Land bouwweek blad
Een belangrijk Vraagstuk
DE WITLOOFTEELT
ZES MAANDEN
Ons Aanpassen
Rooien en Inzetten der
Wortelen.
ZONDAG 9 OKTOBER 1927
Prijs 20 centiem
9dc JAAKUANÜ Nr 458
Arbeid
adelt
Abonnementsprijs i 9,00 frank 6 jaars.
Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redaktïe BRABANTSTRAAT, 53, AALST
Verantwoordelijke Opsteller
ORTAIRE CAUDRON, Aalst.
Voor en door
de Landbouwers
De landvlucht. Hare oorzaak, hare
bestrijdingsmiddelen
Landvlucht in den breeden zin des
woords beteekent het verlaten van het
landbouwbedrijf voor een ander bedrij
vigheid of beroep.
In België past het dit maatschappe
lijk verschijnsel te beschouwen onder
een dubbel oogpunt, teneinde er de oor
zaken van op te sporen en de middelen
aan te wijzen om het te keer te gaan. In
ons land vertoont de landvlucht een
dubbel uitzicht
1) Het verlaten door de boerenjeugd
van het landbouwbedrijf om een bestaan
te zoeken in de steden.
2) Het vaarwel zeggen van de loon-
trekkenden aan den vroeger uitgeoe-
fenden landarbeid, ten einde een brood
winning te vinden in de nijverheids- en
handelsinrichtingen.
Wij beperken ons in deze bijdrage bij
het eerste uitzicht der landvlucht, en dui
den haar oorzaken aan.
De oorzaken der landvlucht
Als voornaamste oorzaak der land
vlucht wordt wel eens genoemd den
aantrek uitgeoefend op onze boeren
jeugd door de stad, waar het leven meer
gemak en aangenaamheden biedt dan
op den buiten.
Zonder deze oorzaak te willen ont-
i kennen, zijn wij nochtans van gevoelens
dat de voornaamste oorzaak der land
vlucht eerder gelegen is in het gebrek
aan landbouwwinningen. In verhouding
tot zijne oppervlakte, is België immers
het land waar de grondeigendom veruit
het meest is verbrokkeld. Volgens de
statistieken bezit België op een grondge
bied van 3 millioen ha. 1.800.000 ha.
landbouwgrond en weiden. Deze laatste
oppervlakte is verdeeld tusschen 285,584
landbouwbedrijven zoodat de middel
matige kuituur van elke hoeve 6 ha 33a.
bedraagt.
In werkelijkheid beslaan 67 p, h. der
landbouwuitbatingen minder dan 5 ha.,
27 p. h. van 5 tot 20 ha., 4 p. h. 20 tot
50 ha., 1 p. h. van 50 tot 100 ha.
Verre van ons te beweren, dat deze
verbrokkeling over 't algemeen nadee-
lig is voor de opbrengst, de ondervin
ding heeft in ons land het tegenoverge
stelde bewezen. Nochtans is het duide
lijk dat de landbouw maar een beperkte
bestaansmogelijkheid biedt voor den
aangroei onzer bevolking en dat de
geringe landbouwbedrijven enkel ren-
deerend zijn voor den boer die ze met
eigen volk kan uitbaten. De aangroei
onzer bevolking heeft de grondenver-
brokkeling reeds tot het uiterste gedre
ven. Vandaar als noodzakelijke gevol
gen 1) de immer toenemende stijging
der pachtprijzen veroorzaakt door den
vinnigen strijd tusschen de boeren om
een landbouwwinning te bemachtigen oi
de bestaande uit te breiden, ten einde
arbeid en bestaan te verschaften aan de
opkomende geslachten. 2) Hét vaarwel
zeggen door een gedeelte onzer boeren
jeugd aan het landbouwbedrijf dat voor
hen geen bestaan meer biedt, om een
toekomst te zoeken in handel en nijver
heid.
Wanneer ze den leeftijd hebben be
reikt om een gezin te stichten, zijn tal
rijke boerenzonen en -dochters, bij ge
breke aan landbouwwinning, gedwon
gen een anderen uitweg te kiezen. De
zen die wat bemiddeld zijn, gaan naar
de stad waar ze een klein-handel begin
nen en de reeds zoo vinnige konkurren-
tie tusschen de klein-handelaars en ne
ringdoeners verscherpen. Sommigen,
dank zij hun spaarzaamheid en aanhou
denden arbeid, gelukken erin een flink
bestaan te veroveren, doch hoeveel an
deren, met minder natuurlijken aanleg
of minder gediend door de omstandig
heden, gaan niet ten onder en vervoe
gen noodgedwongen de rangen van de
industrie-arbeiders. Deze laatste katego-
rie, alhoewel vrij aanzienlijk in getal,
wordt bijna niet opgemerkt. Onze bui-
tenmenschen hebben onwillekeurig en
kel den blik gevestigd op diegenen van
tusschen hen die het in de stad tot wel
stand brachten en voelen zich aange
trokken om ook de uitwijking naar de
stad te wagen.
Indien men zich op een algemeen eko-
nomisch standpunt plaatst, kan men die
overdreven uitwijking naar de steden
enkel betreuren, daar ze de klasse der
nietsvoortbrengende tusschenpersonen,
die een gedeelte der winsten van de
voortbrengers opstrijkt en het leven
duurder maakt voor de verbruikers,
doet aangroeien.
Anderen die eenige geleerdheid heb
ben gekregen, kiezen den weg naar het
bureel, doch daar ze doorgaans geen
gespecialiseerd onderwijs hebben geno
ten, blijven ze bedienden van onderge
schikten rang.
De minbegoeden onzer boerenjeugd
zijn wegens gebrek aan aanvangskapi-
taal verplicht een bestaan te zoeken in
fabrieken en werkhuizen. Daar zij we
gens gemis aan vakonderwijs en vak
kennis, niet bij machte zijn een gespe-
cialiseerden stiel uit te oefenen, moeten
zij zich vergenoegen met ongeschoolden
en minder betaalden arbeid. Zij vervoe
gen de massa der ongeschoolde werk
krachten die bij elke nijverheidskrisis
tot werkloosheid worden gedoemd.
Deze uiteenzetting zal volstaan om
het groote nut te doen inzien van maat
regelen, strekkende tot behoud van het
evenwicht tusschen den landbouw
eenerzijds en de nijverheid en handel
anderzijds in het ekonomisch leven van
ons land en tot het voorkomen van een
overdreven uitwijking van den buiten
naar de steden
Verscheidene stelsels worden met dit
doel vooruitgezet en aanbevolen.Onder-
zoeken wij enkel de voornaamste.
(Wordt voortgezet).
alle jongens vanaf 14 jaar aan m i
litaire voorbereiding onderworpen
zijn
2) verplicht alle soldaten tot 4
(vier) wederoproepingen.
Dat is meer dan zes maand. De
vroegere voorstellen waren veel
beter.
Ons land, gebukt onder gewel
dig hooge lasten, mag niet langer
zich de luxe perroitteeren millioe-
nen weg te gooien om onze jon
gens hun tijd te doen verliezen en
ze soms nog te bederven.
Dat de Staat eerst beginne met
den landbouw op een degelijke
wijze te helpen, dan ten minste zal
het geld van allen goed gebruikt
worden.
We zijn benieuwd te vernemen
hoeveel volksvertegenwoordigers
den wil der vlaamsche boeren zul
len uitvoeren. X.
aanasaawHa
vVoor de zooveelste keer staat
deze kwestie aan de dagorde 1
Voor de zooveelste maal maakt
men het goedgeloovige volk warm
voor deze strikt-noodzakelijkeher
vorming
Zes-maandendien st dat is
een levenskwestie voor ons volk,
dat weer eens te meer zal uitge
buit worden door gewetenlooze
politiekers.
We vragen zes maand, omdat
het bewezen is dat zes maand
ruim voldoende zijn om onze jon
gens het moordenaarsstieltje aan
te leeren Onder den oorlog joeg
men onze soldaten het vuur in na
twee maanden onderrichting... en
nu zouden zes maand niet vol
doende zijn
We vragen zes maand omdat
we niet willen dat onze jongens
langer dan strikt noodzakelijk zich
verbeesten in de kazernen,
j We vragen zes maand, omdat
we genoeg belastingen betalen en
niet willen dat onze zuurgewon
nen franken dienen om officiertjes
een luilekkerleven te verschaffen
We vragen zes maand, omdat
we, zooals alle kleine volkeren,
niet meedoen aan sabelsleperij en
vreedzaam willen werken. Een
land wordt slechts groot door ar
beid in vrede
We vragen zes maand als een
begin naar algemeene ontwape
ning
Zes maand... zonder iets meer
Het socialistisch wetsvoorstel noe
men we eenvoudig boerenbedrag 1
Zes maand roepen die heeren,
maar hun voorstel bevat
l)één bepaling volgens dewelke
Ten einde de meest gunstige uitslagen
te bekomen is het ten zeerste aan te be
velen, de wortelen niet te rooien vóór
de maand Oktober. i
Deze welke men van af de maand
September in groeven plaatst, leveren
slecht-half-gesloten witloof en geven als
opbrengst slechts de helft van deze
welke men bekomt, door de wortelen
tot Oktober ter plaatse te laten groeien.
De uitgerooide planten worden ter
plaatse in kegelvormige hoopjes gezet
van 1 m. basis en 1 m. hoogte, de wor
telen langs de binnenzijde gekeerd. Men
laat ze derwijze drie tot vier dagen rus
tig liggen, ten einde het sap der blade
ren toe te laten terug in den wortel te
dalen. Daarna neemt men de bladeren
weg op 1 of 2 centimeters van den
kraag, naarmate men over middelmatige
of sterk ontwikkelde wortelen beschikt.
Hoofdzaak is van de midden-bot (oog
of scheut) niet te kwetsen of te bescha
digen.
Onmiddellijk na het ontbladeren gaat
men over tot het "inzetten,, in groeven.
Deze hebben doorgaans 20 centimeter
diepte. De breedte en lengte ervan hangt
gewoonlijk af van de wijze waarop het
"aanjagen,, gebeurt.
Om het inzamelen van het witloof te
vergemakkelijken, worden deze groeven
ZOO dicht mogelijk bij de woning ge-
plaatst. Daartoe kieze men bij voorkeur
i een drogen, doordringbaren en gezon
den grond.
Is de grond echter tamelijk zwaar, zoo
worden de groeven liefst 'n tijdje op
voorhand omgespit, ten einde de boven
laag te verbrokkelen én ze mollig te
maken. In dit geval zal men de verbrok
kelde aardlaag beschutten tegen de na
jaarregens en zulks bij middel van ramen,
luiken of planken.
Er zijn 350 400 m2 groeven noodig
voor het inzetten van 1 hectaar wor
telen.
De wortelen worden zoo loodrecht
mogelijk in de groeven geplaatst, de
eenen naast de anderen, wel zorg dra
gende dat de kragen waterpas, d.i. op
gelijke hoogte staan; daarom neemt men
desgevals een licht onderdeel der lange
wortelen weg. Het is eveneens ten zeer
ste aan te bevelen de wortelen te be-
1 sproeien, vooraleer er de mullige aarde
op te brengen. Deze is gevormd door de
bovenste laag van 20 centimeter diepte,
welke men uit de groef wegneemt naar
mate het inzetten der wortelen gebeurt.
Het voortbrengen van Witloof.
Door de "natuurlijke warmte,, zullen
de aldus ingezette wortelen hunne krop-
nader te bespreken, en vooraleer een
hunner aan te wenden, dient er opge
merkt dat het "aanjagen,, slechts veer
tien dagen na het "inzetten,, mag aan
vangen. Dit tijdverloop is noodzakelijk
ten einde den hoofdwortel toe te laten,
kleine wortelvezels te ontwikkelen, die
in den grond de noodige hoeveelheid
water zullen putten, noodzakelijk tot de
kropvorming, deze immers bevatten
97 p.h. water van hun totaal gewicht.
Over het le en 2e stelsel van aanja
ging, aangezien ze om verscheidene re
denen, weinig of- niet meer in voege zijn,
achten we het dan ook overbodig ver
der uit te wijden.
Beperken we ons dus enkel bij de uit
eenzetting van het laatste systeem n.l.
de aanjaging bij middel van de ther-
mosiphon,,, stelsel dat tegenwoordig
overigens bij groote meerderheid der
witloofkweekers in voege is, en voor de
grootteelt veruit het meest praktisch is.
De thermosiphon bestaat uit een klei
nen verdraagbaren ketel in geut- of
plaatijzer met dubbelen rand, waarin het
water verwarmd en gestuurd wordt in
eene vertrek- en terugkeerbuis van 1
duim 1/4 of 1 duim 1/2 doorsnede, welke
de groeven omringen. Men verwarmt
gewoonlijk 3 a 4 groeven tegelijkertijd.
Hunne breedte is van 85 tot 90 centim.
en hunne lengte overschrijdt zelden 12m.
De groeven staan op 30 centim. afstand
van elkaar.Even als voor de verwarming
door rookafleiding, beschut men de groe
ven tegen de regens, bij middel van lui
ken of stroomatten.
Men stookt tot dat de temperatuur
binnen de barmen (couchen) 25° bereikt,
dan laat men het vuur uitdooven en men
steekt het opnieuw aan wanneer de ther
mometer beneden de 7 of 8 graden
daalt.
Het inoogsten der kroppen gebeurt
17 a 18 dagen na het aanjagen. Zijn de
kroppen genoegzaam ontwikkeld, dan
neemt men vóór het inoogsten het appa
raat weg en men brengt het onmiddellijk
in gereedheid voor andere groeven, ten
einde derwijze gedurende het gansche
seizoen, eene regelmatige kropvoort-
brengst te bekomen.
Over de ziekten, het inoogsten en ver
pakking handelen we in een volgend
artikel.
pen ontwikkelen in de maand Maart van
het volgende jaar. Dank de "kunstma
tige warmte,, worden de witloof-krop
pen reeds voortgebracht vanaf Oktober.
Drie verwarmingsstelsels kunnen daar
toe aangewend worden: 1) het paarden-
mest2) de rookleiding3) de thermo
siphon.
Alvorens de werkwijze dezer stelsels
Alle dagen kan men in de gazet lezen
over rationalisatie in de koolmijnnijver
heid, de elektriciteit enz... Wat is het
dan toch
Onder rationaliseeren verstaan we
1) éénheid in technische leiding en
handelsleiding
2) het toepassen in de praktijk der
laatste wetenschappelijke bevindingen.
Om dit doel praktisch te bereiken,
smelten de fabrieken samen. Dezen wel
ke het minst goed werken worden ge
woonlijk gesloten. Bij de anderen zal
men trachten het personeel zooveel mo
gelijk te verminderen, de machines doen
werken met de hoogst nuttige op
brengst. Dit alles om tot één einddoel
te komen het leveren der waren aan
goedkoopere prijs en verschiet niet
het verhoogen der winsten.
Tegen dit systeem valt natuurlijk veel
in te brengen. Vernietigen van klein i
bedrijven, maatschappelijke nadeelen, j
gevaar der groote bedrijven in ééne
hand, uitschakelen van vraag en aanbod,
zijn zoovele opwerpingen van belang j
maar tegen de samengeslotene krachten
der groot-nijverheid is niets bestand. De
aanpassingsmethode of rationalisatie
zal onmeedoogend blijven voortgaan. j
Dat is dus voor de nijverheid. Maar
hoe staat de landbouw tegenover ratio
nalisatie Het moet bekend dat tot hier
toe geen positie werd ingenomen. De
landbouw bleef niet lijdzaam toekijken
er is vooruitgang in enkele landen voor
wat betreft weiden, bodemreaktie, land
arbeid. Dat is heel bizondere vooruit
gang, het zijn slechts steenen voor het
gebouw, zoolang de leidende eenheids
gedachte ontbreekt.
Rationaliseeren is ten slotte niets an
ders dan aanpassen. De landbouw hoeft
zich aan een sterk-industrieel Europa
aan te passen. Zoolang de nijverheid
beschermende maatregelen noodig heeft
kan de landbouw ze insgelijks eischen,
maar de internationale samensmeltingen
(kartels) van fabrieken kennen geen
grenzen meer, zij hoeven geen bescher
mende toltarieven. Van af dat oogen-
blik hoeft de landbouw niet meer op
beschermende maatregelen te denken.
Dan is het gedaan.
We kennen dus de aanstaande groo
te verandering, aan ons van op tijd ge
reed te zijn. Middel Verschuiven van
het zwaartepunt der landbouwvoort-
brengst, dit wil zeggen dat we in plaats
van ruwe stoffen (grondstoffen) half- of
geheel-afgewerkte produkten hoeven
voort te brengen als daar zijn vleesch,
vet, melk, mout, suiker, vellen, konser-
ven, kaas, enz...
Men ziet dus reeds dat in landen van
kleine landbouw, zooals het onze, de
koöperatie of samenwerking een groo-
tere rol dan in het verleden zal spelen.
Het voortbrengen van bovengenoem
de produkten vereischt volgende ver
anderingen
1) Versterkte veekweek. Kweekvra-
gen zullen op den voorgrond treden, de
laatste bevindingen op erfelijkheidsge-
bied hoeven in de praktijk omgezet. De
veekweek zal daarenboven verbeterd
worden door het toedienen van betere
voederrantsoenen en het beter bewaren
van het vceder.
De versche melk, bestemd voor de
groot-steden hoeft het voorwerp te zijn
van een flinke verzorging, daarbij moet
de verkoop goed georganiseerd worden.
De boter en andere produkten moe
ten gestandardiseerd worden, dit is een
vormigheid van kwaliteit bekomen en
bekleed met een wel bepaald merk.
Waar het past brenge men kaas voort.
2) Er hoeft grootelijks afgezien van
graanbouw en andere kuituren. Daaren
tegen zal men zich speciaal toeleggen op
bizondere plantenteelt, zooals suiker-
beeten, hop, vlas, tabak enz...
3) Natuurlijk zullen fruitbouw en
moesteelt een veel grootere plaats inne
men als totnogtoe het geval was.
4) De allernieuwste uitvindingen die
nen op de goedkoopste manier te wor
den toegepast.
Het is in het oogspringend dat voor
zulke veranderingen kapitalen noodig
zijn, er stelt zich dus een kwestie van
krediet. Hoe deze dient opgelost zullen
we wel later bespreken.
Het zij terloops opgemerkt dat ook de
nijverheid kredieten noodig heeft voor
hare rationalisatie, ja in veel gevallen
beroep doet op het buitenland.
In 't kort samengevat, staan er dus
3 punten aan de dagorde der komende
tijden
1) bedrijfsverbetering
2) planmatige verkoopsorganisaties
der landbouwvoortbrengsels
3) voorbereiden der daartoe noodza
kelijke middelen.
Dit artikel is slechts bedoeld als een
algemeen overzicht van wat de toekomst
onze boeren zal brengen. Van nu af
reeds ligt één besluit voor de hand De
samenwerking zal in de toekomst Tnog
veel meer noodig zijn dan thans. Y.
Vlaanderen's Economische
Ontwikkeling sinds den Oorlog
Onder bovenstaanden titel verscheen
in het Tijdschrift voor Economische
Geographie een studie geteekend D'
R. Van Genechten.
We zullen kortelings heel het artikel
bespreken, vandaag vergenoegen we
ons met het besluit van den auteur over
te schrijven
Wat de vlaamsche landbouw noo
dig heeft is ten eerste een pachtwet die
de onafhankelijkheid der boeren be
schermt, die een langere periode dan de
driejarige, die nu wordt voorgesteld,
voor de pacht vaststeltdie de bestaan
de gebruiken omtrent vergoeding voor
de grondverbetering wettelijk sanction-
neert die alle bepalingen omtrent het
verbod van gebruik van chemische stof
fen en dergelijke, die worden opgeno
men, terwijl iedereen ze overtreedt, om
den pachter rechteloos aan den land
eigenaar over te leveren, nietig ver
klaart en die den pachter toelaat den
I grondeigenaar, zooals in Engeland, tot
bepaalden grondverbeteringen te dwin
gen.
"Ten tweede een regeling waarbij
de verdere verdeeling van het grondge
bruik wordt tegengegaan.
Ten derdeeen ruilverkaveling-
wet die een rationeelere verdeeling van
de gronden mogelijk maakt
rnbloem
De medewerkers ;«n verantwoordelijk voor hun bijdragen.
Ongeteckende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.
-'nMnMnsm.'W rat r*
mumtonw» wwi