'ifl I f #7 fJ La nd boaut vereenigi ng - De Aardappelteelt - Bemestiog van Daver i WINSTAANDELEN 1*1 Landbouwweekblad m ENSCHAPPELIJKE BIJDRAGE jndrsgeli der Bemesting Bondig Verslag te 1 *PG ZÖNDAG 18 APku- odd rrijs 12 centiemen. 8ste JAARGANG lit 'óZ'y nachie rodeerf trischJ n. krbeid adelt Abonnementsprijs 6,00 frank 's jaars. Men scbr(jft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie BRABANTSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Aalst. Voor en door de Landbouwers Ktr het nu het gepaste oogenblik is ver bemesting te spreken, willen i korte en klare woorden de wet- er bemesting uiteendoen welke de (Ouwer moet in 't oog houden als jrkelijk een oordeelkundige bemes- vil toepassen t. t. z. de meest winst- ,e'« idc. n eerste punt waar we moeten op een is dat een grond van gemid- .vruchtbaarheid zeer rijk is aan »nde elementen zulk een grond be- ongeveer 1000 kilos stikstof, en zeel potasch en fostoorzuur. Echter 'hoeveelheid voedende elementen ts voor een zeer geringe hoeveelheid erteerbaren vorm v ertegen woor- lsL De onverteerbare elementen wor- n verteerbaren vorm omgezet door iTTififi itbindende en oplosbaarmakende ing van lucht, water, koolzuur, bacteriën Die omzetting is echter traag, veel trager, dan de opslor- der verteerbare elementen door de en ook als de bebouwbare grond- langen tijd uitgebaat wordt, ge- de voorraad voedstoffen eens uit- t. Als men dus de vruchtbaarheid den grond wil onderhouden, moet aan den grond in den vorm van stoften teruggeven wat hem door vorigen «oogst werd ontnomen Pil. i volgens de "wet der vergoe- Is de grond weinig vruchtbaar [gfl il men aanzienlijke meeropbrengsten 'ezenlijken, dan moet men grootere lelheden meststoffen aanwenden door de wet der vergoeding ver- it wordt. e hoeveelheid stikstof potasch- en lormeststoffen welke men moet aan- den is afhankelijk van de planten- t welke men kweekt. Zoo hebben j-j stal de planten een voorliefde voor of gene meststof, zoo zegt men b.v. den aardappel dat het een fosfoor- otascheter is. Door de ontleding de volwassen plant kan men weten 'eel stikstof, potasch- en fosfoorzuur evat en dus ook welke hoeveelheden meststoffen men aan den grond t toevoegen voor die plant. i ff ff oo b.v. worden met een opbrengst 40.000 kilo beeten 165 kilo stikstof, ilo fosfoorzuur en 404 kilo potasch den grond ontnomen men heeft de verhouding 165 73 404 of een- iiger 3 1,3 7. Vinden de beeten in rffiS" grond die meststoffen in voldoende zeelheid en in de aangegeven ver ding dan kan men een oogst van ht. Ha00 kilo per Ha. bekomen. Heeft had «echter 2 elementen in voldoende ■pt en geelheid, maar het derde in kleinere eoei dofeelbeid b.v. 165 73 202 dus de is k wadding 3 1,3 3.5, welk een oogst men dan bekomen Dan zal men e hevioogst hebben die overeenkomt met 2jj kilos potasch, dus 20,000 kilos bee- r gewc hoewel men stikstof en fosfoorzuur houtwc9 had om 40,000kg,beeten te beko geld Het is dus de meststof die in ,verbleinere hoeveelheid voorhanden is dan moeslir verhouding vereischt wordt, die zon d'pbrengst bepaalt. Die wet wordt voegden w^t van het minimum irmoedif der kleinste hoeveelheid). Een ver- leer gadding zal het begrip dier wet verge- paarpe^helijken Als ge een huis wilt bou de ziel1 met verdiep en gij hebt daartoe :dharti?nen genoeg, maar gij hebt maar de f, Frei i:t moortel dien ge noodig hebt, dan 'oorzie'1 ge maar een huis bouwen zonder jedelstid'eP. omdat de hoeveelheid moortel t beantwoordt aan de gewenschte jn jiihouding. Zoo ook met de bestand- arbeidden der planten. Uit deze wet is dus nergelf31 te verstaan dat eenzijdige bemes- zen d(7 geldverkwisting is en onze landbou- fd, na£s hebben de verkeerde gewoonte de :asch- en fosfoorbemesting te ver- ig, bl<ar^oozcn nevens de stikstofbemesting, t blonc?n 'ette er echter wel op dat de hoe- angeo^heid potasch- en fosfoorzuur door noi1 stalmest aangevoerd in de meeste n teugphen onvoldoende is, zooals blijkt ap in e de kenmerkende verhouding waarin zachtjfn deze stoffen in stalmest en anders eschuds in de planten ontmoet (we nemen or stikstof 3 in al de planten) zolgt) Fosfoorz. Potasch Stalmest 1 3 Tarwe 1.6 4,2 Haver 1.9 3 Beeten 1.3 7 Aardappelen 1 4.6. (Zie Faecaliën en Stalmest V. Mer- haven Koorcbloem 24 Mei 1925). Past ge dus een dergelijke hoeveel heid stalmest toe dat ge stikstof genoeg hebt voor een goeden oogst, dan hebt ge doorgaans potasch en fosfoorzuur te weinig. Past ge meer stalmest toe, dan verkwist ge stikstof Hieruit zou men zich kunnen inbeelden dat altijd stikstof genoeg aangevoerd wordt met stalmest en dat men vooral potasch en fosfoor zuur als hulpmeststoffen zou moeten aan wenden. Men houde echter in 'toog dat stikstof uit stalmest maar traag opneem baar wordt, daar eerst ammoniakvor- ming en nitrifikatie moeten plaats grij pen daarom worden ook nitraat en am- moniaksulfaat gebruikt. Uit de minimumwet volgt ook dat samengestelde meststoffen (kunstmatige en ook andere zooals guano) niet aan te raden zijn, daar de vereischte samenstel ling en verhouding voor elke plant ver schillend is. Vooral de guano laat op dit gebied te wenschen de gewone samen stelling is 7 10 2 of om tot de basis 3 stikstof terug te keeren 3 4,3 0,8. Als men vergelijkt met hooger aangege ven tabel, dan ziet men dat guano voor een bepaalde hoeveelheid stikstof veel te veel fosfoorzuur en veel te weinig potasch bevat. Opdat iedereen de minimumwet prak tisch zou kunnen toepassen, geven we hieronder een tabel waarin de hoeveel heid stikstof, fosfoorzuur en potasch, door een gegeven opbrengst opgeslorpt, aangeduid is Tarwe Tarwe(Maart) Rogge (Wint) Haver Beeten Aardappelen 40 hectol. 40 35 50 40000 kilo 35000 kilo 150 195 131 N 129 404 209 Natuurlijk moet in 't oog gehouden worden dat de grond een zekere voor raad stikstof, potasch en fosfoorzuur bezit. Theoretisch zou de aan te wenden hoeveelheid meststoffen het verschil uit maken tusschen den voorraad van den grond (door ontleding bepaald) en de vereischten van den toekomstigen oogst. Doch in de praktijk is de opbrengst van den toekomstigen oogst niet te voorzien en moet men daarenboven rekening houden met het feit dat het benuttigings- cijfer gewoonlijk zeer laag is vooral voor de eerste teelt na de bemesting. Doch deze gegevens zullen toelaten zich een gedacht te vormen van de toe te passen bemesting. We raden de landbouwers ten zeerste aan zelf op kleine perceeltjes proeven te doen met verschillende hoeveelheden meststoffen, om aldus de beste, of opti mum hoeveelheid te bepalen. Immers eens dat ze een zekere hoeveelheid over treffen, leveren de meststoffen geen ver der voordeel meer dit is de economi sche wet van het maximum. We hopen dat de landbouwers uit deze korte uiteenzetting de noodige praktische besluitselen zullen trekken... en toepassen. P. J. CLAUS, Scheikundige. De vrouwen en de Aprillen, Ze hebben bei haar grillen. 't Mag vroeg of laat zijn. April wil kwaad zijn. der Vlaamsche Wetenschappelijke Kongressen. gehouden te Gent op 11 April 1926 AfdeelingDier- Kruid en Landbouwkunde. Onder de algemeene werkzaamheden der vlaamsche wetensch. kongressen ver leden week te Gent met zooveel succes gehouden, mag heel zeker de werking der afdeeling "Dier- Kruid- en Land bouwkunde,, niet als eene der minst be langrijke doorgaanhet ruime getal toe hoorders, de belangrijkheid en actuali teit der behandelde onderwerpen, dit alles heeft getuigenis afgelegd van den groei der vlaamsche landbouwweten schap. Verleden Zondag 1 lc April werden om 9 uur de Congreswerkzaamheden in gezet in de klinieken der Universiteit. Het voorzitterschap werd waargenomen door Prof. De Bruyne, hij dankte het publiek voor de opkomst, waarvan het beste kontingent door de hoogstudenten der Landbouwhoogescholen van Gent en Leuven was samengesteld, hij wees op de breede baan die de vlaamsche landbouwbeweging opgaat en al werd er tot nu reeds veel werk gepresteerd toch blijft de werkkring nog breed open voor de jongeren. Hij eindigde met den wensch dat met de eerstvolgende kongressen onze werk zaamheden in eene zelfstandige, alleen staande afdeeling Landbouw zouden gegroepeerd worden. Daarna werd het woord verleend aan staatslandbouwkun- dige Ing. J. Sebrechts van Brecht; hij handelde over: "Het nut der Veldproe ven,, Niet een uiterlijk onderzoek of een scheikundige ontleding kunnen ons be paalde inlichtingen geven over het nut der meststoffen, het goed resultaat hun ner aanwending hangt hoofdzakelijk af van plaatselijke voorwaarden: samen stelling en geaardheid van den bodem, klimaat-invloeden die in rechtstreeksch verband met grond en ligging op betrek kelijk kleine afstanden kunnen verschil len, het voorgewas, en vooral de kuituur zelf. Dus voor het nagaan van de voedings waarde der meststof is de veldproef on misbaar. Het is zoo reeds gebeurd dat men waarlijk verrassende uitslagen be kwam: bij toepassing van fosfaat vond men bij een perceel waaraan men fos faat in oplosbaren vorm had toegediend (superfosfaat) zeer flauwe uitslagen, wijl daar waar fosfaat in onoplosbaren vorm toegepast werd het perseel een veel weelderiger oogst gafdit was na tuurlijk te wijten aan eene plaatselijke speciale scheikundige en biologische ge schiktheid van den grond. Verder docu menteerde de spreker nog vele uitslagen van persoonlijk werk en heel de voor dracht verliep in eene practische lijn, wat bewees dat Sebrechts een man is van de daad. Daarna kwam de beurt aan heer Ing. Amaat Dumon over "Het aardappel- vraagstuk in verband met de degenera- tieverschijnselen,, Na een kort overzicht der meest voorkomende aardappelziek ten hield spreker meer het oog op de "bladrolziekte,, of "krul,, de geesel onzer aardappelkuituur. Hij gaf een beschouwing over 't geen de specialisten uit de meest vooruitstaan de landen op het gebied van bestrijding der aardappelziekte hadden verwezen lijkt. Verder trok hij de aandacht op den invoer der vreemde variëteiten en het belang van het pootgoed. Hij besloot met het aanduiden van prac tische middelen tegenover de gevreesde krul Naar aanleiding van deze voor dracht werd hierop eene korte discussie uitgelokt over bodeminfectie waar benevens vorige sprekers de heer Dr H. Scheirlinck aan deel nam. Na eene korte tusschenpoos bracht Prof. De Bruyne eenige onderwijzende biologische punten voor. Hiermee was het kongres niet afgë loopen, de machtprestatie der opkomen de landbouwwetenschap kwam vooral tot uiting 's namiddags waar in de Land- j bouwhoogeschool de stichtingsvergade- i ring werd belegd der Vlaamsche Land bouwkundige Vereeniging (V. L. V.) Reeds lang zochten de Vlaamsche agro nomen meer in voeling met mekaar te i komen en de stichting dezer vereeniging moet hen samenbrengen tot eene stevige wetenschappelijke organisatie. Heer Van Damme, Beheerder-Hoogleeraar hield de openingsrede, hij zette het doel uiteen van V. L. V. en wees op de soli dariteit die tusschen alle leden heerschen moet, hij beloofde de actieve hulp van hooger hand nl. der hoogleeraren van Gent en Leuven. De heer Van Damme is de ziel der opkomende beweging. Ingenieur Dumon zette de statuten uiteen waarop V. L V. moet gebouwd worden na afhandeling eeniger huis houdelijke kwesties werd het bestuur al dus samengesteld Eerc- Voorzitters, Prof. Van Damme en Frateur. Voorzitter, Prof. E.'H. Kanunnik Van Buggenhout. Ondervoorzitters, Prof. Smeyers en E. H. Colpaert. SchrijverIng. A. Dumont. (Leuven) SchatbewaarderDr R. Naveau jAntw.) Leden West-VI. HH. Van Godtsenhove (Brugge). Oost-VI. Jul. De Baere (Bottelaere). Antwerpen J. Sebrechts (Brecht). Limburg A. Mevis (Bocholt). Brabant De Brabandere. De V. L. V. is dus gesticht, veel werk heeft ze te leveren, en we wenschen haar goed heil ten bate van Vlaanderen en de Landbouwwetenschap. Een eerste algemeene vergadering gaat door te Leuven in Augustus e. k, ter gelegen heid der nederlandsche vacantieleer- gangen. der Redt TET Zelve®, Aalst De winstaandeelen van 1925 welke op de Algemeene Verga- dering van 28 Maart niet veref- j fend zijn zullen nog uitbetaald j worden op Zondag 25 April a.s. j van 9 u. tot 11 u. voormiddag i (zomeruur), in ons lokaal, Groote Markt. Daarmede worden de uit- j betalingen voor dees jaar gestaakt en zullen de achterblijvers mogen wachten tot 't volgende jaar. De aandeelboekjes worden strikt vereischt. De hartstochten der jeugd worden de grillen der grijsheid. De aardappel vormt met het brood de basis onzer voeding daarom ook speelt de aardappelteelt een overwegende rol in de afwisseling on:er cultuurplanten. De uitgestrektheid welke aan deze teelt wordt toegekend neemt jaarlijks toe en bereikt nagenoeg het dubbel der suikerbeetteelt. Vooral in de Ardennen en de Kempen wordt dit gewas op groote schaal verbouwd. Het welgeluk» ken dezer teelt is afhankelijk van een zeker getal factoren, waaronder in de eerste plaats dient aangestipt, de keuze van het plantsoen. Deze faktor is van het allerhoogste belang en moet met veel zorg worden aangepast, omdat wij weten dat de aardappel zeer onderhevig is aan ontaarding en zekere cryptoga- mische ziekten, waaronder vooral dienen vermeld de gewone aardappelziekte (Phytophtora infestans)de bladrolziek te de krulziekte en meer andere. Bij de keuze van het plantsoen zal men dan ook wel in acht nemen, slechts in die velden te opereeren welke totaal vrij gebleven zijn van bemettelijke ziek ten. Daarenboven is de kans tot het be komen van gezond plantgoed, dat op zijne beurt gezonde vruchten zal voort brengen, des te grooter naarmate het oogsten vroeger geschiedt. Herhaalde proeven, op dit oogpunt uitgevoerd, hebben bewezen dat het tijdig rooien van het plantgoed, over het algemeen een zeer gunstigen invloed uitoefent op de opbrengst. Daartoe zal men in den bloeitijd, in een veld vrij van ziekten, de beste struiken uitkiezen en ze bij middel van een stokje aanduiden om deze, enkele dagen vóór zij tot rijpheid zijn gekomen, te rooien, Uit deze moederstruiken zal men dan de meest geschikte aardappels uitkiezen, ze bewaren in koele, niet te vochtige plaatsen, om ze in het voorjaar uit te poten. Deze uitlezing moet zich jaarlijks met dezelfde zorg herhalen en tevens zal men ook zorgen het plantgoed steeds uitgaande van een gekende oorsprongs variëteit op tijd vernieuwen. Alhoe wel de aardappel niet veeleischecd is, worden de beste oogsten gewonnen op tamelijk lichte, drooge gronden. In de vruchtafwisseling volgt hij gewoonlijk op rogge of haver. Onder opzicht der bemesting is de aardappel integendeel een veeleischende vrucht, vooral voor wat betreft stikstof en potasch. Volgens Garola zou een oogst van 25 000 kgr. volgende 1 oeveel- heden voedingsstoffen eischen 197 kgr. stikstof: 73 kgr. fosfoorzuur 336 kgr. potasch en 177 kgr. kalk. Deze cijfers laten ons bestatigen dat eene gewone bemesting met stalmest (30.000 kgr.) ontoereikend is om deze bestanddeelen aan te brengen. Om deze reden is men dus, in eigen belang, ver plicht deze bemesting aan te vullen door het gebruik van scheikundige meststof fen. De korte groeitijd waarover deze plant beschikt, wijst ons op de noodza kelijkheid, snelwerkende scheikundige stikstofmesten aan te wenden. Bij voor keur geve men deze voedingsstof in één enkele toepassing, uitzondering ma kende voor lichte, zandige gronden waar de omzettingen snel van stapel loopen. Voor zulke gronden past het beter die bemesting te splitsen, t.t.z. ze in twee drie maal toe te dienen, vermijdende de laatste uitstrooing bij een te ver ontwik kelde leeftijd, het rijpen niet te vertragen. Als fosfoorzuurbemesting gebruike men liefst superfosfaten, tot 500 kgr per hectaar, omdat de aardappel een licht zuur, boven een alcalisch midden ver kiest. In drooge gronden moet men vooral etn te overvloedig gebruik van fosfaten vermijden omdat deze meststoffen het rij pen te sterk beïnvloeden. Benevens de stikstof en fosfoorzuur bemesting moet potasch in ruime mate toegepast worden immers alle knölvor- mende gewassen, aardappelen, beeten, wortelen, rapen enz. vragen een sterke potaschbemesting. Zoo de omstandig heden toelaten sylviniet of kaïniet vóór den winter onder te brengen, zijn deze twee meststoffen voor de aardap pelteelt uiterst geschikt. Doch inde prak tijk zal men in de meeste gevallen zijn toevlucht moeten nemen tot het gebruik van chloorpotasch omdat de gronden niet tijdig genoeg vrijkomen om de twee voornoemde meststoffen op het ge wenschte oogenblik toe te dienen. Meer geschikt nog tot potaschbemes ting is het potaschsulfaat, doch over het algemeen kost deze meststof te duur, te meer daar de chloorpotasch, tijdig aan- Na graan (in Haspengouw)200- 250 kg. Sodanitraat 400 kg, Super - phosphaat100 kg. Chloorpotasch. (Te zamen met stalmest). Na graan (in Haspengouw)200- 400 kg. Sodanitraat 500 kg. Super- phosphaat150-200 kg. Chloorpot asch. (Zonder stalmest). Na graan (op zandachtigen grond): 200-300 kg. Sodanitraat600 kg. Metaalslakken 200 kg. Chloorpot asch. (Te zamen met stalmest). Na graan (op zandachtigen grond): 300-500 kg. Sodanitraat 600 kg. Metaalslakken 200 kg. Chloorpot asch. (Zonder stalmest). Deze meststoffen zullen vóór de zaaiïng ingeploegd wordende kleine hoeveelheden te zamen met stalmest de groote hoeveelheden, als men in vruchtbaren akker zonder stalmest wil verbouwen, zou dan later nog een toepassing van Sodanitraat nuttig blijken, dan kan men vier of vijf weken na het opkomen nog 100 tot 200 kg. Sodanitraat als dekmest ge bruiken. 'Ék De medewerkers zijn verantwoordelijk voor kunne bijdragen. Ongeteekende stukken werden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven. Opbrengst N) ON to IU 4^ UI CN O Oo l/l UI Stikstof Ul S S W N N ^4 Ui V© vO 4* UI Fosfoorzuur Potasch Ingezonden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1926 | | pagina 1