalaten
zich dit boekje Nog Verzekens aan te
schaffen. Men schrijve maar een kaartje
naar De Koornbloem
Het is een plicht voor eiken Vlaming
dezen volksdichter te steunen met zijn
werkje aan te koopen, het kost maar 3 fr.
De Koornbloem.
Fruit- en Groentenkweek gepaard.
't Was Vrijdag 27en October laatst
leden 6° gevrozen. 't Zal mogen geboekt
worden 't is voorzeker een zeldzaam
heid. De bladeren der boomen zijn dan
ook haastig gerezen en sommigen onder
hen staan reeds gansch kaal. Die vroeg
tijdige vorst heeft den landbouwer meni
ge onaangename verrassing geschonken.
Vele beeten zijn vervrozen, het fruit dat
te laat op de boomen is blijven hangen
zal waarschijnlijk ook van de vorst ge
leden hebben. Dat koud weder brengt
't veevoeder weer in opslag als er een
steen valt is 't gewoonlijk op het hoofd
van den boer. Voor 't planten der boo
men is 't gunstige tijdstip gekomen en
vermits ik bij 't begin van 't jaar de
manier van planten, in 't lang en in
't breed besproken heb, wil ik me dezen
winter bijzonder bezighouden met het
snoeien van 't vruchthout, de ziekten der
fruitboomen, de schadelijke en nuttige
dieren en insekten. Ik kan natuurlijk in
geen bijzonderhenden treden voor wat
het snoeien van 't vruchthont aangaat
want dit verandert van boom tot boom,
van geval tot geval enkel kan ik alge
meene regels geven gesteund op de
levensleer van den boom. Als ge snoeit
ziet altijd goed met wat voor een soort
van vruchthout ge te doen hebt, op wel
ke plaats het staat en wat er best dient
mede gedaan te worden. In 't laatste
artikel heb ik reeds gesproken over
't bladkransje' 'k ga dan voort met de
spoor en ander vruchthout. Wie spreekt
van spoor roept aanstonds het gedacht
te binnen van iets dat uitloopt op een
stekel of een soort doorn. Dit is nochtans
niet het geval met de spoor van de pere
laar, tenzij men met een wildeling te
doen had 't is daar ook een kenschet
send teeken om een wildeling van een
andere tamme soort te onderscheiden.
Een spoor is een vruchttakje hebbende
een lengte begrepen tusschen drie en
tien cm., gewoonlijk glad van schors,
voorzien van oogen op gansch zijn lengte
en eindigende op een kloek en welge
vormd oog, eind- of slotoog geheeten.
De spoor, evenals het kransje wordt ook
niet gesnoeid om reden dat ze gewoon
lijk het eerste of tweede jaar zal her
doopt worden in gekroonde spoor om
dat ze bovenaan, instede van met een
oog, met een bloembot zal prijken. Bij
flauwe groeiers en op een goede stand
plaats, 't is te zeggen, in 't bereiken van
t zonnelicht en voldoende gevoed, gaat
het eindoog niet zelden het eerste jaar
tot bloembot over 'k Weet niet of ik 't u
reeds gezegd heb maar een bloembot is
gemakkelijk te herkennen aan haar ron
den vorm. De beurs, vruchtzetel of
vruchtklier is genoegzaam bepaald door
haar naam zeiven 't is een soort gezwel
dat zich bij de kernfruiten vormt op de
plaats waar de vrucht aan den boom ge
hecht is. De vruchtklier wordt weeral
niet gesnoeid en 't is best, zelfs van den
vruchtzetel af te blijven, omdat de natuur
het zoo geschikt heeft, dat een kurkach-
tig geweefsel, de wond gemaakt bijQ
't plukken van fruit, gansch overdekt en
tegen allen nadeeligen invloed van regen,
sporen en zwammen, beschut. Op de
beurs ontstaan niet zelden kransjes, spo
ren laat men ongesnoeid omdat ze zich,
op die plaats vroeger nog dan op een
andere, tot bloembot zullen overzetten.
De gewone twijgen snoeit men best weg,
ten ware, men ze noodig hadde om te
dienen, bij leiboomen bij voorbeeld, om
verlengenissen te bekomen. Ge ziet dus,
hoe voorzichtig men moet zijn bij 't pluk
ken van appels en peren om geen vrucht
zetels af te rukken. Is 't geen zonde als
bij 't plukken van 't fruit eens een ronde
maakt in de boomgaarden en bemerken
moet dat de grond, onder den boom, om
zoo te zeggen overdekt is met vruchtklie-
ren, sporen, kransjes zoodanig hebben
ladders, korven en man hem toegetakeld.
En zeggen dat sommige lieden verwon
derd zijn dat na een dergelijke aftakeling
van den boom, ze 't jaar er opvolgende,
bijna geen of weinig fruit hebben.
Men moet dus voorzichtig plukken en
den Boom zoo weinig mogelijk bescha
digen om veel fruit te hebben.
L. HAEMS,
Landbouwvoordrachtgever.
RNBL
is
in