Iets over de Selderie
Landbouwweekblad
Bewaring der voedingsmiddelen
door de koude,
Voeding onzer
Melkkoeien
VARIA
WETENSCHAPPELIJKE BIJDRAGE
Belangrijk Bericht.
ZONDAG 1 OOGST 1926
Prijs 12 centiem.
Sete JAARGANG Nr 396
Arbeid
adelt
Abonnementsprijs 6,06 frank 'a jaar».
Men schryft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en RedactieBRABANTSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller
ORTAIRE CAUDRON, Aalst.
Voor tu door
de Landbouwers
Een, in de hedendaagsche nijverheid,
vee! toegepaste bewaringsmethode, is de
bewaring door de koude.
Sedert lange jaren werd het natuurlijk
ijs gebruikt om de voedingsmiddelen te
bewaren. Vroeger werd het ijs uit de
Noorsche zeeën ingevoerd; dit was ech
ter niet zeer praktischde vervoerkosten
waren hoog en het was lastig dit ijs binst
den Zomer lang te bewaren. Men heeft
dan ook getracht kunstmatig ijs te berei
den, en in elk seizoen, dank zij de mo
derne industrie der koude, is het nu mo
gelijk aanstonds ijs bij de hand te hebben.
Eenieder kent de gewone toepassingen
van het ijs in de bewaring der eetwaren;
ia ijskasten en ijskelders wordt de tem
peratuur der lucht door het daar inlig-
gende ijs verkoeldhet ijs kan ruimen
tijd in vasten toestand bewaard worden
wanneer die kasten en kelders derwijze
aangelegd zijn dat de warmte van buiten
uiterst traag doordringen kan.
Omdat doel te bereiken is er een mid
del: de wanden dier kasten moeten ge
maakt worden uit slechte warmtegelei
ders, of, zooals men nog zegt uit calori-
fugestoffen. Gewoonlijk hebben die kas
ten een dubbelen wandde ruimte tus
schen de twee wanden wordt dan gevuld
met calorifuge stoffen, zooals katoen-
vlokken, papier, kurk, houtzagelingen
enz. Overigens de luchtmassa welke
tusschen de twee wanden omsloten is,
is ook een slechte warmteleider.
De ijswagens welke gebruikt worden
voor het vervoer van visch, vleesch,
eieren, melk, enz. hebben ook een dub
belen wand; de buitenzijden van de wa
gens zijn wit geverfd, omdat de witte
kleur de warmte terugkaatst.
Een woordje nu over de nijverheid
der koude. De uitvinders dier nijverheid
zijn Charles Tellier en Ferdinand Carré.
Op welk princiep berust hun uitvin
ding Zulks is niet zeer ingewikkeld
Om 1 kiio ijs op 0° om te zetten in
1 kilo vloeibaar water op 0" is warmte
noodig, namelijk 80 Caloriën, dus nage
noeg dezelfde hoeveelheid als om 1 kilo
vloeibaar water van 0° op 80° te brengen.
Insgélijks om 1 kilo water op 100° in
een kilo waterdamp op 100° om te zet
ten is de geweldige hoeveelheid van
535 Caloriën noodig.
Wat waar is voor water is waar voor
alle stoffen en we kunnen die natuurwet
op volgende wijze uitdrukken
Gedurende het smelten, en gedurende
het verdampen verbruikt elke stof zon
der van temperatuur te veranderen een
hoeveelheid warmte welke kenmerkend
is voor elke stof.
Zoo o. a. 1 kilo vloeibaar koolzuur-
anhydride (acide carbonique) eischt
56 Cal. om tot gas te vervliegen 1 kilo
vloeibaar zwaveldioxyde (gas dat ont
staat door verbranden van zwavel of
solfer) eischt 91 Caloriën; en 1 kilo
vloeibaar ammoniak eischt 316 Caloriën.
De uitvinding van Tellier en Carré
berust hierop dat bovengenoemde gas
sen, koolzuuranhydride, zwaveldioxyde
en ammoniak door drukking in bijzon
dere toestellen vloeibaar gemaakt wor
den. De noodige drukking bij 10° is
voor
Koolzuuranhydride 45 atmosfeeren.
Zwaveldioxyde 2
Ammoniak 5
Een drukking van 1 atmosfeer is een
drukking van iets meer dan 1 kilo per
vierkante centimeter.
Wanneer we nu de kraan van die
toestellen openen, dan zal de bekomen
vloeistof zich langs die opening tot gas
ontspannen, maar om aldus in vorm van
gas te verdampen heeft de vloeistof een
bepaalde hoeveelheid caloriën noodig en
daar hier geen bepaalde warmtebron
voorhanden is, wordt die warmte ont
trokken aan de vloeistof zelve en aan
het daaromtrent liggende midden.
Daar het verdampen van vloeibaar
ammoniak het meest warmte onttrekt
(316 Calor.) en dus groote koude voort
brengt, wordt dit gas het meest gebruikt
in de verkoelingstoestellen. In melkerijen
echter wordt de voorkeur gegeven aan
koolzuuranhydride, omdat melk te ge
makkelijk de reuk van ammoniak zou
opnemen. Terloops gezegd, wat men in
den handel ammoniak noemt is een op
lossing van ammoniak in water zuivere
ammoniak is een gas.
De bewaring door de koude heeft nu
een groote uitbreiding genomen. In de
groote steden worden hedendaags vries-
stapelhuizen opgebouwd. Sedert 1920
heeft Antwerpen nu ook zijn vriessta-
pelhuis aan de haven, waar het bevro
ren vleesch dat van het buitenland inge
voerd is, bewaard wordt.
De verkoeling geschiedt met am
moniakgas en de koelapparaten worden
door de electriciteit in werking gebracht.
De toestellen kunnen 12.000 kilos ijs per
uur bereiden.
Het stapelhuis is 148 m. lang en be
staat uit zeven verkoelingszalen van
47 m. op 14,35 m. met een hoogte van
5 m. in ieder dezer zalen kan men 1000
ton vleesch bewaren. Door de ammo-
niakbuizen die tegen de zoldering loo-
pen wordt de temperatuur der zalen op
12° onder 0 gebracht. De wanden van de
kamers zijn tegen de warmte beschut
door slechte warmtegeleiders bestaande
uit saamgeperste stukjes kurk welk met
teer aaneengehouden zijn. De koelhui
zen van gansch het stapelhuis hebben
een totale lengte van 37 kilometer.
De werking der koude als bewaar
middel stemt hierop dat de bacteriën on
werkzaam gemaakt worden, maar ze
worden niet gedood. Bevroren vleesch
bederft alras na het ontdooien en moet
verbruikt worden zoodra het uit de ver
koelingstoestellen komt.
P. J. C.
Zoek geen heil in zuid of westen
Bij den vreemde is heil noch eer
Wilt ge uw volksgeluk bevesten,
Keer dan tot u zeiven weer
Zeer veel wordt er gedaan door offi-
ciëele organismen en het landbouwon
derwijs om de voeding onzer winstge
vende dieren zoo economisch en doel
matig mogelijk door te drijven.
Hier te lande komen op de allereerste
plaats de melkvee-houders voor dit pro-
blema te staau.
Wat in de eerste plaats dient onder
zocht te worden is de scheikundige wer
king in de melkvorming om het verband
te kennen tusschen voeding en melkpro
ductie.
De eerste vraag welke te beantwoor
den valt is uit welke bloedbestanddee-
len worden de melkbestanddeelen ge
vormd
Vooraleer op deze vraag in te gaan,
dient ter herinnering gebracht welke de
verschillende stofwisselingen zijn die in
het organisme plaats grijpen omzetting
der eiwitstoffen, vetten en koolhydraten
in aminozuren, vetzuren en glucose om
ten slotte weder tot eiwitstoffen, vetten
en glycogeen samengebracht te worden.
Bij rijke voeding verhoogt het eiwit
gehalte der cellen en het omgekeerde
der ophooping, dus afgifte van lichaams-
bestanddeelen, heeft bij melkproductie
dikwijls plaats. Het is daardoor uitleg
baar dat bij het begin eener voederproef
of bij verandering in het rantsoen aan
gebracht, de gevolgen daarvan ook zul
len afhangen van het al of niet opge
hoopt zijn dezer stoffen.
Er moet eveneens rekening worden
gehouden dat bij de melkgifte de voe
ding niet uitsluitend als invloedrijk fac
tor voorkomt, doch dat het ras, afstam
ming, midden, verzorging enz. eveneens
van tel zijn.
Wat de melksuiker betreft ligt het
voor de hand om de glucose, de eenige
koolhydraat van het bloed tot nu toe
bekend, als de stof te beschouwen uit
welke de melkklier, melksuiker opbouwt.
Men heeft enkel het bloed van den uier
te onderzoeken en de vergelijking te ma
ken bij dit van een ander lichaamsdeel
om dadelijk het verschil op te maken aan
glucose-gehalte. Bij droogstaande koeien
is dit gehalte hetzelfde voor alle lichaams-
deelen.
Het melkvet, wordt naar alle waar
schijnlijkheid i n den uier niet rechtstreeks
uit vet opgebouwd doch uit phosphati
des Door proeven waarbij bloed geana
lyseerd werd dat wel en dat niet door
den uier gestroomd was, kon worden
vastgesteld dat het bioedplasma bij het
doorstroomen van de melkklieren phos-
phatiden verliest.
Ten slotte de vorming van het melk-
eiwit uit bloedbestanddeelen. Bij melk
gevende koeien verschilde het gehalte
aan vrije aminozuren bij bloed dat wel
en niet door de melkklieren was ge
stroomd. Bij droogstaande koeien inte
gendeel werd geen verschil gevonden.
Van zeer ingewikkelden aard zijn de
omzettingen der moederstoffen niet
(glucose phosphatiden en vrije aminozu
ren) tot melkbestanddeelen (eiwit, melk
suiker en vet).
Waarschijnlijk is het dat de melkgifte
vooral afhangt van de hoeveelheid bloed
waarmede de melkklieren worden door
stroomd, zoodat de afmetingen der meik
aderen een min of meer juiste maatstaf
voor de melkrijkheid zouden zijn.
Een door Cary verricht onderzoek
duidt aan hoezeer veranderingen in de
samenstelling van het bloed een inzicht
kunnen geven in de wijze waarop voed
sel verandering de melkproductie beïn
vloedt. Bij koeien met een flinke melk-
opbrengst en die een daarvoor geheel
toereikend rantsoen ontvingen, bracht
Cary verschillende veranderingen in het
rantsoen aan o. a. deze dat hij het eiwit
gelijk liet doch het totaal voedsel tot de
helft terug brachtdit geschiedde na
tuurlijk in hoofdzaak door vermindering
van de koolhydraten. De verandering
der voeding had vermindering van de
melkopbrengst ten gevolge en een ver
laging van het eiwitgehalte van de melk,
terwijl vet en melksuikergehalte onver
anderd bleven.
Dus juist het bestanddeel dat in vol
doende hoeveelheid werd toegediend,
bleek in de melk te zijn afgenomen.
Het bloedonderzoek gaf de verklaring.
Het bloed bevatte minder aminozuren,
die, na afsplitsing van ammoniak,in glu
cose omgezet.de vermindering der kool
hydraten van het voedsel zooveel moge
lijk hersteld hadden.
Uit het feit dat eiwit de grondstof
kan zijn voor alle drie de hoofdbestand
deelen van de melk, volgt reeds dat de
melkproductie zeer van de eiwitstoffen
van het voedsel zal afhangen, De ver
hooging der melkproductie door ver
meerdering van het voedereiwit gaat
niet zelden gepaard met verlaging van
het vetgehalte der melk en soms met
verlaging van het eiwitgehalte.
Voor wat de vetvoeding betreft is uit
proefnemingen gebleken dat een ver- j
hooging der phosphatiden in het bloed,
gevolg was van gepaste vettoediening
en dat het gehalte aan melkvet afhangt
van het beschikbaar phosphoorzuur in
het voedsel. Toch wordt de melkpro
ductie niet gemakkelijk door gebrek aan
phosphoorzuur in het voedsel, vermin
derd. Hetzelfde geldt ook voor calcium.
Doch de reden daarvan is wel deze dat
het organisme uit de beenderen gemak
kelijk calcium en phosphoorzuur afstaat
ten behoeve van de melkproductie.
Dikwijls is bij melkkoeien de calcium-
en phosphoorzuurbalans negatief. Doch
in het bloed blijft het gehalte normaal.
Deze afgifte van Ca en P door het or
ganisme kan soms bedenkelijke gevolgen
hebben en dit bijzonderlijk bij voort
planting.
Buiten de hooger aangeduide stof
verwisseling dient men nog rekening te
houden van de aan- of afwezigheid der
dieetfaktoren (vitamienen).
Volgens sommige onderzoekingen
zou gebrek aan A of antirachitische vi
tamienen en B of antincoritische vita
mienen in het voedsel de melkproductie
verlagen.
Bij melkproductie ten behoeve van
jonge kinderen dient hiermede rekening
te worden gehouden. Het mag als vol
doende zeker worden beschouwd dat
het dierlijk organisme de A-, B- en C-
stoffen niet zelf kan opbouwen, ook niet
in de melkklieren.
Bij al het voorgaande dienen wij re
kening te houden dat het produktiever-
mogen der dieren grootelijks afhangt
van de afstamming, maar dat de voeding
wellicht een zeer belangrijken rol speelt in
de melkopbrengst, L. W
(Vervolg)
De bladselderie heeft vezelige wortels,
terwijl de wortel van de knolselderie van
boven dik en vleezig is en van onder
insgelijks van vezelige wortels is voor
zien. De bouw van de planten kennen
met de algemeene levensleer er bij is, in
de meeste gevallen, voldoende om in de
kweekwijze ervan, weinig misslagen te
begaan. Zoo zal men er bij bladselderie
bijzonder op uit zijn dikke bladstelen
te bekomen, terwijl men bij de raapselde-
rie meer de dikke knollen beoogt. Grond
bewerking, bemesting, overwintering
enz. alles moet ge aan de bijzondere
eischen van ieder soort weten aan te pas
sen.
Over het zaaien van bladselderie heb
ik reeds in een vorig artikel gesproken,
doch de manier van planten heeft een
grooten invloed op de opbrengst. Hier
dient gelet op den grond waarmede men
te doen heeftdeze kan nat of droog
wezen en volgens hij nat of droog is een
verschillende mannier van planten ver-
eischen. Zoo in natte gronden plant men
gelijkgronds. Men verdeelt het hoekje
grond waarover men beschikt in bedden
van 1 m. tot 1,20 m. breed om er vier
rijen planten op te zetten die dus op 0,25
tot 0,30 m. afstand van elkander zullen
verwijderd zijn. In de rij zet men de plan
ten op 25 cm. van elkander. De onpare
bedden, nummers 1, 3, 5, worden met
groenten beplant die twee en half tot
drie maand na het planten van de selde
rie weggeoogst zijnde aarde dezer bed
den wordt dan benuttigd om de selderie-
planten aan te aarden en ze wit te
maken.
In droge gronden plant men meest in
groeven. Men graaft ze van lm. tot 1,20
m. breed en van 0,25 tot 0,30 m. diep;
de uitgegraven aarde plaatst men langs
de zijkanten. Over 't algemeen plant
men vier rijen per groef op een afstand
van 25 cm. in de rij en de aarde van de
zijkanten bezigt men om aan te aarden,
wel te verstaan nadat men ze eerst be
plant heeft met latouwen, spinazie, an
dijvie of allerlei andere groenten die den
grond slechts 2 1/2 tot 3 maand na het
planten van de selderie tot hun volledige
ontwikkeling noodig hebben. Gedurende
den groei, of ze nu geplant is in natte of
droge gronden, zal men den grond door
herhaalde ophakkingen loshouden en
hem aangelengden beer of stikstofmesten
toedienen. Alvorens de selderie te ver-
koopen maakt men de bladstelen wit.
Er bestaan verscheidene manieren om
dit te doen en we zagen reeds liefheb
bers die de planten witmaakten bij mid
del van een sterk papier waarmede ze de
plant omringden zorgdragende de boven
ste bladschijven bloot te laten; anderen
schoven groote draineerbuizen van 7 tot
9 cm. doormeter over de plant en hielden
alzoo de bladstelen in de duisternis, even
als vorige, er zorg voor dragend dat de
bladschijven bloot bleven.
Wat men er ook moge over zeggen,
de beste manier om selderie wit te ma
ken is en blijft nog altijd het aanaarden
't is met dit doel ook dat we den grond
der tusschenbedden thans ledig maak
ten. Wat men vooral niet uit 't oog mag
verliezen is dat men de bladstelen zoo
wit mogelijk moet trachten te krijgen en
de bladschijven groen bewarenhoe
feller de witte en groene kleur uitkomen,
hoe beter voor den verkoop. Het is ook
aan te bevelen de selderie liever in twee
drie keeren aan te aarden met eenige
dagen tusschenpoos, dan wel ineens. Na
drie tot vier weken zijn de aangeaarde
planten genoegzaam wit geworden. Het
spreekt van zelf dat men niet al de sel
derie ineens zal witmaken, maar wel
volgens de vereischten van uw weke-
lijksch gebruik of verkoop, want witge-
maakte selderie rot gemakkelijk.
De knolselderie wordt vooral ge
vraagd op 't oogenblik dat er op de
markt geen bladselderie meer voorhan
den is.
Deze zaait men van Maart tot Mei
op kweekbedden men verpoot als de
plantjes twee tot drie bladeren vertoo-
nen en men plant uit in rijen getrokken
op 25 tot 30 cm. van elkander en op
25 cm. in de rij. Dit geschiedt vanaf Mei
tot Juli volgens men in Maart of Mei
gezaaid heeft. Deze die den kweek van
de raapselderie op groote schaal doen,
laten het verpoten achterwege, maar
zaaien liever zeer dun. Ophakkingen en
begietingen met stikstofmesten zijn bier
even noodzakelijk als bij de bladselderie.
Ten slotte wil ik nog een woord zeg
gen over de manier waarop men raap-
en knolselderie best kan overwinteren.
Selderie is over 't algemeen tamelijk
gevoelig aan de koude en daarom ook
moet men zijn voorzorgen op tijd nemen.
De natuurgele soorten en die met volle
bladstelen zijn er over 't algemeen nog
gevoeliger aan. Men steekt de planten
met kluit uit als de bladeren goed droog
zijn en men brengt ze in kelder, groef
of andere vorstvrije plaats. Indien men
voor lange bewaring groene of violet
kleurige verscheidenheden heeft geko
zen, kan men ze tot in Februari behou
den. De raapselderie steekt men insge
lijks einde October uit, men ontdoet ze
van de buitenste bladeren, legt ze in
groeven, onder koud raam of in den
kelder en kan ze alzoo tot in April-Mei
bewaren.
De ziekten en insekten die ons in de
teelt van selderie tegenwerken, zal ik
liever binst het winterseizoen behan
delen. L.H,
De Maatschappij Redt U Zeiven
geeft kasbons uit ten bedrage van 500
frank, intrest 6%. zuiver van lasten.
Deze bons zijn gemaakt voor vijf jaar,
maar zijn ook alle jaren, van 15 tot 31
December, uitbetaalbaar tegen 500, fr.
zoo de houders dit begeeren. De aanvra
gen tot uitkeering moeten gedaan wor
den vóór 1 December van elk jaar. Deze
bons zijn niet op naam,maar aan drager.
De bons worden uitgegeven aan alle
leden en niet-leden.
Men kan van heden af inschrijven op
onze bureelen te Aalst en Herzele of bij
de bestuursleden en magazijniers. De
stortingen moeten gedaan worden op
onze checkrekening Redt U Zeiven
nr 142593 of op onze bureelen te Aalst
of Herzele.
De lieden die geld beschikbaar heb
ben en het in alle zekerheid en zonder
risico willen plaatsen, nemen deze gele
genheid te baat.
Wit Kaf en Koren.
Enkele statistieken betrekkelijk de be
langrijkheid der beetenteelt in Europa,
laten ons toe, uit te maken dat deze teelt
in aanwinst is tegen het afgeloopen
Hier laten we
enkele cijfers
volgen:
1926
1925 1
Duitschland
348.000
360.000
Tchécoslovakie
295.000
290.000
Frankrijk
235 000
185.000
Holland
65.000
65.000
België
70.000
72.000
Zweden
32 000
39.000
Denemarken
37.000
38.000
Polen
170.000
155.000
Hongarië
68.000
70.000
Oostenrijk
20.000
18.000
Roemenië
60.000
50.000
Yougouslovakie
40 000
40.000
Italië
80.000
80.000
Rusland
500.000
380.000
Andere landen
145.000
123.C00
2.165.000 1
.965.000
Zooals hier op te merken valt, is de
meerdere uitgestrektheid dezer teelt
vooral toe te schrijven aan Rusland, voor
de overige landen, behalve Polen, zijn
er geen aanzienlijke wijzigingen.
In ons land is deze teelt in haar ont
wikkeling grootelijks gehinderd gewor
den, door de ongunstige weersomstan
digheden. Nochtans, indien de warmte
graad gunstig blijft mag men voorzien
dat de beet gedeeltelijk haar achterstel
zal weten in te winnen.
De Aardappelteelt. In 1925, be
droeg de aardappelteelt een uitgestrekt
heid van 160.000 hectaren.
Dit jaar is er weinig verandering be
trekkelijk dit punt. Wat de ontwikkeling
betreft moet men onderscheid maken
tusschen het Vlaamsche land en het
Walenland. De overvloedige regens der
drie laatste maanden zijn voor het
Vlaamsche land,waar de gronden in ze
kere mate zandachtig zijn, minder nadee-
lig geweest dan voor de kernachtige
gronden in Wallonië. Van daar ook dat
NEM3
RHBL
De medewerkers zij» verantwoordelijk, voor huaae bjjdragea
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.