m WWM w_ Maatschappelijke Vorming ÜE|MTEBE|V1ESTING Landbouwweekblad WETENSCHAPPELIJKE BIJDRAGE Krachtïoeders Uitslagen onzer Bemestingsproeven op Hopteelt in 1926, ïWm9 SKÊw SPim ZONDAG 30 JANUARI 1927 Prijs 20 eeütton 9ste JAARGANG Nr 422 Arbeid adelt Abonnementsprijs i 9,00 frank 's laars. Men schrift In op ons Bureel en op alle postkantoren Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en Redactie BRABANTSTRAAT 33, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAÏRE CAUDRON, Aalst. Voer es door de Landbouwers Onder de krachtvoeders rangschikt men de eiwitrijke voeders zooals meelen en zemelen van graangewassen en de oliezaadkoeken. Meel en zemelen zijn gansch aange duid als voedsel voor volwassen rund vee het zijn eerst en vooral mest- voeders. Tarwezemelen hebben een zacht afvoerende werking en worden zeer ge prezen als voeder voor melkkoeien. Een overdreven voeding met tarwezemelen maakt de boter zacht en werkt tevens verslappend op de spijsverteringsorga nen. Aan koeien en volwassen mestrun- deren geeft men hoogstens 3 a 4 kg.: aan kalveren en varkens hoogstens 7 50 gram; aan paarden 2,5 kg. Tarwezemelen be vatten 11 °/o verteerbaar eiwit, 3 °/o vet en 40 zetmeel'. Kortmeel is ietwat rijker aan eiwit het bevat 13 °/o«iwit, 3,6 vet en40% zetmeel. 20 van de zetmeelwaarde van zemelen en kortmeel wordt ver bruikt door den kauw- en verterings- arbeid. Rogge schijnt meer op de krachtpro- duktie dan op de vetaanzetting te wer ken ze verwekt licht storingen in de spijsvertering. Oliezaadkoeken zijn bijprodukten de olietabrieken. De grondstof van wordt eerst gezuiverd, daarna geschild of gepeld en eindelijk gemalen. De aldus bereide grondstof wordt dan in persen aan hoogeren druk onderworpen, zoo dat de olie uitgeperst wordt. Een ander manier om de olie uit de gemalen zaden af te scheiden, is het uitloogen met en kele scheikundige oplossingsmiddels, zooals zwavelkoolstof, petroleumaether enz. Behalve de olie verliest de aldus be handelde grondstof weinig of geen voe dende bestanddeelen. Koeken worden dikwijls vervalscht hetzij door het men gen met doppen of schillen die bij de voorbereiding der grondstof verkregen zijn, 't zij door vermengen met goed- kooper soorten koeken. Katoenzaadmeel verkrijgt men door het malen van koeken, bekomen door het ontvetten van gepeld katoenzaad. Bij het voederen met katoenzaadmeel doen zich soms verwerpen en 2iekten der piswegen voor. Ook heeft men soms ziekten van kalveren moeten toeschrij ven aan de melk van koeien met katoen zaadmeel gevoederd. Wellicht zijn die schadelijke verschijnselen te wijten aan gistingen van de zaden of het meel. Ka toenzaadmeel mag noch aan kalveren, noch aan biggen, noch aan lammeren toegediend worden. Ook voor volwas sen vee zal men er voorzichtig moeten mede te werk gaan. Melkvee krijge hoogstens 1 kilo mestrunderen 2,5 kg. Dubbel gezeefd katoenzaadmeel bevat 39 eiwit, 8 vet en 15 zetmeel. Grondeotenkoek is een bijprodukt der bereiding van grondnotenolie ook bekend als Delftsche slaolie De aardnoot (Arachis Hypogea) is een peulgewas of vlinderachtige, het behoort dus tot hetzelfde plantensoort als de kla ver. De aardnootplant heeft de eigen aardige eigenschap haar vruchten of noten in den grond te vormen na den bloei neigt de bloemsteel naar den grond en treedt in den boden tot 5 15 cm. diep vandaar de benaming grond- noot In goeden toestand zijn grond- notenkoek en grondnotenmeel een uit stekend en smakelijk, tevens een zeer verteerbaar voeder. Melk- en mestvee krijgt tot 2 kilo, mestschapen en mestvarkens 0.5 tot 0,75 kg. Varkens echter houden niet veel van aardnootkoek De Rufisque grondnootkoek welke de voedzaamste soort is, bevat 46 eiwit (d. i. 90 van bet ruweiwit), 6.3 °/o vet en 22 °/0 zetmeel Slechts 2% der voedingswaarde wordt verbruikt voor den kauw- en verteringsarbeid. Kokosnootkoeken hebben een noot- achtigen smaak en reuk en worden door alle dieren gaarne gegeten Ze bevatten 16,5 °/o eiwit, 8,5 °/o vet 38 °/o zetmeel- achtige stoffen en ruwvezel. Aan melk koeien geve men hoogstens 2 kg. per dag. Kokosnootkoek geeft harde boter wanneer men er te groote hoeveelheden van verstrekt. Lijnkoeken oefenen een gunstigen invloed uit op de spijsvertering en den Elkeen herinnert zich ongetwijfeld nog de talrijke wetenschappelijke be mestingsproeven in 1925 door onze zor gen aangelegd in de uitgebreide en alom vermaarde hopvelden van den heer Lod. Baert te Meldert, een der meest befaamde hopkwartieren van 't Land van Aalst. Deze bemestingsproeven hadden hoofdzakelijk voor doel te onderzoeken welke bemestingswijze doelmatigst is voor de hopplanten en tevens na te gaan op welk tijdstip van het jaar de schei kundige meststoffen voordeeligst wor den toegediend. Wij achten het overbodig hierover thans verder uit te weiden, aangezien we de prachtige en verrassende uitsla gen dezer belangrijke bemestingsproe ven in de landbouwpers en door voor drachten omstandig hebben mede gedeeld. Aangemoedigd door deze heerlijke uitslagen hebben wij in 1926, dank de bereidwillige medehulp van het Bel gisch Kantoor der Stikstofmesten hetwelk andermaal al de noodige schei kundige meststoffen gansch kosteloos te onzer beschikking stelde, niet min be langrijke proeven kunnen aanleggen. Ditmaal echter gebeurden ze in het Brabantsche hopkwartier, bij den heer Lod. Van Droogenbroeck, eveneens vermaard hopkweeker te St. Ulrichs- Capelle. Er dient vooraf gezegd dat onze proe ven in 1925 te Meldert gebeurden op zeer uitgebreide schaal, wijl ze gingen over 5 verschillende hopsoorten, n. 1. 3 inlandsche variëteiten Groene bel, Coigneau en Witte rank en 2 vreemde variëteiten Kent en Hallertau en een totale oppervlakte besloegen van ruim een hectaar. Ten aanzien der al te zware onkosten hebben we ons ditmaal echter bepaald bij het aanleggen van één proefveld, verbouwd met de uitheemsche hopva- riëteit Kent. De bekomen uitslagen zijn andermaal even prachtig en doeltreffend als bij voorgaande proefnemingen, zoodat ze op doorslaande wijze onze vroegere be- sluittrekkingen komen bevestigen. Ter overtuiging laten we hier de vol ledige uiteenzetting volgen der aange wende bemesting, der verkregen uitsla gen, alsmede de berekening der winsten opgeleverd door de aldus bekomen meeropbrengst. Het gansche proefveld besloeg een oppervlakte van 13 aren 64 centiaren, en ontving een voorafgaande organieke stalbemesting tegen 25,000 kgr. per hectaar. PERCEEL 2 aren 64 I Getuige Ontving geen schei kundige bemesting PERCEEL II 2 aren 64 Onvolledige bemesting Metaalslakken: 8 kg. per are Zwav. potasch: 2 kg. PERCEEL III a. 64 X 3 7 a. 92 Volledige bemesting Metaalslakken: 8 kg. per are Zwav. potasch: 2 kg Zwav. ammon.: 5 kg. OPBRENGST (groene hop) 319 kg. hop 341 kg. gr. hop 420 kg. gr. hop - 319 - 319 22 kg. meeropbrengst 101 kg. meeropbrengst. Winstberekening Dank haar innerlijke waarde en de uitstekende wijze waarop de heer Van Droogenbroeck de hop van bedoeld proefveld deed plukken en drogen, be reikte ze als hop van prima-kwaliteit den mooien handelsprijs van 5000 frank de 100 kgr. Aangezien we om éen kilo droge bellen te bekomen 4 kg. 700 groe ne hop van noode hadden, verkregen we als meeropbrengst aan droge hop voor PERCEEL II 22 kg. 4,7 4 kg. 700 droge hop, tegen 50 fr. de kilo j 235 fr. PERCEEL III101 kg. 4,7 21kg 500 droge hop tegen 50 fr. de kgr. 1075 fr. Aanmerking. Men verlieze niet uit het oog dat deze winsten berekend wer den op de totale opbrengst van ieder algemeenen gezondheidstoestand der dieren. Wanneer men melkkoeien meer geeft kan 1 a 2 kilos per dag, dan wordt de boter hard en kan ze soms een lijn olie-smaak hebben. Aan mestvee gege ven leiden de lijnkoeken tot het aanzet ten van olieachtig en week vleesch met Hauwen smaak, Lijnkoek bevat 29 eiwit (d.i. slechts 81°/ovan het ruweiwit) 8 °/o vet en 25 °/o zetmeel. 1 Ontvet lijnmeel bevat 32 eiwit, 3,4 °/o vet en 26 °/o zetmeel. Eiwit komt in lijnkoek en lijnmeel veel duurder te staan dan in grondno- tenkoek derhalve zal men wijs hande len de voorkeur aan grondnoten- koek te geven. Aan jonge dieren kan men lijnkoek geven, evenals aan koeien die pas gekalfd hebben. Raapkoek heeft gemakkelijk een na- deeligen invloed op de gezondheid: men geve het nooit aan jong vee. De melk en de boter krijgen bij overdreven raap koek-voeding een bitteren smaak Melk koeien geeft men hoogstens 1 kg. raap koek mestrunderen mag men tot 2 kg raapkoek verstrekken. Raapkoek bevat 27,5 °/o eiwit, 8 °/0 vet en 22 zetmeel. Zooals in onze vorige bijdragen wor den met de aangehaalde cijfers slechts de verteerbare voedselbestanddeelen be doeld. D' C. perceel, waarvan de oppervlakte telkens 2 aren 64 bedroeg. Bovendien werd de opbrengst van elk perceel met de meeste nauwkeurigheid afzonderlijk geplukt, gedroogd en gewogen, zoodat de uitsla gen onder dit opzicht de hoogste waar borgen bieden. Besluiten B(j eenvoudige vergelijking der op brengsten van PERCEEL I getuigeen PERCEEL II onvolledige bemesting) bemerken we algauw dat de onvolledige scheikundige bemesting (fosfoor- en potaschmesten) reeds een aanzienlijke opbrengstvermeerdering heeft teweeg gebracht, die op oogtreffende wijze het groot belang eener oordeelkundige fos foor - en potaschbemesting doet uit schijnen. Vergelijken we verder de opbrengst van PERCEEL I en PERCEEL III (volledige bemesting) dan bekomen we I ditmaal een meeropbrengst van 101 kg. groene hop op 2 aren 64. Vergelijken weten slotte de opbrengst van PERCEEL II met deze van PER CEEL III. dan vinden we dat het aan wenden van het zwavelzuur ammoniak tegen 5 kgr. per are, op zich zelf een meeropbrengst gaf van 420 kg. 341 kg. 79 kgr. Deze prachtige resultaten volstaan, meenen we, om ons ten zeerste te over tuigen van wat een oordeelkundige be mesting vermag,en welke hooge winsten ze dank de aldus bekomen meerop brengst doet afwerpen. Wanneer men bovendien eens event jes bedenkt, dat de hopteelt vooral in 1926 erg te lijden had van plagen en ongunstige weêrsgesteltenis en we over 't algemeen een zeer gebrekkigen hop oogst hebben gekend, dan mogen deze uitslagen niet minder dan een buitenge wone verrassing genoemd worden. Ook levert ons zulks bovendien het stellig bewijs, dat een flinke, doelmatige be mesting, niet enkel de hoedanigheid der hop in sterke mate beïnvloedt, doch dat ze tevens ruimschoots bijdraagt als krachtig bescherm- en weerstandsmid del, doordien ze de hopplanten bestand maakt tegen de aanvallen van ziekten en plagen. j CAM. VINCX, Alg. Sekretaris der Hopfederatie. Solidarisme. De wereld-oorlog heeft de volkeren aan den lijve doen gevoelen, hoe af hankelijk zij van elkaar zijn op ekono- misch gebied, en beter dan ooit, niette genstaande zij elkaar uitmoorden, is toen gebleken dat het menschdom een solidair geheel vormt. Immers: de natuur heeft haar schatten over den aardbodem ver spreid, maar niet overal in dezelfde mate en niet zóó, dat overal de grondstof aan wezig is om in alle behoeften te voorzien. Het menschdom nu wil genieten van de goederen der aarde, en daarom is het aangewezen op internationale ekonomi- sche betrekkingen. Wat 'n massa menschen hebben in den oorlog (vooral de twee eerste jaren) zooveel lichtvaardige voornemens ge maakt, en zich, toen haat en vijandschap meester waren op de wereld, zoo n heel ander uitzicht van het na-oorlogsche le ven voorgesteld dan het werkelijk is ge worden 1 In tegenstelling met wat zoovelen ver wachtten is er zich, na het zoo schrikke lijk te-pletter-loopen van de macht-ty- rannie in dat 4 jarig tijdperk, uit den chaos van wanorde en anarchisme, een solidaire atmosfeer komen nestelen in de verschillende standen der menschelijke gemeenschap. Het eerst en 't hoogst, kwam solida- risme tot uiting in de verschillende werk lieden-groepeeringen, die zich, groote- lijks dank daaraan, zoo spoedig wisten te ontwikkelen tot groote machten. Of schoon hun streven in 't begin niet tot werkelijk solidarisme ging, dan toch wa ren hun vereenigingen solidair met elkan der en wisten haast altijd mekaar te steunen als voor één ervan, een bepaald doel diende bereikt. Maar vooraleer verder te gaan willen nu hier even 't woord solidarisme nader toelichten. Het verklarend groot woordenboek geeft als beteekenis voor dat woord allen voor één en één voor allen, en nog gevoel van één zijn met anderen. Een-worden beteekenteen deel af staan van zijn vrijheid en onafhankelijk heid en zich aanpassen aan degenen met wie men zich vereenigt. Ware éénheid onder verscheidenen is onmogelijk indien ieder echter zijn eigen belang nastreeft zonder om te zien naar de belangen van anderen, of erger nog, te hunnen nadeele zich zelf wil be- voordeeligen. De eerste en voornaamste daad, die van allen geëischt wordt is dus een meer maatschappelijk denken en -voelen, een grootere bereidwilligheid om offers te brengen terwille van het welzijn van allen. Voor vandaag weze dit genoeg! We zijn niet zoo ijdel te meenen in die regelen zóóveel te hebben gelegd dat het dient van buiten geleerd of dagen lang bestudeerd te worden. Oh, neen Maar toch vragen we dat de besten het eens zouden "her„lezen met aandacht. Als andere standen door solidariteit, sterkte en macht, recht en welstand ge zocht en gevonden hebben, dan moesten wij landbouwers in de eerste plaats, door 't zelfde middel, die zelfde uitslagen ge zocht hebben. Veel meer dan bij andere standen loopen de belangen van elk van ons gelijk. Meermalen om niet te zeggen altijd zal 'n onrechtvaardig heid of n willekeurige handeling tegen over één van ons, vroeg of laat, aan an deren van ons, in 't zelfde of in soort gelijk geval geschieden. Hoe dikwerf gebeurt het niet dat a onbesuisde handeling van één uit dea hoop, groote schade toebrengt, niet alleen aan één, maar aan verschilligen uit onzen stand, meer nog dat zulke han deling ten slotte veelal nog nadcfel brengt aan eigen zaak. Als kenschetsend feit mag hier wel worden vermeld, de noodzakelijkheid van wettelijke tusschenkomst in zake openbare verpachtingen bij opbod. De wetgever moet aan de landbouwers be letten, mekaar te onderkruipen of tot onmogelijke pachtprijzen, elkander op te jagen R.B. De tijd breekt aan dat de landbou wer de meststoffen voor zomergewassen zal gaan toedienen. Hierom zal het voorzeker niet van belang ontbloot zijn desaangaande enkele beschouwingen uit te brengen, want in menige gevallen wordt inbruik gemaakt op de wetten der oordeelkundige bemestingsleer. Algemeene Beschouwingen, Van allerhoogste belang is het cat de zomergewassen vanaf het begin van hun groei de vereischte bestanddeelen kunnen putten aan een voorraad goed opneembare voedingsstoffen. Tengevol ge van de korte groeiperiode, 5 tot 6 maand, waarover deze planten beschik ken, moeten zij van af hun opkomen krachtig kunnen doorgroeien. Onze eerste zorg zal dus zijn meststof fen, als stalmest, organische meststoffen, ijzerslakken, supra, bernardfosfaat en potaschhoudende meststoffen, op tijd onder te brengen, hetzij drie, vier, vijf maand vóór de zaaiïng of planting, of wel gebruik te maken van snelwerkende meststoffen. Voornoemde meststoffen verblijven vrijlang in den grond vooraleer ze in verteerbaren toestand geraken en op neembaar voor de planten. Weinig landbouwers houden hiermee rekening, menigen begaan de onvoorzichtigheid traagwerkende meststoffen als stalmest, thomasslakken en andere, even vóór het planten of zaaien onder te brengen. Geen wonder dan ook dat de oogst niet geeft wat men er van verwachtte ver mits het uitwerksel der meststoffen slechts heel onvolkomen is. Stalmest moet bij voorkeur vóór den Winter ondergeploegd worden, opdat zij over den noodigen tijd beschikke tot ontbinden In de praktijk is het den land bouwer niet altijd mogelijk, 't zij bij ge brek aan voldoenden stalmest.'t zij door andere oorzaken, aan deze voorschriften te beantwoorden Dan drage men zorg in de Lente zoo vroeg mogelijk en liefst goed geteerde stalmest toe te dienen. De stalmest, eens op het veld, moet zon der uitstel ondergeploegd, om alle ver vluchtiging van stikstof, onder vorm van ammoniak, welke dan door den landbouwer in den handel tegen hooge prijzen dient teruggekocht, te verhin deren. Vaak worden de scheikundige mest stoffen den dag der zaaiïng of planting ingewerkt, werkwijze welke totaal ver keerd is) Tengevolge de bijtende werking dezer meststoffen, hebben de teere zaad kiempjes bij aanraking met de zouten, veel te lijden, waardoor de jonge plan tjes in haar ontwikkeling fel verachterd blijven. Alle scheikundige meststoffen moeten, om dit nadeelig uitwerksel te voorko men, minstens een achttal dagen vóór het zaaiën of planten in den grond on dergebracht worden. Gaan we over tot de der bemesting verschillende voorjaarsteelten Haver. De haver is altijd aanzien geworden als weiniy-eischend onder opzicht van fosfoor- en potaschbemesting. Nochtans is de hoeveelheid potasch welke een haveroogst uit den grond wegneemt vrij aanzienlijk, zij bedraagt volgens de op brengst. min of meer dan 100 kgr.per Ha. De toediening ervan moet niet te groot zijn. Dit tengevolge het sterk opnemings vermogen, voor potasch, der haverplant, welke, op gronden waar andere planten lijden door een tekort aan dit voedend bestanddeel, nog goed zal gedjjen. De meest loonende haveroogsten worden gewennen na de wortelgewassen, inzon derheid na beeten, terwijl de bemesting i /«JVf M De sftedrwwkaw z*b wantwooKWiJk voot koaae ktijdr»aeii Ongeteekendc stukken worden niet opgenwaea. Niet opgesaaen knndsdiTiftea warden niet terugge-Stven

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1927 | | pagina 1