REDT U ZELVEN WÊ^mêwÊ: Arbeid adelt Internationalisme Hoe een boomgaard aangelegd Het verzorgen der Hoenders. Landbouwweekblad Sprsskkamartjs, moet steeds de leus zijn van alle landbouwers. Gemeente Teralphene. OVER LANDBOUWONDERWIJS. ffet ftoelge der Qoepin DE VROUW EN HET HUWELIJK ZONDAG 12 NOV. 1922. Prijs IU centiemen. 5de JAARGANG Nr 202. m Abonnementsprijs 5,00 frank 's jaars. Men schryft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie GROOTE MARKT, AALST De medewerkers zijri verantwoordelijk voor hunne bijdragen Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Voor en door de Landbouwers Dat is een lang, een groot stadhuis woord en groote woorden bekoren de menschen en velen laten er zich aan be zondigen. Voor den oorlog scheen het een eigendom van het socialism te zijn, maar thans schiet er elk op los Daar zijn internationalen voor werklieden, voor oud-strijders, voor artisten zelfs en voor wie nogal 1 Hoeveel werd er niet geschermd met het woord democratie de verstokste bewaarders zeggen dat zij democratischgezind zijn. Zal dit woord internationalisme ook niet misbruikt worden. Want ook de boeren spreken reeds van eene internationale (vereeni- ging) voor landbouwers, die koppeling van woorden klinkt heel voornaam,doch we mogen ons niet zoo gauw warm ma ken voor een zaak die we niet kennen, voor een onbekend iets. Wij moeten het vooraf nader beschouwen. Laten wij zien Zeker zouden de landbouwers er niet bij verliezen aan de werking van een landbouwinternationale als ze daar hun eigen woord te spreken hadden, als het zou zijn eene internationale voor land bouwers, waar de wederlandsche belan gen en kwesties die den landbouw raken zouden besproken en geregeld worden door landbouwers, groote en kleine zelf en niet door zoogezegde vertegenwoor digers van den landbouw. Maar daar zijn wij nog ver af, ten minste voor wat ons land betreft. Hoe wilt ge dat, in de veronderstelling dat de internationale1 tot stand kome, België daar aan de groene tafel zou zit ten vertegenwoordigd door dezen of genen staatsminister om ook de belangen van den Belgischen landbouw misschien tegenover andere belangen te verdedi gen Onzin 1 En wie anders zou ons landbouwers daar vertegenwoordigen wij hebben nog andere groote stappen vooruit te zetten eer wij zoo ver zullen gekomen zijn, dat we daarheen ons eigen mannen zullen kunnen zenden Wij hebben in ons eigen land nog niet wat ons rechtmatig toekomt. Zijn wij vertegenwoordigd in den Hoogeren Landbouwraad, die in België de hoogste belangen van den nationalen landbouw moet ter harte nemen Hebben wij de zoo betrachte land- bouwkamers, naast dergelijke instellin gen voor handel en nijverheid Hebben we al een pachtwet, naast de huishuurwet Of denkt ge misschien dat de zooge zegde en gedroomde landbouwinterna tionale ons dat al schenken zal Niets van Een degelijk internationalism heeft voor grondslag een welbegrepen natio nalisme in den breedsten en besten zin van 't woord. Een vrouw vooraleer ze huisvrouw worden zal, moet zien dat ze eerst leert huishouden eer ze er aan denken zal voor een toekomstigen man te koken. Zoo ook moet de Belgische landbouw eerst zoover gekomen zijn, dat de belan gen in het eigen vaderland behartigd worden naar de opvatting van de meer derheid der landbouwers, eer wij er aan denken mogen aan internationalisme te doen. Daarbij komt nog deze vraag van het allergrootsche belang. In die internatio nale zouden vertegenwoordigd vooral de landen, die wederlandsche landbouw belangen hebben te zeer overwegend tegenover onze specifieke belangen. Ik wil zeggen de grootlandbouw zou daar het hooge woord voeren en de kleine landbouwer zou zijn toestand nog zien verslechteren. België had te zamen met de bondgenooten de zegepraal behaald, het was ook overal op de vredeskonfe- renties vertegenwoordigd en dit heeft niet belet dat onze frank zoowel den dieperik ingaat als het geld van de over wonnen landen. Wij mogen niet vergeten dat in ons land de kleine boerderijen het overgroot getal zijn, dat België een land is van kleinlandbouw. Er zijn geen bewijzen dat onze belan gen door een internationale zullen ge waarborgd worden wij willen niet met een blinddoek voor de oogen geleid worden op een voor ons onbekenden weg, wij willen niet gedwee naar de slachtbank gestuurd worden. Wij willen zeker niet de belangen van onze boeren slachtofferen op het nieuwmodisch altaar van het internationalisme. Eerst willen wij ons zelf redden en daar zullen wij ondertusschen geleerd hebben wat er van die landbouwinter nationale kan terecht komen. Geen hoogvliegerij, maar zelfbewuste werking uit eigen kracht zal meer ver mogen dan aanlokkelijke groote woor den. Woorden zijn geen oorden. H. KLOPT EROP Het is onbetwistbaar dat de zorgen aan de hoenders over 't algemeen te veel verwaarloosd worden. Nochtans indien de boer berekende wat een goed opgepast neerhof hem kan opbrengen en de winsten vergeleek met die van ze kere koeien of van zekere teelten, hij zou dikwijls verbaasd staan kijken. Zelfs wel opgepast vragen de hoenders wei nig zorgen en dus weinig tijd, ze.kunnen bij den boer veel afval benuttigen afval van den wanmolen, kleine haver, kleine aardappels, uitwerpsels der paarden enz. op den mesthoop vinden ze bij zomer en winterdag, allerlei ongedierte die best bij het eierleggen te pas komen. Doch men bekommert zich voor 't algemeen te weinig met het uitbaten van goede legsoorten, jonge en oude hennen loopen ondereen, zoodat men soms op de boerenhoven hennen aan treft die 6 en 7 jaar oud zijn, enz. Het hok laat ook dikwijls veel te wenschen. Oh, wij weten wel dat het voor onze boerkens moeielijk of onmogelijk is, hokken beginnen te bouwen of zelfs grondig te verbeteren op hoeven, waar hij heden of morgen zonder veel plicht plegingen kan uitgezet worden, maar zorgen dat het hok tamelijk wel verlucht en verlicht weze, dat het tijdelijk ge- kuischt' en gereinigd worde, dat kan iedereen meestal zonder veel kosten en moeite verwezenlijken. Het is dikwijls te danken aan het verwaarloozen van alle voorschriften van den gezondheidsleer dat onze hoen ders zoo getergd worden door allerlei ongedierte, 't Ergste is dat, indien iemand zich toelegt op het verdelgen van hoenderluizen enz., die men den plaaggeest der hoenders en den winst- roover der kweekers mag noemen, een of ander gebuur zich gewoonlijk gelast met zijne dieren opnieuw van ongedierte te voorzien. Dit is een der reden om dewelke wij groote partijganger zijn van het stich ten van "hoenderbonden waar men de beste middelen zal doen kennen om de woekerdieren te bestrijden en tevens de leden aanzet die middels te werk te stel len. Ongelukkiglijk, wanneer er ergens in eene gemeente een hoenderbond aan getroffen wordt, vindt men daarin meestal allerlei lieden, doch geene of weinig boeren. Er zijn verschillige kleine diertjes die onze hoenders teisteren en ten eerste de eigenlijke hoenderluizen en namelijk de gewone bruine hoenderluis. De bruine leus die de geleerden met den naam lipeurus heterographus,, gedoopd heb ben, leeft op de huid der hoenders. Deze luis is eigenlijk geen bloedzuiger zooals vele menschen het denken doch voedt zich met de huidafscheiding en met ve derwortelen, waarvan een uitvallen der veeren het gevolg kan zijn. ('t Vervolgt). PARDAF. Belangrijke voordracht op Zondag 26 November, na de Hoogmis, in de lokalen der gemeenteschool, over de teelt van den aardappel grond, bemes ting, teeltwijze, uitlezing, bewaring vaa plantgoed, waarde als veevoeder enz., door M. Lodewijk Haems, tuinbouw- voordrachtgever. Het groot getal toehoorders op de laatste voordracht leverde ons het stel ligste bewijs, dat Teralphene een voor uitstrevende landbouwbevolking bezit die met haren tijd meegaat en voor goed den ouden slenter vaarwel heeft gezegd. Fruit- en Groentenkweek gepaaid. Snoeiïng van het Vruchthout. Voor wie 't lang geleden-is dat hij eens in 't lokaal van den boerenbond Redt U Zeiven is geweest, zal het voorzeker een verrassing zijn die groote veranderingen te zien er aan toege bracht evenzoo groot is de verande ring in de natuur, de boomen staan reeds gansch kaal, de zaaitijd is reeds ver ge vorderd en veel wintervoeder voor de dieren ingezameld. Eens dat alles uit de voeten valt er eens te denken op de fruitboomen, zij ook staan reeds gansch kaal en nu kan men met alle gemak het vruchthout van de overige deelen van den boom onder scheiden. Om de snoeiïng van 't vrucht hout gedaan te maken, blijft er me nog te spreken over de gewone twijg en de gulzige twijg, alsook over de slappe of korte gewone twijgen. De gewone twijg of bundille kan van 12 tot 20, soms 30 en meer centimeters lengte hebben, dat hangt zoo wat af van de soort, den on derstam waarop hij is afgegriffeld, de groeikracht en meer andere invloedheb bende factoren. De gewone twijg wordt gewoonlijk, wanneer hij langer is dan 20 cm., ge snoeid. Hij is op gansch zijn lengte voorzien van oogen, waarvan de onder ste slap, klein en slecht gevormd zijn, de overige kloek en wel gevormd. Het bo venste oog dat 't best gevormd is, gaat gemeenlijk tot bloembot over en daar- I om ook is het dat men de gewone twij- gen of voddetwijgen, die min dan 20 cm. lengte hebben gewoonlijk ongesooeid laat. De andere snoeit men af op drie, soms vier welgevormde oogen en bijge volg mogen er de onderste niet bijgere- kend worden. Uit die eerste snoeiïng gaat zoo wat van alles geboren worden, 't is te zeggen uit die drie oogen gaat zoo wat van alle slag vruchthout verschijnen. Laat ons eens nagaan en opsommen wat men zoo al bekomen kan 1° Drie kransjes of sporen, 2° Twee kransjes of sporen en een gewone twijg, 3° Een kransje of spoor en 2 gewone twijgen, 4° Drie ge wone twijgen. Een opmerkzaam oog geleidt door een gezond oordeel zal al deze gevallen door het reeds vroeger aangeleerde weten te behandelen. Zoo bij 't eerste geval zal men alles gerust laten, bij t tweede de gewone twijg op drie goede oogen snoeien, bij 't derde een gewone twijg wegsnoeien en de andere op drie oogen afsnijden, bij 't vierde er 2 wegsnoeien en de derde liever op vier goede oogen snoeien om niet meer dezelfde misluk king op te loopen. Dit is de gewoon te volgen weg voor het snoeien der ge wone twijgen, maar de bekomene uit slagen kunnen soms bij de eene soort veel verschillen dan bij de andere en daarom moet de ondervinding onze beste leermeesteresse zijn en dit zal ze maar zijn, na vele jaren praktijk, 't Is hier als met alle andere stielen, men wordt maar meester in het vak na lange jaren van goedberedeneerde oefening. De slappe of korte gewone twijgen snoeit men gemeenlijk niet en de vrucht ontstaan op 't einde van den twijg, doet dezen laatsten buigen en de oogen gaan des te gemakkelijker tot sporen, krans jes en later tot bloembotten over. Men snoeit dan 't jaar nadien volgens kracht of zwaarte op drie of vier kransjes of sporen. De gulzige twijgen zijn lange en zware twijgen op gansch hun lengte met kloeke oogen voorzien. Men snoeit ze weg op voet om op die plaats beter geschikt vruchthout te bekomen. De watertwijgen onderscheiden zich van de gulzige twijgen door dat de oogen min zwaar zijn en op grooteren afstand staan. Men snoeit ze insgelijks op voet weg als men hem niet kan be nuttigen om soms verouderde en afge storvene deelen van den boom te ver vangen. In meerdere bijzonderheden wil ik niet treden men snoeit gewoonlijk om veel fruit te bekomen, alhoewel een verstandig hovenier soms al een vrucht weet op te offeren om den vruchtdrager niet te vroegtijdig uit te putten en er, zoo doende, wat langer van te genieten. L. HAEMS, Landbouwvoordrachtgever. (Vervolg) SPIJTIGE TELEURSTELLING. Terwijl ik me sinds een paar weken ten doele stelde onze jongere aankomen de landbouwers in te wijden met de in richting en 't programma eener provin ciale Landbouwberoepsschool, zooals er meer dan 'n half dozijn groeien en bloei en in onze gebuurprovincie Brabant, zag ik in loop der week, tot mijne groote verwondering en diepe verontwaardi ging, in ons weekblad alsmede in De Volksstem 'n dubbel spijtige mede- deeling verschijnen vanwege den acht baren Heer Bricout. Deze zoo nuttige en hoogst belangrij ke tijdelijke Landbouwleergang, welke reeds aanvang moest nemen op einde Oktober, dient dus voorloopig opge schorst en zulks bij gebrek aan 't mini mum vereischte getal toetredingen of inschrijvingen. Weihoe Zou het dan toch waarheid zijn dat in 'n voornaam landbouwcen trum zooals Aalst en omliggende geen twintig landbouwers niet meer gevon den worden, die hunne landbouwbelan gen nog iet of wat ter harte nemen Ik kan maar niet aannemen, dat we onder onze overtallige landbouwers er geene ernstige reeks zouden vinden, die in eigen voordeel en met het oog op de toekomst van hunnen zoon opvolger er een gewetensplicht zouden dienen van te maken, den aankomenden land- jongen naar de vakschool te sturen,waar hij al de kennissen aangaande zijn be drijf, kosteloos kan opdoen. Waaraan dan moet zulke spijtige toe stand worden toegeschreven Is er dan bij onze landbouwers gebrek aan goeden wil? Ik durf noch mag er hen geenszins van beschuldigen. Is zulks het gevolg eener dwaze kop pigheid Dit ware hun stellig een lasterend verwijt naar het hoofd slingeren. Doch wanneer we om juist en rond borstig te spreken, de schuld van der- gelijken toestand eens ten laste legden van die zoogezegde Koude en plich- tige onverschilligheid die 't meeren- deel onzer brave landbouwers, net als 'n besmettelijke kwaal heeft aangetast en hen zoo verre heeft gebracht, dat ze in hunne verstokte verblindheid hunne eerste bedrijfsbelangen moedwillig over het hoofd zien en alle plichtbesef even dwaas onder de voeten treden Ware dat den spijker niet juist op den kop ge hamerd Me dunkt ik hoor U reeds gansch ver ontwaardigd en rimpeltrekkend uitroe pen Wat wil die vent ons nu alweer inpompen Wel laat me toe, beste lezer, slechts 'n paar minuten ernstig on der ons beiden te redeneeren en beproe- ven door gezond oordeel U tot 'n recht zinnige overtuiging te brengen, Wie van ons gelijk welke onderne ming op touw stelt, moet onvermijdelijk beginnen met op moderne wijze te han delen Steunt hij zich niet op de nieuwe doenwijze. Gaat hij niet mee met de nieuwere proefnemingen, en streeft hij niet gedurig naar eigen volmaking, dan is hij geen man van zijn tijd. Neem gelijk welke stielman, 'tzij smid, schrijnwerker, meubelmaker, timmer man, schoenmaker, kleermaker enz., die uit dwaze koppigheid zou zeggen Ik bekommer mij in 't geheel niet met al die nieuwe moden hoü me doodeenvou dig aan den ouden trant die gaat on vermijdelijk tot zijn eigen ondergang. Heeft zulke stielman de onmisbare voorzorg niet genomen, zich in een be voegde vakschool tot het verstandig aanleeren van zijnen stiel, te gaan oefe nen, dan is en blijft hij voor gansch zijn leven 'n halven of nietbeduidende vak man. En erg is hij te beklagen indien hij met z'n kreupelstieltje moet door de wereld sukkelen Welnu, indien er een bedrijf is dat eene gansch bijzondere voorbereiding en inwijding vergt, dan is het wel dat van landbouwer. O Ja Ik weet het maar al te wel, on der U zijn er ook, en zijn niet luttel in getal, de me net als ik hierboven zei, kortweg zouden antwoorden Ik hoü van geen nieuwe mode maar doe liever naar eigen ondervinding, naar eigen goesting, kortom naar ouden trantMaar dan antwoord ik in volle overtuiging, aan zulken halven vakman, dat zoo hij met de nieuwerige gedachten, de nieuwere strekkingen en proefvin- dingen niet mee wil, hij onvermijdelijk z'n eigen en spoedigen ondergang be werkt en te gemoet loopt. Overigens laat me toe, beste lezer, me nogmaals tot uw gezond oordeel te wenden en dat door de eenvoudigste redeneering. Hier ter streke vooral waar de grond- verbrokkelingen zich ten zeerste doet ge voelen, waar de cnltuur op uitgestrerkte schaal en breede oppervlakten totaal onmogelijk is geworden, door eene al te groote grondverdeeldheid, hier vooral zeg ik, komt het er op aan dat elke kleine landbouwer er zich met de nauw keurigste zorg op toelegge, zijn brokje grond niet alleen flink te bewerken en te onderhouden, maar vooral er de meest winstgevende cultuur op toe te passen. Huurprijs en grondlasten staan reeds zoo geweldig hoog Welnu is het dan aan u niet er voor te zorgen dat ge door de best toegepaste vrucht of cultuur het hoogste profijt uit uwen grond trekt 1 Het tegenovergestelde ware toch louter onzin Welnu om dergelijke uitslagen te be komen, zijn u en goeden raad, en leiding, en zekere kennissen onontbeerlijk.Geluk- kiglijk staat dit alles kosteloos ten uwen dienste, 't is enkel aan u van de goede gelegenheid te baat te nemen om er een ernstig gebruik van te maken. Was het niet dat we uwe belangen ten zeerste behartigen en dat we steeds bereid zijn uwen toestand aanhoudend te verbeteren, ten einde hem als 'n hoogst veredelend bedrijf, immer hooger op de sociale ladder te doen stijgen, er zouden ons, geloot me vrij, veel moeite en opofferingen gespaard blijven, die w'ons ten uwen voordeele nochtans vol gaarne getroosten. Aan u dan, beste vrienden, de weten schappelijke bronnen, welke Staat en Provincie totaal kosteloos in uw bereik stellen, zonder aarzelen te benuttigen. Breekt var. heden eens voorgoed af met dien ongelukkigen Ouden slenter Wordt mannen van uwen tijd en weest er fier op door uw krachtdadig meêwil- len en meewerken uwen stand de eere plaats te schenken, welke hem rechtma tig toekomt. Lang genoeg werd hij veracht en vernederd. Aan u dan ons pogen en streven te steunen uit al uwe krachten, zooniet verijdelt ge al onze plannen. Overigens kennen we maar al te wel den goeden wil die u allen bezielt. Het komt er slechts op aan dien goeden wil eens voorgoed wakker te schudden uit den lamlendigen slaap waarin hij ge dompeld ligt. Dat krachtdadig willen dan, gepaard met het groot vertrouwen dat gij in ons, uwe leiders en leermees ters zult stellen, weze het eenige blijk van dankbare erkentelijkheid waarop we in de toekomst rekenen. Moge mijne enkele lijnen^ daarover, U tot volledige overtuiging brengen, dan ware ik ten uiterste voldaan. Daarvan zal ik een treffend bewijs vinden wanneer elke verstandige land bouwer in loop dezer week ten minste ééne inschrijving stuurt naar den heer Bricout, agronoom, Erembodegem, en waardoor elk uwer zijn zoon-opvolger verplicht den tijdelijken Landbouwleer gang te komen volgen, welke geen twin tig, maar minstens honderd onzer ver standige buitenjongens zou moeten tellen. Beantwoordt deze schoolbevolking aan onze verwachting, dan ook mogen we verhopen kortelings dien tijdelijken Landbouwleergang vervangen te zien door eene Bestendige Provinciale Land bouwberoepsschool hier ter stede. 't Is daartoe dat we streven, maar daar ook zullen ze slechts toekomen, in dien gij, verstandige landbouwers, ons de aankomende landjeugd de toe komstige landbouwers zult toever trouwen, om ze onder onze leiding tot verstandige en bekwame landbouwvak- mannen te vormen. Hier ook ben ik zoo vrij 'n warme oproep te doen aan mijne achtbare kol lega's, de heeren onderwijzers der kan tongemeenten van Aalst, opdat ze bij stond en gelegenheid hunne oud-leer lingen. welke 2ich tot het landbouwbe drijf voorbestemmen, zouden aanwak keren bedoelden leergang te komen vol gen. Hun plaatselijk gezag is desaan- gaande zoo afdoende, dat we dank aan hunne welwillende propaganda onge twijfeld tot 'n degelijken uitslag zouden komen. Onzen best voorafgaanden dank weze U dan van harte gegund. RUSTICUS. Het huwelijk is eene natuurlijke in- stelling, door God gewild, krachtens de natuurlijke geschapenheid en de natuur lijke neiging van den mensch, als het natuurlijk middel, om den enkeling door eene gezellin en eene hulp aan hem ge lijk te volmaken en te bekwamen tot de voortzetting en de opvoeding van het menschelijk geslacht. Aangezien nu het huwelijk eene blijvende groepeering vormt, die de bron is en de moeder van de maatschappij, is het huwelijk daar door zelf eene maatschappelijke inrich ting en tevens eene godsdienstige instel ling. Het huwelijk is een sakrament, het is dus een heilige zaak, een werktuig van heiligheid. Wat volgt daaruit Eerst en vooral, het huwelijk is een algemeene menschelijke plicht, niet in dezen zin,dat elke man, of elke vrouw natuurlijk ver plicht is het huwelijk aan te gaan maar in dezen zin dat de verantwoordelijk heid voor de instandhouding van het menschelijk gemeenebest, op al de men skien samen genomen, berust zoo dat geen enkele persoon zich van die taak mag ontstaan zonder wettige redenen. Die wettige redenen ontslaan een man of vrouw van den algemeenen huwe lijksplicht, om des te beter het gemee nebest, de opvoeding van het mensche lijk geslacht te dienen op eene meer uit muntende wijze. Zoo is het noodig dat er personen zijn die, ongehuwd dus, de volmaking der gemeenschap behartigen in de bedieningen van het beschouwen de leven, door de werkzaamheden der barmhartigheid. Daar nu het huwelijk de gewone le vensstaat is voor de meeste menschen, zal eene aantooning naar een echt chris telijke en gezonde opvoeding aan de vrouw eenerzijds, de heiligheid van den huwelijksstaat aanwijzen, en anderzijds de middelen aan de hand doen om die heiligheid niet te dnteeren van dien staat. Indien ik de aandacht vestig op die taak van de opvoeding, dan is het omdat spijts hare nooddringendheid heel dikwijls verwaarloosd wordt, zoo dat vele vrouwengewetens voor het huwelijk, eerder den gruw voelden en het misprijzen als voor iets minderwaar digs en onheiligs en dikwijls alleen be wust waren van de romantische ge- neugtens en maar geen benul schenen te hebben van zijn strengheid en levens ernst. Wat men in een overdreven geeste lijk midden soms doet, namelijk de aan dacht der vrouwelijke jeugd onverwijld en uitsluitelijk vestigen op de verheven heden van het kloosterleven en de vrij willige maagdelijkheid, om als 't ware Gods vrije roeping op te dringen, dat is al even verkeerd en zekerlijk noodlot tig als wat men in een overdreven lee- kenmidden ook doet, n.l. hunne aan dacht even onverwijld en uitsluitelijk vestigen op wat ik noemen zou 't genot van de liefde en het huwelijk. Het huwelijk ook schenkt recht en macht tot het volvoeren van eene le venslange taak. Het is waar, die taak is niet zoo uitgebreid, niet zoo heilig in haar zelf, niet zoo veeleischend van het tart en het verstand, als de taak van den priester, maar zij is ook duurzaam, belangrijk, heilig en vergt de kracht der liefde en het vooruitzicht van den geest. Er bestaat dus reden genoeg opdat de vrouw zich voor het huwelijk ernstig voorbereide niet enkel op hei oogen- blik dat het huwelijk voorafgaat, door de Biecht en de H. Communie, maar bijzonderlijk door de verre en langdu rige, maar gedurige voorbereiding van heel haar jeugd leven. Het sakrament des huwelijks geeft weliswaar de genade tot volvoering der huweljjkstaak, maar ^rn H f Verantwoordelijke Opsteller ORTA1RE CAUDRON, Aalst,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1922 | | pagina 1