I
DE PACHTCjüET
Meer Kunst in ons Leven
Plantgoed voor de Lente
Rol der Grondbakteriën
bij de Plantenvoeding
f $:-■
Landbouwweekblad
WETENSCHAPPELIJKE BIJDRAGE
Nijverheidsafïal ia veeaoedinê
Prijs" 20 centfcwi
ZONDAG 23 JANUARI 1927
9tle JAARGANG Nr 421
Arbeid
adelt
Abonnementsprijs 9.00 frank 's jaars.
Men schrjjft in op ons Bureel en op alle postkantoren
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redactie i BRABANTSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller j
ORTAIRE CAUDRON, Aalst.
Vow M door
de Leadbooven
Zekere afvalprodukten welke voort
komen uit brouwerijen, stokerijen en
suikerfabrieken kunnen voordeelig in de
veevoeding aangewend worden, indien
men, wel te verstaan, in de verstrekte
hoeveelheid dier voeders bepaalde
grenzen niet overschrijdt en indien men
er acht op geeft geen beschimmelde en
beschadigde produkten te vervoederen.
Het eerste dier produkten dat in aan
merking komt is de pulp.
PULP bestaat uit de uitgeloogde be-
standdeelen der suikerbeeten, welke nog
slechts geringe hoeveelheden suiker be
vatten.
Versche pulp bevat slechts 7 droge
stof 0,6 °lo eiwitachtige stoffen 4,7
zetmeelachtige stoffen.
Aan melkvee mag men per 500 kilos
levend gewicht hoogstens 20 kilos ver
sche pulp geven. Geeft men aan melk
koeien grooter hoeveelheden, dan geven
ze harde, witte boter met een slechten
smaak. Mestvee mag men per 500 kilos
levend gewicht dagelijks 30 a 40 kilos
pulp toedienen.
Natte en ingekuilde pulp ondergaat
zeer gemakkelijk schadelijke gistingen
en verrottingenzeer aan te raden is het
de bovenste laag der kuilen te verwij
deren, daar deze laag met de lucht in
aanraking is en eerst aan giftige gistings
verschijnselen blootgesteld ligt.
Dikwijls ook komt de pulp in de kui
len te vervriezen en wordt in dien toe
stand vervoederd zonder voorafgaande
verwarming dergelijke verkeerde han
deling leidt onvermijdelijk naar storin
gen in de spijsvertering, die gekend zijn
onder den naam van pulpziekte.
Dieren welke de pulpziekte hebben,
weigeren alle pulphoudende mengsels
en zijn onderhevig aan een geweldigen
afgang die ze snel doet vermageren.
Zoodra men ophoudt pulp te voederen,
verdwijnt de ziekte.
Gevallen van gastro-enteritis (d. i.
maag- en darmontsteking) werden ver
meld bij kinderen en de oorzaak lag in
de melk welke voortkwam van dieren
gevoed met pulp welke in gisting was
DROGE PULP is vrij van al de na-
deelen welke aan het gebruik van natte
of ingekuilde pulp gehecht zijn. Droge
pulp bevat 89 droge stof4 eiwit,
50 zetmeel.
Men gebruikt per dag en per kop
voor mestrunderen 5 a 7,5 kilos droge
pulp voor melkkoeien 3 5 kilos.
MELASSE is het overblijfsel van het
bietensap waaruit geen suiker meer ge
kristalliseerd kan worden.Het bevat na
genoeg 55 °/o zetmeelachtige stoffen.
Melasse wordt weinig als dusdanig ver
voederd gewoonlijk vermengt men het
met droge voeders en alzoo ontstaan
de melassevoeders. Melassedraf bevat
1 verteerbaar eiwit en 3.6% zetmeel.
Men moet zich vóór het aankoopen van
melassevoeders telkens inlichten over
den aard van het voeder dat met melasse
gemend is, want onder de melassevoe
ders wordt gemakkelijk bedrog gepleegd.
Van goede melassevoeders geve men
hoogstens 2,5 kilo aan melkkoeien.
BIERDRAF bevat 3,5 eiwit
1,5 vet en 6,5 zetmeel. Bierdraf is
een goed voeder en mag aangewend
worden wanneer hij versch is: men geve
alsdan aan melkkoeien hoogstens 10 i
20 kilo per dag en per dier.
Stokerijdraf dient zooveel mogelijk
vermeden te worden, omdat hij gemak
kelijk verzuurt en alsdan een nadeeligen
invloed uitoefent op de gezondheid der
dieren de schadelijke stoffen die door
deze verzuring ontstaan gaan over in de
melk en maken deze gevaarlijk voor
kinderen.
MOUTKIEMEN mogen aangepre
zen worden voor melkkoeien men mag
er tot 3 kilo per dag en per dier van
verstrekken. Moutkiemen bevatten 18,5
o eiwit, 1,2 vet, 32 zetmeel.
Nijverheidsafval wordt ook dikwijls
in den vorm van mengsels in den han
del gebrachtmen zal slechts die meng
sels koopen waarvan het gehalte aan
voedstoffen en tevens den aard der ge
mengde stoffen bekend gemaakt worden
en welke door ernstige firma's bereid
zijn. De meest verspreide dier mengsels
zijn de Remy voeders, Lactageen, Uni-
(Vervolg).
Vergoeding aan den uittredenden
pachter. i
De vrijheid van bebouwing, welke
samengaat met het vrije gebruik van j
soda-nitraat en zwavelzuur ammoniak,
dat sommige pachters nog ontzegd
werd heeft niet het minste verzet ge
vonden bij de bespreking van dit punt.
In het ontwerp wordt, en met reden,
het verbod tot verkoop van het stroo
enkel tijdens het laatste jaar voorzien.
De vergoeding van den uittredenden
pachter heeft betrek op de na-vetten,
het werk, het zaai- en pootgoed besteed
aan de gewassen welke door den intre-
denden pachter zullen geoogst worden,
alsook op de verbeteringen welke aan
gebracht zijn aan de gronden, wegen,
gebouwen en beplantingen.
De vergoeding wegens verbeteringen
van de gronden door het oordeelkundig
gebruik der meststoffen, het aanleggen
van weiden, draineering enz. is volstrekt
noodzakelijk en ten volle gerechtigd.
Kapitaal en arbeid van den pachter
dwingen zooveel recht en eerbied af als
het bezit van den grondeigenaar. De
vergoeding zal in de eerste plaats den
bezorgden en gewetensvollen pachter
ten deele vallen en verdient daarom
door de wet beschermd te worden
Wat de vergoedingen betreft welke
de uittredende pachter kan genieten we
gens verbeteringen door het bijbouwen
van stallingen en andere aanhoorighe-
den, het aanleggen van wegen enz., zal
dit menigmaal aanleiding geven tot ge
schillen tusschen pachter en eigenaar,
gezien zulke verbeteringen dikwijls al
leen het persoonlijk belang zullen die
nen Het bouwen van stallingen en an
dere verbeteringswerken kunnen nood
zakelijk worden tengevolge der bestem
ming welke aan het bedrijf gegeven
wordt, doch zullen niet altijd de belan
gen der achtereenvolgens intredende
pachters dienen en niet zelden zelf zullen
de kosten hiervan het vermogen van den
eigenaar te boven gaan. Het ware hier
om ook billijk zulke hervormingen niet
te laten uitvoeren zonder voorafgaan-
delijke overeenkomst tusschen pachter
en eigenaar.
De huidige wetgeving geeft desaan-
gaande duidelijke en welomschreven be
palingen, waarin vermeld wordt dat de
eigenaar het recht heeft de hervormin
gen, welke door den pachter aan het
bedrijf zijn toegebracht, te behouden
mits daarvoor de kosten van materiaal
en handenarbeid ofwel de meerwaarde
welke het bedrijf door deze verbetering
heeft verkregen, te betalen.
Indien de eigenaar zich dit recht niet
voorbehoudt, mag de pachter de veran
deringen wegnemen en wordt daardoor
verplicht de zaken in hun vorigen toe
stand te herstellen. De eigenaar heeft
zelfs het recht dezen eisch aan zijn pach
ter op te leggen.
Even rechtvaardig is het dat de eige
naar vergoeding mag eischen van den
pachter voor alle tekortkomingen aan
de verplichtingen welke hij als huurder
te dragen heeft.De pachter moet instaan
voor de schade weike hij aan het ge
huurde goed berokkentdoor dit feit
wordt de opwerping welke de eigenaars
inbrengen tegen den voorafgaandelijken
opzeg van twee jaar, opgelost. Er is
hier niet te vreezen dat de pachter de
gronden zal laten vervuilen of door on
oordeelkundige bebouwing uitputten
tijdens de laatste jaren, vermits hij hier
voor schadevergoeding zou te betalen
hebben.
De noodwendigheden der intensieve
kuituur, welke met de steeds aangroeien
de behoeften der bevolking, van jaar
tot jaar zich meer en meer laat voelen,
zal in de wederzijdsche vergoeding van
pachter en eigenaar een rechtmatige op
lossing vinden.
De uitttredende pachter zal tot bij het
verstrijken van zijn pachttermijn al de
noodige zorgen aan de gronden beste
den, opdat deze hem een hooge op
brengst leveren, terwijl de intredende
pachter van bij den aanvang van den
huurtermijn rijke oogsten zal winnen,
gezien hij akkers en weiden in een
vruchtbaren toestand zal overnemen.
Drukken wij, bij het einde van deze
beschouwingen, den wensch uit dat het
pachtwetsvoorstel weldra een recht
vaardige oplossing vinde, onze belgi-
sche landbouwers, die noeste werkers en
spaarzame menschen zijn, waardig.
Drukken wij den wensch uit dat alle
landbouwvrienden akkoord zouden gaan
bij de besprekingen welke aangaande
dit voorstel nog zullen gevoerd worden
en dat zij er in gelukken de vaak grie
vende en onredelijke toestanden, die het
gevolg zijn van het huidige pachtstelsel,
te doen verdwijnen.
V. D. E.
Ruskin, de groote engelsche schrij
ver, die zijn gansch leven heeft gewijd
aan het ontwikkelen van den kunstzin
onder het Engelsche volk, schreef
Op 500 menschen is er één die
denken kan, doch et is slechts één
op 1000 die kan zien
In ons tegenwoordig na oorlogs-we-
reldje zal die verhouding er zeker niet
beter op zijn. Immers wat zien we
rondom? De groote massa van ons men
schen doen en voelen enkel t sport.Hon
derd duizenden volgen met spanning de
zes-dagen van Brussel e a.weten uren
en dagen van niets te klappen dan over
Van Kempen, Buysse en O' loopen
uren ver, zelfs in den nacht, om een
ineengedrongen, bebloed en bemorst
stuk-mensch op 'n fiets te zien voorbij
hollenkunnen van koortsige gejaagd
heid 's zondags noch mis hooren, noch
eten, omdat ze als supporter met hun
j club moeten gaan foott ballen; dragen
met zich de meest wan-geluid-verwek-
kende gerieven; weten zich op 't plein
te gedragen als 'n bende schetterende
musschen op 'n oude schuur, of staan
ca. Maïskrachtvoeder en veel andere.
Bij den aankoop van krachtvoeder zal
men natuurlijk altijd nagaan in welk
voedsel men de eenheid eiwit goed
koopst kan bekomen.
In een volgende bijdrage hebben wij
het over oliezaadkoeken.
N. B. De cijfers in deze bijdrage aan
gehaald vertegenwoordigen de hoeveel
heid verteerbare voedstoffen.
D' C.
uren aan een stuk in de lucht te staren
om toch hun blauwen te kunnen uit
de wolken kijken; loopen gealtereerd
met hun constateur naar 't lokaal, drin
ken en praten over duiven dagen aan
een stuk.
Die menschen zijn niet alleen slaven
van dien geweldigen drift, dien kanker
onzer hedendaagsche samenleving, maar
daarenboven zijn er onder hen 'n groot
procent die er hun geluk en dat hunner
familie en huisgenooten, zelfs den wel
stand van hun gezin aan versporten,
omdat ze gezin en familie verwaarloozen
en hun zuurgewonnen, of in ontbering
gespaarde centen, er aan vergooien.
Maar kom We tittelden ons schrij
ven Kunst in ons Leven en mogen
daarvan niet langer afwijken. Alleen
wilden we dat alles aanhalen omdat het
zoo droef om bestatigen is, omdat het is
een der grootste kwalen van onzen tijd.
En als we nu toch willen over kunst
schrijven, zal het zeker niet onnuttig zijn
een heerschend misverstand aan te stip
pen. Immers hoevelen meenen niet dat
kunst 'n gave is van enkele uitverkore
nen Dat kunst enkel kan beoefend
worden door enkele van God-mild-
begaafde,groote naturen En dat is to
taal verkeerd.
Kunst is geen buitengewone gave
van eeoigen uit duizenden, geen weelde
artikel voor welstellenden of rijken, geen
genot dat slechts tegen millioenen is aan
te schaffen. Omdat een dollar-koning
zich door zijn goud-macht, de meest
prachtige kunststukken kan aanschaffen,
ze in een heerlijk museum kan ten toon
hangen, is hij bijlange geen kunstenaar.
Een ongeletterd bloemist, uit 'n achter
buurt, die de hovekens der rijke lui be
plant en onderhoudt, heeft vaak meer
kunstsmaak en -zin dan de hoovaardige
parvenu (schoon geen van beiden goed
weet, wat kunst isj.
Aan kunst doen is louter schoonheid
voortbrengen of bewonderen. Kunst-ge
voel moet daarenboven belangloos zijn,
t.t.z. dat we iets niet bewonderen om
zijn groote opbrengst, maar wel om zijn
zuivere schoonheid een bloeiende ap
pelaar om zijn bloem- en kleurenrijkheid,
een rijzende morgenzon om haar heer
lijkheid van kleur en leven die ze over
alles heenweeft. Dat is kunst, en dat te
doen is toch wel aan elk sterveling ge
geven. Rijkdom of armoede, weelde of
ontbering komen daar voor weinig tus
schen.
Die het schoone liefheeft, die door
het schoone in de natuur en in de kunst,
buiten het leelijke van het dagelijksche
leven wordt omhoog gestuwd hij die
zijn indrukken verfijnt, zijn geest ver
heft door een aanhoudend verkeer met
het natuurlijk en geestelijk schoone, zal
die ook geen machtigen aandrang ge
voelen tot het zedelijk schoone Zegt
men niet instinktmatig van een daad die
de zeden of het gevoel kwetst. Dat is
niet schoon
Kunst verzwakt of verwijft niet, maar
verfijnt en veredeltmen klaagt heden
daags over zedenvervalnevens den
godsdienst, den grooten faktor tot zeden-
verheffing. staat ook de kunst.
Wij willen hier waarschuwen tegen
stoffelijk genot, dat gevaar oplevert voor
ziel en lichaam. We weten nochtans
wel, hoe weing menschen zonder genot
kunnen leven. Velen maken er zoo n da
nig gebruik van dat men zou mogen zeg
gen dat ze er hun bestaansdoel van
maken.
Maar de mensch kan niet leven zon
der genot en als we om moreele redenen
sport-genot willen beperken, dan
moeten we toch wat anders in de plaats
weten te stellen in de eerste plaats
kunstgenot. Een bewijs dat dit genot, in
vele gevallen een weldoende drift aflei
der is kunnen we allen bestatigen in
onze omgeving. We kennen allen
iemand„ die, verkikkerd op muziek of
zang, tooneel, letterkunde, dichtkunst,
natuurschoon enz), die tentoonstellingen
en musea bezoekt en herbezoekt, die
naar zijn best vermogen, nu en dan in
zijn beste oogenblikken, zelf eens kunst
tracht te scheppen En zoo "iemand,,
leeft die niet gewoonlijk gelukkig, staat
hij niet meestal, zedelijk en intellektueel
boven ons, gewone stervelingen
Och Zoo dikwerf hooren we ons
buiten- en boerenvolk klagen over de
eentonigheid van hun leven en omge
ving,over het op-den-boer-nooit-iets-te-
zien-zijn, het voortdurend omgaan met
dezelfde menschen en toestanden, ver
keer in 't zelfde dorp, het leven slijten in
hetzelfde gedurig-triestig-wroeten in en
om denzelfden grond.
En nochtans hoe verscheiden, gedu
rig afwisselend zijn de tafereelen die
zich onder ons oogen onophoudend ver
nieuwen, hoe verschillend is het werk
dat we mogen doen, al de opeen
volgende weken, maanden, jaren.
Hoeveel heerlijkheden scheppen we
zelf niet, heerlijkheden, die zoo wij ze
zien konden, ons een gedurig kunst
genot te genieten geven die ons in
stede van 'n arme sukkelaar van 'n
boer, zoujden scheppen en temperen tot
'n rijke-aan geluk,'n schepper van ge
durig nieuw leven, het troetelkind van
de eenig groote natuur met oneindige
verscheidenheid van heerlijkheid, leven
en geluk. Hard Labour.
Door de hooge prijzen der eetaardap-
pelen zal het plantgoed natuurlijk ook
veel duurder kosten dan in den Herfst.
Er is tegenwoordig groote vraag in
Friesland en de goede partijen worden
met den dag moeilijker om vinden.
Onze leden die nog planters voor de
Lente begeeren. worden dringend ver
zocht hun inschrijvingen te zenden, in
dien ze willen zeker zijn bediend te wor
den. Zoo we rap handelen is er
nog middel goede partijen aan behoor
lijke prijzen te koopen. Stelt dus uw in
schrijvingen niet uit.
Het plantenvoedsel, vooralleer het
door de planten kunne opgenomen en
benuttigd worden, moet een grondige
omwerking ondergaan. Dit is zoo voor
alle plantenvoedsels, doch voornamelijk
voor de stikstof.
Die omzettingen gebeuren op schei
kundige wijze en door inwerking van
uiterst kleine levende wezens, bakteriën
genaamd.
De vier voornaamste omzettingen
door de bakteriën bewerkt zijn
a) de ammonisatie of ammoniakale gis
ting;
b) de nitrifikatie of salpeterzure gisting
c) de denitrifikatie of terugkeer van ni-
triscbe stikstof tot vluchtiger, zelfs
tot vrije stikstof;
d) de verwering of de vertering der or
ganieke stoffen.
Geven we nu een gansch eenvoudige
verklaring dezer verscheidene omzettin
gen. ten einde een klaar denkbeeld te
geven van het groot belang der gewich
tige rol, welke de bakteriën bjj de plan
tenvoeding te vervullen hebben.
De ammonisatie bestaat hierin, dat
organieke stikstofverbindingen tot am
moniak omgezet worden. Door nitrifika
tie wordt ammoniakale stikstof en vrije
stikstof (deze door de bakteriën der
vlinderbloemige planten uit de lucht op
genomen) alsmede de stikstof door de
denitrifikatie vluchtiger of vrjj gewor
den, tot nitrische stikstof omgezet. Een
zekere alcaliniteit tegenovergestelde van
zuurheid) door aanwezigheid eener vol
doende hoeveelheid kalk verwekt, alsook
koolwaterstoffen en humus, zijn zeer
gunstige faktoren voor de nitrifikatie,
terwijl zuurheid en overdreven rijkdom
aan zure nitrische stikstof nadeelig zijn.
Ammonisatie en nitrifikatie zijn gun
stige verschijnsels. De bakteriën die
deze verschijnsels verwekken zjjn meest
al luchtminnend, zoodat het van het
hoogste belang is voor den landbou
wer, door gepaste middels flinke grond
bewerkingdraineering enz.) te zorgen
dat zijn grond luchtrijk weze, ten einde
de ontwikkeling van het bakteriënleven
te begunstigen. Denitrifikatie is een ver
schijnsel, waardoor nitrische stikstof
teruggeslagen wordt, 1.1. z. de stikstof
weer vrij wordt en vervluchtigt. De
meeste bakteriën, die deze verschijnse
len verwekken, doen dit doorgaans bij
gebrek aan of afwezigheid van lucht,
daar zij de zuurstof, noodig tot haar on
derhoud, niet uit de lucht, maar wel uit
de nitrische stikstofverbindingen nemen.
Zulks leidt ons andermaal tot de
praktische besluittrekking dat de land
bouwer, die zorgt voor een goeden en
regelmatigen luchttoevoer in zijn akker,
niet alleen de nitrifikatie bevoordeeligt,
maar ook de denitrifikatie op krachtda
dige wijze tegenwerkt.
De verwering is het verschijnsel dat
de landbouwers gewoonweg het ver
teren der stalmest en ander planten-
overschot noemen. Tot de verwering
zijn insgelijks bakteriën noodig, en,
evenals voor andere levensverschijnsels,
ook lucht, alsmede een zekeren warmte
graad. Zulks doet ons dan ook weer on-
middelijk begrijpen, dat de manier van
ioploegen van stalmest rechtstreeks ver
band houdt met bedoelde omzetting, die
trager of sneller zal gebeuren naarmate
de wijze van inploeging.
Men ploege dus liever in met smalle
dan met breede voor, daar de stalmest
dan inniger met den bodem vermengd
wordt en beter door de bakteriën wordt
aangetast. Daar deze, om hun omzet-
tingswerk te kunnen verrichten, lucht
noodig hebben, benevens een zekere
vochtigheid, zal men in lichten bodem,
waar de lucht dieper doordringt en
het water zich dieper bevindt, ook de
stalmest dieper mogen inwerken dan in
zwaardere gronden, waar de vochtig
heid hooger ligt, maar ook de lucht min
diep doordringt.
Vóór den winter zal men de stalmest
ondieper inploegen dan na den winter.
Na den winter, immers, is de grond die
per verwarmd en zal de noodige warmte
ook in diepere lagen ter beschikking der
planten zijn vóór den winter, integen
deel, behoort de stalmest zoo ingeploegd
te worden, dat de minste verwarming
der buitenkorst hem bereiken kan.
Daarenboven, hoe eerder de stalmest
nHHHHHHHi
muma
[M
EK
III
RN BLOEM
Dt nwdewW* rijo vfrantwoo«i«iijk w» boute bfdra^ae
Ongeteekende (tukken worden m« opgcaoaea
Niet opgenomen knodsehriftao worden n»« teruggegeven.