REDT U ZELVEN Arbeid adelt De HaishüUfüiet en de handboiwiuioningen AARDAPPELS ALS VEEVOEDER Hu mag de Winter komen. Hoe een boomgaard aangelegd Landbouwweekblad Gevaarlijk Spel moet steeds de leus zijn van alle landbouwers. Gemeente Teralphene. Gemeente Aygem. VERZEKEN S NOG ZONDAG 5 NOV. 1922. Prijs in centiemen. 5de JAARGANG Nr 201 Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie: GROOTE MARKT, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON. Aalst, De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers Het leven van enkelingen en volken, het leven in de natuur is een wisselwer king van behouden of vernieuwen, Dèar ligt het grootste werk van lei dende menschen en toonaangevende middens. Behouden of veranderen vergt de voortdurende bezorgdheid van dezen die eene leiding in handen hebben. Waar met vervangen en vernieuwen te los wordt omgesprongen, komt men wel eens voor een warboel te staan, die het normaal voortgaan onmogelijk maakt en zonder zich aan conservatisme te bezondigen, mag en moet men, voor aleer iets nieuws aan te passen, zich eerst grondig overtuigen of het nieuwe wel beter zijn zal, dan datgene hetwelk zoo lang voldeed. Dus hoeft er tegen al te veel hervor ming worden gewaarschuwd terwijl al te starre behoudsgezindheid nog veel gevaarlijker is. Te strenge behoudsge zindheid in sociaal leven.sociale politiek, sociale stroomingen en maatschappe lijke evolutie, verwekte meer dan eene revolutie. Als jongste bewijs daarvan hebben we de groote revolutie welke zich in Rusland voordeed met haren ijselijken nasleep van ellende, hongersnood en regeeringsloosheid. Wat zijn er reeds vele groote staats mannen en politiekers die op voetstuk ken van vermolmde, afgeleefde theo- riën hun droomen en verwachtingen, voor heel hun leven zagen ontglippen. Voor een goeden staatsman, leiden den persoon of groep, moet het er in hoofdzaak op aankomen rechtvaardige verhoudingen in heel de maatschappij te doen gedijen. Daar moet elk streven naar gericht zijn en tot verwezenlijking van een dergelijk programma, moet de strijd eerlijk gericht worden.zooniet ont ketent er zich vroeg of laat eene bewe ging die onweerstaanbaar haar weg gaat, ten goede of ten kwade. de laatste kiezing voor allen een brand punt van strijd en propaganda. Toch werd ook de hoop van zoovelen ditmaal bitter te leur gesteld, en met Nonkel Wisius zijn reeds vele boeren de mee ning toegedaan dat het pachtwetsvoor- stel van den heer Van Dievoet is weg gelegd tot de eerstkomende kiezing. Dan betreuren het sommige politie kers dat ook het boerenvolk reeds veel van zijn politieke overtuiging heeft ver loren en niet meer blindelings hunne drijverijen helpt verwezenlijken. Maar al wie maar eenige oogenblik- ken wil nadenken op al hetgeen in Oc tober-November laatstleden aan de boe ren werd toegezegd en op al hetgeen voor hen reeds werd gedaan, zal het geenszins verwonderen dat ons boeren veel van hunne vroegere meening heb ben gewijzigd, langs nieuwe wegen, naar betere middelen grijpen en stilaan de politiek vaarwel zeggen, om met steun van gezamenlijke krachten zich het le- vensbestaan standvastig en menschelijk te maken. HARD LABOUR. Wij lezen in De Landbouwver- dediger van 22 October 1922 door Prof. Volksverteg. VAN DIEVOET alle Op gezonde sociale politiek berusten bovenstaande regelen. Menige lezer van De Koornbloem zal ze misschien wat hoog vinden, doch meen ik goed te doen ze hier aan te halen, omdat men zich tegenover onze boeren reeds zoo veel malen tegen die regelen heeft be zondigd. Zonder het misschien te weten, legde Nonkel Wisius ons in zijn laatste brief een gapende wonde voor oogen, die met het bovenstaande in d'hand wel eens zou mogen in overweging genomen wor den door ons boerenvolk, en ook door dezen die er schuld aan hebben, dat die overweging ons boeren zou doen inzien, dat ze hier op eerlijke of oneerlijke wijze werden bedrogen. We bedoelen het pachtwetsvoorstel Van Dievoet, waar mede bij den laatsten kiesstrijd zoo breed werd geschermd. Toen werd door dezen die het land bouwvraagstuk als een hoofdpunt van hun partij-programma hadden aangeno men, menig boer die tot dan toe onver schillig had toegezien, ervan overtuigd, dat in onze wetgeving en staatspolitiek, nog veel bestond dat de belangen van den Belgischen landbouwer benadee- ligt. Het zoo even genoemde pachtwets voorstel was het stokpaardje, hetwelk ons boerenvolk werd voor oogen ge houden.... om dat volk om den tuin te leiden, maar ook om de goede trouw van dat volk een gevoelige knak te geven. We zijn omtrent één jaar de laatste kiezing voorbij en ofschoon het toen leek dat de boeren eenen merkelijken vooruitgang hadden gemaakt, wachten we nog steeds op het eerste gebenedijd woord voor ons. Alleen bij de bespre king der begrooting van het ministerie van landbouw roemde onze minister van landbouw er zich op, dat hij het meest had bezuinigd en veel minder uitgaven had te boeken dan een zijner collega's. Sommige partijen spelen hier gevaar lijk spel. Zij roemen er zich op dat in hunnen politieken schoot al de verschil lende standen vertegenwoordigd zijn en dat in hunne programma's voor ieders belangen is gezorgd. Het landbouwvraagstuk ook was met Reeds tijdens de bespreking der wet van 14 Augustus 1920 werd door de heer Degreve de aandacht van de Ka mer geroepen op de noodzakelijkheid om de kleine buitenlieden, de kortwo- ners zooals men ze in West Vlaande ren noemt, te beschermen tegen uitzet ting. Die wet echter hield zich alleen bezig met woningen, en bedoelde noch den handelaar, noch den nijveraar, noch den landbouwer de toepassing bleef beperkt tot zulke huizen waarvan men zeggen moest dat de woning hoofdzaak was en de uitoefening van een bedrijf bijzaak. Een zeker aantal winkeliers, herber giers enz. werden uitgedreven. Zulks verwekte opspraak. De Regeering en de Kamer achtten het dan ook noodzake lijk, bij de vernieuwing van de huishuur wet die personen te beschermen en men besloot de wet toe te passen op gebou wen welke tegelijk strekken tot woning en dienen voor den handel of de nijver heid van den huurder, op voorwaarde dat de jaarlijksche huurprijs in 1914 een zekere som niet overtrof. Den kleinen handelaar, den kleinen ambachtsman en nijveraar wilde men ter hulp komen, met uitsluiting van kapitaalkrachtige bazen, groothandelaars en ondernemers. Wat lag er nu nader dan hetzelfde beginsel ook te laten gelden voor ge bouwen welke dienen tot een woning en tot uitoefening van een klein land bouwbedrijf Waarom zou men den Brusselschen handelaar beschermen zelfs wanneer hij in 1914 tot 4000 fr. huur betaalde, en waarom niet dezelfde be zorgdheid toonen jegens kleine land bouwers, kleine stielmannen of land- bouwwerklieden, kortom al degenen die in een kleine boerenwoning een niet onbelangrijke bijverdienste vinden Dit bleek meer dan noodig daar tot nu toe, de pachtende boer totaal is overgeleverd aan de willekeur van zijn eigenaar. Er was meer 1 De wet van 1920 had in dit opzicht aanleiding gegeven tot veel twist en moeilijkheden wanneer is de woning hoofdzaak Wanneer het land Is daartoe 50 aren voldoende? Of zal het ééne, twee of drie hectaren zijn Hoeveel koeien dito zwijnen hoeveel stalgelegenheid De rechters hebben getwijfeld, de eene heeft zus de andere zoo gevonnist. Om deze redenen stelde ondergetee kende voor in het ontwerp van huis- huurwet een bepaling in te lasschen, Dat was klaar en duidelijk en naar meening, rechtvaardig. In de eerste lezing werd het amende ment met een tamelijk groote meerder heid aangenomen, ondanks den tegen stand van bijna alle liberalen en een aan tal katholieken... meest allen vertegen woordigers van landelijke arrondisse menten en leden van den katholieken landbouwgroep Toen kwam de tweede lezing. MM. de Kerckhove d'Exaerde en De Keers- maeker stelden voor aan den tekst de volgende zinsnede toe te voegen op voorwaarde dat de uitgestrektheid niet meer dan 2 hectaren bedroeg En ver der De verlenging is slechts van toe passing op de woning en de aanliggen de gronden Ik heb mij tegen dezen tekst verzet zooveel ik kon. Het mocht niet helpen. Dank zij o. a. de tusschenkomst van M. Tibbaut, werd de dubbele beperking aangenomen. Betreurenswaardig buitenmate Ten eerste zal de tekst aanleiding ge ven tot veel getwist. Immers wat wil M. de Kerckhove zeggen Dat de boer in 't geheel niet meer dan 2 hectaren in ge bruik heeft Ofwel dat de eigenaar van 't huis niet meer dan die uitgestrektheid heeft verpacht Op welk oogenblik moet de uitgestrektheid worden bere kend in 1914, of nu, of later Daarbij, wat zijn aanliggende gron den En vermits de eigenaar het recht heeft om de andere gronden aan den huurder af te nemen, welke huur zal deze voor de aanliggende betalen Ten tweede is de beperking spijtig, wat den grond van de zaak betreft. Zal het worden gezegd dat de kleine land bouwer uit zijn huis mag worden gedre ven, met vrouw en kinderen, met have en goed, met dieren en alaam... omdat hij 2 hectaren bebouwt En welk is de toe stand van degene die de bepaalde uitge strektheid niet bezit Die mag, wel is waar, blijven wonen, hij verliest echter al de landerijen die bij de steê liggen wat men hem dus met de eene hand schijnt te geven neemt men hem met de andere weder af, immers wat is een deine landbouwer wien men eene of ander halve hectare land ontneemt Die man kan naar de stad gaan wonen, of ten minste zich een koffiekruikje aan schaffen en een weekabonnement. De wet is nog niet definitief gestemd. De Senaat moet er nog uitspraak over doen. Laten we hopen dat dit blad on der de oogen komt van eenige volksge zinde Senatoren, en dat de Hooge Ka mer zich zal laten overhalen om het amendement in zijn oorspronkelijken vorm opnieuw in te lasschen. Wie komt er voor uit om aan de landbouwvverklie- den, de kleine stielmannen, de kleine winkeliers, de kleine landbouwers hunne woonstede en hun klein bedrijf tot 1925 te verzekeren en luidende alsvolgt De verlengenis eveneens van toepassing op de verhuur de perceelen, welke tegelijk tot woning van den huurder strekken en voor een landbouwbedrijf dienen, indien de jaar lijksche huurprijs op 1 Augustus 1914 de som van 500 frank niet overschreed P. S. Zooeven ontving ik een brief van een kleinen landbouwer, waarin ik het volgende lees Mijn huisbaas die zijn eigendom wil verkoopen en zeer groote woekerprijzen eischt, bedreigt mij met uitzetting... Wij zijn met elf kinde ren, en niet bestand zulke groote offers te brengen, aangezien mijne ouders werklieden waren Die persoon roept om hulp Zal ze hem worden geweigerd E. V. D. Belangrijke voordracht op Zondag 5en November over 't plukken, bewaren, verzenden en benuttigen van fruit, in de lokalen der gemeenteschool,na de Hoog mis, door Haems Louis, tuinbouwvoor- drachtgever. Ieder landbouwer wie 't aanbelangt wordt vriendelijk, doch dringend verzocht de vergadering bij te wonen. De leden van den bond Redt U Zeiven mogen zeker niet afwezig zijn. Op Zondag 5 November geeft de heer Cornelis eene belangrijke voor dracht over het veredelen der graange wassen, bij Jos. Mertens, onmiddellijk na de Hoogmis. Al de landbouwers wor den naar die voordracht dringend uitge- noodigd. Het laatste nummer van De Koorn bloem geeft een artikel over het gebruik van aardappels als veevoeder. Wij heb ben dit artikel met groot genoegen gele zen, want het bevat veel nuttige wen ken. Doch, alhoewel het artikel bijzon der goed met de gezegdens van Kellner overeenstemt, denken wij, in 't belang van den boer, daarop moeten terug te komen, omdat persoonlijke ondervinding ons niet toelaat het met Kellner volko men eens te zijn. Wij zijn overtuigd dat de achtbare heer Dixi ons dat niet euvel zal nemen. Er dient eerst en vooral gezegd dat het werk van Kellner werk van groote verdiensten, maar rond hetwelk de Duitschers toch wat te veel bluf ge maakt hebben niet te stipt mag nage volgd worden, om rede dat het veel te veel gesteund is op scheikundige bere keningen, berekeningen van baloriën enz., doch niet genoeg rekening houdt der physiologie of levensleer der dieren. Het lijdt zelfs gebrek aan eenvoudige ondervinding. De theories van Kellner en tutti quanti werden veel toege past door de duitschers op menschen- voeding. Hunne oorlogsrantsoenen zorg vuldig berekend, bevatten op theoretisch gebied al de noodige caloriën, doch men weet hoever hunne theorie van de wer kelijkheid afweek. Óm een voorbeeld te geven zeggen wij alleenlijk dat Kellner's werk geen het minste onderscheid maakt tusschen de verschillige eiwitachtige stoffen. Hij spreekt ook heel natuurlijk niet van de vituminen. Nochtans, wij herhalen het, wij misprijzen het werk van Kellner niet, zijne voorschriften dienen alleenlijk niet stipt maar wel als algemeene aanduidin gen gevolgd te worden. Nu voor wat de berekening betreft van de zetmeelwaarde van een voeder, denken wij dat er een onderscheid dient gemaakt tusschen melkgevende, groeien de of zeer vermagerde dieren van den eenen kant en tamelijk gevleesde mest- dieren van den anderen. Voor de eerste mag het eiwitcijfer gerust met vier ver menigvuldigd worden, voor de laatste integendeel heeft het eiwit niet veel meer waarde dan de koolhydraten. Men zal nochtans nooit uit het oog verliezen dat alle dieren een minimum eiwit noo dig hebben. Kellner spreekt ook van mestrunders tot 5o kgr. RAUWE aardappels te ge ven per looo kgr. levend gewicht. Welnu wij denken dat dit overdreven is en dat de helft voldoende ware. 24 kgr. voor de koeien schijnt ons ook te veel. Wat de paarden aangaat, wij ach ten het geraadzaam deze geene of schier geene rauwe aardappels toe te dienen. Over 't algemeen zelfs zijn wij geene voorstaanders van het toedienen van rauwe aardappels. Het gebruik van ge kookte knollen schijnt ons zekerder, wat Kellner er ook moge van zeggen, die daarenboven beweert dat gekookte aardappelen maar een flauw voeder uit maakt en door de dieren weinig gezocht. Wij hebben integendeel bemerkt dat aardappels gekookt met een goed hands vol zout meestal gaarne gegeten wor den. De proeven aangelegd met gekook te knollen gaven meestal goede uitsla gen. Weze het ons toegelaten het voor beeld aan te halen van den Heer Egasse, een zeer bekende en verstandige kwee- ker die aardappelen gebruikte als voe der voor paarden, kalvers, koeien en mestrunders. Proef met kalvers. 18 Norman- dische kalvers werden van af November met gekookte aardappels gevoed. M. Egasse laat heel eenvoudig zijne aardap pels in den broodhoven bakken. De aardappels verliezen op die wijze 2o water, zijn gemakkelijk om bewerken en geven nooit aanleiding tot stoornis sen. Met een daartoe gepast stelsel kan M. Egasse in een maal 600 kgr. aard appelen bakken. 6 kalveren uit de 18 waren op eersten November maar 2 maand oud en waren nag niet gespeend. De 12 anderen wa ren 7 maand oud. De eerste kregen maar aardappelen van af 1 Februari, dus toen ze 5 maand oud waren. Eerst 500 gram, dan 1 kgr., dan 2 kgr., altijd gemengd met 5 kgr. gehakt stroo en 200 gram zout. Daar benevens wat ander voedsel dat verandert naarmate de dieren in ouderdom toenemen. Op 15 April wer den die zes kalvers op den meersch ge laten. Ze waren vet en blinkend en niet opgezwollen zooals de vroeg gespeende kalveren het maar al te dikwijls zijn (dik ken zak). Zeven maand oud zijnde wo gen ze 160, 185, 192, 200, 202, 206 kg. M. Egasse berekent den kost hunner dagelijksche voeding. Wij hernemen zijne berekening met hedendaagsche cijfers Gemiddeld 2 liters melk aan 0.96 2 kgr. aardappels 0,25 800 gram hooi 0,32 200 gram rijst 0,17 175 gram tarwe 0,11 1 kgr. tarwe stroo 0,12 1,93 Wat de 12 andere kalvers betreft, dient er opgemerkt dat ze maar licht en van flauwen oorsprong waren. Ze wa ren van af 1 November bijna uitsluite- lijk met aardappels gevoed. Hun rant soen bedroeg gemiddeld 10 kgr, aard appelen met 250 gram gekapt hooi en zooveel gekapt stroo. Ze kregen daaren boven 2 kgr. roggestroo als strooisel en 250 gram haverstroo in de krib. ('t Vervolgt). PARDAF. Nu mag de Winter komen, Met armoe in den schoot, En sneeuwen woud en velden vol, Of vriezen alles dood. Gij, boerken, lacht hem vierkant uit, Wanneer hij komen zal Want is hij zacht of is hij streng Hij deert u niemendal Uw schuur zit vol tot aan de nok Getast met voedzaam graan. LIw knollen liggen in den put En groenten hebt gij staan 1 Gij zet u rustig bij den haard Is 't laatste brood versneên, Gij weet waar Jan de mulder woont En kruit er dapper heen Ook voor uw vee hebt gij gezorgd Zoo goed als voor u zelf De rapen groeien op het veld En 't hooi zit op den schelf Daarom is 't dat gij monkelt, zeg En zoo tevreden zijt Dat 't pijpken u zoo lekker smaakt Maar 'k jon 't u voor uw vlijt Alfons Van de Maele, Dit is een van de honderd lieve ge dichtjes uit het boekje voor ons Volk. Ja, zoo luidt eenvoudig de titel van het derde gedichtenboekje dat onze vriend Alfons Van de Maele komt uit te geven. Voor de lezers en lezeressen van De Koornbloem is Fonske, gelijk men hem in de wandeling noemt, geen vreemde meer. Van tijd tot tijd zendt hij ons een lief gedichtje. Hij is geen groot geleerde, geen hoog vlieger, maar een oprechte, schoone ziel, een rechtzinnige Vlaming, een eenvou dig man die als wij allen zijn brood moet verdienen voor hem, voor zijne vrouw en voor zijne talrijke kinderen met dage lijks hard te werken hij is een rechtge aarde dorpeling. Dit wil nu niet zeggen, dat wat hij schrijft niet lief, niet schoon is, verre van daar, want menig van de verzekens in dit boekje, zou wel door een groot dichter mogen onderteekend worden. Maar zijn boekje is er een zoo als er bij ons veel meer moesten zijn, een boek je voor ons Volk, één dat door eenieder gelezen begrepen en genoten kan worden. Daar staan de lange win teravonden vóór de deur, wie ze aang& naam wil doorbrengen zal niet nalaten zich dit boekje Nog Verzekens aan te schaffen. Men schrijve maar een kaartje naar De Koornbloem Het is een plicht voor eiken Vlaming dezen volksdichter te steunen met zijn werkje aan te koopen, het kost maar 3 fr. De Koornbloem. Fruit- en Groentenkweek gepaard. 't Was Vrijdag 27en October laatst leden 6° gevrozen. 't Zal mogen geboekt worden 't is voorzeker een zeldzaam heid. De bladeren der boomen zijn dan ook haastig gerezen en sommigen onder hen staan reeds gansch kaal. Die vroeg tijdige vorst heeft den landbouwer meni ge onaangename verrassing geschonken. Vele beeten zijn vervrozen, het fruit dat te laat op de boomen is blijven hangen zal waarschijnlijk ook van de vorst ge leden hebben. Dat koud weder brengt 't veevoeder weer in opslag als er een steen valt is 't gewoonlijk op het hoofd van den boer. Voor 't planten der boo men is 't gunstige tijdstip gekomen en vermits ik bij 't begin van 't jaar de manier van planten, in 't lang en in 't breed besproken heb, wil ik me dezen winter bijzonder bezighouden met het snoeien van 't vruchthout, de ziekten der fruitboomen, de schadelijke en nuttige dieren en insekten. Ik kan natuurlijk in geen bijzonderhenden treden voor wat het snoeien van 't vruchthont aangaat want dit verandert van boom tot boom, van geval tot geval enkel kan ik alge meene regels geven gesteund op de levensleer van den boom. Als ge snoeit ziet altijd goed met wat voor een soort van vruchthout ge te doen hebt, op wel ke plaats het staat en wat er best dient mede gedaan te worden. In 't laatste artikel heb ik reeds gesproken over 't bladkransje' 'k ga dan voort met de spoor en ander vruchthout. Wie spreekt van spoor roept aanstonds het gedacht te binnen van iets dat uitloopt op een stekel of een soort doorn. Dit is nochtans niet het geval met de spoor van de pere laar, tenzij men met een wildeling te doen had 't is daar ook een kenschet send teeken om een wildeling van een andere tamme soort te onderscheiden. Een spoor is een vruchttakje hebbende een lengte begrepen tusschen drie en tien cm., gewoonlijk glad van schors, voorzien van oogen op gansch zijn lengte en eindigende op een kloek en welge vormd oog, eind- of slotoog geheeten. De spoor, evenals het kransje wordt ook niet gesnoeid om reden dat ze gewoon lijk het eerste of tweede jaar zal her doopt worden in gekroonde spoor om dat ze bovenaan, instede van met een oog, met een bloembot zal prijken. Bij flauwe groeiers en op een goede stand plaats, 't is te zeggen, in 't bereiken van t zonnelicht en voldoende gevoed, gaat het eindoog niet zelden het eerste jaar tot bloembot over 'k Weet niet of ik 't u reeds gezegd heb maar een bloembot is gemakkelijk te herkennen aan haar ron den vorm. De beurs, vruchtzetel of vruchtklier is genoegzaam bepaald door haar naam zeiven 't is een soort gezwel dat zich bij de kernfruiten vormt op de plaats waar de vrucht aan den boom ge hecht is. De vruchtklier wordt weeral niet gesnoeid en 't is best, zelfs van den vruchtzetel af te blijven, omdat de natuur het zoo geschikt heeft, dat een kurkach- tig geweefsel, de wond gemaakt bijQ 't plukken van fruit, gansch overdekt en tegen allen nadeeligen invloed van regen, sporen en zwammen, beschut. Op de beurs ontstaan niet zelden kransjes, spo ren laat men ongesnoeid omdat ze zich, op die plaats vroeger nog dan op een andere, tot bloembot zullen overzetten. De gewone twijgen snoeit men best weg, ten ware, men ze noodig hadde om te dienen, bij leiboomen bij voorbeeld, om verlengenissen te bekomen. Ge ziet dus, hoe voorzichtig men moet zijn bij 't pluk ken van appels en peren om geen vrucht zetels af te rukken. Is 't geen zonde als bij 't plukken van 't fruit eens een ronde maakt in de boomgaarden en bemerken moet dat de grond, onder den boom, om zoo te zeggen overdekt is met vruchtklie- ren, sporen, kransjes zoodanig hebben ladders, korven en man hem toegetakeld. En zeggen dat sommige lieden verwon derd zijn dat na een dergelijke aftakeling van den boom, ze 't jaar er opvolgende, bijna geen of weinig fruit hebben. Men moet dus voorzichtig plukken en den Boom zoo weinig mogelijk bescha digen om veel fruit te hebben. L. HAEMS, Landbouwvoordrachtgever. RNBL is in

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1922 | | pagina 1