VERLEDEN EN TOEKOMST i De nieuwe Belastingen Landbouwweekblad Over de bevruchting bij hoenders» ^agONDAG 26 FEBRUARI 1933 irijf, tu! ruiwagi al ad Van O als niet ieste kt bij Désk |er. 01 bij Fri st-Scha; laat a \erts-Vf 'ijk. Int Prijs 25 centiem 15de JAARGANG Nr 739 partij m met bt phon I it. :de steti ;er. brei roif,, j Bisscbi Arbeid adelt Abonnementsprijs 12,00 frank 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Aankondigingen volgens akkoord, Bureel en Redaktie: DE VILAN DERSTRAAT, AALST Verantwoordelijke Opsteller ORTAIRE CAUDRON, Aalst. Voor en door de Landbouwers van een groot Duitsch die gedurende 1914-'18 Peti Wereldpolitiek Daarvan heeft een boer geen verstand, zeggen de 4oens-flroote bazen. MoorI Laat het zoo maar zijn, dan zien s, votwe toch het verschil tusschen wit ontrolfen ZWart, tusschen goed en kwaad, (J I 'tusschen recht en onrecht, zelfs i Boe;beter ttrisschien dan diplomaten en lammoandere tandentrekkers, die in Ge- U alnève commissies en subcommissies, valireitcomités en subcomités benoemen rieQ^'om over den vrede te praten, ter- mater.wijl zij zelf den oorlog voorberei- stmoedden en dagelijks kermis vieren met jkjes ede lieve centen der willige lasten- betalers. 'zef Dat Europa en gansch de we- voor reld in een zenuwachtigen, zieke- r! lijken toestand verkeert en dat er ,enita(]maar een kleinigheidje noodig is kten. om het ondermaansche in vuur en van wlam te zetten, weet iedereen die seerdde dagbladen leest. ien tl Gobsch, .schrijver, loo.-.pVcrbonden was aan den militairen 1( wevliegerstaf, heeft dat in zijn mees- n, Heterwerk Waan-Europa 1934,, klaar en duidelijk uiteengezet. °°sta' Hij schildert ons den volgenden ,lioorlog af met al zijn verschrikke- grazifJkheden van stik- en giftgassen, r„ viVan moderne ontplofflngstuigen en per Iziektemicroben, waartegen de >ekcmhoogste en sterkste forten en de legstbeste gasmaskers niets vermogen. ::,rEen paar uren na de oorlogsver- cnp!a!^ar'n9 za^ er van sommige groote steden niets meer overblijven dan puinhoopen met den verpestenden aten stank van brandende lijken, n. Oei Voor ons, Vlaamsche boeren, ten. met onze groote gezinnen, valt daar wel eens over na te denken 3e Qen de Geschiedenis van het verle- odeytden is» 1° 6ie sombere aangelegen- igheéheid, een ferme school voor de ij /«nabije toekomst. ie got ^aat ons terugblikken in de [en a;geschiedenis In de 14e eeuw was Vlaanderen 1 een nijverig en rijk land door de V. fontelbare lakenspinnerijen en we- •eneöf t-^. schui 'en* Ulc welvaart hadden onze 2 vvoorouders te danken aan den De linvoer van wol uit Engeland. 'm9ai Nu ontstond er een langdurige r oorlog tusschen Frankrijk en En- Hec®e^and' L)e Leliaarts of Fransch- gezinden hier ten lande wilden in delsi^en oorlog Vlaanderen de partij aneliVan Frankrijk doen kiezen. Toen ec G«chter de Engelsche koning dit te Vernam, verbood hij opeens den uitvoer van wol naar Vlaanderen duizenden mentschen vielen j e tczonder wefk en zonder brood is. t was de mizcrie gansch Vlaande- jeJen door. op Men zegt dikwijls dat de honger iaabeen slechte raadgever is in dit geval was het juist anderr.om. Het KaMUitgeputte volk ging redding vra gen aan Jacob Van .Artevelde, de Wijze Man van Gent. f'M ^CZe ze9de ^en "wat 9e doen j moet is zeer eenvoudig ge hebt Baai^61^ en brood verloren door partij Mu,te trekken voor Frankrijk. Spant samen en verklaart dat het Vlaam sche volk zich onzijdig houdt, de rest komt vanzelf,,. Die raad werd opgevolgd de ^Engelsche wol kwam weer in het land en daarmede ook weik en Va ^ood... Erpc Dat feit uit lang vervloden tijden verdient op het huidig oogenblik al onze aandacht, omdat we een gelijkaardigen toestand beleven. Wij moeten trachten, zooals trouwens elke kleine natie, met alle volkeren wel te staan, want kiest teen partij voor eén, men verliest de gunst van de anderen. Vooral in deze tijden van poli tieke onrust, overdreven bewape ning en bondgenootschappen, is dat voor ons een zaak van leven of dood. Dat schijnen velen van onze bewindslieden niet te willen we ten immers, wat zien wij nu Frankrijk wurgt ons op econo misch gebied geen aardappeltje mag over de grens de invoer van gewone paarden is belast met een som van 2800 fr., enz. En juist aan datzelfde Frank rijk liggen we gekoord en gebon den door een militair akkoord, door onze bazen vrijwillig aange nomen, en waardoor we onver mijdelijk in den oorlog meegesleurd worden en onze zelfstandigheid verliezen. Dit laatste wordt ontegenzeg gelijk bewezen door de gevoerde onderhandelingen tusschen België en Duitschland, over den verkoop van Eupcn-Malmedy, waartegen Frankrijk zijn verbod uitsprak. Wij moeten met dat blok, waarvoor ons vele miljoenen aan geboden werden, aan ons been blijven zitten om Frankrijk te be lieven en om er later geweldige moeilijkheden mede op te loopen. Die dienstbaarheid wordt nog bewezen door het bezoek aan "onze,, forten van de Fransche generaals, die kwamen kijken of hun bevelen hier goed uitgevoerd werden. Dat alles is geen versch nieuws. Maar tegenwoordig schijnen de persknechten uit Brussel niets beters te vragen dan ons zoo rap mogelijk, met of zonder reden, in een nieuwen oorlog te werpen. Zoo lezen we deze week in een Brusselsch blad dat België NIET met de armen gekruist zou kunnen toekijken als er een oorlog tus schen Duitschland en Polen moest uitbreken Een geweldige schaterlach is daarop het eenig mogelijk ant woord. Willen de Brusselaars bun bloed vergieten voor een mogelijk geschil tusschen Duitschland en Polen, dat is hun zaak. WijVlaam- sche landbouwers, bedanken voor die eer. Wij zijn geen soldeniers, noch van Duitschland, noch van Polen, noch van dezes meester, Frankrijk. Wij willen niet meer varen als onze voorouders uit de 14' eeuw want moest in een vol genden oorlog Amerika tegenover ons staan, dan kunnen we hier op elkander doodvallen van honger. Wij hebben maar één leven en dat verspelen we voor geen vreemden. En zeggen dat er groote boe- renvereenigingen zijn, wier volks vertegenwoordigers en ministers onrechtstreeks aan het militarisch gedoe meewerken. Met hun toe stemming is de begrooting van landbouw de kleinste en die van militaire verkwistingen de grootste van 's lands uitgaven. Voor den boer niets, voor den militairen slokop alles. Mochten (2de vervolg). In onze vorige bijdragen gaven wij een beknopte toelichting over de bijzon derste bepalingen der nieuwe belas tingswetten, die belang kunnen opleve ren voor onze lezers. Tot herstel van het begrootingse ven wicht in de staatsfinanciën hebben de Kamers ook enkele maatregelen van niet fiskalen aard aangenomen welke wij hier volledigheidshalve vermelden. Zoo hebben wij 1) De stopzetting van alle aanwer ving van nieuwe beambten in de staats diensten gedurende het jaar 1933, be houdens in uitzonderlijke gevallen. 2) Vermindering van 400 fr. tot 200 fr. per maand van de vergoeding toege kend door de legerwet aan de militianen die meer dan acht maand dienst moeten doen, alsook vermindering van 200 tot 100 fr. der wekelijksche toelage ver leend aan gehuwde militianen gedurende de kampperiode. Beide vergoedingen zullen bovendien maar worden verleend aan de militieplichtigen welke ze aan vragen in den vorm en de termen vast gesteld bij koninklijk besluit, 3) Uittrekking van voorloopige kre dieten op de begrooting van het dienst jaar 1933 en machtiging aan de Regee ring om kasbons voor een jaar uit te geven en andere thesaurieverrichtingen te doen gelden op de opbrengst der leeningen toegelaten door de wet van 15 September 1932. Wat nu van de nieuwe wetgeving te denken De regeeringsmaatregelen tot herstel van het evenwicht in de staatsbegroo- ting zijn het voorwerp geweest van hardnekkige politieke campagnes ter bestrijding en ter verdediging. Onze beoordeeling is niet ingegeven door politieke beschouwingen. Wij wil len ons slechts laten leiden door over wegingen van economischen en maat- schappelijken aard ons inzonderlijk plaatsende op landbouwstandpunt I. Waren de besproken maat regelen noodig. Het is onbetwistbaar dat in de huidige omstandigheden doortastende en drin gende maatregelen vereischt waren tot herstel van het begrootingsevenwicht. Op 31 October 1932 vertoonde de Staatsbegrooting een tekort van 1523 millioen. Dit tekort steeg voortdurend en de staat was dus verplicht nieuwe in komsten te zoeken ofwel in de verhoo ging der belastingen gepaard gaande met besnoeiing zijner uitgaven, ofwel in de uitgifte van nieuwe bankbiljetten met verminderde gouddekking. Welke van deze twee kwalen was nu de min ergste Voor de werkende standen, waartus- schen onze boeren, ware de waarde vermindering onzer munt eene ramp ge weest, doordat zij den kostprijs van de producten welke onze boeren noodig hebben zou opgedreven hebben en te vens hun kapitaal of de spaarcenten verworven door noesten arbeid gewel dig zou hebben aangetast. De verkoop prijs der landbouwproducten zou inge volge de thans bestaande overproductie zich slechts langzaam aangepast hebben aan de depreciatie der munt. Ook voor de arbeidersklas beteekeode de depreciatie der munt vermindering der koopkracht van de loonen. Want het is een bekend feit dat de loonen zich slechts langzaam aanpassen aan de muntdevalorisatie. Bezuiniging op de staatsuitgaven en verhooging van de belastingen, hoe on gelegen deze laatste ook kwam, waren dus te yerkiezen boven de waardever mindering der munt. Daarmee is echter niet gezegd dat het Staatsbestuur in het verleden vrij te de boeren maar de kruimels opra pen die van de militaire tafel val len, er zou reeds veel miserie gele nigd worden. Eilaas, die boerenvertegen- woordigers, als zooveel anderen, durven de onvervalschte leer van Kristus niet verkondigen Wie met het zwaard slaat, zal door het zwaard vergaan. pleiten is van alle fouten. Voorzeker zijn de voornaamste oor zaken van de financieele ontreddering 1) Het wegvallen van 400 millioen frank herstelbetalingen ons jaarlijks door Duitschland verschuldigd. 2) De zware uitgaven door den Staat te dragen tot leniging der werkloosheid. Aan werkloozensteun betaalde de Staat in 1932 ongeveer 1 milliard frank, ter wijl ingevolge de economische krisis in nijverheid, handel en landbouw, de op brengst der belastingen geweldig daalde. Evenwel valt niet te ontkennen, dat in voorspoedige tijden de Kamers tal rijke wetten hebben gestemd zonder vooraf de uitgaven te kennen welke zij zouden meebrengen en waar de geld middelen zouden gevonden voorden om deze te bestrijden. De Regeering van haar kant was verre van zuinig met de geldmiddelen te harer beschikking gesteld. Men ging over tot vermindering van sommige lasten inplaats van een reser vefonds aan te leggen voor de slechte tijden die in aantocht waren. Parlement en Regeering hebben op menig gebied misbruiken geduld welke de gemeenschap enorm veel geld hebben gekost. Toen de crisis uitbrak was de Staat dan ook snel aan het einde zijner geld middelen. II. Zijn al de getroffen maatregelen billijk en te verrechtvaardigen Men kan niet ontkennen dat de Re geering een ernstige poging heeft gedaan tot bezuiniging op hare uitgaven. Deze bezuinigingen bedragen 1150 millioen frank waarvan 800 millioen op bestuurs- onkosten, 200 millioen door het wegne men van misbruiken en 150 millioen op allerlei andere posten. Nochtans zijn wij van meening dat er op gebied van besno-iïng der uitgaven nog heel wat te bereiken valt. Zoo hebben wij de inrichting van de openbare besturen, waar door betere verdeeling van den arbeid, het aanwer ven van bekwame werkkrachten buiten alle politieke invloeden, het afschaffen van alle nuttelooze paperasserie, waar door ongetwijfeld sneer arbeid zou ver richt worden met mindere kosten. Zoo hebben wij de legeruitgaven. Het is niet te betwisten dat een leger- begrooting van verre boven het miljard frank voor een klein land als België een ondragelijke last is. Wij willen ons hier niet uitspreken over het vraagstuk of een leger ja dan neen noodig is. Zeker is het dat de in krimping van het overtollig aantal offi cieren bijzonder in de bestuurlijke dien sten, het opleggen van een behoorlijken arbeidsduur aan ons officierenkorps, de merkelijke verkorting van den leger dienst gepaard met eene stipte door voering van de gewestelijke indeeling, de legeruitgaven grootelijks zouden verminderen zonder schade te brengen aan de inrichting van 's lands verdedi ging. Wij vragen ons ook af waarom in den scherpen geldnood welke onze staatsfinanciën doormaken, men gedu rende dit jaar de wederoproepingen van de buiten werkelijken dienst zijnde mili tianen niet heeft geschorst. Iedereen weet dat deze wederoproe pingen weinig nut opleveren voor het onderricht der soldaten doch enorm veel geld kosten. Slechts het officierenkorps kan bij die wederoproepingen iets leeren en bedoelde oefeningen zijn dan toch mogelijk met de onder de wapens ver toevende soldaten. Een andere groote oorzaak der finan cieele ontreddering is de gebrekkelijke invordering der vroeger ingevoerde be lastingen. Ons parlement stemt al te ge makkelijk nieuwe belastingswetten dik- i wijls alvorens de vorige wetten, welke men aldus overhoop werpt, uitslagen hebben opgeleverd. Van daar wordt de fiskale wetgeving een echte warboel waaruit noch de ambtenaars noch de belastingsplichtigen wijs geraken. Van daar ook vertraging en ontelbare betwistingen bij de invor dering der belastingeï welke voor ge volg hebben de opbrengst der belastin gen te verminderen en den staat in gel delijke moeilijkheden te brengen. Wilt U een treffend staaltje van de ontreddering die heerscht bij de invor dering van de rechtstreeksche belastin gen Welnu zie hier i Voor 1932 werd de opbrengst der cedulaire belastingen (grondbelasting, bedrijfsbelasting, aanvullende personeele belasting, belasting op het mobilair) ge schat op 1 milliard 415 millioen. Welnu van dit bedrag waren enkel ruim 96 mil lioen ingevorderd op 30 Juni 1932 en 255 millioen den 30 November 1932. In plaats van steeds nieuwe belastin gen te stemmen zou het staatsbestuur best doen eerst de bestaande wetten behoorlijk samen te ordenen om ze ver staanbaar te maken, de invordering te vereenvoudigen en daardoor te bespoe digen. Wellicht komt het aldus tot de vaststelling dat de onlangs ingevoerde verhoogingen niet noodig waren tot herstel van het begrootingsevenwicht. In een volgende bijdrage beoordeelen wij nader de nieuwe fiskale maatregelen. ('t Vervolgt). Dr A. L. Hagedoorn geeft volgens proeven genomen in Duitschland vol gende zeer wetenswaardige beschou wingen over dit belangrijk standpunt Het komt nogal eens voor, dat men vraagt, hoe lang het noodig is dat hen nen zonder haan blijven vóór men een nieuwen haan bij kan toelaten, met het oog op de zekerheid, dat die haan dan ook de vader is van de te verwachten kuikens. Op het eerste zicht hangt het ant woord op die vraag af van den tijd ge durende welke het sperma van een haan na de paring levend blijft en in staat is om de eieren van een hen te bevruchten. Maar dat is toch in werkelijkheid niet zoo. Laten we beginnen met na te gaan hoe lang zulk sperma blijft leven. Wan neer wij een haan bij hennen hebben loopen, en we nemen hem op een gege ven oogenblik weg, dan zien we dat nog vele dagen later de eieren van die hen nen bevrucht zijn Maar heelemaal zui ver is die manier van onderzoek niet, immers, wij weten dan niet, hoe lang geleden die haan met de verschillende hennen van de toom voor de laatste maal gepaard heeft. De beste gegevens krijgen we, als we een haan geheel af zonderlijk opgekooid hebben, en we de hennen een voor een even bij hem toe laten, zooals we dat doen, wanneer we een enkele haan met heel veel hennen paren willen. De ervaring leert, dat het mogelijk is om zulk een haan met hon derd en meer hennen te paren, en goede bevruchting te krijgen, en dat komt dan, omdat het onnoodig is om één bepaalde hen meer dan eens in de tien dagen bij den haan toe te laten. Wanneer een hen met succes getreed wordt, dan legt zij na tien tot twaalf dagen nog bevruchte eieren. Maar dat beteekent volstrekt niet, dat de eieren een week of tien dagen be vrucht zijn, voor ze worden gelegd. Het sperma blijft eenvoudig binnen de hen in het leven, en de eieren worden be vrucht één of anderhalve dag voor ze worden gelegd. Als wij een haan bij hennen toelaten, dan kunnen we gerust de broedeieren van den volgenden dag af gaan rapen. Wanneer wij dus een paring hebben waargenomen, dan weten we dat die gepaarde hen tien of twaalf dagen lang bevruchte eieren legt. Hieruit zou men natuurlijk de gevolg trekking willen maken, dat men na het wegnemen van een eersten haan, een dag of twaalf minstens moeten wachten, voor we een anderen haan toelaten, of tenminste dat na een verwisseling van hanen, ongeveer dat tijdsverloop moet verstrijken voormen mag aannemen, dat de kuikens van den nieuwen haan zijn. Immers het lijkt logisch dat zulk sperma, dat een dag of tien, nog goed is voor de bevruchting, nu ook wel eieren zal bevruchten, ook al loopt er een tweede haan bij de hennen. Maar de feiten zijn anders. Wanneer wij bijvoorbeeld bij een toom Leghorns een Leghorn haan weghalen, en in zijn plaats een Wyandotte toelaten, dan ziet men tot zijn verwondering, dat twee dagen later alle eieren door dezen nieu- tuamm De medewerkers zija verantwoordelijk voor hun bijdragen. Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Niet opgenomen handschriften worden niet teruggegeven.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1933 | | pagina 1