Doodelijke Draad H Een Een Schooi De i ten ver: openba Een i Aalst, I van het Dit k derhoui keuken koer. T ders me Het regenw woond Onm Een j DE - NOVELLE (Vervolg en slot). III Lizeke Berreydts had zich verloofd met Frans Aelkens. foen ze de eerste maal op een Zon dagnamiddag aan den arm van den jon gen man door de dorpsstraat schreed hadden vol verbazing de felste kwaton gen van het dorp de hoofden bij elkaar gestoken om het geval te bespreken. Lizeke Berreydts aan den arm van Frans Aelkens Ongelooflijk Iedereen wist toch wel, het was sinds lang een openbaar geheim dat Lize en Willem Heidorp elkaar liefhadden. Dat kan je toch iederen dag zien en beseffen. En thans kwam daar het bewijs van het te gendeel. Frans Aalkens was de geluk kige die het mooie meisje den arm bie den mocht, terwijl afgunstige meisjes oogen hen bespiedden. De klappijen geraakten er niet wijs tj1' e°'t0en een ^er stoutste bij boer Heidorp ging een koffiepraatje slaan en terugkwam met de meedeeling dat Wil lem in frankrijk vertoefde, toen waren ze werkelijk verbluft. Ze stonden een voudig verpletterd. Eén was er die glimlachend naar die praatjes lusterde, en die één was Anna, de trotsche, mooie dochter van boer Vertongen Zij wist sinds lang dat Wil lem eens de hare zou zijn en innerlijk was ze er trotsch op. Zonder dat ze ooit tot den jongen, zwierigen kerel een bedui dend woord gesproken had, voelde ze zich gevleid door de gedachte dat binnen afzienbaren tijd, de knapste jongeling van het dorp haar echtgenoot zou zijn. Jets als een soort vereering, geen liefde, trok haar tot hem en deed soms haar koude, trotsche hart feller bonzen en haar grijze oogappels glanzen van een innerlijken, vurigen gloed. Heerlijk moest het zijn, te voelen zijn krachtige mannen armen rond haar leest, en het proeven van zijn hartstochtelijke zoenen... Anna V ertongeo droeg de rotsvaste overtuiging in zich dat Willem Heidorp haar liefhad en daarom ook glimlachte ze koud en ongeloovig toen haar de praatjes eener mogelijke breuk tusschen Willem en Lize ter oore kwamen. Intusschen ging week na week voorbij en iederen zondag zag men Frans Aal kens en Lize samen. Frans was letterlijk zat van blijde weelde sinds hij Lizeke zijn verloofde noemen mocht. Zijn groote liefde kon zich niet immer goed uiten in woorden maar ze kon plots opslaan tot een bui van zoenen waarin het jonge meisje haast stikte. En gaandeweg voelde Lize zich meer meer tot den stillen, eenvoudigen jongen aangetrokken. Zijn diepe, schoone liefde gedijde tot een zachte, heelende balsem rond haar gekneusd hart en gaf haar soms uren van stille tevredenheid, die haar oneindig goed deden. Nóg voelde ze geen liefde voor hem alleen een zacht gevoel van warme vriendschap. Hij merkte het in zijn eenvoudigheid niet eens op en liefde haar uit de volheid zijner zuivere, goede inborst. Het was reeds in den loop der derde maand nadat Willem Heidorp vertrok ken was en een paar dagen te voren had Lize een prentkaart ontvangen van hem, waarop hij schreef dat zijn afwezigheid nog van onbepaalden duur was. Glimlachend had ze de kaart aan haar verloofde getoond. Frans had ze zwijgend gelezen en toen Lize ernstig aangekeken. Toen, voor de eerste maal, sinds hun verloving, was er 'n opkomend ge voel van jaloezie in zijn zijn ziel geslopen en zonder meer had hij gevraagd Lize, houdt Willem veel van jou? Ze had 'n oogenblik moeite gehad om zich uiterlijk kalm te toonen en rustig ge antwoord Willem is me 'n goeie vriend uit mijn kinderjaren en als dusdanig houden we van elkaar. Hij had er niet verder op aangedron gen, en 't jonge meisje was er blij om. Doch in 's jongelings ziele was de kiem geboren van een vage ongerust heid die hij vruchteloos poogde reden van bestaan te geven. Ze pijnigde hem soms heelder dagen en daaruit werd het plotse besluit geboren dat hij dadelijk ten uitvoer wilde brengen. Op een zonnigen Juni-avond, speelde hij beslist zijn linnen werkpak uit, kleed de zich op z n Zondags en kwam zoo, een groot uur later, in het huis der we duwe Berreydts. - Goeien avond, Klara 1 zei hij, op gewekt de deur openend. De oude vrouw schrok op van haar bezigheid en bekeek toen in het witte electrische licht haar bezoeker. 'n Avond, Frans Wel, jongen, zeker op reis geweest Je ziet er zoo proper uit. Hij schudde ernstig hn hoofd en zette zich in den hoek van den haard. Toch niet, Klara. Doch het is me eene gewoonte om bij ernstige zaken ook ernstig gekleed te zijn. Ze bekeek hem ondervragend. Jongen, wat doe je plechtig. Is er wat Hij maakte eene gebaar in de richting van den sta!. Is Lize daar 1 jawel, wil ik haar roepen Hij schetste een afwijzend gebaar. Laat, maar, Klara Ik wil eerst met jou spreken. Er is... hij kuchte ietwat ver- legen. Zie je, Lieze en ik kennen mekaar reeds lang en thans dat we met elkaaar verloofd zijn heb ik gemeend... dacht ik zoo... Hij stokte en werd, zijns ondanks, vuurrood. Ga, voort, Frans, moedigde de oude vrouw hem, zwakjes glimlachend, aan Hij schoot onrustig heen en weer op zijn stoel Er is.., en plots al zijn moed bij el kaar rapend. Klara, ik ben gekomen om je te vragen of je er in toestemt dat Lize mijn vrouw wordt De oude vrouw rees snel overeind en slaakte een lichten kreet van verrassing. Frans, jongen En je kent elkan der nog riet eens goed. We kennen elkaar reeds opper best, vrouw Berreydts. Ik heb Lize ziels lief en zij mag me ook graag lijden, v ind je t dan noodig onze verloving nog langer te trekken fe verrast me, jongen, je overrom pelt me, stamelde ze. Komaan, Klara, en zijn stem werd smeekend. Zou de toekomst er voor jou ook niet beter op worden als hier een man in huis was Zie je, thuis kun nen ze me best missen en Lize en ik zou den bier onzen intrek nemen. Zóó ga je n rustigen ouden dag tegemoet. Ze staarde peinzend voor zich uit. Frans heb je er Lize reeds van ge sproken vroeg ze toen, reeds ten deeie overtuigd. Nog niet, ik wou eerst jouw toe stemming... Dan zal ik haar roepen, wacht even. Ze slofte naar buiten en kwam enkele oogenblikken later terug met het jonge meisje dat blij verrast Frans de hand reikte. Hé, 'n avond, Frans Lize. en de stern der oude vrouw klonk plechtig, Frans heeft je zoo juist ten huwelijk gevraagd. Wat heb jij hier op te antwoorden? Het .is niet aan mij om hier te beslissen over je levensgeluk. Het jonge meisje was opeens gloeiend rood geworden, terwijl haar handen slap hieven neer hangen naast het slanke lichaam hen geweldige golf van diepe ontroering sloeg haar naar het hart en onbeweeglijk bleef ze stil staan terwijl haar hersens koortsig werkten. In een snel, heerlijk visioen zag ze plots de verre, geliefde schim van den afwezige, hij, die haar zelf den weg ge toond had die ze opgaan moest, en ril- .end sloot ze, onwillekeurig en met zwoe genden boezem, de oogên. Toen leek het nog of de verre schim een teeder verwijt in de oogen kreeg... Doch,verre, onbereikbaar, stond dit mooie ideaal harer liefde, en berustend boog ze het hoofd. Lize, hoorde ze Frans vragen met trillende stem, geef antwoord... Zeg, dat je wilt Ze keek den sterken, jongen man open ïu het wezen en ging toen naar hen toe. Frans, ik stem toe, zei ze eenvoudig. En kreet van jubel ontsnapte zijn borst. Dank, Lize, dank 1 Glimlachend naderde thans ook vrouw Berreydts. Als de zaak zoo in elkaar zit, heb je mijne toestemming ook, Frans, zei ze nartelijk tot den jongen man. Ik hoop maar alleen dat je mijne dochter zult ge lukkig maken. Dat hoop ik, met Gods hulp, Klara. Ze zetten zich gedrieën neer en toen begon een lang onderhoud. Schikkingen werden genomen voor de aanstaande bruiloft, en toen Frans Aelkens, laat i in den avond, en dronken van geluk, huiswaarts keerde wist hij dat over vijf weken Lize z n zoete vrouwtje zou wezen. geren zijn band gestreeld als tot een laatste schrijnend vaarwel. Hij had zich tot haar moeten voor over buigen om te verstaan hetgeen haar ontkleurde lippen lispelden, doch die woorden hadden hem een vreeseiijken schok gegeven. - Willem, had ze gefluisterd, eens dacht ik datje me liefhad 1 Ik weet thans dat bet niet waar is Stervenden lie gen niet Je hebt een and're lief, nietwaar Sprakeloos, te zeer ontroerd om te antwoorden, had hij het hoofd gebogen. Ze had hem nog eenmaal lang aange keken, en toen gestameld Mijn dood ontheft je van je belof te... Willem, wees gelukkig Zacht, haast zonder leed, was ze heengegaan en eerbiedig, diep getroffen had de jonge man haai de oogen toege drukt. Dit alles was thans n volle week ge leden en, Willem, gehoorzamend aan een drang sterker dan zichzelf was nog niet terug vertrokken naar den vreemde. Dag ca dag wierp hij het geweer over den schouder en ging het groote woud in, zoekend de eenzaamheid als 'n gelief koosde rust. Iedere dag betrapte hij er zichzelf opdat hij de richting insloeg naar de plaats waar Lizeke Berreydts en hij hun laatste onderhoud gehad hadden, en iedere dag deed hij een opperste poging op zichzelf en verwijderde zich zonder her jonge meisje ooit te zien. Éénmaal was de verzoeking, gegroeid tot een verterend verlangen, hem te machtig geworden en in de stilte van zachten zomeravond was hij door het schaarhout tot aan het tuinhek van het huisje aan den Elskant geslopen. Daar was hij blijven stilstaan tot bij de huis deur hoorde openen en Lizeke Berreydts zag naar buiten komen met een ledigen emmer dien ze aan den bornput ging vullen. IV. De doodsklokken hadden in het dorp geluid. Hun bronzen stemmen hadden het in zware, doffe slagen aan ieder dorpeling gemeld dat een ziel verscheiden was. Langzaam was de lange rouwstoet de dorpstraat afgezakt om in het stille kerk je te verdwijnen. Een uur nadien ploften de aardklompen in doffen slag op de eiken kist en vulden langzaam de don kere grafopening waarin het ontzielde lichaam rustte van Acna Vertongen, de eenige dochter van boer Vertongen. Anna, de mooie, trotsche Anna was geknakt door den grooten, geheimzin - nigen Maaier die ouderdom noch kunne ontziet. Een korte hevige aanval van influenza had het jonge meisje op het ziekbed neergesmakt en verwoestte op enkHe dagen dit krachtige jonge lichaam. Zeven lange dagen had de sterke na tuur geworsteld, in vreeseiijken, innigen strijd tegen den grijnzenden dood. Toen was Willem Heidorp, per spoed bericht verwittigd, komen toesnellen en had Anna stervend gevonden. Er was, bij t zien van den jongen man, nog even n flikkering in de doodsche oogen van t jonge meisje gekomen en kozend had ze met de ontvleeschde vin- Ffet witte licht van binnenshuis speelde in haar blonde lokken en heel hare fijne, mooie gestalte tenk.ende zich zoo duide lijk af dat Willem met moeite een kreet bedwong die naar zijn lippen welde. Toen Lize terug naar binnen ging kreeg ze het volle Jicht ia het gelaat. Willem zag het lieve, hem zoo welbe kende gezichtje heel duidelijk en schrok. O, Lize was zoo mooi met de stille uit drukking van zachte droefgeestigheid die over haar wezen lag. De deur klapte dicht en sloeg meteen den zoeten droom van den jongen man in duizend scherven, met een snik van na meloos leed had hij toen den arm om den hekstijl geslagen en zoo bleef hij lang, wild snikkend om het verlies van het kostbare kleinood dat hij zelf van zich verwijderd had... Een paar dagen nadien, doolde hij terug in het groote woud met zijn trou wen hond. De hitte was dien dag broeiend ge weest en zelfs in het lommer der reuzige boomen had de jongeling vergeefs naar verkwikkende koelte gezocht. Met ver hit gelaat, terwijl zijn hond met de tong uit den muil naast hem lag, had hij zich neergevleid onder een reuzigen eik, toen uit de verte een dof gerommel hoorbaar werd. Willem schrikte. Dat was dondergerommel, en hij lag hier zoo ver van menschen en huizen, en straks ging de avond komen. Met een vluggen sprong was hij te been en begon zich een weg te banen door de struiken in de richting van zijn woning. Intusschen versterkte het geluid van den donder ieder minuut. Bijwijlen, toen hij een open plaats lusschen de boomen doorschreed, keek Willem even naar het uitspansel boven zich Daar was het niet meer de blauwende ruimte, doch donkere wolkentorens schoven langzaam vooruit, tegen den wind in, en helle, vurige slangen sloegen bliksemvlug daarin kronkelende klaarten. Nog was het bladstil in het woud, en de groote boomen stonden er kalm en rustig alsof I zij zich klaar mieken tot een vinnigen strijd tegen het natuurgeweld. De zang j der duizende vogels was plots verstomd, wijl de kleine zangertjes snel en schich- j tig door het lage hout scheerden om toch een veilige schuilplaats te bereiken. Toen kwam de eerste windstoot door j het woud met zoon gierend geweld dat j hij Willem haast ten gronde sloeg en de hond zacht begon te kreunen, j De jongeling versnelde zijn pas en rende thans met groote sprongen vooruit. j Plots bleven zijne voeten als vastge- i worteld staan en smoorden zijn lippen een kreet van verbazing. Op enkele passen vóór hem vluchtte nog een menschelijk wezen door het hout en in geweldige ontroering herken de de jonge man Lize Berreydts, Lize die op de schouders een zak versch ge sneden gras droeg en blijkbaar door het onweer verrast, naar huis rende. Met enkele groote sprongen haalde hij haar in Lize De vluchtende gestalte bleef plots midden in haar loop stilstaan, en wend de het hoofd om. Toen keek ze in Wil- lems verwrongen gelaat en de zak viel van haar schouders' Wim, jij ze stiet het in namelooze verwarring uit, terwijl een doodelijke bleekheid over haar gelaat kwam en een geweldige rilling haar zóó doorschokte dat ze wankeldelde. Toch wou ze nog haar zak terug op de schouders nemen en wegsnellen, doch de vlugge greep zijner hand om knelde haar arm en dwong haar te blij ven. Lize, waarom wil je weg? stiet hij doodsbleek uit. Wim, laat me gaan, smeekte ze sidderend hem met groote smeek oogen aankijkend. Nee, Lize, nu ga je niet weg, zei hij gejaagd. Ik heb je gemeden zoo lang ik kon. ik heb je bijzijn ontvlucht dagen lang, doch thans dat het toeval me tegen over u plaatst laat ik je niet gaan. Ik moet je spreken om,.. Een geweldige, ratelende donderslag brak zijn begonnen volzin midden dooi en alsof plots de hemelsluizen zich wage- wijd openden kwam de bui in al haar hevigheid los. Zweepend, als een brui sende overvloed, sloeg de regen in dikke stralen in de kruinen der boomen, terwijl de gierende stormwind als een bezetene door de takken rende en ze met knap pend geluid afbrak. Instirktmatig drong ze bevend tegen hem aan, terwijl haar de tranen in de oogen kwamen. O, Wim, nu geraken we er niet meer door, jammerde ze vol angst. Hoe vreeselijk Heeds begonnen dikke droppels door de bladeren een te zijpelen en vlekten op haar lichte zomerjurk. De jonge man stond een oogenblik radeloos, toen ontdeed hij zich vlug van zijn jagersvest en sloeg haar die over de schouders. Kom, fluisterde hij gejaagd, een paar honderd meter hier vandaan staat een verlaten hut, Daar zijn we in veilig heid. hel 13b. 21 Van jou ze herhaalde m nietend van die woorden, Ruisscb Ze bereikten eindelijk den zoos Zuid m her woud. Daar vóór hen lag der|fC We donkerheid en Lize slaakte een krel Bewi verrassing. Ibgebn Wim, de lichten zijn niet J het dorp. Dat zal wel het werk val om 4 ui storm geweest zijn, zei hij ernstij den B( denk wel dat er veel palen zullenl Frans C rukt zijn. |pittelstf Ze gingen verder en zagen een honderd meter vóór hen uit een glans schitteren die zich bijwijlen plaatste, t Leek of daar iemand lantaarn heen en weer liep. Eindelijk konden ze bij t sehijns het licht een man herkennen en voelde Willem, Lize trillen. Wim, zei ze, met gestrekten wijzend, dat is Frans, die misschiet me komt zoeken. Hij antwoordde niet, doch dwoi voort te gaan. De man met den lantaarn slaakt blijden uitroep toen hij Lize herken: Lize Goddank, dat je er bei Blijf staan, want dediaad der hoogs ning is doorgebroken enjezoudtei ongestraft over heen kunnen. Ik hel 2° Ut [gelegen Aalst, f man naar de transformatiekabien g( verkoop Ze voelde dat ze slechts te gehoorza men had en willoos liep ze voort naast Hem, terwijl rond hen de storm in volle hevigheid woedde, en de regen in gud- sende stralen doordekruinen der boo men viel. Zijn witte hemdsmouwen hin gen hem weldra doornat aan de armen geplakt, doch hij merkte het niet eens op, en versnelde, zoo mogelijk, nog zijn loop. Hijgend liet Lize zich doorhem voort sleuren, tot ze meer en meer vermoeid, haast in elkaar ging zinken. Zonder een enkel woord, noch vraag, tilde hij haar op zijn armen en snelde in onvermin derde vaart naar de reddende boschhut. Hulpeloos en gebroken, had ze hem de armen om den hals geslagen en leunde thans met haar natte gezichtje tegen zijn heftig zwoegende borst, niet meer den kend, noch voelend, alleen gelukkig. Zoo bereikten ze de hut. Met den voet stampte Willem de deur open die slechts tegenaan stond en zette zijn lieven last op den bemosten grond. Met hijgende borst en terwijl het zweet in stralen van zijn gelaat gudste, keek hij n paar seconden het meisje in de mooie oogen. Toen breidde hij de armen uit en juichte als een kind Lize, mijn Lize Zijn armen omsloten de rillende, slan ke gestalte, en huiverend in onbeschrij felijk genot, overwonnen door haar groote liefde die als een machtige vlam opsloeg, en haar de heele wereld deed vergeten, zonk ze aan zijn borst, snik kend van namelooze vreugd Wim 1 Groote God... je hebt ook lief Studie 30, Om O te De n namens den om den stroom af te legges keek nogmaals op en zag toen Wi Wie is daar bij jou hij tra stap nader en hief zijn lantaarn oj diensde toen terug. Groote God,', lem, jij Hoe kom jij bij Lize Ik vond Lize in het woud, woordde Willem rustig, en we hei samen voor den storm gaan schuili de boschhut. In de boschhut de jonge kei bekeek ze beiden beurtelings bij licht zijner lantaarn toen viel hei verandering in Lize's gelaat op, oogen hadden een glas, die hij er v ger vruchteloos in gezocht had, en haar lippen lag n vreemd-gelukl glimlach die hem den angst op 't lijfji Lize. wat is er gebeurd... gin stamelde hij ontzet. Het was nogmaals Willem die woordde in de plaats van Lize. 1 rans, ik weet dat je van houdt en het doet me leed je te ma ze99en dat je liefde vruchteloos gew is. Lize is van af haar kindsheid speelgenoot geweest, thans is ze verloofde geworden. Een dof gekreun ontsnapte aai lippen van den jongen man. Dat lieg je stiet hij wild woedend uit Lize heeft me woord gegeven met me te trom grootte me kussen daalde over welsprekender dan Een regen van haar gelaat en was woorden. Hij voelde hoe ze huiverde aan zijn borsten snel liet hij haar los, en zijn blikken gleden zoekend door de hut. In derhaast greep hij enkele takken die hier en daar door de hut verspreid lagen en miek vuur aan den kleinen, open haard. Dankbaar blikte ze hem aan en toen enkele minuten nadien een lustig vuurtje opknapperde, gingen ze, zij aan zij, op een houtblok bij het vuur zitten, genie tend van de weldoende warmte. Toen ontspon zich een eindelooze reeks van vragen en antwoorden, terwijl daarbuiten in onverminderde hevigheid de donderslagen dreunden en de ruwe stormwind hier en daar reuzige boomen ontwortelde, die met een donderend ge kraak neerploften. Uren aaneen woedde de storm, en, toen eindelijk de laatste regendroppel gevallen was en de donder ver-weg rom melde, was de avond reeds ingevallen. Foen Willem de deur der hut opende, bood het woud een treurigen aanblik. Overal in de vage avondschemering zag hij gevallen woudreuzen en gebroken takken. Met uiterste omzichtigheid, den arm stevig om Lize's middel, vatte hij den terugtocht aan, In-gelukkig drong het jonge meisje zich tegem hem aan. Wim fluisterde ze plots angstig ik ben bevreesd om terug bij de men schen te komen... en, o, Frans Aelkens. Hij drukte haar vast tegen zich aan. Ik sta mijn geluk aan geen sterve ling nog af, zei hij met op elkaar geklem de tanden. Je bent van mij, Lize... alleen van mij en thans verbied ik je haar nog aai spreken. Lize is mijn verloofde Geweestvulde \Villemrustigi Lize heeft begrepen dat onze komst aan elkaar verbonden is immer. Een wilde woede, gepaard meti wanhoop, gloeide in de ziel van Frj Dat is jouw schuld Jij hebt 't hoofd op hol gebracht. Jij handelt meen, gemeener nog dan een ploert Die woorden troffen Willem als kaakslag, en opgezweept sprong vooruit. Frans, trek die woorden terug ■'rans zag de beweging van zijn me dinger en met een vlugge beweging, wijl een doodelijke bleekheid over gelaat kwam, snelde hij een paar pass naar Willem toe, en strekte bezwere den arm uit. Willem, pas op voor den gebro hoogspanningsdr... Ha 1... De woorden bestierven hem plots de lippen, en als door een geweldij bliksemslag getroffen,draaide Frans A kens op zichzelve rond om als een mas op den grond neer te slaan, terwij brandende lantaarn knetterend naa hem viel. De béweging om Willem VI een gewissen dood te redden, kosl hem-zelf het leven, want even maar lu zijn voet den glanzenden koperdraad ji raakt, of de machtige, doodelijke stroo had hem neergebliksemd. Verpletterd, sprakeloos van onto ling, stonden de twee jonge lieden dai haast niet kunnende gelooven aan vreeselijke, terwijl hun wijdgeopent oogen zich vulden met uameloozt, schrik en als vastgeregen naar het om zielde lichaam bleven staren. Toen wendden ze zich gelijktijdig een zelfde beweging af en vluchttei alsof de angst hen vleugelen gegevt had, als twee zinneloozen, langs grooten omweg naar het dorp. Niemand in het dorp heeft ooit r fijne geweten van Frans Aelkens' dooü doch wanneer soms een bezoeker h? stille huisje aan den Elskant binnentreed vraagt hij zich bevreemd af, waaromht vergroote portret van den jongen elef ttieker, in een mooi kader gevat, in zijkamer aan den wand hangt. Alleen Willem Heidorp en dien mooie, jonge vrouw, Lize Berreydts, we ten het, en vaak, wanneer zij samen in di kamer komen vullen zich hun oogei met tranen en prevelen ze een kort.maa: vurig gebed voor de zielerust van hen die Willem 's leven redde en zoodoendi zijn eigen doodvonnis teekende. April 1926. Van den Broeck Em Een straat n Het 1 regenwi kamer, keuken, bergp'a diep. Sc ders, ge Bewc Désiré de drie Te bi gen var Tweede om 3 ui La Cl Groote te Aa' De F ten ven Notaris lijk bele Een s raardsbi gevel v< tie A t Bewc Verhoe om 3 ui La Cl weduwe Markt. met DeN namens verk2op Een Aalst, E 353k, g ceel zijn opgeric twee cit Ingesti om 3 ui "La Cl wed. D Op om 4 u Drapee Impe, t te 1 Del baar ve De banger 61 op aan de derstar Dit 1 herberi vatR lil: uci namcua

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1926 | | pagina 6