Van den Boer, zijn Leven Streven en Dc Nieuwe Pastoor Hofzaden I Ongelooflijke Lichtzinnigheid Door een Medewerker, die de blauwe kiel en de klompen heeft gedragen. Bedrijvige Handen. Terwijl de zon, die pas boven de kim is verrezen, nog vecht met de ochtend nevels, is de boer al in de wei gekomen en heeft de trage koeien bijeen gedre ven. De lange dag begint met melken, zooals hij eindigt met melken. Met vaste, lange slagen doet de melker de warme stralen in den emmer spinnen. Iedere slag brengt slechts enkele tien tallen grammen melk in den emmer, maar toch rijst de dikke schuimlaag snel en gestadig. Als een koe "uit» is, trekt de melker het spantouw los, het beest stapt tevreden weg en enkele oogenblik- ken later suizen opnieuw de scherpe, stijve stralen, nu van een andere koe, in den emmer. De melker op zijn melk- schemel gezeten aan de rechterflank van koe, het is een bleed, dat aan geen tijd gebonden is. De wereld is om hem heen veranderd, maar hij is dezelfde ge bleven. De boer melkt zijn koeien, zoo als zijn vader en zijn grootvader en alle geslachten vóór hem dat hebben gedaan. Groote politieke en economische om wentelingen hebben den Europeeschen kaleidoscoop dooreengeschud, maar de boer is zijn koeien blijven melken. Toen de eerste stammen in West-Europa zich vestigden werden de koeien al gemolken, zooals dat nu nog gebeurt. Lijfeigen schap is ontstaan en verdwenende boer is vrij geworden, onderdrukt, half uitgemoord en weer tot nieuwe welvaart gekomen. Maar 's morgens en 's avonds is hij zijn koeien blijven melken, zooals hij zijn land is blijven ploegen en zijn koren is blijven oogsten. Van alle werk zaamheden heeft het melken in de eeuwen de minste verandering ondergaan. De verzorging van het vee, zooals dat nu nog geschiedt, reikt terug tot aan de oudste geschiedenis van deze streken. en als het wereldverkeer weer opleeft, zal nog de boer zijn dag beginnen en eindigen met het melken van zijn koeien op dezelfde wijze als ten tijde van den slag bij Nieuwpoort, van de kroning van Karei den Groote of van den op stand der Bataven. niet met verlies werken, maar wordt de straat op gestuurd. De handen van den boer werken, maar vinden geen belooning, de handen van den stedelijken arbeider kunnen geen be- looning vinden en werken daarom niet. Beiden meenen, dat de ander het beter heeft. Bedrijvige handen, werklooze han den... leege handen 1 Machines hebben de wereld veroverd. Toen de kracht van één paar menschen- handen te kort schoot om voort te bren gen, wat de mensch wenschte, heeft hij zijn krachten vertienvoudigd, verhon derdvoudigd, verduizendvoudigd met behulp van machinerieën. Hij heeft de armelijke, dun bevolkte vlakten van vroeger gemaakt tot een intens levend complex van groote steden, verbonden door vruchtbare landerijen, die tot den laatsten vierkanten meter in kuituur zijn. Hij heeft de onzekerheid van het bestaan der maatschappij overwonnen door een gebruik van natuurkrachten, die het gevaar van ontoereikende voort brenging voor eeuwig schijnt te hebben bezworen. Hij heeft het mechanisme der productie opgevoerd tot een tempo, dat niet meer bij te houden was, maar de boer is zijn koeien blijven mel ken in datzelfde tempo, waarin het hon derden jaren geleden ook werd gedaan. De van energie trillende maatschappij is tenslotte in eigen spanningen vastge- loopen, Ben van overvloed kokhalzende menschheid sterft welhaast aan econo mische indigestie en probeert door vas ten en aderlaten de verloren gezondheid terug te krijgen. Maar de boer melkt nog steeds evenveel koeien in het uur en laat met zijn krachtige handen de stralen melk even vroolijk in den emmer dansen. Ook deze storm zal immers voorbij gaan De boer weet zich steeds onmisbaar. Er leeft één zekerheid in hem en dat is de zekerheid van zijn onmisbaarheid. De mensch kan niet zonder levensmid delen bestaan en dus zullen er steeds boeren noodig zijn. Daarom geeft de boer zich niet gewonnen, doch het is eenzamer geworden rondom den onver- stoorbaren melker in den loop der eeuwen. Hij neemt een kleiner plaatsje in de samenleving in, want steeds meer menschen hebben het land vaarwel ge zegd om een bestaan te zoeken in andere beroepen. En nog steeds gaat deze af brokkeling voort. Buiten den landbouw neemt de arbeidsgelegenheid sneller toe dan in het bedrijf van den boer. Daar door gaat de boerenbevolking naar ver houding achteruit. Als wij alleen maar nagaan hoeveel menschen er de laatste vijfentwintig jaren arbeid hebben ge vonden bij het verkeer, bij de vervaar- diging, de bediening en het onderhoud van auto's, verder bij de radio, de lucht vaart en nog vele andere in enkele jaren volkomen ingeburgerde nieuwe elemen ten van het dagelijksche leven, begrijpen wij, waardoor de steden voortdurend groeien, terwijl de landbouw naar ver houding een steeds geringere plaats in de maatschappij gaat innemen. Jaren lang, eeuwenlang zelfs, heeft de boer zich daarom niet bekommerd hij vond ar beid en bevrediging op het land. De steden waren voor hem een afgesloten gebied, waar hij alleen kwam als het strikt noodig was, maar waarmee hij verder geen gemeenschap had. De boer leefde zijn eigen leven en was er content mee... totdat zijn bestaan plotseling bleek ondermijnd te zijn. Het beroep, dat het zekerste van allen heette te zijn, was niet meer in staat den arbeid loonend te maken en onze boe ren, zich bewust van hun bekwaamheid en vertrouwend op- de onmisbaarheid van hun voortbrengselen, kijken nu plot seling op naar de steden. Ze zien de felle lichtreclames, het drukke verkeer en het schijnbaar weelderige avondleven als een hoon tegenover de sober levende boeren. Zij meenen, dat in de steden nog volop wordt gewerkt en verdiend, en zij eischen van die betere verdiensten een ruimer aandeel voor zichzelf op. De stedelingen van hun kant zien de goed onderhouden boerderijen, zij zien het welige gewas en het welverzorgde vee. Zij zien den rustigen melker bij de zware koeien zitten en denken^^at klaagt de boer Het gaat hem toch goed. Staat alles er niet prachtig bij; blijkt niet uit alles een onaangetaste welvaart Zoo zien beide groepen van bevol king alleen het uiterlijk van elkanders leven. De boer telt het aantal stede lingen niet, dat geen werk kan vinden en de stedeling ziet niet, dat de boer met al zijn harde werk niet zonder hulp van anderen aan een bestaan kan komen. De boer werkt grooten- deels met verliesde stedeling kan Novelle, door Ben. PUTTEMAN. 13 - De vrouw van Nelis, den voorzitter van de kerkfabriek, stroopte nog eens de zwarte das van haar halven trouwboek op zijn plaats. Haalde uit haar kabas de netjes opgerolde feestrede en duwde ze den kranigen boer in de bevende hand "Toe, 't zal wel gaan 1 Het slachtoffer zuchtteenkei. Tuurde strak den steen weg op, waar reeds de eerste ruiters van den stoet stapvoets naderden. Achter de paarden volgden de praal wagens. Ze waren Sl kleur en licht, met de vroolijke blikkering erover van de zon. De reikhalzende hagen volk zwommen naar binnen, 't Was voor veldwachter Stien geen klein bier, de straat nog breed genoeg open te houden voor den stoet. Hij zwaaide zijn knuppelke. Sak kerde en smeekte. Bad en vloekte.Blonk klaarrood lijk een tomaat. Zweette als 'n dwangarbeider, en... rook naar de exports die hij al binnen had. Hij trok fier zijn afgezakten buikriem Op, streek met n voldanen kuch zijn knevelpunten op, als de koets, waarin mijnheer Pastoor en de Deken zaten, daar veilig stilstond. De ruiters hadden t volk breed genoeg opengesteigerd. Statig en met trage waardigheid waren de wagens door de bres heengedreven. Zonder doodelijke ongelukken. Wel had Stien in het vuur van zijn bewegingen, met het knuppelke, teeken van zijn waardigheid, den strooien hoed van den gepensionneerden gendarm af geslagen. Waardoor het splinternieuwe hoofddeksel tien stappen verder ge- botterd was, onder de wielen van den wagen waarop was voorgesteld "Een vroolijk gezelschap in den tijd der zijden mutsen». Wel had Rikske van den manden- vlechter den dienaar der wet "zatte exportflesch» verweten, omdat de ijverige Stien bij 'n scheeven stap, zijn groote schoenen te dicht bij de teenen van den guit had gezet. Wel was Dokske, de grafmaker, een oud rheumatiek ventje van in de zeven tig, in al 't gewoel omver gesuizeld, onder 't voetvolk gesukkeld en 'n poosje daarna opgenomen met 'n paar gebro ken sigaren. En had 't ventje gekermd. Wel was Meneer Felix, die klein was van gestalte, in de kerk met de schaal rondging, en 'n pruik droeg, in 't ge drang zijn slap hoedje kwijtgeraakt. En was zijn pruik meegeschoven. Men zei dat smalle Jeroom, de dopper, die zeker twee koppen langer was dan Meneer Felix met den voorarm wat geholpen had aan 't ongeluk van den sukkelaar. Iets wat mogelijk is, want 't is geweten dat Jeroom den kleinen burger met veel plezier zou kunnen 't vel afstroopen.Hoe t zij, t was gebeurd. En er was gelachen dat het daverde. Wel waren ook in al dat gedrang en gestamp een fatsoenlijk aantal schoone tippen platgetrapt. Wel hingen kleedjes en modevesten uit hun plooitjes gefrommeld. Wel hadden de zwakste elementen Intusschen melkt de boer zijn koetjes en lijdt armoe. Hij maakt lange dagen en verdient een uurloon, dat lager is dan dat bij de ongunstigste werkverschaffing. Hij voelt zich verongelijkt en zint op middelen om dat te veranderen. Daar mee is de boer ontwaakt tot sociale be langstelling. Hij laat zijn gedachten gaan over eigen leven en werken en over dat van anderen. Nu treft het hem plotseling, dat andere groepen van bevolking een grootere mate van welvaart bezitten, al thans meer geld te verteren hebben dan de boeren. Vroeger zag hij die verschil len ook wel, maar hij schreef ze alleen toe aan de spilzucht van de stadsmen- schen. Als de boer geld had willen uit geven, had hij het immers wel kunnen doen. Maar dat zou zonde zijn geweest 1 Geld uitgeven zonder dat het aanstonds weer rente opleverde, het werd op het land haast beschouwd als heilig schennis. Hoe is het dan mogelijk, dat die stadsche verkwisters tot diep in de crisis meer welvaart hebben behouden dan de boeren, die steeds zuinig hebben geleefd Hadden die stedelingen niet veel eerder voor den afgrond moeten staan? Het is onbillijk, dat de "uitgevers,, nog een redelijk goed leven hebben, terwijl de spaarders met onoverkomelijke moeilijkheden hebben te kampen. Voor de boeren, die steeds hebben geleerd sparen te beschouwen als de hoogste maatschappelijke deugd, is het hard te ervaren.dat die deugd niet werd beloond. De boer voelt zich bedrogen. De stads- menschen hebben hem bedrogen. Zij schepen den boer af met een laag loon en laten hem hun eigen arbeid duur be talen. Het geheim is opgelost en wie de oplossing heeft, heeft de remedie. Ver hoog de prijzen, die de boer ontvangt, tot het peil, waarop zij voor de crisis stonden en verlaag de prijzen van den arbeid en de goederen, die de boer moet koopen. Kortom, draai de wereldgeschie denis een paar jaar achteruit en aan de boeren is recht gedaan. Maar de tijd gaat verder. De tijd gaat niet terug en laat zich niet achteruit- draaien. Wél zijn de prijzen van land bouwproducten verhoogd, wél werden loonen en prijzen van industrieproducten verlaagd, maar de crisis in den landbouw blééf. De zoo eenvoudig schijnende op lossing bleek geen oplossing te zijn. Er moet nog iets zijn, dat niet klopte. Waarom bracht bijvoorbeeld het ver- hoogen van den prijs der landbouwpro ducten niet een overeenkomstige ver hooging van de winst Waarom stijgen met de ontvangsten ook de uitgaven Waarom daalt de omzet, wanneer de prijzen omhooggaan? Waarom blijft de afstand bestaan tusschen den prijs, dien de boer voor zijn producten ont vangt en den prijs dien de verbruiker er voor moet betalen Nieuwe vragen, nieuwe moeilijkheden, nieuwe duisternis, nieuwe onzekerheid. Wat zal den boer houvast geven ingewikkeld, wat is het moeilijk te vol gen. Hoe heeft het vroeger toch zoo goed en schijnbaar zonder moeite kun nen loopen Is het in zijn dagelijksch werk niet evenzoo Het boerenbedrijf is een klein wereldje op zichzelf. Het ploegen van vandaag koppelt den oogst van dezen zomer aan het zaaien van het volgend voorjaar. Waar is het einde en waar is het begin Ook in zijn eigen bedrijf steunt het één op het ander. Het vee steunt op den akkerbouw en omge keerd het seizoenwerk geeft een afwis seling in de besteding van de dagen, die de boer van kinds af aan zoo gekend heeft en over de volgorde waarvan hij nauwelijks heeft nagedacht. Maar in die volgorde lag een onverbrekelijke samen hang. Nooit gaf hij zich zoo scherp rekenschap van oorzaak en gevolg als thans. Nu ziet hij, hoe ieder gevolg wordt tot een nieuwe oorzaak. Hij her innert zich, hoe hij als kleine jongen met een eind touw speelde. Hij hield het eene einde in de hand en wierp er met een korten slag een golfbeweging in. Dan liep die golf vanzelf verder door touw tot het andere einde. Zoo gaat het ook in het bedrijf en zoo gaat het ook in de wereld. Daar volgt immers ook het eene uit het andere. Het bóeren- vraagstuk staat niet los van de andere maatschappelijke verschijnselen en de moeilijkheden kunnen dus ook niet wor den opgelost door alleen den toestand van de boeren te bezien. Want de ste deling is de klant van den boer en de boer is de klant van den stedeling. Maar dit beeld is nog te eenvoudig. De Ame- rikaansche boer werkt voor den Neder- landschen stedeling en voor den Neder- landschen veehouder en de Nederland- sche veehouder werkt weer voor den verbruiker in Engeland of Duitschland. De belangen van boer en stedeling zijn gekoppeld, maar zij loopen niet parallel. Zij schuiven langs elkaar en over elkaar heen het is een bundel touwen die elkaar in verschillende richtingen krui sen. Als men een golf in een van die touwen veroorzaakt, weet men niet hoe het andere zal gaan bewegen. Eenzijdig ingrijpen kan geen baat brengen. Voor een herziening der maat schappelijke verhoudingen is meer noo dig dan een simpele verhooging der prij zen van de landbouwproducten. De boer stapt voort achter zijn paarden. De ploeg snijdt door de aarde en opent den grond. Straks zal er nieuw zaad inko men om te groeien en te rijpen. Totdat na den oogst de ploeg weer komt en de ronde opnieuw begint. Schakel verbindt schakel, zoo is het boerenleven... zoo is de wereld 1 Haagsche Post Peinzend loopt de boer achter den ploeg. Terwijl de paarden rustig voort stappen en het blanke ijzer onweerstaan baar de kluiten breekt, denkt hij na over den samenhang der dingen. Wat is alles VERZEKERINGEN. - Een af gevaardigde van de Verzekeringsmaat schappij Redt U Zeiven is regelmatig ALLE ZATERDAGEN in ons lokaal. Groote Markt. uit de massa, duchtige porren in lenden en buik gekregen. Wel had Mie Plek bijna haar hemd verloren. En wel droeg de brouwer als een re likwie de twee stukken van zijn zwarten wandelstok met zilveren kruk meewarig in zijn hand. Maar voor de rest was alles op wiel tjes geloopen. Dat, dank zij de orde dienst, die tot in de puntjes verzorgd was. Voor t oogenblik hing de burgemees ter, in den rug voortgestuwd door de deinende golf nieuwsgierige luisteraars achter zich, met den buik tegen het wiel van de koets geplakt waarin de nieuwe Heer Pastoor zat. Hij raakte met zijn voeten haast geen grond meer. Maar toch trok hij dapper van leer. Zijn wel komsrede vlamde open over de luiste rende menigte. Hij vergat er bijna bij, op tijd het blad te keeren dat de mooie woorden voor het nageslacht zou bewa ren. Maar het deed er niet toeMeneer Pastoor hoorde klaar en duidelijk, dat in den persoon van den burgemeester, al de schapen van het dorp aan hun nieuwen herder trouwen dienst beloof den. Ze wenschten hem veel jaren vruchtbaar priesterschap. Vroegen hem in weerhulp van hun verknochtheid ook zijn milde steunende hand in hun moei lijkheden. Dan werd, trillend van vol doening omdat t ermee gedaan was, den vurigen speech besloten door den uitroep Ge zijt welgekomen, Mijn heer Pastoor I Lang moogt Gij leven Algemeen handgeklap. De veldwachter had erbij staan krop pen en vechten tegen een tranenvloed. Nu kon hij zijn ontroering echter niet langer meer bedwingen. Nog krachtiger dan de burgemeester zijn laatste klan ken had uitgedreund, brulde hij dat 't ronkte Hip! Hip "Hoeral,, huil den enkele slampampers achterna. Ze meenden dat ze tenminste getoond hadden, te weten hoe het hoorde. Ston den verwonderd en verontwaardigd dat hun vuurwerk door den veldwach ter aangestoken, met zóó weinig geest drift voortknetterde. Mijnheer de Deken draaide zijn vin nige oogen tintelend en snel rond achter zijn brilglazen. Maar Mijnheer Pastoor glimlachte als hij den purperen neus van dat stuk wandelende rechterlijke macht der gemeente, zag snotteren van aan doening. Hij deed vriendelijk teeken aan het ander slachtoffer van den plicht, dat er met den bibber op 't lijf en in de handen, ook nog een papier stond te ontrollen. Daar dreinde dan over de beweeglijke koppen die rekten en wrongen, de heeschtrillende stem van Nelis. De om- staanders verstonden er niet veel van. Maar Mijnheer Pastoor zat er genoeg lijk en aanmoedigend bij te knikken. Als de spreker zich zielsgelukkig het voorhoofd kon afwisschen en een zwa- ren zucht loozen, rees in de koets de gestalte van den nieuwen pastoor recht. Hij schudde mijnheer den burgemeester en den achtbaren voorzitter van het kerkfabriek de hand. Wuifde de menigte die hem omstuwde vriendelijk toe, wijl hij zich veerkrachtig keerde naar alle richtingen. Verleden jaar bezorgden wij aan onze leden, voor de eerste maal, verzamelin gen groentezaden, bevattende de voor naamste groentesoorten die in een tuin moeten aanwezig zijn. Gezien deze verzamelingen, onder alle opzichten, ten volle voldoening ga ven, hebben wij voor dit seizoen een nog meer aangepaste verzameling groentezaden samengesteld ten behoeve onzer leden, en dit aan voordeelige prijzen. Enkel beste uitgelezen soorten wer den in aanmerking genomen. Gok werd rekening gehouden van de voornaamste groenten welke meest worden gebruikt. Ieder pakje bevat genoeg voor de be- noodigdheden van een huisgezin. Verzameling Redt U Zeiven Prijs 1 2 fr. 20 volgende soorten Ajuin, stroogele N. Holl. Andijvie, fijn gekrulde Andijvie, breedblad volhart Kervel, gewone Knolselder Pragerreuzen Porei, winterreus Olifant Postelein, goudgele Radijs, roode ronde Roode kool "Negerkop„ Salade Meikoningin Salade, dikke blonde Savooikool van Vertus Selder, goudgele, zelfbleekend Spinazie Goldflay Spruitkool, Spiraal extra Veldsalade, Hollandsche grof Wintersalade, dikke boterkop Witloof Brusselsch Witte kool van Brunswijk Wortelen, half lange roode, verbeterde van Nantes. Verders kunnen alle zaden Hiervoren vermeld en deze welke hier volgen afzonderlijk worden bekomen aan 1 ft. het pakje. Hier volgt de lijst van de groenten- zaden, welke ook als bestelbon kan dienen Ajuin, gele van Vertus Andijvie, breedblad, volhart Andijvie, gekrulde Bloemkool, vroege, dwerg Erwten, klimmende, krombek Erwten, dwerg. Wonder van Amerika„ Kabuiskool, witte van Brunswijk Kervel, gewone Keukenbeet, roode Knolselder uPragerréuzen„ Kropsalade Meikoningin Kropsalade Reuzen van Erfurth„ Pastenaken Peterselie, dubbele gekrulde Porei "Reuzen van Carentan„ Postelein, goudgele Princessen met staken Radijs, ronde rose, wit punt Radijs, ronde scharlaken Roode kool "Negerkop„ Savooikool van Vertus Savooikool, vroege, spitsvormige Schorseneer, lange, zwarte Selder, volle witte Snijboonen met staken Spaansche roode boonen Spaansche witte boonen Spinazie, blijvende Spinazie, Viroflay ofGaudry„ Struikboonen, Princessen Extra Struikboonen, witte Flageolet Struiksnij boonen Tomaat, roode, ronde, gladde Tuinraap van Norfolk Veldsla, grofzaad Hollandsche Winterradijs, lange zwarte Winterkropsalade, boter V itte oplegajuin Wortelen, verbeterde van Nantes Zurkel, breedblad van Belleville. De zaden zijn vanaf heden te verkrij gen in onze magazijnen. Dan werd door den sakkerenden veldwachter in de eerste rangen een bres geslagen. Uit die bres kwam een stoet van ernstige menschen met groote frissche ruikers. Ruikers, een heele koets vol. Die moest Mijnheer Pastoor allemaal in ontvangst nemen en maar stapelen op de zitplaats waar hij zooeven was van rechtgestaan. De eerste was er een in naam van de gemeente hij werd aangeboden door Celinneke van den burgemeester. Dan volgde Liezeke, 's kosters zuster, heelemaal in 't wit. Zij bood witte rozen met een zedig komplimentje, in naam van de congreganisten van Onze Lieve Vrouw. Er kwam daarna een ruiker vanwege de schoolknapen, aangeboden door Jean- Jeantje van den notaris, 't Manneke zag wat scheel en 't was zeer dom. Maar t was op school doodbraaf in de oogen van de meesters. De schoolmeisjes bleven niet ten ach ter. 't Was Fransinneke uit "'t Gulden Schaap» die er mee aankwam. Kwade tongen zeiden dat "'t Gulden Schaap» geen serieuze herberg was, vanwege Mietje, de oudste dochter. Maar dat kon Fransinneke, die een braaf kind was, zeker niet helpen. Ze droeg eiken keer dat te huis het varken geslacht werd, een vette zende mee voor zuster Filadelle die de keuken deed in 't kloos- ter* ('t Vervolgt.) Meerderjarigheid gaat bij velen helaas niet samen met voorzichtigheid. Om te ge- Iooven aan een gevatte kou is het voor velen noodig zich ook werkelijk ziek te gevoelen of het bed te moeten houden. En toch is het zoo eenvoudig zich te beschermen. Wanneer U namelijk voelt dat U een kou hebt gevat, hetgeen zich door enkele koude rillingen kenmerkt, laat het dan niet verder gaan, maar grijpt onmiddellijk in door 1-2 Aspirine-tabletten te nemen. Zij geven aan het organisme de warmte die het noodig heeft in den dagelijkschen strijd tegen de gevaren van het momenteele seizoen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1938 | | pagina 5