Doodelijke Draad
H
Een
Een
Schooi
De i
ten ver:
openba
Een i
Aalst, I
van het
Dit k
derhoui
keuken
koer. T
ders me
Het
regenw
woond
Onm
Een j
DE
- NOVELLE
(Vervolg en slot).
III
Lizeke Berreydts had zich verloofd
met Frans Aelkens.
foen ze de eerste maal op een Zon
dagnamiddag aan den arm van den jon
gen man door de dorpsstraat schreed
hadden vol verbazing de felste kwaton
gen van het dorp de hoofden bij elkaar
gestoken om het geval te bespreken.
Lizeke Berreydts aan den arm van
Frans Aelkens Ongelooflijk Iedereen
wist toch wel, het was sinds lang een
openbaar geheim dat Lize en Willem
Heidorp elkaar liefhadden. Dat kan je
toch iederen dag zien en beseffen. En
thans kwam daar het bewijs van het te
gendeel. Frans Aalkens was de geluk
kige die het mooie meisje den arm bie
den mocht, terwijl afgunstige meisjes
oogen hen bespiedden.
De klappijen geraakten er niet wijs
tj1' e°'t0en een ^er stoutste bij boer
Heidorp ging een koffiepraatje slaan en
terugkwam met de meedeeling dat Wil
lem in frankrijk vertoefde, toen waren
ze werkelijk verbluft. Ze stonden een
voudig verpletterd.
Eén was er die glimlachend naar die
praatjes lusterde, en die één was Anna,
de trotsche, mooie dochter van boer
Vertongen Zij wist sinds lang dat Wil
lem eens de hare zou zijn en innerlijk was
ze er trotsch op. Zonder dat ze ooit tot
den jongen, zwierigen kerel een bedui
dend woord gesproken had, voelde ze
zich gevleid door de gedachte dat binnen
afzienbaren tijd, de knapste jongeling
van het dorp haar echtgenoot zou zijn.
Jets als een soort vereering, geen liefde,
trok haar tot hem en deed soms haar
koude, trotsche hart feller bonzen en
haar grijze oogappels glanzen van een
innerlijken, vurigen gloed. Heerlijk moest
het zijn, te voelen zijn krachtige mannen
armen rond haar leest, en het proeven
van zijn hartstochtelijke zoenen...
Anna V ertongeo droeg de rotsvaste
overtuiging in zich dat Willem Heidorp
haar liefhad en daarom ook glimlachte
ze koud en ongeloovig toen haar de
praatjes eener mogelijke breuk tusschen
Willem en Lize ter oore kwamen.
Intusschen ging week na week voorbij
en iederen zondag zag men Frans Aal
kens en Lize samen.
Frans was letterlijk zat van blijde
weelde sinds hij Lizeke zijn verloofde
noemen mocht. Zijn groote liefde kon
zich niet immer goed uiten in woorden
maar ze kon plots opslaan tot een bui
van zoenen waarin het jonge meisje
haast stikte.
En gaandeweg voelde Lize zich meer
meer tot den stillen, eenvoudigen jongen
aangetrokken. Zijn diepe, schoone liefde
gedijde tot een zachte, heelende balsem
rond haar gekneusd hart en gaf haar
soms uren van stille tevredenheid, die
haar oneindig goed deden. Nóg voelde
ze geen liefde voor hem alleen een zacht
gevoel van warme vriendschap. Hij
merkte het in zijn eenvoudigheid niet
eens op en liefde haar uit de volheid
zijner zuivere, goede inborst.
Het was reeds in den loop der derde
maand nadat Willem Heidorp vertrok
ken was en een paar dagen te voren had
Lize een prentkaart ontvangen van hem,
waarop hij schreef dat zijn afwezigheid
nog van onbepaalden duur was.
Glimlachend had ze de kaart aan haar
verloofde getoond.
Frans had ze zwijgend gelezen en toen
Lize ernstig aangekeken.
Toen, voor de eerste maal, sinds hun
verloving, was er 'n opkomend ge
voel van jaloezie in zijn zijn ziel geslopen
en zonder meer had hij gevraagd
Lize, houdt Willem veel van jou?
Ze had 'n oogenblik moeite gehad om
zich uiterlijk kalm te toonen en rustig ge
antwoord
Willem is me 'n goeie vriend uit
mijn kinderjaren en als dusdanig houden
we van elkaar.
Hij had er niet verder op aangedron
gen, en 't jonge meisje was er blij om.
Doch in 's jongelings ziele was de
kiem geboren van een vage ongerust
heid die hij vruchteloos poogde reden
van bestaan te geven. Ze pijnigde hem
soms heelder dagen en daaruit werd het
plotse besluit geboren dat hij dadelijk
ten uitvoer wilde brengen.
Op een zonnigen Juni-avond, speelde
hij beslist zijn linnen werkpak uit, kleed
de zich op z n Zondags en kwam zoo,
een groot uur later, in het huis der we
duwe Berreydts.
- Goeien avond, Klara 1 zei hij, op
gewekt de deur openend.
De oude vrouw schrok op van haar
bezigheid en bekeek toen in het witte
electrische licht haar bezoeker.
'n Avond, Frans Wel, jongen,
zeker op reis geweest Je ziet er zoo
proper uit.
Hij schudde ernstig hn hoofd en zette
zich in den hoek van den haard.
Toch niet, Klara. Doch het is me
eene gewoonte om bij ernstige zaken ook
ernstig gekleed te zijn.
Ze bekeek hem ondervragend.
Jongen, wat doe je plechtig. Is er
wat
Hij maakte eene gebaar in de richting
van den sta!.
Is Lize daar 1
jawel, wil ik haar roepen
Hij schetste een afwijzend gebaar.
Laat, maar, Klara Ik wil eerst met
jou spreken. Er is... hij kuchte ietwat ver-
legen. Zie je, Lieze en ik kennen mekaar
reeds lang en thans dat we met elkaaar
verloofd zijn heb ik gemeend... dacht ik
zoo...
Hij stokte en werd, zijns ondanks,
vuurrood.
Ga, voort, Frans, moedigde de
oude vrouw hem, zwakjes glimlachend,
aan
Hij schoot onrustig heen en weer op
zijn stoel
Er is.., en plots al zijn moed bij el
kaar rapend. Klara, ik ben gekomen om
je te vragen of je er in toestemt dat Lize
mijn vrouw wordt
De oude vrouw rees snel overeind en
slaakte een lichten kreet van verrassing.
Frans, jongen En je kent elkan
der nog riet eens goed.
We kennen elkaar reeds opper
best, vrouw Berreydts. Ik heb Lize ziels
lief en zij mag me ook graag lijden,
v ind je t dan noodig onze verloving
nog langer te trekken
fe verrast me, jongen, je overrom
pelt me, stamelde ze.
Komaan, Klara, en zijn stem werd
smeekend. Zou de toekomst er voor
jou ook niet beter op worden als hier
een man in huis was Zie je, thuis kun
nen ze me best missen en Lize en ik zou
den bier onzen intrek nemen. Zóó ga je
n rustigen ouden dag tegemoet.
Ze staarde peinzend voor zich uit.
Frans heb je er Lize reeds van ge
sproken vroeg ze toen, reeds ten deeie
overtuigd.
Nog niet, ik wou eerst jouw toe
stemming...
Dan zal ik haar roepen, wacht even.
Ze slofte naar buiten en kwam enkele
oogenblikken later terug met het jonge
meisje dat blij verrast Frans de hand
reikte.
Hé, 'n avond, Frans
Lize. en de stern der oude vrouw
klonk plechtig, Frans heeft je zoo juist
ten huwelijk gevraagd. Wat heb jij hier
op te antwoorden? Het .is niet aan mij
om hier te beslissen over je levensgeluk.
Het jonge meisje was opeens gloeiend
rood geworden, terwijl haar handen slap
hieven neer hangen naast het slanke
lichaam hen geweldige golf van diepe
ontroering sloeg haar naar het hart en
onbeweeglijk bleef ze stil staan terwijl
haar hersens koortsig werkten.
In een snel, heerlijk visioen zag ze
plots de verre, geliefde schim van den
afwezige, hij, die haar zelf den weg ge
toond had die ze opgaan moest, en ril-
.end sloot ze, onwillekeurig en met zwoe
genden boezem, de oogên. Toen leek
het nog of de verre schim een teeder
verwijt in de oogen kreeg... Doch,verre,
onbereikbaar, stond dit mooie ideaal
harer liefde, en berustend boog ze het
hoofd.
Lize, hoorde ze Frans vragen met
trillende stem, geef antwoord... Zeg, dat
je wilt
Ze keek den sterken, jongen man open
ïu het wezen en ging toen naar hen toe.
Frans, ik stem toe, zei ze eenvoudig.
En kreet van jubel ontsnapte zijn
borst.
Dank, Lize, dank 1
Glimlachend naderde thans ook
vrouw Berreydts.
Als de zaak zoo in elkaar zit, heb je
mijne toestemming ook, Frans, zei ze
nartelijk tot den jongen man. Ik hoop
maar alleen dat je mijne dochter zult ge
lukkig maken.
Dat hoop ik, met Gods hulp, Klara.
Ze zetten zich gedrieën neer en toen
begon een lang onderhoud. Schikkingen
werden genomen voor de aanstaande
bruiloft, en toen Frans Aelkens, laat i
in den avond, en dronken van geluk,
huiswaarts keerde wist hij dat over vijf
weken Lize z n zoete vrouwtje zou
wezen.
geren zijn band gestreeld als tot een
laatste schrijnend vaarwel.
Hij had zich tot haar moeten voor
over buigen om te verstaan hetgeen haar
ontkleurde lippen lispelden, doch die
woorden hadden hem een vreeseiijken
schok gegeven.
- Willem, had ze gefluisterd, eens
dacht ik datje me liefhad 1 Ik weet thans
dat bet niet waar is Stervenden lie
gen niet Je hebt een and're lief,
nietwaar
Sprakeloos, te zeer ontroerd om te
antwoorden, had hij het hoofd gebogen.
Ze had hem nog eenmaal lang aange
keken, en toen gestameld
Mijn dood ontheft je van je belof
te... Willem, wees gelukkig
Zacht, haast zonder leed, was ze
heengegaan en eerbiedig, diep getroffen
had de jonge man haai de oogen toege
drukt.
Dit alles was thans n volle week ge
leden en, Willem, gehoorzamend aan
een drang sterker dan zichzelf was nog
niet terug vertrokken naar den vreemde.
Dag ca dag wierp hij het geweer over
den schouder en ging het groote woud
in, zoekend de eenzaamheid als 'n gelief
koosde rust.
Iedere dag betrapte hij er zichzelf opdat
hij de richting insloeg naar de plaats
waar Lizeke Berreydts en hij hun laatste
onderhoud gehad hadden, en iedere
dag deed hij een opperste poging op
zichzelf en verwijderde zich zonder her
jonge meisje ooit te zien.
Éénmaal was de verzoeking, gegroeid
tot een verterend verlangen, hem te
machtig geworden en in de stilte van
zachten zomeravond was hij door het
schaarhout tot aan het tuinhek van het
huisje aan den Elskant geslopen. Daar
was hij blijven stilstaan tot bij de huis
deur hoorde openen en Lizeke Berreydts
zag naar buiten komen met een ledigen
emmer dien ze aan den bornput ging
vullen.
IV.
De doodsklokken hadden in het dorp
geluid.
Hun bronzen stemmen hadden het in
zware, doffe slagen aan ieder dorpeling
gemeld dat een ziel verscheiden was.
Langzaam was de lange rouwstoet de
dorpstraat afgezakt om in het stille kerk
je te verdwijnen. Een uur nadien ploften
de aardklompen in doffen slag op de
eiken kist en vulden langzaam de don
kere grafopening waarin het ontzielde
lichaam rustte van Acna Vertongen, de
eenige dochter van boer Vertongen.
Anna, de mooie, trotsche Anna was
geknakt door den grooten, geheimzin -
nigen Maaier die ouderdom noch kunne
ontziet. Een korte hevige aanval van
influenza had het jonge meisje op het
ziekbed neergesmakt en verwoestte op
enkHe dagen dit krachtige jonge lichaam.
Zeven lange dagen had de sterke na
tuur geworsteld, in vreeseiijken, innigen
strijd tegen den grijnzenden dood.
Toen was Willem Heidorp, per spoed
bericht verwittigd, komen toesnellen en
had Anna stervend gevonden.
Er was, bij t zien van den jongen man,
nog even n flikkering in de doodsche
oogen van t jonge meisje gekomen en
kozend had ze met de ontvleeschde vin-
Ffet witte licht van binnenshuis speelde
in haar blonde lokken en heel hare fijne,
mooie gestalte tenk.ende zich zoo duide
lijk af dat Willem met moeite een kreet
bedwong die naar zijn lippen welde.
Toen Lize terug naar binnen ging
kreeg ze het volle Jicht ia het gelaat.
Willem zag het lieve, hem zoo welbe
kende gezichtje heel duidelijk en schrok.
O, Lize was zoo mooi met de stille uit
drukking van zachte droefgeestigheid
die over haar wezen lag.
De deur klapte dicht en sloeg meteen
den zoeten droom van den jongen man in
duizend scherven, met een snik van na
meloos leed had hij toen den arm om den
hekstijl geslagen en zoo bleef hij lang,
wild snikkend om het verlies van het
kostbare kleinood dat hij zelf van zich
verwijderd had...
Een paar dagen nadien, doolde hij
terug in het groote woud met zijn trou
wen hond.
De hitte was dien dag broeiend ge
weest en zelfs in het lommer der reuzige
boomen had de jongeling vergeefs naar
verkwikkende koelte gezocht. Met ver
hit gelaat, terwijl zijn hond met de tong
uit den muil naast hem lag, had hij zich
neergevleid onder een reuzigen eik, toen
uit de verte een dof gerommel
hoorbaar werd. Willem schrikte. Dat
was dondergerommel, en hij lag hier zoo
ver van menschen en huizen, en straks
ging de avond komen.
Met een vluggen sprong was hij te
been en begon zich een weg te banen
door de struiken in de richting van zijn
woning.
Intusschen versterkte het geluid van
den donder ieder minuut. Bijwijlen,
toen hij een open plaats lusschen de
boomen doorschreed, keek Willem even
naar het uitspansel boven zich Daar was
het niet meer de blauwende ruimte, doch
donkere wolkentorens schoven langzaam
vooruit, tegen den wind in, en helle,
vurige slangen sloegen bliksemvlug
daarin kronkelende klaarten. Nog was
het bladstil in het woud, en de groote
boomen stonden er kalm en rustig alsof
I zij zich klaar mieken tot een vinnigen
strijd tegen het natuurgeweld. De zang
j der duizende vogels was plots verstomd,
wijl de kleine zangertjes snel en schich-
j tig door het lage hout scheerden om toch
een veilige schuilplaats te bereiken.
Toen kwam de eerste windstoot door j
het woud met zoon gierend geweld dat j
hij Willem haast ten gronde sloeg en de
hond zacht begon te kreunen,
j De jongeling versnelde zijn pas en
rende thans met groote sprongen
vooruit.
j Plots bleven zijne voeten als vastge-
i worteld staan en smoorden zijn lippen
een kreet van verbazing.
Op enkele passen vóór hem vluchtte
nog een menschelijk wezen door het
hout en in geweldige ontroering herken
de de jonge man Lize Berreydts, Lize
die op de schouders een zak versch ge
sneden gras droeg en blijkbaar door het
onweer verrast, naar huis rende.
Met enkele groote sprongen haalde
hij haar in
Lize
De vluchtende gestalte bleef plots
midden in haar loop stilstaan, en wend
de het hoofd om. Toen keek ze in Wil-
lems verwrongen gelaat en de zak viel
van haar schouders'
Wim, jij ze stiet het in namelooze
verwarring uit, terwijl een doodelijke
bleekheid over haar gelaat kwam en een
geweldige rilling haar zóó doorschokte
dat ze wankeldelde.
Toch wou ze nog haar zak terug op
de schouders nemen en wegsnellen,
doch de vlugge greep zijner hand om
knelde haar arm en dwong haar te blij
ven.
Lize, waarom wil je weg? stiet hij
doodsbleek uit.
Wim, laat me gaan, smeekte ze
sidderend hem met groote smeek oogen
aankijkend.
Nee, Lize, nu ga je niet weg, zei
hij gejaagd. Ik heb je gemeden zoo lang
ik kon. ik heb je bijzijn ontvlucht dagen
lang, doch thans dat het toeval me tegen
over u plaatst laat ik je niet gaan. Ik
moet je spreken om,..
Een geweldige, ratelende donderslag
brak zijn begonnen volzin midden dooi
en alsof plots de hemelsluizen zich wage-
wijd openden kwam de bui in al haar
hevigheid los. Zweepend, als een brui
sende overvloed, sloeg de regen in dikke
stralen in de kruinen der boomen, terwijl
de gierende stormwind als een bezetene
door de takken rende en ze met knap
pend geluid afbrak.
Instirktmatig drong ze bevend tegen
hem aan, terwijl haar de tranen in de
oogen kwamen.
O, Wim, nu geraken we er niet
meer door, jammerde ze vol angst. Hoe
vreeselijk
Heeds begonnen dikke droppels door
de bladeren een te zijpelen en vlekten op
haar lichte zomerjurk.
De jonge man stond een oogenblik
radeloos, toen ontdeed hij zich vlug van
zijn jagersvest en sloeg haar die over de
schouders.
Kom, fluisterde hij gejaagd, een
paar honderd meter hier vandaan staat
een verlaten hut, Daar zijn we in veilig
heid.
hel 13b. 21
Van jou ze herhaalde m
nietend van die woorden, Ruisscb
Ze bereikten eindelijk den zoos Zuid m
her woud. Daar vóór hen lag der|fC We
donkerheid en Lize slaakte een krel Bewi
verrassing. Ibgebn
Wim, de lichten zijn niet J
het dorp.
Dat zal wel het werk val om 4 ui
storm geweest zijn, zei hij ernstij den B(
denk wel dat er veel palen zullenl Frans C
rukt zijn. |pittelstf
Ze gingen verder en zagen een
honderd meter vóór hen uit een
glans schitteren die zich bijwijlen
plaatste, t Leek of daar iemand
lantaarn heen en weer liep.
Eindelijk konden ze bij t sehijns
het licht een man herkennen en
voelde Willem, Lize trillen.
Wim, zei ze, met gestrekten
wijzend, dat is Frans, die misschiet
me komt zoeken.
Hij antwoordde niet, doch dwoi
voort te gaan.
De man met den lantaarn slaakt
blijden uitroep toen hij Lize herken:
Lize Goddank, dat je er bei
Blijf staan, want dediaad der hoogs
ning is doorgebroken enjezoudtei
ongestraft over heen kunnen. Ik hel
2° Ut
[gelegen
Aalst, f
man naar de transformatiekabien g( verkoop
Ze voelde dat ze slechts te gehoorza
men had en willoos liep ze voort naast
Hem, terwijl rond hen de storm in volle
hevigheid woedde, en de regen in gud-
sende stralen doordekruinen der boo
men viel. Zijn witte hemdsmouwen hin
gen hem weldra doornat aan de armen
geplakt, doch hij merkte het niet eens
op, en versnelde, zoo mogelijk, nog zijn
loop.
Hijgend liet Lize zich doorhem voort
sleuren, tot ze meer en meer vermoeid,
haast in elkaar ging zinken. Zonder een
enkel woord, noch vraag, tilde hij haar
op zijn armen en snelde in onvermin
derde vaart naar de reddende boschhut.
Hulpeloos en gebroken, had ze hem
de armen om den hals geslagen en leunde
thans met haar natte gezichtje tegen zijn
heftig zwoegende borst, niet meer den
kend, noch voelend, alleen gelukkig.
Zoo bereikten ze de hut.
Met den voet stampte Willem de
deur open die slechts tegenaan stond en
zette zijn lieven last op den bemosten
grond. Met hijgende borst en terwijl het
zweet in stralen van zijn gelaat gudste,
keek hij n paar seconden het meisje in
de mooie oogen.
Toen breidde hij de armen uit en
juichte als een kind
Lize, mijn Lize
Zijn armen omsloten de rillende, slan
ke gestalte, en huiverend in onbeschrij
felijk genot, overwonnen door haar
groote liefde die als een machtige vlam
opsloeg, en haar de heele wereld deed
vergeten, zonk ze aan zijn borst, snik
kend van namelooze vreugd
Wim 1 Groote God... je hebt
ook lief
Studie
30,
Om
O
te
De n
namens
den om den stroom af te legges
keek nogmaals op en zag toen Wi
Wie is daar bij jou hij tra
stap nader en hief zijn lantaarn oj
diensde toen terug. Groote God,',
lem, jij Hoe kom jij bij Lize
Ik vond Lize in het woud,
woordde Willem rustig, en we hei
samen voor den storm gaan schuili
de boschhut.
In de boschhut de jonge
kei bekeek ze beiden beurtelings bij
licht zijner lantaarn toen viel hei
verandering in Lize's gelaat op,
oogen hadden een glas, die hij er v
ger vruchteloos in gezocht had, en
haar lippen lag n vreemd-gelukl
glimlach die hem den angst op 't lijfji
Lize. wat is er gebeurd... gin
stamelde hij ontzet.
Het was nogmaals Willem die
woordde in de plaats van Lize.
1 rans, ik weet dat je van
houdt en het doet me leed je te ma
ze99en dat je liefde vruchteloos gew
is. Lize is van af haar kindsheid
speelgenoot geweest, thans is ze
verloofde geworden.
Een dof gekreun ontsnapte aai
lippen van den jongen man.
Dat lieg je stiet hij wild
woedend uit Lize heeft me
woord gegeven met me te trom grootte
me
kussen daalde over
welsprekender dan
Een regen van
haar gelaat en was
woorden.
Hij voelde hoe ze huiverde aan zijn
borsten snel liet hij haar los, en zijn
blikken gleden zoekend door de hut. In
derhaast greep hij enkele takken die hier
en daar door de hut verspreid lagen en
miek vuur aan den kleinen, open haard.
Dankbaar blikte ze hem aan en toen
enkele minuten nadien een lustig vuurtje
opknapperde, gingen ze, zij aan zij, op
een houtblok bij het vuur zitten, genie
tend van de weldoende warmte.
Toen ontspon zich een eindelooze
reeks van vragen en antwoorden, terwijl
daarbuiten in onverminderde hevigheid
de donderslagen dreunden en de ruwe
stormwind hier en daar reuzige boomen
ontwortelde, die met een donderend ge
kraak neerploften.
Uren aaneen woedde de storm, en,
toen eindelijk de laatste regendroppel
gevallen was en de donder ver-weg rom
melde, was de avond reeds ingevallen.
Foen Willem de deur der hut opende,
bood het woud een treurigen aanblik.
Overal in de vage avondschemering zag
hij gevallen woudreuzen en gebroken
takken.
Met uiterste omzichtigheid, den arm
stevig om Lize's middel, vatte hij den
terugtocht aan,
In-gelukkig drong het jonge meisje
zich tegem hem aan.
Wim fluisterde ze plots angstig
ik ben bevreesd om terug bij de men
schen te komen... en, o, Frans Aelkens.
Hij drukte haar vast tegen zich aan.
Ik sta mijn geluk aan geen sterve
ling nog af, zei hij met op elkaar geklem
de tanden. Je bent van mij, Lize... alleen
van mij
en thans verbied ik je haar nog aai
spreken. Lize is mijn verloofde
Geweestvulde \Villemrustigi
Lize heeft begrepen dat onze
komst aan elkaar verbonden is
immer.
Een wilde woede, gepaard meti
wanhoop, gloeide in de ziel van Frj
Dat is jouw schuld Jij hebt
't hoofd op hol gebracht. Jij handelt
meen, gemeener nog dan een ploert
Die woorden troffen Willem als
kaakslag, en opgezweept sprong
vooruit.
Frans, trek die woorden terug
■'rans zag de beweging van zijn me
dinger en met een vlugge beweging,
wijl een doodelijke bleekheid over
gelaat kwam, snelde hij een paar pass
naar Willem toe, en strekte bezwere
den arm uit.
Willem, pas op voor den gebro
hoogspanningsdr... Ha 1...
De woorden bestierven hem plots
de lippen, en als door een geweldij
bliksemslag getroffen,draaide Frans A
kens op zichzelve rond om als een mas
op den grond neer te slaan, terwij
brandende lantaarn knetterend naa
hem viel. De béweging om Willem VI
een gewissen dood te redden, kosl
hem-zelf het leven, want even maar lu
zijn voet den glanzenden koperdraad ji
raakt, of de machtige, doodelijke stroo
had hem neergebliksemd.
Verpletterd, sprakeloos van onto
ling, stonden de twee jonge lieden dai
haast niet kunnende gelooven aan
vreeselijke, terwijl hun wijdgeopent
oogen zich vulden met uameloozt,
schrik en als vastgeregen naar het om
zielde lichaam bleven staren.
Toen wendden ze zich gelijktijdig
een zelfde beweging af en vluchttei
alsof de angst hen vleugelen gegevt
had, als twee zinneloozen, langs
grooten omweg naar het dorp.
Niemand in het dorp heeft ooit r
fijne geweten van Frans Aelkens' dooü
doch wanneer soms een bezoeker h?
stille huisje aan den Elskant binnentreed
vraagt hij zich bevreemd af, waaromht
vergroote portret van den jongen elef
ttieker, in een mooi kader gevat, in
zijkamer aan den wand hangt.
Alleen Willem Heidorp en dien
mooie, jonge vrouw, Lize Berreydts, we
ten het, en vaak, wanneer zij samen in di
kamer komen vullen zich hun oogei
met tranen en prevelen ze een kort.maa:
vurig gebed voor de zielerust van hen
die Willem 's leven redde en zoodoendi
zijn eigen doodvonnis teekende.
April 1926.
Van den Broeck Em
Een
straat n
Het 1
regenwi
kamer,
keuken,
bergp'a
diep. Sc
ders, ge
Bewc
Désiré
de drie
Te bi
gen var
Tweede
om 3 ui
La Cl
Groote
te Aa'
De F
ten ven
Notaris
lijk bele
Een s
raardsbi
gevel v<
tie A t
Bewc
Verhoe
om 3 ui
La Cl
weduwe
Markt.
met
DeN
namens
verk2op
Een
Aalst, E
353k, g
ceel zijn
opgeric
twee cit
Ingesti
om 3 ui
"La Cl
wed. D
Op
om 4 u
Drapee
Impe, t
te 1
Del
baar ve
De
banger
61 op
aan de
derstar
Dit 1
herberi
vatR
lil:
uci namcua