REDT U
ZELVEN
WÊ^mêwÊ:
Arbeid adelt
Internationalisme
Hoe een boomgaard
aangelegd
Het verzorgen
der Hoenders.
Landbouwweekblad
Sprsskkamartjs,
moet steeds de
leus zijn van
alle landbouwers.
Gemeente Teralphene.
OVER LANDBOUWONDERWIJS.
ffet ftoelge der Qoepin
DE VROUW EN HET HUWELIJK
ZONDAG 12 NOV. 1922.
Prijs IU centiemen.
5de JAARGANG Nr 202.
m
Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars.
Men schryft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie GROOTE MARKT, AALST
De medewerkers zijri verantwoordelijk voor hunne bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
Voor en door de
Landbouwers
Dat is een lang, een groot stadhuis
woord en groote woorden bekoren de
menschen en velen laten er zich aan be
zondigen. Voor den oorlog scheen het
een eigendom van het socialism te zijn,
maar thans schiet er elk op los Daar
zijn internationalen voor werklieden,
voor oud-strijders, voor artisten zelfs en
voor wie nogal 1 Hoeveel werd er niet
geschermd met het woord democratie
de verstokste bewaarders zeggen dat zij
democratischgezind zijn. Zal dit woord
internationalisme ook niet misbruikt
worden. Want ook de boeren spreken
reeds van eene internationale (vereeni-
ging) voor landbouwers, die koppeling
van woorden klinkt heel voornaam,doch
we mogen ons niet zoo gauw warm ma
ken voor een zaak die we niet kennen,
voor een onbekend iets. Wij moeten het
vooraf nader beschouwen. Laten wij
zien
Zeker zouden de landbouwers er niet
bij verliezen aan de werking van een
landbouwinternationale als ze daar hun
eigen woord te spreken hadden, als het
zou zijn eene internationale voor land
bouwers, waar de wederlandsche belan
gen en kwesties die den landbouw raken
zouden besproken en geregeld worden
door landbouwers, groote en kleine zelf
en niet door zoogezegde vertegenwoor
digers van den landbouw. Maar daar
zijn wij nog ver af, ten minste voor wat
ons land betreft.
Hoe wilt ge dat, in de veronderstelling
dat de internationale1 tot stand kome,
België daar aan de groene tafel zou zit
ten vertegenwoordigd door dezen of
genen staatsminister om ook de belangen
van den Belgischen landbouw misschien
tegenover andere belangen te verdedi
gen Onzin 1 En wie anders zou ons
landbouwers daar vertegenwoordigen
wij hebben nog andere groote stappen
vooruit te zetten eer wij zoo ver zullen
gekomen zijn, dat we daarheen ons eigen
mannen zullen kunnen zenden
Wij hebben in ons eigen land nog niet
wat ons rechtmatig toekomt.
Zijn wij vertegenwoordigd in den
Hoogeren Landbouwraad, die in België
de hoogste belangen van den nationalen
landbouw moet ter harte nemen
Hebben wij de zoo betrachte land-
bouwkamers, naast dergelijke instellin
gen voor handel en nijverheid
Hebben we al een pachtwet, naast de
huishuurwet
Of denkt ge misschien dat de zooge
zegde en gedroomde landbouwinterna
tionale ons dat al schenken zal
Niets van
Een degelijk internationalism heeft
voor grondslag een welbegrepen natio
nalisme in den breedsten en besten zin
van 't woord.
Een vrouw vooraleer ze huisvrouw
worden zal, moet zien dat ze eerst leert
huishouden eer ze er aan denken zal
voor een toekomstigen man te koken.
Zoo ook moet de Belgische landbouw
eerst zoover gekomen zijn, dat de belan
gen in het eigen vaderland behartigd
worden naar de opvatting van de meer
derheid der landbouwers, eer wij er aan
denken mogen aan internationalisme te
doen.
Daarbij komt nog deze vraag van het
allergrootsche belang. In die internatio
nale zouden vertegenwoordigd vooral
de landen, die wederlandsche landbouw
belangen hebben te zeer overwegend
tegenover onze specifieke belangen. Ik
wil zeggen de grootlandbouw zou daar
het hooge woord voeren en de kleine
landbouwer zou zijn toestand nog zien
verslechteren. België had te zamen met
de bondgenooten de zegepraal behaald,
het was ook overal op de vredeskonfe-
renties vertegenwoordigd en dit heeft
niet belet dat onze frank zoowel den
dieperik ingaat als het geld van de over
wonnen landen.
Wij mogen niet vergeten dat in ons
land de kleine boerderijen het overgroot
getal zijn, dat België een land is van
kleinlandbouw.
Er zijn geen bewijzen dat onze belan
gen door een internationale zullen ge
waarborgd worden wij willen niet met
een blinddoek voor de oogen geleid
worden op een voor ons onbekenden
weg, wij willen niet gedwee naar de
slachtbank gestuurd worden. Wij willen
zeker niet de belangen van onze boeren
slachtofferen op het nieuwmodisch altaar
van het internationalisme.
Eerst willen wij ons zelf redden en
daar zullen wij ondertusschen geleerd
hebben wat er van die landbouwinter
nationale kan terecht komen.
Geen hoogvliegerij, maar zelfbewuste
werking uit eigen kracht zal meer ver
mogen dan aanlokkelijke groote woor
den.
Woorden zijn geen oorden.
H. KLOPT EROP
Het is onbetwistbaar dat de zorgen
aan de hoenders over 't algemeen te
veel verwaarloosd worden. Nochtans
indien de boer berekende wat een goed
opgepast neerhof hem kan opbrengen
en de winsten vergeleek met die van ze
kere koeien of van zekere teelten, hij
zou dikwijls verbaasd staan kijken. Zelfs
wel opgepast vragen de hoenders wei
nig zorgen en dus weinig tijd, ze.kunnen
bij den boer veel afval benuttigen afval
van den wanmolen, kleine haver, kleine
aardappels, uitwerpsels der paarden enz.
op den mesthoop vinden ze bij zomer
en winterdag, allerlei ongedierte die
best bij het eierleggen te pas komen.
Doch men bekommert zich voor 't
algemeen te weinig met het uitbaten
van goede legsoorten, jonge en oude
hennen loopen ondereen, zoodat men
soms op de boerenhoven hennen aan
treft die 6 en 7 jaar oud zijn, enz. Het
hok laat ook dikwijls veel te wenschen.
Oh, wij weten wel dat het voor onze
boerkens moeielijk of onmogelijk is,
hokken beginnen te bouwen of zelfs
grondig te verbeteren op hoeven, waar
hij heden of morgen zonder veel plicht
plegingen kan uitgezet worden, maar
zorgen dat het hok tamelijk wel verlucht
en verlicht weze, dat het tijdelijk ge-
kuischt' en gereinigd worde, dat kan
iedereen meestal zonder veel kosten en
moeite verwezenlijken.
Het is dikwijls te danken aan het
verwaarloozen van alle voorschriften
van den gezondheidsleer dat onze hoen
ders zoo getergd worden door allerlei
ongedierte, 't Ergste is dat, indien
iemand zich toelegt op het verdelgen
van hoenderluizen enz., die men den
plaaggeest der hoenders en den winst-
roover der kweekers mag noemen, een
of ander gebuur zich gewoonlijk gelast
met zijne dieren opnieuw van ongedierte
te voorzien.
Dit is een der reden om dewelke wij
groote partijganger zijn van het stich
ten van "hoenderbonden waar men de
beste middelen zal doen kennen om de
woekerdieren te bestrijden en tevens de
leden aanzet die middels te werk te stel
len. Ongelukkiglijk, wanneer er ergens
in eene gemeente een hoenderbond aan
getroffen wordt, vindt men daarin
meestal allerlei lieden, doch geene of
weinig boeren.
Er zijn verschillige kleine diertjes die
onze hoenders teisteren en ten eerste de
eigenlijke hoenderluizen en namelijk de
gewone bruine hoenderluis. De bruine
leus die de geleerden met den naam
lipeurus heterographus,, gedoopd heb
ben, leeft op de huid der hoenders. Deze
luis is eigenlijk geen bloedzuiger zooals
vele menschen het denken doch voedt
zich met de huidafscheiding en met ve
derwortelen, waarvan een uitvallen der
veeren het gevolg kan zijn.
('t Vervolgt).
PARDAF.
Belangrijke voordracht op Zondag
26 November, na de Hoogmis, in de
lokalen der gemeenteschool, over de
teelt van den aardappel grond, bemes
ting, teeltwijze, uitlezing, bewaring vaa
plantgoed, waarde als veevoeder enz.,
door M. Lodewijk Haems, tuinbouw-
voordrachtgever.
Het groot getal toehoorders op de
laatste voordracht leverde ons het stel
ligste bewijs, dat Teralphene een voor
uitstrevende landbouwbevolking bezit
die met haren tijd meegaat en voor goed
den ouden slenter vaarwel heeft gezegd.
Fruit- en Groentenkweek gepaaid.
Snoeiïng van het Vruchthout.
Voor wie 't lang geleden-is dat hij
eens in 't lokaal van den boerenbond
Redt U Zeiven is geweest, zal het
voorzeker een verrassing zijn die groote
veranderingen te zien er aan toege
bracht evenzoo groot is de verande
ring in de natuur, de boomen staan reeds
gansch kaal, de zaaitijd is reeds ver ge
vorderd en veel wintervoeder voor de
dieren ingezameld.
Eens dat alles uit de voeten valt er
eens te denken op de fruitboomen, zij
ook staan reeds gansch kaal en nu kan
men met alle gemak het vruchthout van
de overige deelen van den boom onder
scheiden. Om de snoeiïng van 't vrucht
hout gedaan te maken, blijft er me nog
te spreken over de gewone twijg en de
gulzige twijg, alsook over de slappe of
korte gewone twijgen. De gewone twijg
of bundille kan van 12 tot 20, soms 30
en meer centimeters lengte hebben, dat
hangt zoo wat af van de soort, den on
derstam waarop hij is afgegriffeld, de
groeikracht en meer andere invloedheb
bende factoren.
De gewone twijg wordt gewoonlijk,
wanneer hij langer is dan 20 cm., ge
snoeid. Hij is op gansch zijn lengte
voorzien van oogen, waarvan de onder
ste slap, klein en slecht gevormd zijn, de
overige kloek en wel gevormd. Het bo
venste oog dat 't best gevormd is, gaat
gemeenlijk tot bloembot over en daar- I
om ook is het dat men de gewone twij-
gen of voddetwijgen, die min dan 20 cm.
lengte hebben gewoonlijk ongesooeid
laat. De andere snoeit men af op drie,
soms vier welgevormde oogen en bijge
volg mogen er de onderste niet bijgere-
kend worden.
Uit die eerste snoeiïng gaat zoo wat
van alles geboren worden, 't is te zeggen
uit die drie oogen gaat zoo wat van alle
slag vruchthout verschijnen. Laat ons
eens nagaan en opsommen wat men
zoo al bekomen kan 1° Drie kransjes
of sporen, 2° Twee kransjes of sporen
en een gewone twijg, 3° Een kransje of
spoor en 2 gewone twijgen, 4° Drie ge
wone twijgen.
Een opmerkzaam oog geleidt door een
gezond oordeel zal al deze gevallen door
het reeds vroeger aangeleerde weten te
behandelen. Zoo bij 't eerste geval zal
men alles gerust laten, bij t tweede de
gewone twijg op drie goede oogen
snoeien, bij 't derde een gewone twijg
wegsnoeien en de andere op drie oogen
afsnijden, bij 't vierde er 2 wegsnoeien
en de derde liever op vier goede oogen
snoeien om niet meer dezelfde misluk
king op te loopen. Dit is de gewoon te
volgen weg voor het snoeien der ge
wone twijgen, maar de bekomene uit
slagen kunnen soms bij de eene soort
veel verschillen dan bij de andere en
daarom moet de ondervinding onze beste
leermeesteresse zijn en dit zal ze maar
zijn, na vele jaren praktijk, 't Is hier als
met alle andere stielen, men wordt maar
meester in het vak na lange jaren van
goedberedeneerde oefening.
De slappe of korte gewone twijgen
snoeit men gemeenlijk niet en de vrucht
ontstaan op 't einde van den twijg, doet
dezen laatsten buigen en de oogen gaan
des te gemakkelijker tot sporen, krans
jes en later tot bloembotten over. Men
snoeit dan 't jaar nadien volgens kracht
of zwaarte op drie of vier kransjes of
sporen.
De gulzige twijgen zijn lange en zware
twijgen op gansch hun lengte met kloeke
oogen voorzien. Men snoeit ze weg op
voet om op die plaats beter geschikt
vruchthout te bekomen.
De watertwijgen onderscheiden zich
van de gulzige twijgen door dat de
oogen min zwaar zijn en op grooteren
afstand staan. Men snoeit ze insgelijks
op voet weg als men hem niet kan be
nuttigen om soms verouderde en afge
storvene deelen van den boom te ver
vangen.
In meerdere bijzonderheden wil ik
niet treden men snoeit gewoonlijk om
veel fruit te bekomen, alhoewel een
verstandig hovenier soms al een vrucht
weet op te offeren om den vruchtdrager
niet te vroegtijdig uit te putten en er,
zoo doende, wat langer van te genieten.
L. HAEMS,
Landbouwvoordrachtgever.
(Vervolg)
SPIJTIGE TELEURSTELLING.
Terwijl ik me sinds een paar weken
ten doele stelde onze jongere aankomen
de landbouwers in te wijden met de in
richting en 't programma eener provin
ciale Landbouwberoepsschool, zooals er
meer dan 'n half dozijn groeien en bloei
en in onze gebuurprovincie Brabant, zag
ik in loop der week, tot mijne groote
verwondering en diepe verontwaardi
ging, in ons weekblad alsmede in De
Volksstem 'n dubbel spijtige mede-
deeling verschijnen vanwege den acht
baren Heer Bricout.
Deze zoo nuttige en hoogst belangrij
ke tijdelijke Landbouwleergang, welke
reeds aanvang moest nemen op einde
Oktober, dient dus voorloopig opge
schorst en zulks bij gebrek aan 't mini
mum vereischte getal toetredingen of
inschrijvingen.
Weihoe Zou het dan toch waarheid
zijn dat in 'n voornaam landbouwcen
trum zooals Aalst en omliggende geen
twintig landbouwers niet meer gevon
den worden, die hunne landbouwbelan
gen nog iet of wat ter harte nemen
Ik kan maar niet aannemen, dat we
onder onze overtallige landbouwers er
geene ernstige reeks zouden vinden, die
in eigen voordeel en met het oog op
de toekomst van hunnen zoon opvolger
er een gewetensplicht zouden dienen
van te maken, den aankomenden land-
jongen naar de vakschool te sturen,waar
hij al de kennissen aangaande zijn be
drijf, kosteloos kan opdoen.
Waaraan dan moet zulke spijtige toe
stand worden toegeschreven
Is er dan bij onze landbouwers gebrek
aan goeden wil? Ik durf noch mag er hen
geenszins van beschuldigen.
Is zulks het gevolg eener dwaze kop
pigheid
Dit ware hun stellig een lasterend
verwijt naar het hoofd slingeren.
Doch wanneer we om juist en rond
borstig te spreken, de schuld van der-
gelijken toestand eens ten laste legden
van die zoogezegde Koude en plich-
tige onverschilligheid die 't meeren-
deel onzer brave landbouwers, net als
'n besmettelijke kwaal heeft aangetast en
hen zoo verre heeft gebracht, dat ze in
hunne verstokte verblindheid hunne
eerste bedrijfsbelangen moedwillig over
het hoofd zien en alle plichtbesef even
dwaas onder de voeten treden Ware
dat den spijker niet juist op den kop ge
hamerd
Me dunkt ik hoor U reeds gansch ver
ontwaardigd en rimpeltrekkend uitroe
pen Wat wil die vent ons nu alweer
inpompen Wel laat me toe, beste
lezer, slechts 'n paar minuten ernstig on
der ons beiden te redeneeren en beproe-
ven door gezond oordeel U tot 'n recht
zinnige overtuiging te brengen,
Wie van ons gelijk welke onderne
ming op touw stelt, moet onvermijdelijk
beginnen met op moderne wijze te han
delen Steunt hij zich niet op de nieuwe
doenwijze. Gaat hij niet mee met de
nieuwere proefnemingen, en streeft hij
niet gedurig naar eigen volmaking, dan
is hij geen man van zijn tijd.
Neem gelijk welke stielman, 'tzij smid,
schrijnwerker, meubelmaker, timmer
man, schoenmaker, kleermaker enz., die
uit dwaze koppigheid zou zeggen Ik
bekommer mij in 't geheel niet met al die
nieuwe moden hoü me doodeenvou
dig aan den ouden trant die gaat on
vermijdelijk tot zijn eigen ondergang.
Heeft zulke stielman de onmisbare
voorzorg niet genomen, zich in een be
voegde vakschool tot het verstandig
aanleeren van zijnen stiel, te gaan oefe
nen, dan is en blijft hij voor gansch zijn
leven 'n halven of nietbeduidende vak
man. En erg is hij te beklagen indien hij
met z'n kreupelstieltje moet door de
wereld sukkelen
Welnu, indien er een bedrijf is dat
eene gansch bijzondere voorbereiding en
inwijding vergt, dan is het wel dat van
landbouwer.
O Ja Ik weet het maar al te wel, on
der U zijn er ook, en zijn niet luttel in
getal, de me net als ik hierboven zei,
kortweg zouden antwoorden Ik hoü
van geen nieuwe mode maar doe
liever naar eigen ondervinding, naar
eigen goesting, kortom naar ouden
trantMaar dan antwoord ik in volle
overtuiging, aan zulken halven vakman,
dat zoo hij met de nieuwerige gedachten,
de nieuwere strekkingen en proefvin-
dingen niet mee wil, hij onvermijdelijk
z'n eigen en spoedigen ondergang be
werkt en te gemoet loopt. Overigens
laat me toe, beste lezer, me nogmaals
tot uw gezond oordeel te wenden en dat
door de eenvoudigste redeneering.
Hier ter streke vooral waar de grond-
verbrokkelingen zich ten zeerste doet ge
voelen, waar de cnltuur op uitgestrerkte
schaal en breede oppervlakten totaal
onmogelijk is geworden, door eene al te
groote grondverdeeldheid, hier vooral
zeg ik, komt het er op aan dat elke
kleine landbouwer er zich met de nauw
keurigste zorg op toelegge, zijn brokje
grond niet alleen flink te bewerken en te
onderhouden, maar vooral er de meest
winstgevende cultuur op toe te passen.
Huurprijs en grondlasten staan reeds zoo
geweldig hoog Welnu is het dan aan
u niet er voor te zorgen dat ge door de
best toegepaste vrucht of cultuur het
hoogste profijt uit uwen grond trekt 1
Het tegenovergestelde ware toch louter
onzin
Welnu om dergelijke uitslagen te be
komen, zijn u en goeden raad, en leiding,
en zekere kennissen onontbeerlijk.Geluk-
kiglijk staat dit alles kosteloos ten uwen
dienste, 't is enkel aan u van de goede
gelegenheid te baat te nemen om er een
ernstig gebruik van te maken.
Was het niet dat we uwe belangen
ten zeerste behartigen en dat we steeds
bereid zijn uwen toestand aanhoudend
te verbeteren, ten einde hem als 'n
hoogst veredelend bedrijf, immer hooger
op de sociale ladder te doen stijgen, er
zouden ons, geloot me vrij, veel moeite
en opofferingen gespaard blijven, die
w'ons ten uwen voordeele nochtans vol
gaarne getroosten.
Aan u dan, beste vrienden, de weten
schappelijke bronnen, welke Staat en
Provincie totaal kosteloos in uw bereik
stellen, zonder aarzelen te benuttigen.
Breekt var. heden eens voorgoed af met
dien ongelukkigen Ouden slenter
Wordt mannen van uwen tijd en weest
er fier op door uw krachtdadig meêwil-
len en meewerken uwen stand de eere
plaats te schenken, welke hem rechtma
tig toekomt.
Lang genoeg werd hij veracht en
vernederd. Aan u dan ons pogen en
streven te steunen uit al uwe krachten,
zooniet verijdelt ge al onze plannen.
Overigens kennen we maar al te wel
den goeden wil die u allen bezielt. Het
komt er slechts op aan dien goeden wil
eens voorgoed wakker te schudden uit
den lamlendigen slaap waarin hij ge
dompeld ligt. Dat krachtdadig willen
dan, gepaard met het groot vertrouwen
dat gij in ons, uwe leiders en leermees
ters zult stellen, weze het eenige blijk
van dankbare erkentelijkheid waarop
we in de toekomst rekenen.
Moge mijne enkele lijnen^ daarover,
U tot volledige overtuiging brengen,
dan ware ik ten uiterste voldaan.
Daarvan zal ik een treffend bewijs
vinden wanneer elke verstandige land
bouwer in loop dezer week ten minste
ééne inschrijving stuurt naar den heer
Bricout, agronoom, Erembodegem, en
waardoor elk uwer zijn zoon-opvolger
verplicht den tijdelijken Landbouwleer
gang te komen volgen, welke geen twin
tig, maar minstens honderd onzer ver
standige buitenjongens zou moeten
tellen.
Beantwoordt deze schoolbevolking
aan onze verwachting, dan ook mogen
we verhopen kortelings dien tijdelijken
Landbouwleergang vervangen te zien
door eene Bestendige Provinciale Land
bouwberoepsschool hier ter stede.
't Is daartoe dat we streven, maar
daar ook zullen ze slechts toekomen, in
dien gij, verstandige landbouwers, ons
de aankomende landjeugd de toe
komstige landbouwers zult toever
trouwen, om ze onder onze leiding tot
verstandige en bekwame landbouwvak-
mannen te vormen.
Hier ook ben ik zoo vrij 'n warme
oproep te doen aan mijne achtbare kol
lega's, de heeren onderwijzers der kan
tongemeenten van Aalst, opdat ze bij
stond en gelegenheid hunne oud-leer
lingen. welke 2ich tot het landbouwbe
drijf voorbestemmen, zouden aanwak
keren bedoelden leergang te komen vol
gen. Hun plaatselijk gezag is desaan-
gaande zoo afdoende, dat we dank aan
hunne welwillende propaganda onge
twijfeld tot 'n degelijken uitslag zouden
komen.
Onzen best voorafgaanden dank weze
U dan van harte gegund.
RUSTICUS.
Het huwelijk is eene natuurlijke in-
stelling, door God gewild, krachtens de
natuurlijke geschapenheid en de natuur
lijke neiging van den mensch, als het
natuurlijk middel, om den enkeling door
eene gezellin en eene hulp aan hem ge
lijk te volmaken en te bekwamen tot de
voortzetting en de opvoeding van het
menschelijk geslacht. Aangezien nu het
huwelijk eene blijvende groepeering
vormt, die de bron is en de moeder van
de maatschappij, is het huwelijk daar
door zelf eene maatschappelijke inrich
ting en tevens eene godsdienstige instel
ling.
Het huwelijk is een sakrament, het is
dus een heilige zaak, een werktuig van
heiligheid. Wat volgt daaruit Eerst en
vooral, het huwelijk is een algemeene
menschelijke plicht, niet in dezen zin,dat
elke man, of elke vrouw natuurlijk ver
plicht is het huwelijk aan te gaan maar
in dezen zin dat de verantwoordelijk
heid voor de instandhouding van het
menschelijk gemeenebest, op al de men
skien samen genomen, berust zoo dat
geen enkele persoon zich van die taak
mag ontstaan zonder wettige redenen.
Die wettige redenen ontslaan een man
of vrouw van den algemeenen huwe
lijksplicht, om des te beter het gemee
nebest, de opvoeding van het mensche
lijk geslacht te dienen op eene meer uit
muntende wijze. Zoo is het noodig dat
er personen zijn die, ongehuwd dus, de
volmaking der gemeenschap behartigen
in de bedieningen van het beschouwen
de leven, door de werkzaamheden der
barmhartigheid.
Daar nu het huwelijk de gewone le
vensstaat is voor de meeste menschen,
zal eene aantooning naar een echt chris
telijke en gezonde opvoeding aan de
vrouw eenerzijds, de heiligheid van den
huwelijksstaat aanwijzen, en anderzijds
de middelen aan de hand doen om die
heiligheid niet te dnteeren van dien
staat. Indien ik de aandacht vestig op
die taak van de opvoeding, dan is het
omdat spijts hare nooddringendheid
heel dikwijls verwaarloosd wordt, zoo
dat vele vrouwengewetens voor het
huwelijk, eerder den gruw voelden en
het misprijzen als voor iets minderwaar
digs en onheiligs en dikwijls alleen be
wust waren van de romantische ge-
neugtens en maar geen benul schenen te
hebben van zijn strengheid en levens
ernst.
Wat men in een overdreven geeste
lijk midden soms doet, namelijk de aan
dacht der vrouwelijke jeugd onverwijld
en uitsluitelijk vestigen op de verheven
heden van het kloosterleven en de vrij
willige maagdelijkheid, om als 't ware
Gods vrije roeping op te dringen, dat
is al even verkeerd en zekerlijk noodlot
tig als wat men in een overdreven lee-
kenmidden ook doet, n.l. hunne aan
dacht even onverwijld en uitsluitelijk
vestigen op wat ik noemen zou 't genot
van de liefde en het huwelijk.
Het huwelijk ook schenkt recht en
macht tot het volvoeren van eene le
venslange taak. Het is waar, die taak is
niet zoo uitgebreid, niet zoo heilig in
haar zelf, niet zoo veeleischend van het
tart en het verstand, als de taak van
den priester, maar zij is ook duurzaam,
belangrijk, heilig en vergt de kracht der
liefde en het vooruitzicht van den geest.
Er bestaat dus reden genoeg opdat de
vrouw zich voor het huwelijk ernstig
voorbereide niet enkel op hei oogen-
blik dat het huwelijk voorafgaat, door
de Biecht en de H. Communie, maar
bijzonderlijk door de verre en langdu
rige, maar gedurige voorbereiding van
heel haar jeugd leven. Het sakrament
des huwelijks geeft weliswaar de genade
tot volvoering der huweljjkstaak, maar
^rn H
f
Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Aalst,