Verongelijking onzer Land lieden inzake Wegenbouw DE LEGERWET De Politieke Week. Arbeid ac lelt* Landbouwweekblad Voor en door de Landbouwers Onze Strijd tegen de Modderpoelen Orgaan der Landbouwerswreeniging Redt U Zeiven Enkele nuttige inlichtingen voor onze lezers. ZONDAG 30 JANUARI 1938 Prijs 35^centiem 20de JAARGANG Nr 9951 Abonnementsprijs 15 fr. 's jaars. Men schrijft in op ons Bureel en op alle postkantoren. Het overnemen van artikelen xonder aanduiding der bron ia streng verboden. Bestuurder en verantwoordelijke Opstelier O. CAUDRON. Bureel en Redactie t Zeebergkaai, 4, Aalst. De mei verantwoorc bj dewerkers zijn lelijk voor hunne jdragen. Aankondigingen volgens akkoord. Wat kunnen de Gemeentebesturen doen Terwijl onze boeren tot over de knoesels in de modder ploeteren, bij ge brek aan geld in de gemeentekas en gebrek aan hulp vanwege de Regeering. vernemen we door de pers dat vele ge meenten met de millioenen van de staats kas ongemeen kwistig omspringen. We brengen onze lezers een artikel onder oogen dat we vinden in De Nieuwe Staat van 23 Januari, met het doel meer ruchtbaarheid te maken om trent de manier hoe de centen van alleman verdeeld worden onder stede lingen en beambten van alle slag. De tijd dat de boeren en buitenlieden hun recht bekomen in ons landeke schijnt nog ver achterwege te zijn I Hieronder volgt bedoeld artikel De Staat betaalt jaarlijks 1.278 millioen voor hulp aan de Gemeenten. Wordt door vele gemeenten een politiek van geldverspilling gevoerd De h. Emmanuël De Winde, katho liek kamerlid voor Brussel, die den naam heeft een bevoegdheid te zijn in fiskale aangelegenheden, heeft in de Libre Belgique een artikel laten verschijnen over den flnancieelen toestand der ge meenten en over de wijze, waarop de gemeenten uit den nood dienen gehol pen te worden. Hij begint met vast te stellen, dat er drie soorten gemeenten zijn de wijze, de ongelukkige en de dwaze. Hij betoogt dat de Staat niet mag toegeven aan de neiging dezer laatsten, om hun lasten op den rug van den Staat te duwen. Hij toont aan dat de Staat thans 1.278 mil lioen per jaar beschikbaar heeft voor de ondersteuning der gemeenten tegen 76 miljoen vóór den oorlog, of 16 maal meer. Dan gaat hij verder Het zou te lang duren indien wij tot in de bijzonderheden de verschillende artikels van hun gewone begrooting ont leedden, die op merkelijke verhoogin gen van de uitgaven wijzen, maar men zou er den uitleg niet van vinden in de bijdrage voor het werkloozenfonds die in 1936 reeds fel verminderd werd en in 1938 voor het geheel der gemeenten op 20 miljoen werd teruggebracht. De re den ervan is ook niet te vinden in de uitgaven van den openbaren onderstand ofschoon deze ontlast werd door de uit breiding van de ouderdomspensioenen, van den steun aan de verminkten en van verschillende werken van bijstand aan dewelke de Staat een merkelijk groote ren steun verleent dan vroeger. Maar wat men als de voornaamste reden voor vele gemeenten van de stijging der uit gaven kan aanstippen is de bestendige vermeerdering van de sommen die be stemd zijn voor de wedden en de pen sioenen op dewelke de daling van den index nooit den minsten invloed gehad heeft. Niets bewijst dit beter dan de onwaarschijnlijk snelle verhooging van de begrooting der gemeentelijke pen sioenen. In de gemeente Elsene steeg de last der pensioenen van 1.955.000 in 1927 tot 5.648.000 in 1936 in St-Gillis van 1.374.000 tot 4.868.000, terwijl de index met honderd punten daalde. Welnu, iedereen weet dat de uitgaven voor de pensioenen in verhouding is met die voor de wedden, daar deze laatste als mede het aantal beambten het aantal gepensionneerden en het bedrag der pensioenen bepalen. Moeten wij er aan toevoegen dat een andere reden van de verzwaring van den last der pensioenen de verlaging is van de leeftijdsgrens en de gemakke lijkheid waarmede om reden van ziekte in 1919 wordt 39.184 in 1929, een pen sioen van 3.023 in 1919, wordt 37.732 in 1929 een pensioen van 2 952 frank in 1919, wordt 23 943 in 1929. Motten wij daaraan toevoegen dat deze pensioenen sedert 1929 niet ver minderd werden in verhouding met den index, vermits de vermindering niet grooter was dan 2,5 t.h. per vijftig pun ten van den index. Maar nu de index weer begint te stijgen, verhoogt dezelfde gemeente haar wedden en pensioenen met 5 t. h. als de index met 35 punten i.i... stijgt. En deze gemeenten klagen er over betrekkelijk gezonde menschen op pen- dat zij hun uitgaven niet kunnen dek sioen worden gesteld om nadien, terwijl zij een-voordeelig pensioen genieten, een ander ambt waar te nemen. Ziehier cij fers, die uit een officieel document ge trokken werden Op 1 Januari 1932 telde een ge meente van de Brusselsche agglomera tie 124 gepensionneerde onderwijzers. Onder hen hadden er slechts 67 zich op 60jarigen ouderdom teruggetrokken, 31 tusschen 55 en 60 jaar, en 29 vooraleer zij 50 jaar oud waren. Daaruit vloeide in 1932 voor de gemeente een last voort van 1.129.000 fr. wegens pensioen sup plementen en een minstens even groote last voor den Staat, die een pensioen be taalt zooals hij een wedde betaalt. Heeft men daarenboven niet gezien hoe zekere gemeenten de vooroorlog ken en verzoeken den Staat en de Ver- eeniging der Steden hen in staat te stel len met dergelijke verkwistingen voort te gaan. Totnogtoe is geen wettelijke bepaling de misbruiken van de wette lijke autonomie inzake pensioenen ko men beteugelen en de hoogere overhe den zien oogluikend toe. Dat de Staat er zorg voor drage door zijn tusschenkomst de ongelukkige gemeenten te helpen door de verdeeling der toelagen te herzien, is rechtvaardig. Maar het zou naast de gemeentelijke dwaasheden een dwaasheid zijn van den staat indien hij er aan dacht zijn eigen uitgaven te vermeerderen, terwijl het begrootingsevenwicht reeds geschokt werd, en de uitzinnigheden van de an dere gemeenten te beschermen onder - 7, *7 I ucre gemeenten te oescnermen onder sche pensioenen 11, l*.ja zelfs 13 maal voorwendsel dat zij hun deficit niet vul- verdubbelden. Een pensioen van 3.039fr. len kunnen In de Senaatkommissie voor den Landbouw werden belangwekkende vragen gesteld. (4e Bijdrage en Slot). In "De Koornbloem,, van 12 Decem ber, 2 Januari en 16 Januari 1.1. hebben wij achtereenvolgens volgende bepalin gen toegelicht der samengeordende wetten op de militie en de dienstver plichtingen Duur der militaire verplichtingen, telling en inschrijving in de werfreserve, samentelling der militieklasse, verschij ning voor de werfbureaux, beroep tegen de beslissing van het werfbureau, duur van den werkelijken dienst, wederop- roeping onder de wapens, dienstverlo- ven, de gewestelijke indeeling, keus van wapen en garnizoen, vervroegde op roeping, de uitstellen en inzonderlijk het onbepaald uitstel of de vrijstelling van werkelijken dienst. In ons nummer van 16 Januari 1.1. hebben wij uiteengezet in welke voor waarden en mits welke pleegvormen de militieplichtigeihet onbepaald uitstel of de vrijstellingSvan actieven dienst kan bekomen. Thans hebben wij het over de tijde lijke uitstellen welke op hunne beurt onderverdeeld worden in gewone en uitzonderlijke, uitstellen. Gewone Uitstellen. Elk militieplichtige kan een oproe pingsuitstel van een jaar bekomen dat kan hernieuwd worden zoolang hij we gens zijn leeftijd behoort tot een der laatste vijf lichtingen. ^Vij meenden reeds in dit nummer be schouwingen te kunnen wijden aan de bespreking van de Begrooting van Land bouw in den Senaat. Zij werd echter I voorafgegaan door de behandeling van de Begrooting van Binnenlandsche Za- ken dewelke buitengewoon uitvoerig werd door de striemende rekwisitoriums uitgesproken door senatoren De Boodt, Van Dieren, Orban, naar aanleiding van de benoemingen in de parastatale instellingen, de sabotage van de be stuurlijke taalwet en het optreden tegen over den h. Grammens. Zoo kwam het dat de begrooting van Landbouw pas jl. Donderdag kon aangesneden worden in de Hooge Vergadering en, bij het ter perse gaan, was het te laat om deze be sprekingen omstandig te belichten. Van een anderen kant, had er inde Kamer een interpellatie plaats in ver band met een vraagstuk dat van groot belang is voor onze melkveehouders de margarinekwestie. Het was de extre mistische socialiste mevrouw Isabelle Blume-Grégoire die interpelleerde en, ondanks het feit dat meerdere kamerle den hun stem in het debat mengden, bracht dit niets nieuws. Het waren de refreinen van de liedjes welke in den Senaat gezongen werden, naar aanlei ding van de interpellatie Godding over hetzelfde vraagstuk. Wij zullen dan ook heden een eerste reeks van vragen behandelen welke in de Senaatscommissie voor den Land bouw gesteld werden, op het oogenblik dat in den schoot van deze Commissie, de begrooting een eerste onderzoek on derging. De Landbouwattaché's. Wij hebben enkele maanden geleden een hoofdartikel in "De Koornbloem» gewijd aan het belangrijk probleem van de landbouwattaché's of landbouwcon- sulenten te hechten aan onze gezant schappen in het buitenland en geroepen onze land- en tuinbouwproducten beter te doen kennen en waardeeren en aan zienlijker uitvoermogelijkheden te be werken. Uit een vraag gesteld in den schoot van de Commissie kunnen we onthou den dat er thans reeds een landbouw- agent gehecht is bij ons gezantschap te Londen. Er wordt dan ook gevraagd een soortgelijken landbouwvertegen- woordiger te benoemen te Washington, Parijs en Berlijn. Uit het antwoord van den Minister j blijkt dat de benoeming van een land- bouwattaché te Berlijn en Parijs ter studie is. De landbouwattaché vervult bij het Ministerie van Landbouw de opdracht van handelsadviseur en is ter beschik king om de afzetgebieden voor Bel gische tuin- en landbouwproducten in het buitenland op te sporen en uit te breiden. De Landbouwmarktnoteeringen. Op een vraag in zake de landbouw- marktnoteeringen, laat de minister op merken dat het Koninklijk Besluit van 17 December 1928 lichte wijzigingen heeft gebracht aan de lijst der markten en der voortbrengselen, waarvan de no teeringen moesten worden opgenomen. Een nog betere methode dringt zich echter op. Een eerste stap werd reeds gedaan voor de noteeringen der graangewas sen. De prijzen van tarwe, rogge, spelt, haver, gerst worden genoteerd op de vijf graanbeurzen te Kortrijk, Charleroi, Brussel, Namen en Luik, door een com missie van drie leden die bijzonder be voegd zijn. Maken deel van deze com missie, een ambtenaar van het Ministe rie, de landbouwkundige van den Staat van het gebied waarin de markt ligt, een afgevaardigde van het maalders- bedrijf en een afgevaardigde van den graanhandel. De noteeringen gedaan door deze commissiën worden denzelfden dag telegrafisch medegedeeld aan het Departement dat ze onmiddellijk over maakt aan het agentschap Belga, met het oog op de bekendmaking in de dag bladen. De markt van vee en varkens te Kure- gem wordt thans bestudeerd met het oog op een soortgelijke inrichting. De landbouwtelling. Op een vraag betreffende de land bouwtelling, antwoordde de Minister dat de landbouwtelling van 1937 een gedeeltelijke telling geweest is zooals deze van 1934, 1935 en 1936. Deze tellingen werden gedaan met het oog op de betaling van premiën voor de teelt der graangewassen. Bij deze gele genheid bleek het nuttig deze onderzoe kingen uit te breiden met een statistisch doel. Zoo werden in 1936 de melkkoeien geteld en de paarden van meer dan 18 maand. In 1937 sloeg de telling op het meerendeel der bouwgronden en op de runderen, varkens, paarden en kippen. Deze inlichtingen zullen een nut tige documentatie leveren bij de studie der te volgen landbouwpolitiek. Het ware evenwel voorbarig van nu af te beslissen de uitslagen dezer gedeeltelijke telling bekend te maken. Een nieuwe algemeene landbouwtel ling, zooals deze van 1929, zal in 1939 ingericht worden. De Commissie laat evenwel opmerken dat de telling alle nut verliest, bij aldien de uitslagen niet vlug bekend gemaakt worden. De prijskampen in het melken. Vraag. Welk is het bedrag der kredieten voor de prijskampen in het melken en op welke wijze worden deze prijskampen ingericht Antwoord. A. Het krediet voor toelagen voor de prijskampen in het melken bedraagt lO.COOfr. Tot dusver werden toelagen beloofd voor de in richting van 12 prijskampen a rato van een maximum bedrag van 500 fr. per prijskamp. B. Deze prijskampen worden door gaans volgender wijze ingericht door de landbouwvereenigingen of bonden 1) Een jury wordt aangesteld die ge woonlijk telt: een Staatsambtenaar(land- bouwingenieur of veearts); een bevoegd heid van het cornice of van de landbouw- groepeering een regentes in huishoud kunde. 2) Vier praktische lessen van 2 uren worden gegeven aan de kandidaten om hen tot den prijskamp voor te bereiden. Die lessen betreffen de vraagstukken over de stalling, het dier, het melken en de melkkamer. 3) De mededingers moeten elk een koe melken. Zij worden gerangschikt volgens de behaalde punten, gelet op de voorberei ding, de wijze van melken, het gebezig de materiëel, de kennis en de praktijk van de behandeling der melk na het melken. 4) Ontledingen gedaan ter plaatse van den prijskamp en een openbare voordracht wijzen op het belang der zorg aan het melken en de behandeling der melk te besteden. Wat betreft de begrooting voor 1938, wordt geen enkel krediet voorzien voor toelagen aan de inrichtingen van prijs kampen in het melken. De toekenning van toelagen met dat doel zal ten laste vallen van de begroo ting van den Nationalen Zuiveldienst, waarvan de stichting in een eerstkomen de toekomst wordt beoogd. Bij een volgende gelegenheid zullen De gewone uitstellen kunnen, zonder andere formaliteit, verleend worden bij beslissing getroffen door den Minister van Binnenlandsche Zaken in overleg met den Minister van Landsverdediging. Zooniet worden zij door den militieraad verleend onder meer aan de volgende categorieën van militianen 1) Aan hem die onderwijs-, studie- of leerbelang kan doen gelden. 2) Aan hem die onmisbaar is in een landbouw-, nijverheids- of handelsbedrijf voor eigen rekening of voor die zijner ouders. 3) Aan den eerst opgeroepene van een gezin met ten minste vijf kinderen in leven. 4) Aan hem die, wanneer zijn klasse in werkelijken dienst treedt, een broeder als militiaan onder de wapens heeft. 5) Aan den vader-weduwnaar met één of meer kinderen. 6) Aan hem die de onmisbare steun is van vader en moeder of van één dezer, of, zijn de ouders overleden, van zijn grootouders of van één dezer, ofwel van één of meer ouderlooze broeders of zusters. Opdat een militiaan als onmisbare steun zijner familie kunne beschouwd worden a) moet het door hem ingebrachte^be- drijfsinkomen voor het onderhoud van het gezin onmisbaar zijn b) moet de vader of de grootvader overleden of 60 jaar oud zijn c) mag het gezamenlijk inkomen der ouders of van de personen met hen gelijk gesteld, niet hooger zijn dan een derde van de maxima-inkomsten bepaald voor het toekennen van het onbepaald uitstel waarvan melding in ons nummer van 16 Januari 1.1. De inkomsten worden overigens berekend zooals voor de toe kenning van het onbepaald uitstel. Uitzonderlijk Uitstellen. 1) De militiaan onmisbare steun van gezin zooals hooger gezegd, alsook de militiaan weduwnaar met één of meer kinderen kan, benevens de 5 gewone uitstellen waarvan hooger sprake, nog drie uitzonderlijke uitstellen bekomen. Om deze uitzonderlijke uitstellen te ge nieten moet hij onmisbare steun van het gezin en weduwnaar met een of meer kinderen blijven. Na deze uitzonderlijke uitstellen wordt hij vrijgesteld van ac tieven dienst. 2) Volgende militianen kunnen na drie gewone uitstellen, van den militieraad drie uitzonderlijke uitstellen bekomen, waarna zij van werkelijken dienst zijn vrijgesteld a) De eenige zoon, onmisbare steun van vader en moeder die ten minste 60 jaar oud zijn of van één hunner die overlevende en 60 jaar oud is. b) De oudste zoon, onmisbare steun van zijn moeder-weduwe, die ten minste vier kinderen te haren laste heeft. c) De onmisbare steun van één of meer ouderlooze broeders of zusters beneden 16 jaar. Hier is ook vereischt dat de militiaan tot na verstrijken van de uitzonderlijke uitstellen onmisbare steun blijft. De militiaan die na zijn oproeping onder de wapens onmisbare steun wordt zijner ouders of van één dezer, of van zijn grootouders of één dezer, ofwel van één of meer ouderlooze broeders of zusters, alsook de militiaan die weduw naar wordt met één of meer kinderen, kan bij beslissing van den militieraad met buitengewoon uitstel geplaatst wor den en na uitputting der uitzonderlijke uitstellen'van actieven'dienst vrijgesteld worden. Twee leden van eenzelfde gezin kun nen in geen geval tegelijk een uitzonder lijk uitstel uit hoofde van kostwinner schap bekomen. Een gezin dat wegens kostwinner schap een uitzonderlijk uitstel definitief heeft gehad, kan geen aanspraak maken op een nieuw uitzonderlijk uitstel ten voordeele van een tweede zijner leden, tenzij het eerste lid overleden is of ge huwd. dij een voigenae geiegenneia zuiien nuwa. (Zie vervolg onderaan hierneven) wij andere gestelde vragen behandelen. (Zie vervolg op de 2de bladzijde) TELEFOON 267. 1 imm M Sinatl nr/\o/ian nnntal J - li1

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1938 | | pagina 1