r
Landbouwweekblad
Waarheen met
onze Hinderen 2
De Landbouw
in het Buitenland
ZONDAG 20 JULI 1930
Prijs 20 centiem
12de JAARGANG Nr 603
Arbeid
adelt
Abcnmementiprgs 10,00 fraai j#*rs.
Mck schrift ia op ©as Bareel en op alle postkaatorea.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bareel es RedaktieiDE VILANDERSTRAAT, AALST
V ers&tvoordelQke Opsteller t
ORTAIRE CAUDRON, Aalst.
De verloftijd is nabij kinderen
geraken aan het einde van hun
lagere studiën, in zesde, zevende,
misschien achtste studiejaar be-
goede en vooruitstrevende ouders
begeeren ze nog een paar of meer
jaren naar de kostschool te zen
den. Vandaar rijst vanzelf de
vraag op
Waarheen met mijn kinderen
Ik handel ditmaal alleen over
het kostschoolleven der meisjes.
...En moet onmiddellijk betreu
ren, dat, helaas geen onderwijs in
Vlaanderen meer verouderd en
verfranscht is dan de meisjespen
sionaten. DeZusters, die de meeste
pensionaten besturen, hebben in
vroegere jaren den drang van vele
ouders gevoeld naar kennis van
Fransch voor hunne kinderen. En
ze hebben ze meer dan hun be-
komste gegeven 1 Ze hebben niet
alleen dien rechtmatigen eisch der
ouders voldaan maar, helaas, ze
zijn nog, elk aan zijn kant, aan 't
verfranschen gegaan, immer meer:
fransche geest, fransche kompli-
menten, fransche levenstrant zijn
in nagenoeg alle inrichtingen, den
eigen aard, de vlaamsche eenvou
digheid en degelijkheid komen
verdringen.
Het is een grove dwaling te
meenen, dat men, om Fransch te
leeren, alle vakken in 't Fransch
moet onderwijzen en nog een
grovere dwaling, aanleeren van
het Fransch te verwarren met ver-
fransching. Zoo redelijk we het
vinden, dat de kinderen in hun
laatste studiejaren terdege Fransch
en zoo mogelijk ook andere talen
leeren, zoo onredelijk vinden we
het dat men aan de vlaamsche
kindeken weigere wat de kinderen
in alle landen genieten opleiding
door de moedertaalzoo uitzinnig
vinden we 't dat men van de leer
jaren misbruik maakt om den geest
der kinderen te verknoeien, om
hun hart te verbasteren.
Want men mag het niet verge
ten de vlaamsche en vooral de
landsche kinderen die op een ver-
franschte kostschool terecht ko
men, worden eerst en vooral met
een of twee jaar verachtering ge
straft, omdat ze, bij hun binnen
treden, niet genoeg Fransch ken
nen. Het eerste jaar verstaan ze
weinig of niets later verstaan ze
meer maar intusschen hebben ze
veel tijd, die aan ontwikkeling kon
besteed worden, verbeuzeld en
zoo, wanneer ze het pensionaat
verlaten, kennen ze weinig meer
dan wanneer ze er toegekomen
zijn. Erger nog op den duur zijn
ze aan zich zelf en aan hun volk
ontvreemd geworden, doordien ze
in een vreemde taal hebben leeren
denken en geen liefde voor hun
volk werden ingeprent.
De leuze van al de verstandige,
vlaamsche ouders moet dus in de
eerste plaats zijn onze kinderen
gaan niet naar verfranschte in
richtingen, maar wel naar vlaam
sche kostscholen, waar ze, bene
vens diep christelijke opvoeding,
zullen krijgen een degelijke vor
ming, een stevige ontwikkeling,
kennis van Fransch en desnoods
ook van andere vreemde talenen
mede zullen opgeleid worden in
liefde tot hun volk en tot de
hunnen.
Voor «a door
de Landbouwers
Uitgelezene Vlaamsche kost
scholen bestaan er van nu voort
nog niet vele, maar genoeg. Dat
men hun den voorkeur geve en ze
aldus tot bloei brenge tot eere
van God, tot welzijn der kinderen
en ten bate der zorgzame ouders
en van het heele Vlaamsche volk
Vergoedingen toegekend door
den Staat voor Huisdieren af
gemaakt op bevel der overheid
wegens besmettelijke ziekten.
Het Koninklijk Besluit van 28 Juni 1.1.
(staatsblad 9 Juli) behelst de samenvat
ting der verschillende verordeningen
thans nog in voege betreffende het toe
kennen van vergoedingen voor dieren
afgemaakt op bevel der overheid, alsook
voor dieren herkend als aangetast door
koolziekte en uit oorzaak dezer ziekte
afgemaakt of gestorven
Hieronder een beknopte toelichting
van bedoelde verordeningen
I) Welke ziekten geven aanspraak
op vergoeding
1) Bij het paard, den ezel en den muil
ezel de kwade droes (morve), de dou-
rine en de hondsdolheid.
2) Bij de runddieren de besmettelijke
longziekte.
3) Bij de herkauwers in 't algemeen
en de varkens de runderpest of besmet
telijke tyhus, het mond en klauwzeer en
de hondsdolheid.
4) Bij de schapen de schaapspokken.
De vergoeding wordt maar verleend
aan den eigenaar der dieren wanneer
deze werden afgemaakt op bevel der be
voegde overheid om redenen van open
baar belang.
II) Bedrag der vergoeding en voor
waarden waaronder ze wordt toege
staan.
Het bedrag der vergoeding en de
voorwaarden van toekenning verande
ren volgens den aard der ziekte.
A) Voor kwade droes, besmettelijke
longziekte, schaapspokken en hondsdol
heid.
De vergoeding bedraagt in deze ge
vallen van besmettelijke ziekte de helft
van de waarde der dieren met een maxi
mum van 5000 fr. per eenhoevig dier,
van 2000 fr. per runddier, van 100 fr.
voor eene geit, van 200 fr. vooreen
schaap en 750 fr. voor een varken.
Om aanspraak te hebben op de ver
goeding dient aan de volgende vereisch-
ten voldaan
1) Dat de afmaking van het dier be
volen werd door den burgemeester der
gemeente of zijn afgevaardigde, tenge
volge van een verslag van den opzichter- 1
veearts.
2) Dat de lijken der dieren ongeschikt
tot het verbruik in hun geheel aan een
vilbeluik werden afgeleverd ofwel ver-
meld overeenkomstig de in voege zijnde j
reglementen betrekkelijk het afhalen en
het vernielen der ongezonde dierenlijken.
3) Dat de afmaking plaats had in te- 1
genwoordigheid van een politieagent en
dat het lokaal waar het ziek dier verbleef
onmiddelijk is ontsmet volgens de aan
duidingen van den aangenomen veearts.
4) Dat de waarde van het die op kos
ten van den eigenaar vastgesteld werdt
door twee schatters benoemd en be-
eedigt door den burgemeester der ge
meente of, bij gebrek van deze, door den
goeverneur van de provincie.
5) Dat de eigenaar der dieren, vanaf
de verschijning der ziekte, zich geschikt
heeft naar de artikelen 319 en volgende
van het strafwetboek en naar artikel 3
van het Koninklijk Besluit van 20 Sep
tember 1883, en dat hij, bij den aanvang
der ziekte een aangenomen veearts heeft
ontboden. Voormelde artikelen leggen
o. m. de verplichting op den burgemee
ster te verwittigen betreffende het uit
breken der ziekt, en de besmette of ver
dachte dieren volledig af te zonderen.
6) Dat de afgemaakte paarden en an
dere eenhoevige dieren ten minste sinds
45 dagen in goede gezondheid in het land
verbleven en het hoornvee, de schapen,
de geiten en de varkens ten minste sinds
30 dagen.
Deze laatste vereischte en deze ver
meld onder 5, worden niet opgelegd, in
geval van hondsdolheid, noch in de ge
vallen van verdenking van besmettelijke
longziekte.
B) Hoor dourine.
De vergoeding bedraagt in dit geval
van besmettelijke ziekte 70 t. h. der
waarde van het afgemaakte dier zonder
5000 fr. te mogen overtreffen. De burge
meester beveelt de afmaking van de aan
getaste dieren op verzoek van den op
zichter-veearts.
De waarde van het dier wordt vast
gesteld zooals hooger gezegd onder 4
van letter A.
De vergooding wordt niet toegestaan
in geval van overtreding der bepalingen
van het Koninklijk besluit van 31 De
cember 1921 en namelijk wanneer de
aangifte van het bestaan der ziekte niet
gedaan werd tijdens het eerste ziekte
tijdperk. Zij wordt ook geweigerd aan
de eigenaars van hengsten en ezels die
niet zorgvuldig het bijzonder boekje
hielden voorgeschreven door artikel 8
van het Koninklijk Besluit voormeld
overeenkomstig het model vastgesteld
door den minister.
c) Voor mond- en klauwzeer,
De vergoeding bedraagt in dit geval
van besmettelijke ziekte de totale waar
de van het afgemaakte dier, na aftrok
van de eventueele waarde van het
vleesch, den afval en de huid der ge
slachte dieren. De burgemeester beveelt
de afmaking der dieren aangetast of
verdacht besmet te zijn van mond- en
klauwzeer in de gevallen bepaald door
den Minister van Landbouw. De schat
ting der waarde van het dier wordt ge
daan zooals hooger aangeduid onder
4 letter A.
d) Hoor runderpest.
De vergoeding bedraagt hier 70 t.h.
van de waarde van het dier afgemaakt
als aangetast door runderpest. Wanneer
het dier enkel verdacht is besmet te zijn,
wordt de vergoeding berekend alsvolgt:
1) 50 t. h. der waarde van het dier op
voet, indien het in goeden staat is voor
de beenhouwerij.
2) 70 t. h. der zelfde waarde, indien
het dier niet in goeden staat is voor de
beenhouwerij.
Wanneer het dier werd afgemaakt
als zijnde enkel verdacht besmet te zijn,
blijven de vier kwartieren zuiver vleesch
van het afgemaakt dier aan den eige
naar, indien het vleesch door den keur
der-veearts voor het verbruik wordt
goedgekeurd. De huid blijft insgelijks
aan de n eigenaar, nadat zij zorgvuldig
ontsmet werd volgens de onderrichtin
gen van den opzichter. Indien deze laat
ste zekere besmette voorwerpen, zich in
den haard der ziekte bevindende, heeft
doen vernielen, bekomt de eigenaar eene
vergoeding gelijk aan de twee derden
van de waarde dezer voorwerpen.
De schatting dezer voorwerpen wordt
gedaan door den opzichter, zonder eenig
beroep. De schatting der waarde van de
dieren geschiedt zooals hooger aange
duid onder 4 letter A. De schatters stel
len bovendien vast of het dier in goe
den staat is voor de beenhouwerij of
niet.
De opzichter-veearts doet de herkau
wers en varkens afmaken
1) Die op klinische wijze door de run
derpest zijn aangetast
2) die verdacht zijn als besmet door
deze ziekte uit oorzaak hunner aanra
king of samenverblijf met de zieke die
ren, of uit oorzaak hunner aanraking
met personen of voorwerpen, beschouwd
als door de ziektekiemen besmet in een
haard der ziekte
3) die zonder zich te bevinden in de
voorwaarden van 2), nochtans mogen
beschouwd worden als besmet wegens
hun verblijf in de nabijheid van een
haard van besmetting.
Worden gelijk gesteld met de dieren
verdacht als besmet, voor wat de afma
king betreft, de herkauwers en varkens
die binnen de besmette streek bepaald
door art. 1 van het koninklijk besluit
van 25 November 1920 getreden zijn of
deze hebben verlaten zonder toelating
van den opzichter-veearts. Bedoeld art.
1 omvat in de besmette streek de ge
meente waar de runderpest is uitgebro
ken sedert minder dan 60 dagen en de
aanpalende gemeenten.
De afmakingen gebeuren in tegen
woordigheid van den opzichter-veearts,
behoudens degene welke plaats hebben
voor dieren die zonder toelating van den
opzichter-veearts de besmette streek
hebben verlaten of zijn binnengetreden,
in welk geval de bewaking van een offi
cier van politie vereischt is.
De vergoeding wordt geweigerd op
voorstel van den opzichter-veearts, in
dien de eigenaar van de dieren de regle
mentaire schikkingen heeft overtreden.
Benevens de weigering der vergoeding
worden strenge straffen voorzien bij
overtreding der bepalingen van het ko
ninklijk besluit van 25 November 1920
tot bestrijding der runderpest.
d) V ergoedingen voor dieren gestor
ven of af gemaakt en erkend als aange
tast door het bout- of miltvuur.
De vergoeding wordt toegekend aan
iederen eigenaar waarvan
a) de runddieren gestorven of afge
maakt zijn, erkend als aangetast door
het bout- of miltvuur b) de eenhoevige
dieren gestorven of afgemaakt zijn, er
kend als aangetast door het miltvuur.
De vergoeding is gelijk aan het derde
van de waarde der dieren zonder noch
tans 2000 fr. te mogen overtreffen voor
een eenhoevig dier, 1250 fr. voor een
runddier met twee volwassen tanden en
625 fr. voor een runddier zonder vol
wassen tanden.
De waarde der dieren wordt door
den aangenomen veearts vastgesteld. Zij
wordt desnoods gewijzigd door den op
zichter-veearts of zijn plaatsvervanger.
De vergoedingen worden uitbetaald na
het visa van den opzichter-veearts van
het Staatsbestuur en onder voorlegging
der stukken uitwijzende dat de vereisch
te pleegvormen volbracht werden.
Om aanspraak op de vergoeding te
hebben, moet de eigenaar van het dier
voorbrengen
1) Een getuigschrift van den veearts,
regelmatig ontboden als aangenomen
veearts of als vleeschkeurder, vermel
dende den ouderdom en de waarde van
het dier en behelzende de verklaring dat
het gansche dier ongezond is. Een dub
bel van dit getuigschrift wordt kosteloos
afgeleverd om bij de vergoedingsaan-
vraag te worden gevoegd.
2) Eene verklaring der gemeente-
overheid, dat het lijk van het dier in zijn
geheel werd bedolven en verbrand in
den put, of ontaard en vernield werd in
een vilbeluik overeenkomstig de regle
mentaire schikkingen.
Wanneer het bestaan der koolziekte
niet wordt bevestigd, wordt de hooger
aangeduide vergoeding niet toegestaan.
Nochtans wordt in dit geval eene scha
deloosstelling verleend gelijk aan de
waarde van de huid, indien deze met het
lijk vernield werd.
De vergoeding mag ook geweigerd
worden op verslag van den opzichter
veearts aan de eigenaars van dieren zich
in stallingen bevindende waar het kool-
vuur voor de tweede maal voorkomt en
waar de inenting der dieren niet door
een aangenomen veearts gedaan werd
als voorkomingsmaatregel tegen de
kwaal.
De inenting moet gebeuren in tegen
woordigheid van den opzichter-veearts
of zijn plaatsvervanger, volgens zijn
aanduidingen en binnen den tijd door
hem bepaald.
De opzichter houdt een bijzonder re
gister dezer inentingen.
III. Het aanvragen der vergoedingen
niek. Deze verklaring vermeldt den
aard der besmettelijke ziekte, waarvan
het dier is aangetast, alsook de waarde
van hetzelfde en het stelt vast dat de
afmaking niet plaats had in het belang
van de wetenschap en de studiën.
De vragen tot vergoeding moeten
gestuurd worden aan den opzichter
veearts van de omschrijving waar het
dier gestorven is of afgemaakt werd, ten
laatste binnen de dertig dagen volgende
op het verlies van het dier.Dit tijdbestek
mag door ministerieële beslissing ver
lengd worden.
De vragen niet ingediend vóór 1 Mei
van het jaar volgende op dit der afma
king worden niet meer in aanmerking
genomen. De formulieren tot het opma
ken der vergoedingsaanvragen die te
vens melding maken van de getuigschrif
ten en de andere stukken door de be
langhebbenden te verschaffen, worden
door het Ministerie van Landbouw ter
beschikking gesteld van de gemeente
besturen waar zij te bekomen zijn.
IV, Bijzondere schikkingen van toe
passing op dieren verzorgd in den
ziektestal der Veeartsenijschool
van den Staat.
De eigenaar van een dier, verzorgd in
den ziektenstal der Veeartsenijschool
van den Staat voor de afmaking, van
welk dier hij recht heeft op vergoeding,
vervangt de getuigschriften vermeld on
der letter A 2, 3 en 4 hierboven door
eene verklaring afgeleverd door den
rector der school op verslag van den
leeraar of den onderleeraar van de kli-
(5e bijdrage)
In onze nummers van 15-29 Juni, en
van 6 en 13 Juli hebben wij beknopt den
toestand van den landbouw geschetst in
Denemarken, Nederland, Frankrijk,
Duitschland, Engeland, Oostenrijk, Hon-
garië en Spanje. In deze bijdrage wen-
schen we nog een blik te werpen op de
uitzichten welke het landbouwbedrijf
vertoont in enkele andere staten
FINLAND
De landbouw in dezen jongen staat
ontwikkelt zich snel en schijnt deze laat
ste jaren een Hinken bloei tegemoet te
gaan, na den oorlog was de toestand
nochtans alles behalve rooskleurig voor
de boeren. Deze moeilijkheden vloeiden
voort uit
1) Den hoogen rentevoet voor land
bouwkrediet ingevolge het algemeen ge
brek aan geldmiddelen.
2) De geringe opbrengsten in den
landbouw.
De Finsche landbouwafgevaardigde
somt de volgende maatregelen.op tegen
de crisis, maatregelen waartoe zijn land
overigens zijn toevlucht heeft genomen
met merkelijk voordeel
a) De landbouwers vereenigen in sa
menwerkende maatschappijen voor land
bouwkrediet. In Finland groepeeren de
landelijke kredietkassen alreeds 130.000
eigenaars en kennen een grooten bloei.
b) De handel in landbouwprodukten
toevertrouwen aancoöperatieven van
boeren of voortbrengers. Dit werd in
Finland in praktijk gesteld voor den han
del in granen, slachtvee en eieren, zulks
met goede uitslagen.
De Staat steunt deze beweging en
heeft 6 millioen mark terugbetaalbaar
bij annuiteiten ter beschikking gesteld
van de Centrale Coöperatief om haar in
staat te stellen slachtvee en vleesch te
verkoopen en een modern uitgeruste
slachting in te richten met het oog op
den uitvoer van vleesch naar het buiten
land.
c) Het landbouwonderwijs ontwikke
len en den dienst der staatslandbouw-
kundigen uitbreiden.
d) Den afzet der landbouwprodukten
verzekeren door samenwerking tusschen
de landbouwvereenigingen en de open
bare besturen.
De Finsche afgevaardigde en de Fin
sche Regeering hebben voorzeker de
doelmatigste middelen uitgekozen om
den landbouw op te voeren tot een hoog
peil van voorspoed. Zij hebben zich het
voorbeeld hun door Denemarken te nut
te gemaakt en mogen nu reeds de eerste
vruchten bewonderen van dit streven.
De toekomst voor den Finschen land
bouw mag dan ook gunstig worden ge
noemd, indien den gekozen weg verder
wordt gevolgd.
Een voorbeeld te meer van wat wij
steeds hebben herhaalddat het heel van
den landbouw gelegen is in eene tucht
volle vereeniging en degelijke beroeps
ontwikkeling.
NOORWEGEN
Ook dit land heeft slechte jaren be
leefd voor zijnen landbouw. Het land
bouwinkomen was mager niettegen
staande de geringe loonen betaald aan
de landarbeiders. Oorzaken der crisis
waren de waardevermindering van de
munt en nadien de terugkeer der munt
tot den goud-standaard, met de daaruit
voortspruitende crisis in den handel, de
nijverheid en de scheepvaart wat de
koopkracht der inlandsche verbruiks-
massa geweldig verminderd.
De slechtste tijd schijnt thans achter
den rugDe toenemende bedrijvigheid
en de nijverheid, den handel en de
scheepvaart hebben de koopkracht der
bevolking vermeerderd en daardoor een
gunstigen invloed uitgeoefend op de
prijzen der landbouwprodukten. Boven
dien is de staat tusschengekomen om het
landbouwbedrijf te organiseeren op we
tenschappelijke grondslagen: n. 1. door
het verbruik van kunstmeststoffen, door
de boeren op groote schaal aan te moe-
*>vihw*aiw»MWft ii imm h
■MMMMMRMRMNMNI
De medewerker* iJJb varaatwaarialflk v»e»r ban bjdrngea.
Ongeteekeade itnkken warde* aiet apgeaamea.
Niet epgesomea hoadiiehrffta» wardea «iet tcraggegevea.