Landbouwweekblad
De Wijzigingen aan de Wet op het
Ouderdomspensioen
Nog de Boferkwesfie
De Landbouw in
vroegere Tijden
Zaaigranen
ZITDAG
ZONDAG 2 OGTOBER 1932.
Prijs 25 centiem
14de JAARGANG Nt 718
Arbeid
adelt
Abonnementsprijs t 12,00 frank 's jaara.
Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren.
Aankondigingen volgens akkoord.
Bureel en Redaktie: DE VILANDERSTRAAT, AALST
Verantwoordelijke Opsteller
ORTAIRE CAUDRQN. Aalst.
Voor en door
de Landbouwers
(3e bijdrage).
Na de beknopte uiteenzetting
in onze twee vorige bijdragen van
de bijzonderste wijzigingen ge
bracht door de nieuwe wet aan het
ouderdomspensioen, past het hier
onze zienswijze kenbaar te maken
over deze wijzigingen.
Dat het de bedoeling is der
nieuwe wet de uitgaven voort
spruitende uit de ouderdomspen
sioenen duchtig te besnoeien zal
onze lezers niet ontgaan zijn. Dat
deze besnoeiing hare oorzaak
vindt in den benarden toestand
onzer staatsfinanciën is ook be
kend.
Geen weldenkende mensch zal
betwisten dat onder de vorige
pensioenwet menig bejaarde per
soon het kosteloos pensioen trok
en aldus leefde op den rug der
belastingsbetalers dan wanneer hij
over genoegzame bestaansmidde
len beschikte om fatsoenlijk te
leven.
Aan deze misbruiken diende een
einde gesteld, daar ernstig gevaar
dreigde dat de Staat zou gedwon
gen zijn bij gebreke aan de noo-
dige geldmiddelen zijnerï steun te
onttrekken of merkelijk in te krim
pen voor de behoeftigen.
Het voortduren van deze misbrui
ken kan leiden tot de ontreddering
van het stelsel der ouderdomspen
sioenen en zou aldus de massa
onzer oudjes in ellende hebben ge
stort. Deze toestand nu ware im
moreel geweest daar hij het gevolg
was van het toekennen van niet te
verrechtvaardigen gunsten aan
sommige personen.
Wij voegen er echter dadelijk
>ij dat buiten de ouderdomspen
sioenen op ander gebied aanzien-
ijk ja nog zwaardere misbruiken
woekeren bij het verleenen van
staatsgelden aan private personen,
lie dan nog tot de bemiddelde
standen behooren.
Het volstaat hier te wijzen op
de aanzienlijke invaliditeitspen
sioenen toegekend aan legeroffi
cieren in werkelijken dienst welke
eeds als dusdanig een flinke wedde
lenieten en later nog een dienst-
lensioen zullen ontvangen ver-
Ier nog op de cumuleering van
redden voor verschillende be-
rekkingen welke te goede komt
an sommige hoogere ambtenaars
i parlementairen.
De openbare meening eischt
trecht dat het voorbeeld van
ooger moet komen en dat indien
e mindere man zijn aandeel moet
ragen in de bezuiniging hetzelfde
ffer insgelijks en vooreerst moet
evergd worden van de begoede
tanden.
Deze zienswijze is ook de onze,
fe hebben ze hier menigmaal en
og in ons laatste nummer voor-
itgezet.
Wat onze landbouwers echter
og meer ergert is dat men
ij de besnoeing der uitgaven
oor ouderdomspensioenen een-
jdig is te werk gegaan en de
schtvaardige verdeeling van de
oordeelen der wet brutaal met de
oeten heeft getreden ten nadeele
an de onafhankelijke arbeiders
raartusschen onze landbouwers.
Dit stelsel der twee maten en
gewichten werd hier toegepast en
wij zullen dit dadelijk aantoonen
1) Bij het toekennen van rechts
wege van den ouderdomsrente
toeslag.
Deze wordt door de nieuwe
wet van rechtswege, dit is zonder
onderzoek nopens de bestaans
middelen, verleend aan de loon
trekkende arbeiders die op 65 ja-
rigen leeftijd de door de wet voor
geschreven stortingen hebben ge
daan. De onafhankelijke arbeiders
integendeel, zooals kleine land
bouwers, middenstanders enz.
kunnen, zelfs indien ze regelmatig
de vereischte stortingen deden,
enkel den ouderdomsrentetoeslag
bekomen na een onderzoek be
treffende hun bestaansmiddelen
op 65 jarigen leeftijd.
Waarom deze ongelijke behan
deling voor loontrekkende en zelf
standige arbeiders Meenen de I
heeren wetgevers dat de toestand
onzer kleine landbouwers, die
meestal hun kleine landbouwuit- j
bating huren tegen hooge prijzen,
beter is dan deze der arbeiders
wanneer de hooge ouderdom hun
arbeidskracht heeft verlamd
Wij en alwie den toestand onzer
kleine boeren kent, loochenen dit
ten stelligste en men bewijze ons
het tegenovergestelde
2) Bij de bereking der bestaans
middelen welke in aanmerking
worden genomen tot vaststelling
van het recht op den ouderdoms
rentetoeslag.
Voor den loontrekkenden ar
beider en zijne echtgenoote wordt
het bruto-loon niet gerekend als
bestaansmiddelen of volkomen
vrijgesteld.
De bedrijfswinsten van den
landbouwer en van den zelfstan
digen arbeider worden enkel vrij
gesteld voor een bedraa van
4000 fr.
De bruto-wedde van den gees-
tesarbeider en van zijne echtge-
no°te worden buiten rekening
gesteld tot beloop van 6000 fr. I
Waarom hier nogmaals een
verschillende behandeling voor de
loontrekkende en de zelfstandige
arbeiders Wat van belang is om
uit te maken of een bepaald per
soon ja dan neen bemiddeld is, is
toch alleen het bedrag van het
inkomen waarover hij beschikt,
onverschillig welke de oorsprong
er van weze.Meenen de wetgevers
misschien dat de kleine landbou
wer niet even veel arbeid moet
verrichten als de loontrekkende
arbeider om aan zijn brood te ko
men
Wat meer is, staat het bedrijfs
kapitaal van den kleinen landbou
wer zooals bv. zijn vee, bedrijfs
kapitaal dat doorgaans zijn eenig
bezit is, bloot aan allerlei risico's
zooals ziekten, ongevallen, waar
devermindering enz. welke den
loontrekkende onbekend zijn.
Er is dus geen verrechtvaardi
ging mogelijk om de bedrijfsin-
komsten onzer kleine boeren on
gunstiger te behandelen dan het
loon der arbeiders.
3) Bij de weigering van rechts
wege van den ouderdomsrente
toeslag aan sommige categoriën
van personen.
Den ouderdomsrentetoeslag
wordt namelijk geweigerd aan de
personen die in den loop der vijf
jaren die de indiening van hunne
aanvraag voorafgaan en hunne
nijverheids- handels- of landbouw
onderneming twee loontrekkende
of bezoldigde personen hebben
gebezigd of een belegd kapitaal
hebben benuttind van minstens
50 000 fr.
Deze bepaling kan tot schreeu
wende onrechtvaardigheid aan
leiding geven.
Nemen wij bv. een landbouwer
pachter die het laatste jaar vóór
de aanvraag van het ouderdoms
pensioen een reeks rampen onder-
I gaat, zooals sterfte onder vee,
i vernietiging van zijn oogst door
hagel, overstrooming of brand die
al zijn vroegere spaargelden heb-
ben opgeslorpt. Deze persoon zou
aldus op 65 jarigen leeftijd zonder
bestaansmiddelen zijn en men zou
hem dan nog om reden dat zijn
bedrijf vroeger eenig belang kende
den ouderdomsrentetoeslag wei-
geren Zou dergelijke handelwijze
I niet wraakroepend zijn
Voorgaande bepalingen zullen
volstaan om aan te toonen dat de
nieuwe pensioenwet de eerste
vereischte van elke degelijke soci
ale wet vertrapt, namelijk de recht
matige verdeeling van hare voor-
deelen onder alle personen die zich
in gelijke toestanden bevinden.
De loontrekkende arbeiders
worden door de nieuwe wet op
groote schaal bevoordeeligd ten
nadeele van de zelfstandige arbei
ders waaronder onze boeren.
Deze laatsten eischen dan ook
met klem, herstel van dit onrecht
waarbij zij zich nu of nooit zullen
neerleggen.
sisrpsb!»
wet
Een Historische Terugblik
Wanneer men den algemeenen staat
der cultuurgewassen in de XVIII' eeuw
toetst aan eenigzins diepere gronden
dan aan de oppervlakte der geschiedenis,
komt men alras tot de clonclusie dat
onze landbouw tot vóór 1775 betrekke
lijk arm is gebleven aan procédés en
resultaten. Laagst was het daar waar de
onwetendheid grootst was. De verstan-
delijke ontwikkeling onzer landelijke be-
j volking was nog steeds zoo betreurens
waardig, dat er van landbouwrationali-
satie geen spraak kon zijn.
Men verbouwde graangewassen in
de vruchtbaarste gronden, maar de op
brengst bedroeg slechts vijf tegen éen.
R°99e vooral had de voorkeur omdat
roggebrood een hoofdbestanddeel uit
maakte in de voeding. Zoo groot was
j de bezorgdheid om den broode dat de
I ombouwing der graanakkers tot andere
opbrengstculturen niet zelden gedwars-
boomd werd. De akkerbouw bestond
i verder uit gerst, haver, maïs, boonen,
hop in enkele streken, alsook vlas en
hennep, koolzaad en boekweit.
De wijze waarop en het gereedschap
waarmede de akkergronden doorgaans
worden bewerkt, doen denken aan
vroegere eeuwen. Hier en daar zijn zelfs
oude, bijgeloovige gewoonten in zwang
gebleven zoo had men, op sommige
plaatsen, niet eerder den ploeg in de
aarde gezet dan nadat de labeurman een
weinig brood en haver driemaal rond
den akker had gedragen opdat de oogst
van alle hekserij zou gespaard blijven.
Tot op het einde dezer eeuw gebruikte
men den geheel uit hout vervaardigden
ploeg, terwijl men gewoonweg ladders,
inplaats van de eg, over het ploegland
sleepte om de kluitaarde te breken. Het
koren mocht niet gemaaid noch gepikt,
maar moest met de sikkel afgesneden
aldus was voorgeschreven door de
en het gebruik.
Het wisselbouw-stelsel vooral getuig
de van een totaal gemis aan oordeelkun
dige uitbat ng. De vruchtbaarste gron
den bleven in sommige streken om het
jaar braak liggen, de tarwevelden twee
en de zomergranen drie jaar.Men steun
de op de meening dat de gronden hun
vruchtbaarheid herwonnen door ze te
laten rusten, maar hoe kan een vrucht
gedijen op een akker waarop het on
kruid zoo lang en weelderig heeft ge
tierd en de laatste atoom voedende
kracht heeft uitgezogen Niet te ver
wonderen dus dat de opbrengst beneden
alle middelmaat bleef en soms de moeite
niet loonde ingeoogst te worden.
Deze methode echter was vooral in
het Zuiden in zwang waar de uitgestrekt
heid der landbouwgronden dit toeliet.
In het Noorden, waar de domeinen der
"heeren,, heel wat meer verbrokkeld
waren, begon men langzamerhand oog
te hebben op het opbrengstvermogen
van een akker, die met zorg bebouwd
en rationeel bemest wordt. Het stelsel
van braakliggen werd meer en meer op
gegeven en daar, waar de natuur te kort
schoot, sprong de landman bij om de
vruchtbaarheid van zijn grond te ver
beteren. De geschiedenis verhaalt dat,
op sommige plaatsen, de landelijke be
woners vruchtbare aarde in manden en
korven op hunnen rug naar onvrucht
bare plaatsen droegen om aldus hun
bebouwbaar gebied uit te breiden. Som
mige hoekjes van Vlaanderen stonden
bekend om hunne akkers die eerder als
tuinen bewerkt waren.
Het enorme kontrast tusschen Noord
en Zuid valt dadelijk in het oog. Waar
eenerzijds de uitgestrektheid schaadde
aan rendement en kwaliteit, bleef het
anderzijds tot een te ver doorgedreven,
versnipperd landbouwstelsel. In beidé
gevallen is het niet mogelijk gebleken
de "hongerjaren,, te voorkomen, als
wanneer toentertijde de landbouw eene
tweemaal grootere bevolking had moe
ten kunnen spijzen.
Ziedaar wat gemis aan landbouwra-
tionalisatie beteekent. Dat deze nood
zakelijk was, begon men in het laatste
kwart der XVIII' eeuw te beseffen. De
fransche omwenteling is aan deze evolu
tie niet vreemd. Meer ontwikkelden,
edelen en burgers, begonnen stilaan be
lang te stellen in de landbouwculturen
en bevroedden ook dadelijk dat een ge
zond oordeel in zake uitbating tot heel
wat betere uitslagen zou leiden dan de
oude stelsels, waarvan sommige aan de
Xe eeuw deden denken.
Deze heropleving is ook gedeeltelijk te
danken aan den invloed van een groep
economisten, die de physiocratische leer
verspreidden volgens dewelke de veld
arbeid de eenige productieve was; de
bebouwde grond, zoo beweerden zij,
schenkt ons meer dan men er aan geeft
hij alleen laat eene netto-opbrengst, de
andere arbeid bestaat slechts in het om
vormen van eene bestaande stof. Al was
deze exclusivistische theorie ook totaal
valsch, toch had hare verspreiding te
dien tijde het gelukkig gevolg dat het
landbouwbedrijf met meer liefde en zin
werd behartigd.
Anderzijds zag men het goevernement
de ontginning van bosschen en de
drooglegging van moerassen aanmoe,
digen. Vijftien jaren lang waren deze
nieuwe gronden vrijgesteld van belastin
gen. Het moedigde de aardappelcultuur
aan, waarvan Parmentier, de invoerder
dezer knolvrucht, het groote belang
deed uitschijnen om den geesel der hon-
ger-ellende te bekampen.
Ministers en intendenten, Turgoto.a.,
trachtten nieuwe culturen en procédés
in te voeren, verspreidden vlugschriften
in eene zeer eenvoudige taal gesteld, en
lieten ze soms voorlezen van op den
predikstoelzij zonden zaden en plant
goed, spoorden aan tot uitbreiding van
de luzerne- en klavercultuur, om aldus
de braakliggende velden te verminderen
en den veestapel te vermeerderen.
Dit kwart eeuw bracht in onzen land
bouw eene weldadige kentering waar
van wij thans de sociaal-economische
beteekenis moeilijk kunnen schatten.
We hebben in ons voorgaand num
mer een overzicht gegeven van de oor
zaak der prijsstijging van de boter en
erop gewezen dat deze geenzins het
gevolg was der beschermingsmaatrege
len voor deze getroffen.
De groote bladen uit Brussel die in
de laatste dagen een verwoede campag
ne gevoerd hebben om den invoer van
boter te vermeerderen, hebben natuur
lijk hierover inlichtingen genomen bij
de Brusselsche handelaars in Deensche
boter wat zoo goed is als bij den duivel
te biechten gaan.
Uit eigen belang hebben de boter-
invoeders de Brusselsche reporters wijs
gemaakt dat de huidige invoer slechts
de 4 10 bedraagt van verleden jaar en
dat dit de oorzaak is van de prijsver-
hooging omdat we geenzins bij machte
zijn in onze botervoorraad te voorzien.
De Brusselsche reporters die anders
toch zoo goed ingelicht zijn over offi-
cieele cijfers hebben ditmaal vergeten
de statistieken van den buitenlandschen
handel na te zien om te bestatigen dat
we in 1927 en 1928 een aanzienlijke
hoeveelheid netto-uitvoer van boter ge
boekt hebben en dat sindsdien onze pro-
duktie nog gestegen is.
Ia 1929 en 1930 voerden we een
kleine hoeveelheid boter in, toen op
eens in 1931 Denemarken onze boter
markt op oneerlijke wijze overrompelde
met een invoer van bij de 20.000.000kg.
Wij vragen ook aan dezelfde journa
listen kennis te nemen van den buiten
landschen handel om te weten dat de
boter in Denemarken aan 13 fr. ver
kocht wordt of nog minder.
Dit enorm prijsverschil strekken de
handelaars van Brussel op en ze vragen
niet beter nog meer te kunnen te win
nen.
Naar aanleiding van deze hevige
campagne hebben de katholieke land-
bouwgroepen in der haast vergaderd
om dezen toestand te onderzoeken.
We stippen hier even aan, hoe vlug
kan gehandeld worden om de con-
tingenteering te verminderen als wan
neer we maandenlang op haar hebben
gewacht.
De landbouwgroep zou zich geenzins
verzetten tegen de aanpassing van de
contingenteering op voorwaarde dat de
landbouwers hiervoor vergelding beko
men bij de contingenteering van slacht
vee en vleesch omdat duizenden inland-
sche hoornbeesten geen afzet vinden.
Indien men dus den prijs der boter
vermindert zou men den prijs van het
slachtvee moeten vermeerderen welke
thans nog enkel 3 fr. 50 per kg. op voet
bedraagt.
Wat den invoer van aardappelen be
treft, werd een contingenteering ge
vraagd op voet van 50 t.h. van den in
voer tijdens verleden jaar, zulks bijzon
der in voordeel der provincie Luxem
burg welke zwaar getroffen wordt door
den vreemden invoer. Verder werd ook
fel geklaagd over het zwaar nadeel ge
bracht aan den uitvoer onzer paarden
door.de Fransche tolmaatregelen. Daar
België 85 ten honderd van zijn paarden
afzet in Frankrijk, draagt ons land schier
uitsluitend de nadeelen van het Fransch
protectionnisme. Men verzocht de Re
geering dan ook zonder verwijl onder
handelingen aan te knoopen met Frank
rijk om aan dezen toestand verbetering
te bekomen.
Een commissie werd aangeduid om
de zienswijze en de wenschen der groe
pen samen te vatten en over te maken
aan de Regeering.
■■HsnasaaEani
Alle zaaigranen zijn in magazijn
aangekomen,
van Rechtskundige Dienst wordt ge
houden op Zondag 2 October van
10 tot 3 uur.
Onze leden die wenschen onzen agro
noom Mr De Smedt Alb. te raadplegen
over landbouwzaken, pachtwet en pen
sioenen kunnen hem lederen Zaterdag in
ons lokaal "De Koornbloem,
De medewerkers z(Jn verantwoordelijk voor hun bijdragen
Ongeteekende stukken worden niet opgenomen.
Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.