Van den Boer, zijn Leven
Streven
en
Dc Nieuwe Pastoor
Hofzaden
I
Ongelooflijke
Lichtzinnigheid
Door een Medewerker, die de blauwe
kiel en de klompen heeft gedragen.
Bedrijvige Handen.
Terwijl de zon, die pas boven de kim
is verrezen, nog vecht met de ochtend
nevels, is de boer al in de wei gekomen
en heeft de trage koeien bijeen gedre
ven. De lange dag begint met melken,
zooals hij eindigt met melken. Met
vaste, lange slagen doet de melker de
warme stralen in den emmer spinnen.
Iedere slag brengt slechts enkele tien
tallen grammen melk in den emmer,
maar toch rijst de dikke schuimlaag snel
en gestadig. Als een koe "uit» is, trekt
de melker het spantouw los, het beest
stapt tevreden weg en enkele oogenblik-
ken later suizen opnieuw de scherpe,
stijve stralen, nu van een andere koe, in
den emmer. De melker op zijn melk-
schemel gezeten aan de rechterflank van
koe, het is een bleed, dat aan geen
tijd gebonden is. De wereld is om hem
heen veranderd, maar hij is dezelfde ge
bleven. De boer melkt zijn koeien, zoo
als zijn vader en zijn grootvader en alle
geslachten vóór hem dat hebben gedaan.
Groote politieke en economische om
wentelingen hebben den Europeeschen
kaleidoscoop dooreengeschud, maar de
boer is zijn koeien blijven melken. Toen
de eerste stammen in West-Europa zich
vestigden werden de koeien al gemolken,
zooals dat nu nog gebeurt. Lijfeigen
schap is ontstaan en verdwenende
boer is vrij geworden, onderdrukt, half
uitgemoord en weer tot nieuwe welvaart
gekomen. Maar 's morgens en 's avonds
is hij zijn koeien blijven melken, zooals
hij zijn land is blijven ploegen en zijn
koren is blijven oogsten. Van alle werk
zaamheden heeft het melken in de eeuwen
de minste verandering ondergaan. De
verzorging van het vee, zooals dat nu
nog geschiedt, reikt terug tot aan de
oudste geschiedenis van deze streken.
en als het wereldverkeer weer opleeft,
zal nog de boer zijn dag beginnen en
eindigen met het melken van zijn koeien
op dezelfde wijze als ten tijde van den
slag bij Nieuwpoort, van de kroning
van Karei den Groote of van den op
stand der Bataven.
niet met verlies werken, maar wordt
de straat op gestuurd. De handen
van den boer werken, maar vinden
geen belooning, de handen van den
stedelijken arbeider kunnen geen be-
looning vinden en werken daarom
niet. Beiden meenen, dat de ander
het beter heeft.
Bedrijvige handen, werklooze han
den... leege handen 1
Machines hebben de wereld veroverd.
Toen de kracht van één paar menschen-
handen te kort schoot om voort te bren
gen, wat de mensch wenschte, heeft hij
zijn krachten vertienvoudigd, verhon
derdvoudigd, verduizendvoudigd met
behulp van machinerieën. Hij heeft de
armelijke, dun bevolkte vlakten van
vroeger gemaakt tot een intens levend
complex van groote steden, verbonden
door vruchtbare landerijen, die tot den
laatsten vierkanten meter in kuituur
zijn. Hij heeft de onzekerheid van het
bestaan der maatschappij overwonnen
door een gebruik van natuurkrachten,
die het gevaar van ontoereikende voort
brenging voor eeuwig schijnt te hebben
bezworen. Hij heeft het mechanisme
der productie opgevoerd tot een tempo,
dat niet meer bij te houden was,
maar de boer is zijn koeien blijven mel
ken in datzelfde tempo, waarin het hon
derden jaren geleden ook werd gedaan.
De van energie trillende maatschappij
is tenslotte in eigen spanningen vastge-
loopen, Ben van overvloed kokhalzende
menschheid sterft welhaast aan econo
mische indigestie en probeert door vas
ten en aderlaten de verloren gezondheid
terug te krijgen. Maar de boer melkt nog
steeds evenveel koeien in het uur en laat
met zijn krachtige handen de stralen
melk even vroolijk in den emmer dansen.
Ook deze storm zal immers voorbij gaan
De boer weet zich steeds onmisbaar.
Er leeft één zekerheid in hem en dat is
de zekerheid van zijn onmisbaarheid.
De mensch kan niet zonder levensmid
delen bestaan en dus zullen er steeds
boeren noodig zijn. Daarom geeft de
boer zich niet gewonnen, doch het is
eenzamer geworden rondom den onver-
stoorbaren melker in den loop der
eeuwen. Hij neemt een kleiner plaatsje
in de samenleving in, want steeds meer
menschen hebben het land vaarwel ge
zegd om een bestaan te zoeken in andere
beroepen. En nog steeds gaat deze af
brokkeling voort. Buiten den landbouw
neemt de arbeidsgelegenheid sneller toe
dan in het bedrijf van den boer. Daar
door gaat de boerenbevolking naar ver
houding achteruit. Als wij alleen maar
nagaan hoeveel menschen er de laatste
vijfentwintig jaren arbeid hebben ge
vonden bij het verkeer, bij de vervaar-
diging, de bediening en het onderhoud
van auto's, verder bij de radio, de lucht
vaart en nog vele andere in enkele jaren
volkomen ingeburgerde nieuwe elemen
ten van het dagelijksche leven, begrijpen
wij, waardoor de steden voortdurend
groeien, terwijl de landbouw naar ver
houding een steeds geringere plaats in
de maatschappij gaat innemen. Jaren
lang, eeuwenlang zelfs, heeft de boer zich
daarom niet bekommerd hij vond ar
beid en bevrediging op het land. De
steden waren voor hem een afgesloten
gebied, waar hij alleen kwam als het
strikt noodig was, maar waarmee hij
verder geen gemeenschap had. De boer
leefde zijn eigen leven en was er content
mee... totdat zijn bestaan plotseling bleek
ondermijnd te zijn.
Het beroep, dat het zekerste van allen
heette te zijn, was niet meer in staat den
arbeid loonend te maken en onze boe
ren, zich bewust van hun bekwaamheid
en vertrouwend op- de onmisbaarheid
van hun voortbrengselen, kijken nu plot
seling op naar de steden. Ze zien de
felle lichtreclames, het drukke verkeer
en het schijnbaar weelderige avondleven
als een hoon tegenover de sober levende
boeren. Zij meenen, dat in de steden
nog volop wordt gewerkt en verdiend,
en zij eischen van die betere verdiensten
een ruimer aandeel voor zichzelf op.
De stedelingen van hun kant zien de
goed onderhouden boerderijen, zij zien
het welige gewas en het welverzorgde
vee. Zij zien den rustigen melker bij de
zware koeien zitten en denken^^at
klaagt de boer Het gaat hem toch
goed. Staat alles er niet prachtig bij;
blijkt niet uit alles een onaangetaste
welvaart
Zoo zien beide groepen van bevol
king alleen het uiterlijk van elkanders
leven. De boer telt het aantal stede
lingen niet, dat geen werk kan vinden
en de stedeling ziet niet, dat de boer
met al zijn harde werk niet zonder
hulp van anderen aan een bestaan
kan komen. De boer werkt grooten-
deels met verliesde stedeling kan
Novelle, door Ben. PUTTEMAN.
13 -
De vrouw van Nelis, den voorzitter
van de kerkfabriek, stroopte nog eens de
zwarte das van haar halven trouwboek
op zijn plaats. Haalde uit haar kabas de
netjes opgerolde feestrede en duwde ze
den kranigen boer in de bevende hand
"Toe, 't zal wel gaan 1 Het slachtoffer
zuchtteenkei. Tuurde strak den steen
weg op, waar reeds de eerste ruiters van
den stoet stapvoets naderden.
Achter de paarden volgden de praal
wagens. Ze waren Sl kleur en licht, met
de vroolijke blikkering erover van de
zon.
De reikhalzende hagen volk zwommen
naar binnen, 't Was voor veldwachter
Stien geen klein bier, de straat nog
breed genoeg open te houden voor den
stoet. Hij zwaaide zijn knuppelke. Sak
kerde en smeekte. Bad en vloekte.Blonk
klaarrood lijk een tomaat. Zweette als
'n dwangarbeider, en... rook naar de
exports die hij al binnen had.
Hij trok fier zijn afgezakten buikriem
Op, streek met n voldanen kuch zijn
knevelpunten op, als de koets, waarin
mijnheer Pastoor en de Deken zaten,
daar veilig stilstond. De ruiters hadden
t volk breed genoeg opengesteigerd.
Statig en met trage waardigheid waren
de wagens door de bres heengedreven.
Zonder doodelijke ongelukken.
Wel had Stien in het vuur van zijn
bewegingen, met het knuppelke, teeken
van zijn waardigheid, den strooien hoed
van den gepensionneerden gendarm af
geslagen. Waardoor het splinternieuwe
hoofddeksel tien stappen verder ge-
botterd was, onder de wielen van den
wagen waarop was voorgesteld "Een
vroolijk gezelschap in den tijd der zijden
mutsen».
Wel had Rikske van den manden-
vlechter den dienaar der wet "zatte
exportflesch» verweten, omdat de ijverige
Stien bij 'n scheeven stap, zijn groote
schoenen te dicht bij de teenen van den
guit had gezet.
Wel was Dokske, de grafmaker, een
oud rheumatiek ventje van in de zeven
tig, in al 't gewoel omver gesuizeld,
onder 't voetvolk gesukkeld en 'n poosje
daarna opgenomen met 'n paar gebro
ken sigaren. En had 't ventje gekermd.
Wel was Meneer Felix, die klein was
van gestalte, in de kerk met de schaal
rondging, en 'n pruik droeg, in 't ge
drang zijn slap hoedje kwijtgeraakt. En
was zijn pruik meegeschoven. Men zei
dat smalle Jeroom, de dopper, die zeker
twee koppen langer was dan Meneer
Felix met den voorarm wat geholpen
had aan 't ongeluk van den sukkelaar.
Iets wat mogelijk is, want 't is geweten
dat Jeroom den kleinen burger met veel
plezier zou kunnen 't vel afstroopen.Hoe
t zij, t was gebeurd. En er was gelachen
dat het daverde.
Wel waren ook in al dat gedrang en
gestamp een fatsoenlijk aantal schoone
tippen platgetrapt.
Wel hingen kleedjes en modevesten
uit hun plooitjes gefrommeld.
Wel hadden de zwakste elementen
Intusschen melkt de boer zijn koetjes
en lijdt armoe. Hij maakt lange dagen
en verdient een uurloon, dat lager is dan
dat bij de ongunstigste werkverschaffing.
Hij voelt zich verongelijkt en zint op
middelen om dat te veranderen. Daar
mee is de boer ontwaakt tot sociale be
langstelling. Hij laat zijn gedachten gaan
over eigen leven en werken en over dat
van anderen. Nu treft het hem plotseling,
dat andere groepen van bevolking een
grootere mate van welvaart bezitten, al
thans meer geld te verteren hebben dan
de boeren. Vroeger zag hij die verschil
len ook wel, maar hij schreef ze alleen
toe aan de spilzucht van de stadsmen-
schen. Als de boer geld had willen uit
geven, had hij het immers wel kunnen
doen. Maar dat zou zonde zijn geweest 1
Geld uitgeven zonder dat het aanstonds
weer rente opleverde, het werd op
het land haast beschouwd als heilig
schennis. Hoe is het dan mogelijk, dat
die stadsche verkwisters tot diep in de
crisis meer welvaart hebben behouden
dan de boeren, die steeds zuinig hebben
geleefd Hadden die stedelingen niet
veel eerder voor den afgrond moeten
staan? Het is onbillijk, dat de "uitgevers,,
nog een redelijk goed leven hebben,
terwijl de spaarders met onoverkomelijke
moeilijkheden hebben te kampen. Voor
de boeren, die steeds hebben geleerd
sparen te beschouwen als de hoogste
maatschappelijke deugd, is het hard te
ervaren.dat die deugd niet werd beloond.
De boer voelt zich bedrogen. De stads-
menschen hebben hem bedrogen. Zij
schepen den boer af met een laag loon
en laten hem hun eigen arbeid duur be
talen. Het geheim is opgelost en wie de
oplossing heeft, heeft de remedie. Ver
hoog de prijzen, die de boer ontvangt,
tot het peil, waarop zij voor de crisis
stonden en verlaag de prijzen van den
arbeid en de goederen, die de boer moet
koopen. Kortom, draai de wereldgeschie
denis een paar jaar achteruit en aan de
boeren is recht gedaan.
Maar de tijd gaat verder. De tijd gaat
niet terug en laat zich niet achteruit-
draaien. Wél zijn de prijzen van land
bouwproducten verhoogd, wél werden
loonen en prijzen van industrieproducten
verlaagd, maar de crisis in den landbouw
blééf. De zoo eenvoudig schijnende op
lossing bleek geen oplossing te zijn. Er
moet nog iets zijn, dat niet klopte.
Waarom bracht bijvoorbeeld het ver-
hoogen van den prijs der landbouwpro
ducten niet een overeenkomstige ver
hooging van de winst Waarom stijgen
met de ontvangsten ook de uitgaven
Waarom daalt de omzet, wanneer de
prijzen omhooggaan? Waarom blijft
de afstand bestaan tusschen den prijs,
dien de boer voor zijn producten ont
vangt en den prijs dien de verbruiker er
voor moet betalen Nieuwe vragen,
nieuwe moeilijkheden, nieuwe duisternis,
nieuwe onzekerheid. Wat zal den boer
houvast geven
ingewikkeld, wat is het moeilijk te vol
gen. Hoe heeft het vroeger toch zoo
goed en schijnbaar zonder moeite kun
nen loopen Is het in zijn dagelijksch
werk niet evenzoo Het boerenbedrijf
is een klein wereldje op zichzelf. Het
ploegen van vandaag koppelt den oogst
van dezen zomer aan het zaaien van het
volgend voorjaar. Waar is het einde en
waar is het begin Ook in zijn eigen
bedrijf steunt het één op het ander. Het
vee steunt op den akkerbouw en omge
keerd het seizoenwerk geeft een afwis
seling in de besteding van de dagen, die
de boer van kinds af aan zoo gekend
heeft en over de volgorde waarvan hij
nauwelijks heeft nagedacht. Maar in die
volgorde lag een onverbrekelijke samen
hang. Nooit gaf hij zich zoo scherp
rekenschap van oorzaak en gevolg als
thans. Nu ziet hij, hoe ieder gevolg
wordt tot een nieuwe oorzaak. Hij her
innert zich, hoe hij als kleine jongen met
een eind touw speelde. Hij hield het
eene einde in de hand en wierp er met
een korten slag een golfbeweging in.
Dan liep die golf vanzelf verder door
touw tot het andere einde. Zoo gaat het
ook in het bedrijf en zoo gaat het ook
in de wereld. Daar volgt immers ook
het eene uit het andere. Het bóeren-
vraagstuk staat niet los van de andere
maatschappelijke verschijnselen en de
moeilijkheden kunnen dus ook niet wor
den opgelost door alleen den toestand
van de boeren te bezien. Want de ste
deling is de klant van den boer en de
boer is de klant van den stedeling. Maar
dit beeld is nog te eenvoudig. De Ame-
rikaansche boer werkt voor den Neder-
landschen stedeling en voor den Neder-
landschen veehouder en de Nederland-
sche veehouder werkt weer voor den
verbruiker in Engeland of Duitschland.
De belangen van boer en stedeling zijn
gekoppeld, maar zij loopen niet parallel.
Zij schuiven langs elkaar en over elkaar
heen het is een bundel touwen die
elkaar in verschillende richtingen krui
sen. Als men een golf in een van die
touwen veroorzaakt, weet men niet hoe
het andere zal gaan bewegen.
Eenzijdig ingrijpen kan geen baat
brengen. Voor een herziening der maat
schappelijke verhoudingen is meer noo
dig dan een simpele verhooging der prij
zen van de landbouwproducten. De
boer stapt voort achter zijn paarden. De
ploeg snijdt door de aarde en opent den
grond. Straks zal er nieuw zaad inko
men om te groeien en te rijpen. Totdat
na den oogst de ploeg weer komt en de
ronde opnieuw begint. Schakel verbindt
schakel, zoo is het boerenleven... zoo is
de wereld 1
Haagsche Post
Peinzend loopt de boer achter den
ploeg. Terwijl de paarden rustig voort
stappen en het blanke ijzer onweerstaan
baar de kluiten breekt, denkt hij na over
den samenhang der dingen. Wat is alles
VERZEKERINGEN. - Een af
gevaardigde van de Verzekeringsmaat
schappij Redt U Zeiven is regelmatig
ALLE ZATERDAGEN in ons lokaal.
Groote Markt.
uit de massa, duchtige porren in lenden
en buik gekregen.
Wel had Mie Plek bijna haar hemd
verloren.
En wel droeg de brouwer als een re
likwie de twee stukken van zijn zwarten
wandelstok met zilveren kruk meewarig
in zijn hand.
Maar voor de rest was alles op wiel
tjes geloopen. Dat, dank zij de orde
dienst, die tot in de puntjes verzorgd
was.
Voor t oogenblik hing de burgemees
ter, in den rug voortgestuwd door de
deinende golf nieuwsgierige luisteraars
achter zich, met den buik tegen het wiel
van de koets geplakt waarin de nieuwe
Heer Pastoor zat. Hij raakte met zijn
voeten haast geen grond meer. Maar
toch trok hij dapper van leer. Zijn wel
komsrede vlamde open over de luiste
rende menigte. Hij vergat er bijna bij,
op tijd het blad te keeren dat de mooie
woorden voor het nageslacht zou bewa
ren. Maar het deed er niet toeMeneer
Pastoor hoorde klaar en duidelijk, dat
in den persoon van den burgemeester,
al de schapen van het dorp aan hun
nieuwen herder trouwen dienst beloof
den. Ze wenschten hem veel jaren
vruchtbaar priesterschap. Vroegen hem
in weerhulp van hun verknochtheid ook
zijn milde steunende hand in hun moei
lijkheden. Dan werd, trillend van vol
doening omdat t ermee gedaan was,
den vurigen speech besloten door den
uitroep Ge zijt welgekomen, Mijn
heer Pastoor I Lang moogt Gij leven
Algemeen handgeklap.
De veldwachter had erbij staan krop
pen en vechten tegen een tranenvloed.
Nu kon hij zijn ontroering echter niet
langer meer bedwingen. Nog krachtiger
dan de burgemeester zijn laatste klan
ken had uitgedreund, brulde hij dat
't ronkte Hip! Hip "Hoeral,, huil
den enkele slampampers achterna. Ze
meenden dat ze tenminste getoond
hadden, te weten hoe het hoorde. Ston
den verwonderd en verontwaardigd
dat hun vuurwerk door den veldwach
ter aangestoken, met zóó weinig geest
drift voortknetterde.
Mijnheer de Deken draaide zijn vin
nige oogen tintelend en snel rond achter
zijn brilglazen. Maar Mijnheer Pastoor
glimlachte als hij den purperen neus van
dat stuk wandelende rechterlijke macht
der gemeente, zag snotteren van aan
doening.
Hij deed vriendelijk teeken aan het
ander slachtoffer van den plicht, dat er
met den bibber op 't lijf en in de handen,
ook nog een papier stond te ontrollen.
Daar dreinde dan over de beweeglijke
koppen die rekten en wrongen, de
heeschtrillende stem van Nelis. De om-
staanders verstonden er niet veel van.
Maar Mijnheer Pastoor zat er genoeg
lijk en aanmoedigend bij te knikken.
Als de spreker zich zielsgelukkig het
voorhoofd kon afwisschen en een zwa-
ren zucht loozen, rees in de koets de
gestalte van den nieuwen pastoor recht.
Hij schudde mijnheer den burgemeester
en den achtbaren voorzitter van het
kerkfabriek de hand. Wuifde de menigte
die hem omstuwde vriendelijk toe, wijl
hij zich veerkrachtig keerde naar alle
richtingen.
Verleden jaar bezorgden wij aan onze
leden, voor de eerste maal, verzamelin
gen groentezaden, bevattende de voor
naamste groentesoorten die in een tuin
moeten aanwezig zijn.
Gezien deze verzamelingen, onder
alle opzichten, ten volle voldoening ga
ven, hebben wij voor dit seizoen een
nog meer aangepaste verzameling
groentezaden samengesteld ten behoeve
onzer leden, en dit aan voordeelige
prijzen.
Enkel beste uitgelezen soorten wer
den in aanmerking genomen. Gok werd
rekening gehouden van de voornaamste
groenten welke meest worden gebruikt.
Ieder pakje bevat genoeg voor de be-
noodigdheden van een huisgezin.
Verzameling Redt U Zeiven
Prijs 1 2 fr.
20 volgende soorten
Ajuin, stroogele N. Holl.
Andijvie, fijn gekrulde
Andijvie, breedblad volhart
Kervel, gewone
Knolselder Pragerreuzen
Porei, winterreus Olifant
Postelein, goudgele
Radijs, roode ronde
Roode kool "Negerkop„
Salade Meikoningin
Salade, dikke blonde
Savooikool van Vertus
Selder, goudgele, zelfbleekend
Spinazie Goldflay
Spruitkool, Spiraal extra
Veldsalade, Hollandsche grof
Wintersalade, dikke boterkop
Witloof Brusselsch
Witte kool van Brunswijk
Wortelen, half lange roode, verbeterde
van Nantes.
Verders kunnen alle zaden
Hiervoren vermeld en deze welke
hier volgen
afzonderlijk worden bekomen aan 1 ft.
het pakje.
Hier volgt de lijst van de groenten-
zaden, welke ook als bestelbon kan
dienen
Ajuin, gele van Vertus
Andijvie, breedblad, volhart
Andijvie, gekrulde
Bloemkool, vroege, dwerg
Erwten, klimmende, krombek
Erwten, dwerg. Wonder van Amerika„
Kabuiskool, witte van Brunswijk
Kervel, gewone
Keukenbeet, roode
Knolselder uPragerréuzen„
Kropsalade Meikoningin
Kropsalade Reuzen van Erfurth„
Pastenaken
Peterselie, dubbele gekrulde
Porei "Reuzen van Carentan„
Postelein, goudgele
Princessen met staken
Radijs, ronde rose, wit punt
Radijs, ronde scharlaken
Roode kool "Negerkop„
Savooikool van Vertus
Savooikool, vroege, spitsvormige
Schorseneer, lange, zwarte
Selder, volle witte
Snijboonen met staken
Spaansche roode boonen
Spaansche witte boonen
Spinazie, blijvende
Spinazie, Viroflay ofGaudry„
Struikboonen, Princessen Extra
Struikboonen, witte Flageolet
Struiksnij boonen
Tomaat, roode, ronde, gladde
Tuinraap van Norfolk
Veldsla, grofzaad Hollandsche
Winterradijs, lange zwarte
Winterkropsalade, boter
V itte oplegajuin
Wortelen, verbeterde van Nantes
Zurkel, breedblad van Belleville.
De zaden zijn vanaf heden te verkrij
gen in onze magazijnen.
Dan werd door den sakkerenden
veldwachter in de eerste rangen een
bres geslagen. Uit die bres kwam een
stoet van ernstige menschen met groote
frissche ruikers. Ruikers, een heele
koets vol. Die moest Mijnheer Pastoor
allemaal in ontvangst nemen en maar
stapelen op de zitplaats waar hij zooeven
was van rechtgestaan.
De eerste was er een in naam van de
gemeente hij werd aangeboden door
Celinneke van den burgemeester.
Dan volgde Liezeke, 's kosters zuster,
heelemaal in 't wit. Zij bood witte
rozen met een zedig komplimentje, in
naam van de congreganisten van Onze
Lieve Vrouw.
Er kwam daarna een ruiker vanwege
de schoolknapen, aangeboden door Jean-
Jeantje van den notaris, 't Manneke zag
wat scheel en 't was zeer dom. Maar
t was op school doodbraaf in de oogen
van de meesters.
De schoolmeisjes bleven niet ten ach
ter. 't Was Fransinneke uit "'t Gulden
Schaap» die er mee aankwam. Kwade
tongen zeiden dat "'t Gulden Schaap»
geen serieuze herberg was, vanwege
Mietje, de oudste dochter. Maar dat
kon Fransinneke, die een braaf kind
was, zeker niet helpen. Ze droeg eiken
keer dat te huis het varken geslacht
werd, een vette zende mee voor zuster
Filadelle die de keuken deed in 't kloos-
ter* ('t Vervolgt.)
Meerderjarigheid gaat bij velen helaas
niet samen met voorzichtigheid. Om te ge-
Iooven aan een gevatte kou is het voor velen
noodig zich ook werkelijk ziek te gevoelen
of het bed te moeten houden. En toch is het
zoo eenvoudig zich te beschermen.
Wanneer U namelijk voelt dat U een kou
hebt gevat, hetgeen zich door enkele koude
rillingen kenmerkt, laat het dan niet verder
gaan, maar grijpt onmiddellijk in door 1-2
Aspirine-tabletten te nemen. Zij geven aan
het organisme de warmte die het noodig
heeft in den dagelijkschen strijd tegen de
gevaren van het momenteele seizoen.