Ons Feest van 8 Sept.
TARWETEELT
Landbouwweekblad
WETENSCHAPPELIJKE BIJDRAGE
Plantenvoeding.
Het omploegen
der Stoppels.
t Uit Teralphene
LSI
PF
(N.ï.j
ZONDAG 12 SEPT. 1926
Prijs 12 centiem.
fete JAARGANG Nr 402
k)
e pfij-
te koo
3HOE-
»lst en
.'erani
imer
■waar-
ALST
n lijd
Arbeid
adelt
Abonnementsprijs i 6,00 frank 's jaars.
Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie j BRABANTSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller
ORTAIRE CAUDRON, Aalst.
Voor ss door
de Laadbocwm
Wij hebben vroeger een reeks bij
dragen besteed aan de voederings-
leer der dieren en wij hebben dan de
daarin opgedane kennissen in de men-
schen-voedingsleer toegepast. Daar per
slot van rekening al ons voedsel en het
voedsel der dieren aan het plantenrijk
ontnomen wordt, zal het nuttig zijn eens
over plantenvoeding uit te weiden. We
zullen hierover enkele vulgarisatieartike
len laten verschijnen die als inleiding
zullen dienen tot een grondige studie der
bemesting, welke niets anders is dan de
praktische toepassing der planten
voeding.
Beurs)
BELEN
Kook-
•engar-
meubi-
:ers -
bi <-
ïkomst
en
krul
de ap-
gooien
n den
turners
en als
als de
•n der
dat zal
eer ze
ers ra-
en de
staat
ian el
>g ver
:r leed
i zoo
die to
t bidt
ferder
t een
1 ligt.
met
erlui-
maar
van
oeten
:n in
egel
hun
Ple
isters
on-
wil-
heel
ligen
Welk denkbeeld vormde men zich in
de oudheid over plantenvoeding De
Grieksche wijsgeer, Aristoteles, (-j-322.
v. J C.) beweerde dat de planten al haar
voedsel uit den grond opnemen. Daar
kan men tegen opwerpen dat er ook
planten zijn die in het water leven en die
met hun wortels niet in den grond ge
vestigd zijn. Volgens een ander Griek,
Tbalès van Mileten, was het water het
beginsel van alle stof het water heeft
de planten en de dieren voortgebracht,
evenals de mensch, en dit alles is niets
anders dan water dat in verschillende
vormen verdikt is. Het is in water dat
zij zich ten slotte ontbinden Thalès
leefde tusschen 639 en 548 vóór Chris
tus en was een der zeven "wijzen,, van
II Griekenland.
Voor een ander Griek, Anaximenes,
was het de lucht die de oorsprong was
van alle levende stof.
Ook in ons land heeft een scheikundige
deze vraag bestudeerd Joh an Baptist
van Helmont. een Brabantsch edelman
verwant met de familie de Merode,
werkte op dit vraagstuk lange jaren in
zijn laboratorium te Vilvoorde (1577
j-1644). Van Helmont besloot uit zijn
navorschingen dat de stelling van Tha
lès proefondervindelijk kon bewezen
worden. Ziehier hoe van Helmont te
werk gegaan was hij nam het zuiverste
zand dat hij vinden kon, hij behandelde
bet herhaalde malen met een groote hoe
veelheid gedistilleerd water, om er alle
oplosbare stoffen uit te putten en hij
droogde en gloeide het alvorens het te
wegen. In 200 pond van dat zand plant
te h(j een jongen wilg van vijf pond en
hij bevochtigde regelmatig het zand met
zuiver gedistilleerd water de jonge wilg
kreeg geen enkel ander voedsel dan dit
mater. Na vijf jaar woog de wilg 169
pond en 3 oneen, terwijl het gedroogde
zand slechts 2 oneen (een once 31
gramj van zijn gewicht verloren had.
Bijgevolg scheen het of 164 pond van
den wilg uit het gedistilleerd water ont
staan waren. Deze proefneming maakte
veel ophef in de geleerde middens van
dien tijd en dergelijke proeven werden
dadelijk door andere natuurvorschers
ondernomen al die proeven bekrach
tigden de besluiten van van Helmont.
In 1841 schreef J. B. Dumas, een der
grootste scheikundigen van dien tijd,
oog de volgende woorden de planten,
de dieren, de mensch bevatten stof van
waar komt die stof en hoe gedraagt zij
zich in hun weefsels en in het vocht
waarin deze weefsels baden Waar
gaat die stof wanneer de dood de ban
den breekt die haar verschillende dee-
len vereenigde De planten, de dieren,
de mensch worden lucht... zij komen uit
de lucht en zij keeren tot haar terug
Dat was dus nog de theorie van Anaxi
menes.
Hedendaags staat men verwonderd
dat dergelijke theorie zoolang heeft kun
nen voortbestaan.
Intusschen was Thaer, de stichter der
hooiwaarden,, waar we in voederings-
leer over spraken, opgekomen met zijn
humus theorie Thaer beweerde
dat de koolstofrijke humus in den grond
de bron was waaruit de planten haar
voedsel putten. Toen men echter in
water en in humusvrij zand, waaraan
bepaalde zouten toegevoegd waren,
normale planten gekweekt had, moest
men van de humustheorie afzien.
In 1779 had de Hollander Jan Ingen-
houss, een tipje van den sluier van dit
natuurgeheim opgeheven, toen hij ont
dekte dat de groene bladeren zuurstof
afscheidden ten koste van koolzuur,
terwijl de koolstof in de lucht achter
blijft.
In 1803 beweerde Berthollet dat de
planten ook minerale zouten noodig
hebben. Sprengel en Liebig sloten zich
bij die stelling aan, welke door Wieg-
mann en Polstorff bewezen werd.
In een volgende bijdrage zullen we
zien dat planten en dieren geen vor
men zijn van water of lucht, maar dat
water evenals de bestanddeelen der lucht
door bijzondere processen met behulp
van katalysators en fermenten, de orga
nische verbindingen der levende wezens
vormen in veel van die organische ver
bindingen treft men ook fosfoor en zwa
vel aan die door de minerale zouten
worden aangevoerd.
P. J. C.
Onder de broodgraangewassen neemt
de tarweteelt voorzeker de voornaamste
plaats in.
De tarwe is tevens ook een der aller
oudste cultuurgewassen. In sommige
streken vanwaar uit ze naar de meer
noordelijke streken van Europa is over
gebracht, wordt ze sedert meer dan 50
eeuwen geteeld.
De tarwe, alhoewel ze in zeer uiteen-
loopende klimaten wordt verbouwd, is
vooral geschikt voor de gematigde lucht
streek. De opbrengst en de hoedanigheid
van het graan worden door het klimaat
sterk beïnvloed. De beste variëteiten
worden geteeld in streken met koude
winters en betrekkelijk heete zomers. In
warme, droge streken wordt het stroo
kort en stijf, de korrel glazig en de op
brengst lager, in koele, vochtige streken
wordt het stroo slap en lang, de korrel
melig, de opbrengst hooger.
Tarwe groeit op bijna alle soorten
van gronden, de hoogste opbrengsten
worden echter bekomen op rijke, diepe
gronden die onder de leem- of kleigron
den kunnen gerangschikt worden. Op te
zware kleigrond is de teelt zeer wissel
vallig, hoofdzakelijk wanneer de bouw
laag dun en ondergrond ondoordring
baar is, deze zijn beter geschikt voor ha
ver, terwijl op zandgronden men aan
rogge de voorkeur zal geven. Lichte
zandgronden zijn voor de tarweteelt uit
gesloten tenzij ze tamelijk veel klei en
humus bevatten en diep zijn. zoodat ze
voldoende vocht kunnen behouden tot
de plant rijpt. Turfgronden zijn voor
tarweteelt weinig geschikt, de plant
wast er te weelderig, is er vrij onderhevig
aan legeren en geeft een geringe korrel-
opbrengst. Tarwe van beste hoedanig
heid wordt bekomen op gronden mèt
een tamelijk hoog kalkgehalte.
De bereiding van den grond is afhan
kelijk van de voorafgaande vrucht. Het
getal voorvruchten waarna tarwe wordt
verbouwd is zeer groot en neemt nog
voortdurend toe. Dit is het gevolg van
het feit dat de landbouwer meer en meer
de uitbating zijner bouwgronden richt
volgens markttoestanden en prijzen. De
landbouwer ziet zich verplicht tegenge-
volge van de flnantieele omstandighe
den, sommige gewassen, allerbest ge
schikt voor een oordeelkundige vrucht
afwisseling, daar te laten en ze door an
dere, meer aanpassende teelten, te ver
vangen.
Deze gedwongen vruchtafwisseling
levert voor onze akkergronden een zeker
gevaar, dat nochtans door goede bewer
king en oordeelkundige bemesting groo-
telijks kan tegengewerkt worden.
Wat ook de vrucht weze die de tarwe
voorafgaat, om een goeden oogst te be
komen moet de grond wel gezuiverd en
bemest zijn, met losse, kruimelige boven
laag, liefst geruimen tijd vóór het zaaien
geploegd.
Het ploegen mag op geen te groote
diepte geschieden bizonder op zware
gronden en na hakvruchten, ook zal men
er voor zorgen omgeploegde klaver- of
luzernestoppels goed vast te leggen
vooraleer te zaaien; desnoods zal men
zelfs de rol gebruiken hetgeen nochtans
over 't algemeen niet aan te bevelen is.
Hieruit volgt dat deze gewassen welke
vroegst geoogst worden de meest ge
schikte voorvruchten zijn voor tarwe.
Koolzaad, vlas, haver, boonen zijn zeer
geschikte voorvruchten. Tarwe, welke
een zeer dorren stoppel achterlaat, wordt
vaak opgevolgd door klaver, om de
vruchtbaarheid aan den grond terug te
geven.
Wat aangaat de bemesting, ontneemt
tarwe nagenoeg de zelfde hoeveelheden
stikstof, potasch, fosfoorzuur en kalk aan
den grond als rogge, nochtans de onder
vinding leert dat tarwe hooger eischen
stelt dan rogge onder oogpunt van be
mesting. Dit feit kan alleen verklaard
worden door het verschil van opne
mingsvermogen van het wortelgestel;
zelfs tusschen verschillende variëteiten
tarwe is dit feit waar te nemen.
Een oogst van 4000 kgr graan en 6000
stroo ontneemt aan den grond
110 kgr. stikstof
45 kgr. fosfoorzuur
85 kgr. potasch
18 kgr. kalk.
Deze cijfers verschillen natuurlijk
volgens het soort grond en de weers
omstandigheden.
Algemeen moet men bij de bemesting
rekening houden.
a) Met de behoeften der planten aan
stoffen door den grond geleverd.
b) Met de natuurlijke of verworven
vruchtbaarheid van den grond.
c) Met het min of meer groot op
nemingsvermogen der wortelen.
Nopens het tijdstip der opname van
de voedende bestanddelen door de tarwe,
zijn talrijke onderzoekingen gedaan.
In de eerste groeiperiode is de opname
zeer groot en bizonder groot de behoefte
aan stikstof, in mindere mate potasch en
kalk en vooral fosfoorzuur.
Gedurende het opschieten is er
weinig verzwakking van opname aan
voedingstoffen, 't is vooral van af het
begin van den bloei dat er groote ver
traging komt; bij de vruchtvorming is de
opname gedaan.
Voor tarwe moet men vermijden
groote hoeveelheden stalmest te gebruik
en, vooral versch, onverteerd stalmest,
uit vrees voor t legeren.
Tarwe gedijt best als er in den grond
genoegzaam overblijft wat men noemt
oude kracht laat de vruchtbaarheid
te wenschen over dan zal men de bemes
ting aanvullen met kunstmeststoffen.
Fosfoor- en potaschbemesting moeten
voor den Winter, tijdens de voorberei
ding van den grond, ondergebracht wor
den. In tegenstelling met wat velen be
weren, zal ook de stikstofbemesting best
voor den Winter gegeven worden, doch
dan zal men de voorzorg nemen geen
nitrische stikstof te gebruiken, omdat
deze met de regenwaters naar den on
dergrond wegzijpelt. Verkieslijk is het
in dit geval kunstmeststoffen aan te
wenden welke de stikstof onder organi-
schen of beter nog onder ammoniakalen
vorm inhouden. Wanneer men zich ver
plicht ziet meststoffen na den Winter
te gebruiken, moeten deze zoo vroeg
mogelijk Februari, begin Maart, toe
gepast worden.
Gewoonlijk zaait men de tarwe op
versche voor, wat ze zeer goed ver
draagt, beter dan de rogge. Het zaaien
zelf geschiedt breedwerpig of op rijen,
rijenteelt heeft vooral bij tarwe veel
voor, omdat de jonge plantjes aanvan
kelijk zóó langzaam en zóó tenger op
groeien, dat het onkruid volop gelegen
heid heeft zich krachtig te ontwikkelen,
wat bij rijenteelt beter en goedkooper
kan tegengegaan.
Ter voorkoming van brandziekte
wordt de tarwe vóór het uitzaaien ont
smet. Men neemt 1 kg. blauwen aluin
op 5 hectol. zaad, lost hem op in 10 tot
15 liter warm water en vermengt de op
lossing onder gedurig omscheppen met
de zaaitarwe, die door de bewerking
nauwelijks vochtig wordt, zoodat ze
dadelijk kan worden uitgezaaid. Dikwijls
wordt de kiemkracht door de aluinop
lossing verminderd, vooral bij meka-
nisch gedorschen graan, in dat geval
neme men dus wat meer zaaizaad dan
gewoonlijk.
Het beste tijdstip om te zaaien gaat
van einde September tot half Oktober,
maar men zaait ook later, zelfs nog in
November.
Na den Winter wordt de tarwe in
veel streken gerold om eventuëel de op
gevroren plantjes vast te zetten en de
groote kluiten te verdeelen. Tot het
zelfde doel wordt veelal de akkersleep
gebruikt, vaak wordt de tarwe in het
voorjaar geëgd met het doel het onkruid
te verwijderen, het te dicht staand ge
was uit te dunnen en de oppervlakte los
te maken. Over 't algemeen verdragen
vooral de oude tarwesoorten het eggen
zeer goed.
Het oogsten geschiedt in de oogst
maand en verschilt van enkele dagen
volgens de variëteit.
De opbrengst verschilt veel volgens
de streek en de geteelde variëteit. België
staat naast Denemarken aan het hoofd
voor de grootste opbrengst van Europa,
35 tot 40 zakken per hectaar wordt in
sommige onzer landbouwstreken regel
matig bekomen.
Het tarwemeel wordt voornamelijk
als menschenvoedsel verbruikt. De ze
melen die als bijprodukt van de maal
derij worden gewonnen, bestaan groo-
tendeels uit de vruchtwanden en zaad
huiden der korrels, maar bevatten door
de aanhangende deelen van de eiwit
rijke buitenlaag van 't kiemwit vrij wat
eiwit, waarom ze zeer geschikt zijn tot
veevoeder, vooral voor melkvee.
V. D. E.
Het is steeds het gebruik geweest het
stoppelland zoo tijdig mogelijk om te
ploegen. Later echter hebben velen dit
gebruik verwaarloosd meer uit nalatig
heid meen ik dan uit gebrek aan tijd of
aan arbeiders.
Het ploegen van het stoppelland ver
scheurt de bovenste grondlaag en bevor
dert de verluchting van den bebouwba
ren akkergrond,
Hoe langer die verluchting duurt, zoo
veel te grooter is haar invloed op de
volgende vruchten. Laat omploegen is
dus nadeelig, en het geeft ook aanleiding
tot vele plantenziekten.
De beschadigingen die het gevolg zijn
van laat omploegen van het stoppelveld,
worden veroorzaakt of door de over
blijfsels van het stroo en de stoppels
zelve of door het opslag d. z. de
graanplantjes welke bij geschikt weder
kiemen uit de op den akker uitgevallen
graankorrels.
Zoo zijn de niet-tijdig ondergeploeg-
de stoppels de oorzaak dat in 't volgen
de jaar zich op het graan een aantal
schimmelplanten vestigen zooals de
roggehalmbreker, de tarwehalmdooder
enz.zij bevoordeeligen tevens het ver
schijnen van de graanhalmwesp (Cephus
pygmaeus), en de graanbladluis (Sipho-
nophora cerealis kalt). Ook bladzwam-
men worden hierdoor begunstigd, zoo-
als de Sphaerella, Cladosporium, Sep-
toria.
De roggehalmbreker en de tarwehalm
dooder vertoonen in hun optreden en
hun werking op de plant groote overeen
komst.
De halm is dicht boven de bodemop
pervlakte bruin, dikwijls opengebarsten,
en vaak week of licht breekbaar. Als men
hem opensnijdt, dan vindt men van bin
nen een teer, los weefsel van zwamdra-
den, waarvan de kleur soms sneeuwwit,
soms licht groenachtig-grijs is. Later
vormen zich buiten op de halmen, zwar
te korreltjes, niet grooter dan een zand
korrel dit zijn de peritheciën van de
zwam. Daarin worden de sporen ge
vormd waaruit zich nieuwe zwammen
ontwikkelen. Het rijp worden der sporen
geschiedt aan de stoppels.
De kleine graanvliegen, zooais de
fritvlieg (Chloropsfrit) en de Hessische
mug (Cecidomyor destructor) zijn zeer
schadelijk aan de graangewassen.
Na den Winter bemerkt men dikwijls
dat de rogge of de tarwe in haar groei
zeer ten achter blijven en gele punten
aan de bladeren vertoonen. Men kan
dan bestatigen dat de plantjes dicht bo
ven den grond een lichtbruine, weeke
massa vertoonen. Dit is toe te schrijven
aan de kleine witte maden der fritvlieg.
Deze vlieg legt haar eieren in de maan
den Augustus en September, en niet
uitsluitend aan de wintergranen, maar
ook zeer dikwijls aan het opslag der
stoppelvelden. Wordt het stoppelveld
niet tijdig omgeploegd, dan brengt de
fritvlieglarve den Winter door in dit
opslag, en geeft het volgende jaar jonge
fritvliegen.
Wat de graanbladluis (Siphonophora
Cerealis) betreft, zij zit meestal aan de as
der aren, om het sap der plant op te zui
gen. Daar ook de graanbladluis bij voor
keur haar eiers aan de stoppels legt,
springt hier het nadeel in 't oog van het
laattijdig omploegen.
Het zelfde geldt voor de graanblaas-
poot (Thrips Cerealiuin) die overwintert
in de stoppels ea in de overblijfselen vsa
stroo.
Uit dit alles blijkt dat de stoppelvel
den zoo gauw mogelijk moeten om
geploegd worden.
P.J.C.
Op Maandag 6 September werd hier
het stoffelijk overschot ter aarde besteld
van den Heer Alfons Callebaut, zoon
van den oud burgemeester J.B. Callebaut
en broeder van Frans Callebaut, reken-
plichtige bij "Redt U Zeiven
De ongelukkige jongeling werd gedu
rende het onweder dat Donderdag der
verleden week over de streek woedde,
in het veld door den bliksem getroffen
en op den slag gedoodde vader die
dicht bij hem stond werd in mindere
mate getroffen: hij was nochtans zoo
hevig geschokt dat hij eenige dagen bed
legerig wasnu is het gevaar geweken
en alles laat verhopen dat hij weldra
gansch hersteld zal zijn.
De verslagenheid door dit ongeluk
teweeg gebracht is algemeen en de lijk-
plechtigheden waren indrukwekkend.
Nooit zag men in onze gemeente zulken
toeloopen dat is ook niet te verwonde
ren: het slachtoffer was een braaf,
werkzaam en beminnelijk jongmensch
de familie Callebaut geniet de algemeene
achting.
Immers, de vader oefende gedurende
de duitsche bezetting het ambt van bur
gemeester uit, deed zijn plicht: werd op
zekeren dag door de duitschers geboeid
en stond op het punt aan het executie-
peleton overgeleverd te worden.
De broeder Frans is hier in Teralphene
een kostbare raadgever voor boer en
werkman die kwistig en onbaatzuchtig
zijn kennis ten dienste stelt met een min
zaamheid en een gulheid die eerbied en
liefde afdwingen.
De talrijke blijken van genegenheid
wezen hen een troost in de zware be
proeving. In den tegenspoed leert men
zijn vrienden kennen.
Op het kerkhof werd door den Heer
Burgemeester de afscheidsgroet ge
bracht, in naam der fanfarenmaatschappij
"De Brabantsche Leeuw,, en in naam van
den tooneelkring, waarvan de ongeluk
kige jongeling, werkend lid was.
In naam van de Veloclub sprak de
Heer Remi De Wilde eenige aandoen
lijke woorden en de leden legden op het
graf van hun diepbetreurden makker een
prachtige kroon neer.
Ten teeken van rouw werd het jaar-
lijksch muziekfeest, dat ter gelegenheid
van de kermis moest plaats hebben,
geschorst, en de kermis verliep in de
stemming die paste deftig en kalm.
Ons Banket en Kunstfeest vau 8 Sep
tember was buiten alle verwachting ge
lukt. Van af 10 1/2 uur waren veel leden
op post om de aangekondigde bezoe
ken aan onze maalderij en aan het
stadsmuseum. Er waren twee groepen
volgens keus der leden, een vijftigtal
onder de leiding van den heer Caudron
trokken naar de maalderij Redt U Zei
ven, een evengroot getal onder de lei
ding van den heer C. Sayes bezocht de
stedelijke museums,
In de maalderij was de belangstelling
groot. Onze Heer Bestuurder toonde er
aan de bezoekers al de machines en de
verschillende manieren van werken. De
koekbreker met den molen, die op een
uur tijd 5000 kilos harde lijnkoek tot
meel vermalen. Vervolgens de kuisch-
machine die de granen reinigtde ele-
vateurs die de granen naar boven bren
gen, naar de bascule, de kuischmachine,
de graanbakken, de molens of haver-
pletter naar gelang het noodig is. Dit
alles zonder behulp van een enkel per
soon.
Deze moderne instelling, practisch en
sterk opgebouwd trok de verwondering
van de aanwezigen. Vervolgens werden
de auto-garage en de groote magazijnen
van Redt U Zeiven bezocht.
Een pracht van schoone eigendommen
en moderne instellingen.
Uilli
4i
IS
RNSL
De aaeucwerfcers zijn vcrestweocdciijk voor kcase bfór&gcs.
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
ota.