De verplichte Teeltregeling
voor 1941-1942.
Na een half jaar
Productieslag in Nederland.
Arbeid adelt*
Landbouwweekblad s t r M
f r JL c jj fi 7 i Voor m door de Landbouwers
De beenderziekte
der Geit*
Onze Zienswijze.
örgaa» der Landbouwersvereenigmg Redt U Zeiven
Kleinveeteelt*
ZONDAG 12 OCT. 1941.
Mé 50 tsBüêm
23,t* &t 1180
Abonnementsprijs 2Q far. 's jaars.
Men schrijft in op ons
Bureel er, op alle postkantoren.
Het oversseasen vs»a artikelen
«onder asmdeiding der bron
is streng verboden.
Bestaarde* en vem^oorddjjlM Opsteller i De ^«werkers s|n
O. CAUDSON.
IWi e. B«UctirZ™b,,ak.«I, 1, Aalik .e»»«woojde«|k TOO. k«~
telefoon 267. bijdragea-
Aankondigingen volgens
abkoord<
In ons vorig hoofdartikel gaven wij
een breedvoerige toelichting van het be
sluit van 15 September 1.1.. waarbij voor
bepaalde landbouwpsodukten de ver
plichts teelt voor dea volgenden oogst
wordt ingevoerd.
Onze zienswijze over de
verplichte teeltregellng.
Het stelsel biedt voordeden, doch ook
bezwaren welke wij hier op objectieve
wijze wenschen uit een te leggen
Niet te onderschatten voordeelen zijn
1) Onze landbouwers weten vóór den
uitzaai en vóór de beplantingen wat zij
toekomende jaar zullen moeten leveren.
Zij kunnen er dus tijdig hunne teeltin-
deeling naar regelen. Zooals uiteengezet
in onze vorige bijdrage, bepaalt artikel 1
van het besluit voor broodgraan en aar
dappelen. dat de landbouwers aan hun
ne leveringsplicht hebben voldaan zoo
dra zij de bij tabel vastgestelde minima
opbrengst. onder aftrek der toegelaten
voerafnemingea, (voor zaai- en plant
goed, voor eigen gebruik, voor uitschot
of afval) hebben geleverd.
Hieedner vervalt het groots euvel dat
het huidige stelsel der leveringen ken
merkt*, nl.dat de voortbrenger nooit
wist wanneer hij aan zijn leveriafsplicht
had voldaan en steeds bloot staad aan
huiszoekingen en onrust Het toezicht in
het huidige stelsel viel das. eek meer
maals uit ten nadeele van plichtbewuste
en sociaal voelende landbouwers die eer
lijk de aangifte deden van bunas op
brengsten, terwijl anderen er in slaag
den zich te ontrekken aan de levcrings-
plicht en toch niet werden verontrust.
2) Ten behoeve van het algemeen be
lang was de verplichte teeltregeling
vereischt
Ingevolge de oorlogsomstandigheden
is onze bevolking in hoofdzaak aange
wezen voor hare voeding op de hoogst
mogelijke biaaenlandsche voortbreagst
van broodgranen en aardappelen.
Wij weten dat de overwegende meer
derheid onzer landbouwers, zelfs zoader j
verplichting, aan deze teelten aanzien- j
lijkt uitbreiding zou hebben gegeven.
Doch anderen zouden er evenwel niet
tegen op zien uitbreiding te geves aan
andere speculatieve teelten. De verplich
te teeltregeling dwingt iedereen het hare
bij te dragen voor de bevoorrading der
bevolking. Deze verplichting is thans
meer dan ooit gewettigd, daar het alge
meen belang den voorrang moet hebben
op het privaat belang.
3) Het nieuwe stelsel biedt voldoende
lenigheid, dank zij de invoering van het
compensatisstelsel. Hierdoor kan de
landbouwer op behoorlijke wijze reke
ning houden met de vereischte vrucht-
afwisseling.
De verplichte teeltregeling streeft
naar uitbreiding van de graan- en aard
appelteelten ten koste van het weidebe-
drijf en der hoofdvoedergewassen. Zoo
als kooger gezegd, moeten wij onze
landbouweconomie deze richting opleg
gen om wille van het levensonderhoud
van onze bevolking. Daar het nieuw
stelsel niet raakt aan de andere onmis
bare teelten zooals suikerbceten. peul
vruchten, gerst en vlas en een groot ge
deelte der hoofd voedergewassen en van
gras kan vervangen worden door uit
breiding der nateelten van groenvoe-
der, wordt goen te erge storing verwekt
In onze landbouweconomie.
Wanneer nu nog voor de opgelegde
teelten loonende prijzen aan de voort
brengers worden verzekerd en deze prij
zen hun tijdig, dit is vóóden uitzaai,
worden kenbaar gemaakt, das heeft de
landbouwer de vereischte bedrijfszeker
heid welke hem zal aansporen al zijne
krachten te wijden aan het volledig luk
ken der aangekondigde teeltregeling.
Afjëarzij ds moeten wij tegen de ver
plichte teeltregeling bepaalde bezwaren
-Inbrengen.
Wij verwachten dat do Nationale
Landbouw- en Voediagsccrporatie.wel-
ke met de uitvoering gelast is, deze zal
wegruimen bij de uitvaardiging barer
uitvoerinysverordeningen.
1) Het stelsel is te stroef voor wat
betrrf: onze kleine landbouwbedrijven.
Iedereen weet dat in het Vlaamsche
land, hierdoor bedoelen wij vooral Oost-
Vlaanderen en de Aatwerpsche en Lim-
burgsche Kempen, onze kleine land
bouwbedrijven n.l. van 2 tot 5 hectaar,
buiten de onmiddellijke omgeving der
groote steden, hunne bijzonderste bron
nen van inkomsten vonden en nog vin
den in een intensieve veeuitbatiag. De
groote landbouwbedrijven integendeel
legden zich in ons land vooral toe op de
uitbating van akkerbouwproducten.
Daar de tabel der minima-opbreng
sten voor bepaalde gewesten, wat betreft
de broodgranen, een afnemende op
brengst per hectaar voorschrijft voor de
grootere bedrijven naar gelang hunne
oppervlakte, en voor al de gewesten wat
betreft de aardappelen, krijgt het groo
tere bedrijf de gelegenheid om veeteelt
op grootere schaal te drijven, dan wan
neer het groo'e bedrijf met minder vee
en meer graan en aardappelen den uit
bater en zijn gezin met de huidige prijzen
het bestaan kan verzekeren 1
Om rekening te houden met de wer
kelijke toestanden en de pracdsche be
staansvoorwaarden op de twee catego-
riën van bedrijven, zou een dalende
minima-opbrengst, indien zij geboden
was, zich moeten voordoen hebben in
tegenovergestelde richting.
2) De vraag kan gesteld of voor be
paalde streken de gemiddelde opbrengst
niet te hoog werd geschat, wijl zij voor
andere te laag werd bepaald. In normale
tijden, n 1. met gewone intensieve be
mesting, gebruik van degelijk zaai- en
plantgoed is deze gemiddelde opbrengst
aannemelijk. Zij a in de huidige omstan
digheden al deze factoren wel aanwezig
of zullen zij op het vereischte tijdstip
voorhanden zijn om deze normale ge
middelde productie te bereiken Zal er
inzonderlijk voldoende zaai-" en plant
goed van passende hoedanigheid be
schikbaar zijn
Wat het aardappelplantgoed aangaat,
hebben wij in de pers gelezen dat de re
geering er in geslaagd is reeds 43 mil-
lioen kg. Nederlandsch plantgoed en
60 millioea kg. Duitsch plantgoed vast
te leggen voor den invoer in België Ook
werden, naar wordt meegedeeld, groote
hoeveelheden zaaigraan alreeds vastge
legd. Langs deze zijde zouden wij dus
staan langs den veiligen kant, op voor
waarde echter dat deze zaaigranen nog
deze week in het bezit zijn der boeren.
We weten dat door de wekenlange
onzinnige palabers de leveringen van
zaaigranen weer een maand werden ach
teruit geschoven. In België blijft die ko
medie eeuwig duren 1
Wat de meststoffen betreft, kan de
vraag worden gesteld of er voldoende of
volwaardige stalmest zal beschikbaar
blijven op de bedrijven, gezien de afna
me van onzen veestapel en de uiterst
karige bedeeling van krachtvoeders aan
het vee.
Zullen er voldoende stikstof-, phos-
phoorruur- en potaschraeststoffen voor
handen zijn
Tot heden weten wij dat de bevoegde
overheden zich inspannen om deze
kunstmeststoffen ten gepaste tijde aan de
landbouwers te bezorgen, doch alhoe
wel de hoop bestaat op gunstigen uit
slag, konden nog geen passieve toezeg
gingen desomtrent worden gedaan Het
hangt nochtans voor een groot deel af
van het beschikbaar stellen van de ver
eischte meststoffen of het teeltplan wer
kelijk zal lukken.
3) De vlasbouw blijft verplichtend,
doch geeft geen recht op compensatie,
alhoewel deze teelt zeer belangrjjk is
voor de bevoorrading met vetstoffen en
kleedingstcffrn.
Het zelfde geldt voor de verbouwing
van koolzaad. Deze teelt is van groot
belang voor het opleveren van olie dien
stig voor vervaardiging van margarine,
terwijl de afval een uitstekend veevoe
der oplevert. In Nederland wordt dan
ook een grcotsche propaganda gevoerd
voor de opvoering van de teelt van
koolzaad.
f De vraag kan gesteld waarom dit in-
teressant landbouwprodukt niet in het
verplicht teeltplan werd opgenomen?
f 4) Ingevolge het besluit zijn enkel van
f de teeltverplichtingen vrijgesteld de
S groenteboeren of tuinbouwers inge-
sobreven bij de hcofagroepeering Tuin-
bouwprodukten en die aan deze laatste
hunne bijdrage als zoodanig hebben be-
1 taald.
Doch er zijn talrijke kleine landbouw-
bediij --en waar benevens bet eigenlijk
jj landbouwbedrijf, ook op beperkte schaal
aan grcententeelt wordt gedaan zooals
f bvb. enkele aren witloof, asperges, aard-
j beziën. Deze bijzondere teelten zijn voor
deze doorgaans groote boerengezinnen
i die op kleine bedrijven moeten beslaan,
het eenige middel om de twee eindjes
I van het jaar aaneen te knoopen.
Deze menschen zijn geen eigenlijke
tuinbouwers, het zijn boeren. Ze zijn als
j dusdanig ingeschreven bij de corporatie
5 en hebben er hunne bijdrage betaald,
j Zouden zij thans omwille van het teelt-
plan, hun groenteteelt moeten laten va
ren of inkrimpen omdat zij niet zijn in
geschreven a's tuinier bij de hoofdgroe-
peering "Tuinbouwprodukten„ Zulks
zou voor hen zware sociale gevolgen
hebben en hun bedrijf onleefbaar maken.
Wij zijn er van overtuigd dat dit niet
in de bedoeling ligt der ontwerpers van
het teeltplan en dat hiervoor de passen
de oplossing zal worden gevonden.
We moeten hier aan toevoegen
Teeltplannen zijnen blijven theore
tische bespiegelingen, die slechts nut
kunnen hebben wanneer de boeren hier
aan hun volle medewerking geven.
Deze medewerking kan slechts wor
den bekomen als vanwege de leidende
personen, in plaats van zoovele verkeer
de handelingen welke de landbouwers
ontmoedigen en opstandig maken, een
andere politiek wordt gevoerd, namelijk
eene van aanmoediging es betrekkelijke
vrijheid,
Allééa met den goeden wil der
boeren en eene leiding die taktvol de
welwillende samenwerking der land
bouwers kan verkrijgen, zijn wonderen
te verrichten, terwijl met vele verplich
tingen slechts geringe uitslagen te ver
wachten zijn.
Het is een feit dat niemand op papier
kan bepalen wat een landbouwer kan of
zal verwezenlijken. Deze laatste alleen
kan met zijn sterken wil en gekend
praktisch verstand oneindig veel doen
om de voedselvoorziening te verzekeren,
op voorwaarde dat er bij hem een ge
moedstoestand wordt geschapen die hem
bezielt met een blij en geestdriftig Ideaal
om de hem opgelegde taak te vervullen.
Verre van hem aan te wakkeren werd
die blijde geestdrift bij deze boeren, die
hem bezaten, gedood door onzinnige
regelingen en tergende handelingen.
Alléén leiders meteen boerenhart en
met praktisch verstand kunnen van onze
landbouwers bekomen wat de natie van
hen verwacht.
Verbond voor Rundertubercu-
losebestrijding Eendracht
AALST.
Op Donderdag 23 Oktober, te
5 uur stipt, algemeene vergadering in
het lokaal De Koornbloem te Aalst,
Groote Markt.
DAGORDE1. Verslag over het
dienstjaar 1941, door den Sekretaris.
2. Voordracht door den heer Van den
Bergh, veeartsenijkundig opziener te
Gent, overHet verwerpen door
trichomonaden infectie
3. Mededeelingen en aanvaarding van
nieuwe leden.
We verwachten een talrijke opkomst.
Ook nieuwe leden zijn welkom.
Namens het Bestuur
De Eerevoorzitter. O. Caudron.
De Sekretaris, De Voorzitter,
A. Roelandt. J. Kieckens.
Wat in andere landen wordt gedaan.
Destijds hebben we hier hst een en
het ander verteld over de aanstelling van
de commissie onder leiding van oud
minister Posthuma, die tot taak had den
eersten productieslag tot een goed einde
te brengen. Is het niet van belang ook
voor ons iets te vernemen over de
voorloopige uitslagen van dien produc
tieslag, die juist voor zes maanden is be
gonnen, en omtrent de verdere maat
regelen, die de comm'ssie Posthuma
denkt te nemen We zijn van meening,
dat ook onze landbouwers gaarne weten
hoe bet in andere landen op landbouw
gebied toegaat en in de eerste plaats
in Nederland.
In 1940 waren me't broodgraan be-
teeld: 78.000 ha. wintertarwe, 56 000 ha
zomertarwe, 219.000 ha. winterrogge en
9.000 ha. zomerrogge, dus in totaal
134.000 ha. tarwe en 228.000 ha. rogge.
Over 1941 zijn deze cijfers als volgt
82.000 ha wintertarwe, 55 C00 ha zomer
tarwe, 229.000 hectaren winterrogge en
12.000 ha. zomerrogge, in totaal 137.000
ha. tarwe en 241.000 ha. rogge. Hetzij
een vermeerdering van 16 000 ha.
Met eetaardappelen waren beteeld in
1940 92 000 ha.met fabrieksaardap
pelen 37.000 ha. Ia 1941 waren de
cnderscheidelijke cijfers als volgt
117.000 ha. en 43 000 ha. Hetzij een
vermeerdering van 31.000 ha.
In het kader van den productieslag
1941 is het scheuren van grasland ver
der ste?k uitgebreid geworden, vooral bij
middel van de toekenning van de schcur-
premie, met het gevolg, dat in het voor
jaar in ongeveer 22 000 ha, grasland de
ploeg werd gezet.
Verder heeft de toepassing van de z.g.
omweidsysteem overal in het land een
groote uitbreiding ondervonden. Ock
het inkuilen van gras volgens de Finsche
methode, hetgeen een belangrijk aan
winst aan eiwit en zetmeelwaarde in het
wintervoeder beteekent, is dit jaar in
zeer aanzienlijke mate toegenomen.
De uitslag van de koolzaadcam
pagne is een vermeerdering met onge
veer 10 000 ha. koolzaad dat van het
grootste belang is voor de vetvoorzie-
ning sedert verleden jaar. In de laatste
jaren was gemiddeld niet meer dan 1000
ha. met koolzaad beteeld.
In 1941 zijn verder in totaal ongeveer
115 000 ha met stoppelgewassen beteeld
geworden, hetgeen weer een sterke ver
meerdering tegenover de vorige jaren
beteekent. Daarmede is het einddoel nog
niet bereikt. Wil Nederland zichzelf
kunnen voeden, dan dient er in aller-
eerste plaats voor gezorgd te worden,
dat voldoende broodgraan en aardappe
len ter beschikking komen. Natuurlijk
heeft dit j aar het weer niet altijd mee-
gewerkt. Zoo is de graanoogst tenge-
volge van de aanhoudende regens in
Augustus niet best te noemen. Doch alles
bij elkaar genomen, bestaat er toch reden
tot tevredenheid. Toekomend j*ar zal
men trachten neg beter te doen. De
productieslag is geen aangelegenheid
welke staat of valt met den oorlog. Hij
heeft altijd zin. Derhalve zal er voor ge
zorgd worden, dat geen plekje cultuur
grond ongebruikt blijft, terwijl de cul
tuurtoestand van den bodem zoo gunstig
mogelijk moet zijn.
In dezen oorlogstijd is het vooral van
belang, dat producten als tarwe, rogge, I
aardappelen en voorts erwten, boonen f
en ook koolzaad in zoodanige mate ter
beschikking komen, dat Nederland zoo
veel mogelijk in eigen behoefte kan
voorzien. Dit is alleen te bereiken, wan
neer de oppervlakte bouwland wordt
uitgebreid. In feite staat hiervoor thans
geen andere weg open dan die, welke
leidt tot het scheuren van grasland.
In Nederland bestaan van de2.341.000
ha cultuurgrond thans niet minder dan
1.321.000 ha of ruim 56 °/o uit blij vend
grasland. Van deze weiden moeten er
minstens nog 100.00C ha gescheurd wor
den om de voedselpositie van Nederland
nagenoeg houdbaar te maken. De Ne-
derlandsche cultuurgrond zal dus ook in
de toekomst voor een overwegend deel
in grasland blijven bestaan, Uit dit gras
land is in het verleden, toen men den in
voer van betrekkelijk goedkoop kracht
voer boven de grootst mogelijke mate
van zelfvoorziening verkoos, lang niet
gehaald wat er uit te halen was. Ook op
dit punt zal de commissie dr Posthuma
geleidelijk beterschap teweeg brengen
door moderne weidebouw.
Zooals men ziet. heeft de commissie
Posthuma niet stil gezeten en is hare
leuze Nederland voedt zichzelf, stilaan
op weg om verwezenlijkt te worden. In
de toekomst, eeos de oorlog achter den
rug, zal dat zichzelf voeden ongetwijfeld
in breeder verband moeten worden ge
zien, n.l. in verband met het nieuwe
Europa. Nederland zal dan op land
bouwgebied vooral als veredelingsland
optreden. Zoo gezien zal er dan zeker
een uitwisseling bijvoorbeeld van uit te
voeren zuivelproducten tegen in te voe
ren krachtvoeder, geschieden. Dit wil
echter niet zeggen, dat dit krachtvoer
uiteraard uit de overzeesche landen
j moet worden ingevoerd, doch voor alles
uit een ander deel van Europa, bijvoor
beeld uit den Balkan of West-Rusland.
Van een aoodanigen invoer zal dan van-
i zelfsprekend geen sprake kunnen zijn,
indien de mogelijkheden van den eigen
bodem niet ten volle zijn uitgeput.
Die vergrooting op agrarisch gebied
te bereiken is zeker wel het voornaam
ste doel van den productieslag, en der
halve arbeidt de commissie dr Posthu-
i ma niet alleen voor het heden maar ook
voor de toekomst. Zij bereidt de plaats
j, welke Nederland in het Europa van
morgen zal innemen met alle mogelijke
middelen voor.
4
Vele geitenkweekers zien hun dieren
verkwijnen door deze ziekte welke tame
lijk veel verspreid is in onze gewesten.
Hare bijzonderste kenmerken bestaan
in een zekere misvorming van de been
deren der ledematen, zooals doorgezakte
pooten, vervorming van den kop en rug,
een sukkelachtige gang en over het
algemeen eene verzwakking van gansch
het gestel.
Zooals de naam zulks aanduidt is deze
ziekte veroorzaakt door eene verarming
der beenderstof.
Lammeren afstammende van zulke
verzwakte dieren zullen altijd meer nei
ging tot deze ziekte vertoonen dan
anderen, alhoewel ze eigentlijk niet over-
erfbaar is. Het is dus ernstig aangeraden
van zulke dieren geene lammeren tot den
kweek op te voeden.
Deze ziekte wordt doorgaans veroor
zaakt door ondervoeding, slechte voe
ding, of eene ongezonde verzorging in
het algemeen. Onder slechte verzorging
moet verstaan worden niet alleen de
voeding doch ook de huisvesting. Het is
dus ten zeerste aangeraden de lammeren
niet bestendig op stal te houden maar ze,
zooveel mogelijk, buiten den stal te laten
rondloopen wanneer de weergesteltenis
zulks maar eenigszins toelaat, ten einde
hun beendergestel, dat nog niet vol
groeid is, in goeden vorm te brengen.
Jonge, zoowel als oudere dieren zijn
dus aan deze ziekte onderhevig. Men
lette bijzonder op die geiten welke goede
melkgeefsters zijn. Immers, door deze
groote melkgifce wordt hun lichaam ook
meer uitgeput en vereischen zij dan ook
een bijzonder krachtig voedsel, rijk aan
kalkhoudende stoffen voor het herstel
van wat door de gegeven melk uit het
lichaam is weggenomen.
Niet alleen wegens de ondervoeding
is de beenderziekte te vreezen, doch ook
wegens slechten toestand der stalling, en
hier zondigen veel geitenhouders tegen.
In ons voorgaand artikel legden we er
t