si Landbouwweekblad gji 3 Familieteelt in de Rundveefokkerij De mestbehoefte van den grond Ons Oordeel over de Nieuwe Pachtwet Wetenschap Bemesting Wetgeving ca JtONDACj 9 JUNI 192& Prlja 20 centiem Ilde JAARGANG Nr 545 ii i i 2 Arbeid adelt Abonoemeatsprijii 10,00 frank lm»ft. Men schrijft In op ons Bureel en op alle postkantoren Aankondigingen volgens akkoord. Bureel en RedaktleBRABANTSTRAAT, 53, AALST Verantwoordelijke Opsteller t ORTAIRE CAUDRON, Aalst. Voor sa door de Landbouwers Familieteelt, zooals het woord hetzelf zegt, beteekent het paren van dieren van een zelfde stam of familie. Daar die ren van dezelfde familie toch nog meer In hunne eigenschappen overeenstem men dan deze van hetzelfde ras zal men door de familieteelt produkten bekomen die geljjk en eenvormig zyn. Deze kweekmethode echter heeft voor- en na- deelen en alleen de praktijk kan ons hier nuttige inlichtingen over verschaffen. Systematische famillteelt nu kan be schouwd worden als op de spits gedre ven bloedlijnen teelt, die hoofdzakelijk hierop neerkomt, dat men de keuze van z(jn fokdieren alleen maakt uit tot één zelfde familie of bloedlijn behoorende dieren, Alle dieren buiten de betreffende families komen niet in aanmerking al' leen dieren, die zoowel in hunne eigen schappen als in hunne stamboomen zeer veel gelijkenis vertoon en, worden ge paard. Wanneer men dit eecigen tijd vol houdt kan het niet anders of men moet zeer veel op elkaar gelijkende dieren, zeer groote eenvormigheid verkrijgen. Dit wordt dan ook steeds als een der grootste voordeelen van de familieteelt aangehaald. Vooral wanneer men be perkt is in de keuze van zijn fokdieren, b.v. wat het type betreft, zal men als vanzelf op deze fokmethode zijn aan gewezen. Te trachten "het bloed„ van een uit muntend fokdier te behouden en te ver zamelen of zelfs nog met het bloed van dit dier na zijne dood veelvuldig te wer ken, kan ook de reden zijn waarom men inteelt toepast. Nemen we het volgende geval als voorbeeld Jaren lang heeft een fokker getracht zijn vee in een be paalde richting te fokken, maar om wel ke reden dan ook zonder succes. Wan neer hjj dan bemerkt dat een fokdier, dat de gewenschte eigenschappen in hooge mate bezit, met den voorhanden zijnden veestapel zeer goede nakomelingen geeft, dan zal hfj trachten van het bloed van zulk dier zoo dikwijls mogeljjk ge bruik te maken en komt er haast als van zelf toe om inteelt toe te passen. Nu zijn bijna alle schrijvers over fa milieteelt en ook een deel der practische fokkers de meening toegedaan, dat men zijn doel in zulk een geval veel eerder bereikt, m. a. w. spoediger een eenvor mig koppel dieren met de gewenschte eigenschappen zal bezitten door inteelt toe te passen Is deze meening juist, dan moeten na verloop van jaren de op den treffer ingeteelde dieren de gewenschte tlgenscheppen in hoogere mate bezitten dan de niet-ingeteelde nakomelingen van bedoeld fokdier. Hier alleen mogen we ons uitsluitend Meunen op reeds bekomen uitslagen in de practijk. Hier te lande houdt men zich met der gelijke proeven weinig bezig, daar men van oordeel is dat ze weinig loonend zijn. We kunnen dan ook niets anders dan nagaan in hoever de Hollanders hierin geslaagd zijn. In de Vijf heereulanden heeft men ja renlang getracht het zwartbonte rund vee te verbeteren door den invoer van Fiiesch vee, maar steeds met weinig suc ces. De meeste kweekers hielden daar om vast aan het Zuid-Hollandsche type, met als Eoodzakelyk gevolg dat de fok kerij er kwjjnde. Sedert den aankoop echter van den stier Dirk IV was er een gtcote vooruitgang waar te nemen. Bij- zotder goed fokte hjj met het inheem- sche vee en toen men zag welke goede nakomelingen by had. heeft men zijn af keer van inteelt laten varen en zelfs de nauwste bloedschandeteelt toegepast. In 1921 hield de fokvereeniging. eige nates van dezen stier, een fok veedag te Hoornaar uitsluiterd aan Dirk's afstam melingen gewijd. Onder de 3C6 inge schreven dieren bleken er niet minder •fan 86 produkten te zyn van bloed schandeteelt. Bekroond werden 25 var de niet ingeteelde en 28 van de ingeteelde. verschil is ten voordeele t'er it geteelde, alhoewel bet gering is, Sterkrr vertcbiilen bekomt men echter fb but. de vrouwelijke met de manne lijke dieren vergelykt. In de eerste plaats valt op, dat er van de 63 stieren 26 zijn iogeteeld. terwijl van de 234 vrouwelijke dieren er slecht 60 uit een paring in bloedverwantschap zijn gesproten. Ge zien men nu mag aannemen dat er even veel mannelijke als vrouwelijke dieren geboren worden, dan volgt wel uit deze cijfers dut er bij de selectie voor de fok- veedag een naar verhouding groot aan tal ingeteelde vrouwelijke dieren moest worden thuis gelaten De ingeteelde mannelijke dieren zijn dus over het alge meen beter dan de niet-ingeteelde, de ingeteelde vrouwelijke dieren staan bij de niet ingeteeld ten achter. De fokveedag leert ons, dat wanneer in een bepaalde streek verscheidene ja ren met en zonder inteelt ia dezelfde richting gefokt is, de ingeteelde dieren niet op een hooger peil staan dan de niet ingeteelde. Verkrijgt men dus met inteelt geen groot ere eenvormigheid Is dus het be zwaar dat altijd tegen inteelt ingebracht wordt, n.i. dat men spoedig met zijn veestapel apart kemt te staan, in de na tionale fokker{j ook ongegrond De zaak is deze inteelt is niets anders dan selectie van fokdieren in één zeer bepaalde richting. Het kan dus niet an ders of men moet na een tijd lang steeds inteelt te hebben gedreven, dieren krij gen met in die richting sterk ontwikkel de eigenschappen. Maar wanneer men zonder te willen inteelen, steeds dieren uitzoekt met bepaalde kenmerken en dit eveneer slang echtereen volhoudt, zal men waarschijnlijk ook dieren krijgeD, welke in één richting ontwikkeld zijn. Het blijkt immers uit het bovenstaande dat men in Hoornaar, waar men steeds selecteert op wat men noemt het Dirk type, evengoed zijn doel bereikt of men inteelt toepast of niet. Hoofdzaak is dus de selectie, bijzaak of de te paren dieren verwant zijn of niet. Een landbouwer die reeds eecige ja ren zijne hoeve in deze of gene richting uitbaat kan daar of omtrent met zeker heid zeggen welke meststoffen m-.eten aangekocht en toegediend worden, Heel anders is het echter wanneer men een nieuw gehuurd of gekocht stuk grond moet bemesten, of wanneer men reeds gedurende verscheidene jaren verschil lende vruchten geteeld heeft zonder de opbrengst ervan te kenneu. In dees ge val is het dan ook onmogelijk te bepalen welke meststoffen zullen gaan ont breken. Nochtans zijn er uiterlijke kenteekens die op de behoefte van deze of gene meststof wijzen. Zoo mag men bijna met zekerheid zeggen dat, bij mime stroo- oogst en indien de zaadopbrengst niet bevredigend is, er een gebrek is aan fos- foorzuur. Lange bladeren en stengelle den wyzen op kalkat moede. Lichtgroene tot roodachtige kleur met een zwarten schijn aan het uiteinde der bladeren doet een armoede aan stikstof vermoeden. In dees geval zijn de bladeren smal by overvloed aan stikstof zjjn ze integen deel breed. Bij planten met groote bladeren, zoo als tabak, aardappelen, beeten enz. kan men best een gebrek aan potasch besta - tigen. De bladeren zijn dan gekruid en geelbiuin, de bladstelen en middenner ven integendeel zijn donkergroen, terwijl het bladmoes geelbruine vlekken ver toont. De producten van zulken oogst zijn dan ook gewoonlijk klein en teer en gaan licht in verrotting over. Niet alleen het uitzicht der cultuurge wassen geven ons een aanwijzing over de mettbehoefte van den grond ook de aanwezige onkruiden komen ons hierin ter hulp Hf t is een algemeene gekend feit dat grond waarop paardestaart, bies, kamille- ert boterbloemen, gewone en kleine zurkel of zuring groeit, kalkarmis. Waar muurkruid en guichelheil weelde rig bloeien is er veel stikstof aanwezig. Schermdragende heelbeen, akker koorn- bloem en voorjaars vroegeling integen deel duiden op stikstofarmoede. Is de grond «ijk aan salpeter dan zal m-n ge- woonlyk de brandnetels en de melde in groote hoeveelheid aantreffen, j Nog een andere omstandigheid kan ons in deze opzoekingen ter hulp komen, n.l. het vochtgehalte van den grond. Ia elgemeenee regel mag men zeggen dat hoe droger de grond is, des te grooter is de behoefte aan stikstof. Anderzins heeft Heinrich door zijn talrijke waarnemin gen bewezen dat niet alle vochtige gron den sdkstofarm zijn. Op frisschen voch- tigen grond zijn de planten kruidachtig en de verhouding tusschen stengel en vrucht is in het nadeel van de laatste. Op drogere gronden daarentegen is bij de graangewassen de verhouding van stroo tot zaad ongeveer gelijk. Droge grond blijft uit zichzelve hu- musarm. Op vochtige plaatsen integen deel neemt het humusgehalte langzamer hand toe en wordt de grond donkerder van kleur. En met den humus verhoogt natuurlijker wijze ook het gehalte aan stikstof. Zoo is in de lage venen, waar het natuurlijkerwijze een vcchtigen bo dem is, in den loop der tijden een groote hoeveelheid stikstof opgehoopt Alle ervaren landbouwers weten trouwens dat men in vochtige zomers meer stroo bekomt dan in droge, en dit feit alleen reeds wijst er op dat ter be oordeeling van de stikstof behoefte van den grond op dezes vochtgehalte hoeft gelet. Zoo zal een normale stikstof be mesting in een vochtig jaar te sterk zijn en het legeren der granen veroorzaker. Eveneens leert de ervaring dat zware kleigronden^eoonl(jk behoefte hebben aan een goede dosis fosfoerzuur en min stikstof, terwijl op drogen grond het omgekeerde van kracht is. En de oor zaak ligt alleen hierin dat kleigrond be ter het vocht behoudt dan zandgrond. Het is volstrekt niet aan te nemen dat de planten op vcchtigen grond meer wa ter opnemen integendeel wjjst alles er op dat door de grootere hoeveelheid water meer stikstof vrijkomt en dus kan benuttigd worden door de planten. En den grooteren bloei kan eveneens niet alleen toegeschreven worden aan de be schikbare stikstof, want het vochtgehalte van den bodem speelt hier ook een groote rol in, zoodat het wel duidelijk vast staat dat het vochtgehalte voor de bcoordeeling van de mestbehoefte van den bodem hoegenaamd niet te ver waar - loozen maar we! integendeel van groot belang is. Ook is natte of koude grond meestal potaschaim en dit geldt vooral voor laaggelegen butrusrjjVen grond, alhoe wel het huaimgehahe hier toch de be slissende faktor niet is. want ook natte zand-, leem- en kleigronden hebben meestal behoefte aan potasch. (2' bijdrage). Plichten van den uittredenden Pachter. Rekening houdende met de rechtma tige belangen van den eigenaar en met de vereischten eener degelijke land- bouwuitbating. sprak ons eerste Con gres zich uit ten voordeele van schade vergoeding te betalen door den nalati- gen pachter aan den eigenaar voor schade door eerstgenoemde berokkend aan !t gehuurde goed door i het vervui len der gronden, verwaarloozing van wegen, vervallen der gebouwen enz. Dit princiep werd door de nieuwe pachtwet bevestigd, bovendien voorziet de wet dat een der partijen, hetzij dus de eigenaar hetzij de pachter, tijdens de eerste drie maanden van elke landpacht de andere kan dwingen eene omstandige plaatsbeschrijving van de verhuurde goederen te doen opmaken. Bij weige ring kan de vrederechter bij een vonnis, niet vatbaar voor beroep, een deskun dige aanstellen om tot die plaatsbeschrij ving over te gaan. Zooals reeds in ons nummer van 5 Mei, geven wij onze leden thans op nieuw den raad ruimschoots gebruik te maken ven deze wetsbepaling, bijzonder wanneer er gebouwen in de pacht be grepen zijn. Het is een uitstekende maat regel tot vrijwaring huaner belangen bij het eindigen van bet pachtkontrakt Duuur der Pacht. Ons congres sprak zich uit voor de pacht van 9 jaren, met recht voor den huurder aan de pacht een einde te stel len na het 3e of 6* jaar. Bovendien voor zag onze motie de mogelijkheid voor de partijen !e pacht vóór verloop van den termijn te doen eindigen in de volgende gevallen a) onteigende gronden t bl bouwgronden of gronden bestemd voor industrieel gebruik c) gronden ver huurd aan werkpersoneeld) gronden voor persoonlijk gebruik. Voor de uitzonderingsgevallen zoo even aangehaald, voorziet de wet een korten pachtduur, zulks met de noodige waarborgen tot het voorkomen van misbruiken en is alles perfekt. Doch de duur der gewone pachten werd door eene transactie tusschen de Regeering en de Kamers geregeld op eene wijze □ie ons geen voldoening kan schenken. De wet bepaalt immers dat in princiep de duur der pacht door de partijen wordt bepaald, doch wanneer het een etrste in gebruikneming geldt, deze duur niet min der mag zijn dan negen jaar. Als redenen ten gunste van die bepaling worden aan gehaald i 1dat te lange pachten in de huidige omstandigheden nadeelig kunnen zjjn voor den pachter doordat a) de prijs der voortbrengselen van den land bouw kan dalen b) de kosten van de grondstoffen en van werkkrachten kun nen verboogen op buitensporige wijze. 2) Dat de opzegging van twee jaar den pachter de zekerheid geeft meestal drie jaar het te mogen gebruiken. 3) Dat de verplichte micimumduur van 9 jaar voor pachten voor de eerste maal aan een anderen huurder toegestaan, den ouden pachter bijna de zekerheid geeft dat hij het goed verder in gebruik zal mogen houden. Onderzoeken wij even in hoeverre de aangehaalde redenen gegrond zijn W(j houden het voor al de pachten bij den minimunduur van negen jaar met het vermogen voor den pachter het pacht kontrakt op te zeggen na het 3d' of 6d* aar omdat deze duur naar onze mee- cing onmisbaar is voor eeu intensieve andbouwvoortbrengst 1 Ons land gaat /an jaar tot jaar meer den weg op der gespecialiseerde teelten zooals groen ten bloemen en ftuitteelt in open lucht en onder glas. De gespecialiseerde kuituur vergt de aanwending van belangrijke kapitalen onder vorm van bijzondere installaties, beplantingen en meststoffen. Het is buiten twijfel dat een vooruit ziende pachter, die geen zekerheid heeft over lange pacht te beschikken, er zal tegen opzien de technische middelen aan te wenden, welke vereischt zijn voor gespecialiseerde intensieve kuituur, daar hij niet zeker is de vruchten te kunren plukken van de groote uitgaven welke het aanwenden dier technische middelen met zich brengt. De regeling voorzien door de wet geeft hem bedoelde zeker heid niet, daar enkel voor de eerste in gebruikneming de verplichte pachtduur van negen jaar wordt voorzien en de andere pachten vallende onder volledige toepassing der nieuwe wet na een op- zeggicg van twee kunnen worden afge broken. Daarby voegt zich de onvol maakte regeling der vergoeding voor bebouwingen, beplantingen en verbete ringswerken, welke wij in ons vorig nummer hebben aangetoond. Wat nu de aangehaalde redenen ten voordeeleder wetsbepalingen betreffen de den pachtduur betreft, zyn wU van meer ing dat de mogelijke nadeelen van lange pachten, wegens het gevaar van prijsdaling der landbouwproduktec, stij ging van kosten der grondstoffen en van werkkrachten, op het huidig oogenblik nu de pryzen, de loonen en ook de pachtprijzen grootendeels zijn aangepast aan de gestabiliseerde minderwaarde onzer munt niet kunnen opwegen tegen de aaozienlyke voordeelen die de intensieve landbouwuitbating zou bezor gen aan den pachter, wanneer deze de zekerheid bezit voor een langen duur het goed te kunnen gebruiken. Overi gens heeft de pachter in het stelsel dat wij voorstaan het recht de pacht na drie of zes jaar op te zeggen, indien hy oor deelt dat de uitbating hem verliezen be rokkent. Men merke ons niet op dat ons stelsel eene miskenning is van de onaantast baarheid der wederzydsche verplichtin gen begrepen in elk kontrakt, daar in de pachtkontrakten partijen tegenover eikander staan van ongelyke sterkte t eenerzyds de eigenaars die steeds lief hebbers genoeg kunnen vinden voor het verhuren hunner goederen en anderzijds de pachters die bij gebreke aan voldoen de gronden steeds zullen gedwongen zijn een voldoenden ptjjs te betalen, willen zy zich dt noodige grond aanschaffen om in hun onderhoud te voorzien. Het is dan ook niet revoiutionnair wettelijke maatregelen te treffen tot vry waring der levensbelangen van de zwakste party. Onze naoorlogsche wetgeving behelst daarvan trouwens talryke voorbeelden. Bovendien zyn wy partijgangers, zoo als ons eerste congres het heeft aange nomen, van een degelyke wetsregeüng tot vaststelling der maxlma-pachtpryzen die ons als een onmisbare aanvulling voorkomt der pachtwet, om de reeds bestaande menigvuldige misbruikea te beteugelen en de toekomstige te voor komen. Wij wecschen die wettelyke re- geiing der pachtprijzen gegrondvest te zien op de uitslagen van een onderzoek, ingesteld door bevoegde gewestelijke kemmissiën omvattende vertegenwoor digers der eigenaars, der pachters, den staatslandbouwkundige en den vrede rechter. Wij erkennen graag dat de opzegging van twee jaar een merkelijke vooruit gang beteekent op de vorige wetgeving. Dcch zy kan slechts haar volle uitwerk sel hebben, indien zy gepaard gaat met een voldoenden minicnumduur van de pacht zelf. Haar onrechtstreeks aanwen den om aan het pachtkontrakt een vol doenden duur te verzekeren, kan aan den pachter niet de onmisbare zeker heid geven welke, zooals hooger aange duid, vereischt wordt door een inten sieve landbouwuitbating die van zoo een overwegend belang is voor den ekono- mischen opbloei van ons land. Hetzelfde kan gezegd van het uitwerksel van den minimumduur van 9 jaren voorgeschre ven voor de eerste ingebruikneming of pacht. Onze meening is dat het vooruitzicht het goed aan een nieuwen pachter voor minstens 9 jaar in huur te moeten geven in menig geval dea eigenaar niet zal weerhouden den ouden pachter het ge bruik van het goed te ontnemen. Zulks kon onder meer het geval zyn bij poli tieke oneenigheid tusschen den eigenaar en den ouden pachter, wanneer de eige naar de gelegenheid zoekt en vindt van een nieuwen pachter een veel aanzien lijker huurprijs te bekomen dan van den ouden pachter, te meer wanneer deze verbeteringswerken heeft uitgevoerd zonder de schriftelijke toelating van den eigenaar. In dit geval, zooals in ons vo rig nummer werd aangetoond, heeft de oude pachter maar weinig kans eene billijke vergoeding by uittreding van den eigenaar te bekomen. Merken wy hier op dat meestal de verbeteringswerken uitgevoerd vóór de afkondiging der nieuwe pachtwet, door den pachter werden aangelegd zonder schriftelyke toelating van den eigenaar. In de toekomst zal dit, on de redenen in onze vorige bydrage aangehaald, zich nog wel voordoen. Ons besluit is t Dat de pachtwet in menig opzicht een Binken vooruitgang beteekent op het verleden. Als liebtzyden stippen wy aan 1) de rechten toegekend aan de erfgenamen of rechthebbenden van den overleden pachter (zie De Koornbloem 31 Maart)2) de rechten van den pachter bij den aankoop door een derde van het verpachte goed Koornbloemzelfde nummer)3) de bevestiging der vryheld van bebouwing ("Koornbloem„ 5 Mei) 4) de opzegging van twee jaar ("Koorn bloem,, 14 April)5) de regeling der vergoeding aan den uittredenden pach ter voor eigenlyke grondverbeteringen ("Koornbloem» 5 Mei). Als schaduwzyden en leemten i 1) de gebrekkige vaststelliog der vergoedin gen aan den uittredenden pachter voor bebouwingen, beplantingen en groote verbeteringswerken (zie vorig nummer); 2) de onvoldoende minimumduur der pachtkontrakten. Zooals alle menschelyk werk is dc pachtwet voor die twee laatste punten althans voor merkelyke vet beteringen vatbaar 1 Wy verhopen dat de nieuwe wetgevende Kamers het ter harte zullen nemen, de door onze landbouwers ge wenschte hervormingen zonder verwyl door te voeren. Aldus zullen zij niet al leen den landbouw, doch gansch het land een uitstekenden dienst bewijzen, KOOR De medewerker* zQn vernetwoordeiflk vNt hue bQdragc». Oageteekeade ctakkem worde» «let opgeaome». Niet opgeaome» haadschrlftta wordt» alet tereggegevta. I

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1929 | | pagina 1