Winterbehandeling
der Leghennen.
OP BAALMOLEN
TURF
Grondontleding
Rechtskundige Dienst
Landbouwer,
Kleinveeteelt
DE KOORNBLOEM 9 Februari 1947
Alhoewel wij reeds een hard stuk
van den Winter hebben doorgebeten
en wij nu redelijkerwijze reeds naar
het zachte voorjaarsweder beginnen
te verlangen, mogen wij toch niet uit
het oog verliezen dat het nog steeds
Februari is en dat de Winter dus nog
maar voor een derde voorbij is.
Om ons dus te behoeden voor zijne
zotte streken moeten onze kweekers
vooruitziende zijn, en tijdig alle maat
regelen treffen opdat hunne leghen
nen door een plotse ommekeer in het
weder, den winterleg niet zouden
stopzetten.
Het is de winterleg die onze on
kosten voor het gansche jaar moet
vergoeden, op zulke wijze dat de op
brengst in de Lente, Zomer en Herfst
enkel winst weze.
Elke kweeker, 't zij groot of klein,
kan zulks bekomen mits de regelen
aangaande huisvesting en voeding in
acht te nemen.
Het hok wordt nog eens grondig
onderzocht en we maken het volko
men tochtvrij, droog en waterdicht.
Thans is dit de doorloopende verblijf
plaats der hennen, en wordt enkel
door hen verlaten gedurende het paar
uren dat het buiten droog en zonnig
is. De verluchting mag niet met plotse
vlagen geschieden door het openen
der deur, doch wel door een paar
luchtschuiven welke onder het dak
zijn aangebracht en slechts langs eene
zijde. Zijn onze hokken opgetrokken
in hout, dan worden de wanden be
dekt met bussels stroo welke eene
ideale isolatie geven.
In hoofdzaakgeene natte, koude
pooten. Zooniet, geen eiers. Men
mag de hennen nog zoo 'n goed voed
sel geven, indien ze in de koude nat
tigheid geloopen hebben zal er van
den leg niet veel in huis komen.
Daarom een dikke laag stroo of droge
bladeren op den grond van het hok
of de overdekte ren.
Wat men nog meermaals ziet is dat
er in den winter maar eenmaal daags
drinkwater wordt verstrekt. Zulks is
verkeerd want het water is doorgaans
te koud geworden en veroorzaakt
een groot verlies aan calorieën, moei
lijkheden in het spijsverteringsstelsel
en belemmering van den leg. Om dit
te beletten worden de drinkbakken bij
het vallen van den avond geledigd,
en 's anderendaags verschillende ma
len gevuld met versch water, dat
minstens 10 a 15° C. heeft.
In den winter is bovengemeld ver
lies aan caloriën niet te vermijden,
doch om dit tot het strikt minimum te
beperken, zal de eerste maaltijd be
staan uit 20 a 25 gram legmeel met
warm water lichtjes bevochtigd. Vol
gens het ras dat men heeft, zal deze
hoeveelheid vermeerderd of vermin
derd worden opdat er geen overschot
zou blijven in de eetbakken. In den
zomer wordt die overschot nadien
toch genomen, doch in den winter
bevriest die en de hennen welke die
hebben opgenomen worden blootge
steld aan allerhande ongesteldheden.
Moeten we ook groen voederen in
den winter? Natuurlijk, zoo goed als
in den zomer. De dieren hebben nu
minder beweging, en daarom is het
aan te raden eene kool op een 60 cm.
hoogte van den grond ophangen. De
hennen moeten een kleine turnoefe
ning verrichten willen ze een bladje
kunnen lospikken. Die turnoefening
zal hun goed doen.
Maïs, zonnebloemzaad en ook
kempzaad werken eenigszins verhit-
27 MENGELWERK.
door
MINUS VAN LOOI.
Ja, ja, ik zal eens afkomen. Zon
dag. Of in de week. Maar het is
winter. Nat en koud. Ik zal eens ko
men. Neen, er is niets. Bert, wees
maar niet ongerust, wat zou er zijn?
Hij kwam niet. Het begint te sla
bakken met vader zei Bertha. Het
duurde heel den langen winter. Maar
in het vroege voorjaar, met de eerste
schoone dagen en toen er weer spraak
was het werk op den Muizenbeemd
opnieuw aan te pakken, veerde boer
Baanders weer langzaam op, en hij
herpakte zich. Hij begon weer belang
te stellen in den gang van den molen
en in hun geboer. Hij stond weer
heel den dag bij het werk op den
Muizenbeemd. Maar niet meer als
verleden jaar. Hij was geknakt. En
voluit vier-en-zeventig jaar. Ze zagen
allemaal hoe hij zich trachtte taai te
houden en worstelde tegen den ou
den dag.
Het werkvolk'zei 't Is afgeloo-
pen met boer Baanders. Hij zal het
einde van het werk niet meer zien.
Hij haalt den winter niet meer.
Maar hij zag het einde welhij zag
het nog allemaal. Hij was er bij toen
Bert Volkaert bij meneer notaris het
laatste bedrag van zijn schuld afbe
taalde. Hij was er bij toen er op Vol-
kaertmolen een tweede kindje werd
geboren, een dochtertje. Had hij een
afspraak met Onzen Lieven Heer,
dat nog te mogen zien allemaal, en
dan te sterven? Wie wist het! Maar
toen Bertha van deGroenpoort daags
na haar kerkgang haar vader ging be
zoeken, was hem allemaal al van geen
tel meer.
Alleen dit zei hij haar nog Ber
tha, gij weet hoe het gestaan en ge
legen is tusschen de Volkaerts en de
Ceusters. Dat mag zoo niet blijven
duren. Ik kan dat tegen Bert niet zeg
gen, gij kunt dat wel... Zorg gij daar
eens voor, gij, Bertha.
's Nachts stierf boer Baanders, en
twee maand daarna erfde Bertha haar
deel uit de nalatenschap van haar ou
ders. Het was in vriendschap en in
vertrouwen op een ommezien gere
geld. Het was nochtans voor elk van
de vijf kinderen een ferme koek.
Op Volkaertmolen waren ze nu
voorgoed uit den strop.
Het huishouden van Schuppenboer
was een mirakel van een huishouden.
Dat was met geen kempen koord aan
een te knoopen. Schuppenboer was
tend. Bijzonder maïs mag in den win
ter dus in grootere hoeveelheid ver
strekt worden, evenals zonnebloem
en kempzaad, doch deze twee laatsten
in mindere hoeveelheid. De hennen
zullen hierdoor meer calorieën aan-
k weeken.
Pooten, lellen en kam kunnen be
vriezen, iets wat nogal gemakkelijk
gebeurt bij grootere rassen. Om dit te
voorkomen zal men die ledematen
eenvoudig inwrijven met zuivere va
seline of zelfs reuzel, eenmaal per
week. Het uitzicht en de gezondheid
der dieren, maar ook de leg, zal er
baat bij hebben. Gebeurt dit bevrie
zen toch, bij verrassing, dan worden
de aangetaste dieren in een normaal
verwarmd vertrek gebracht en men
smeert de bevroren organen in met 5
deelen opodeldoch en 1 deel terpen
tijn, doch voorzichtig.
Nog een woordje over de lange
winternachten, welke een groot belet
sel zijn voor een normalen leg. Thans
hebben we bijna allen het elektrisch
licht in huis. Waarom ook geen klein
lampje geplaatst in het hok der hen
nen, welke we vanuit ons bed kunnen
in- en uitschakelen De kosten van
plaatsing zijn niet zoo hoog, en loo-
nen grootelijks de moeite. Wanneer
we nu 's avonds voor we gaan slapen
het licht aandraaien, verlengen we
den dag voor onze dieren. We geven
ze dan nog eens een extra maaltijd
bestaande uit granen, juist voldoende
om ineens te worden opgenomen.
Het is niet noodig om op de teenen
te loopen, men schudt gerust het
heele stel wakker. Na enkele dagen
zullen ze zoover gedrild zijn, dat ze
onmiddellijk op het graan afgaan, en
dat ge gerust terug moogt uitschake
len, als ge het hoofd gaat neerleggen.
Zoodoende zitten de dieren met geen
ledige krop gedurende het grootste
gedeelte van een etmaal, en zijn
suiiiuijw «uur noBaai
zelf een mirakel. Hij had een vrouw
en vier kinderen. Beren van kinderen
waren het, en zijn vrouw was als een
wollen kussen malsch en gezond.
Verder bezat Schuppenboer niets,
niets, absoluut niets. Hun huizeken
was als een beestenstal, zonder deur
of venster. Ze hadden bed noch stoel
noch tafel, ze hadden hadden hond
noch beest. En toch leefden ze en wa
ren even dik en vet. Het was won
derlijk. Ver weg, nog achter Vol
kaertmolen, diep in het plat gebroek-
te, daar woonden ze. In vollen Zomer
was het mogelijk droogvoets aan hun
huizeken te geraken. Maar effen het
regenseizoen begonnen, en het water
was daar, en heel den winter zaten ze
in een zee van water, moesten ze
springen om aaade straat te geraken,
die zelf was als een modderbeek. Daar
kwam op jaar of dag geen mensch
aan huis. Van God of gebod trokken
zij zich niets aan, niemand, ook de
kinderen niet. Een keer had meneer
Pastoor de kans gewaagd. Het was
in vollen zomer.
Vandaag wandel ik tot bij Schup
penboer had hij tegen de meid ge
zegd.
Neem dan uw karabijn mee, me
neer Pastoor had de meid geant
woord.
Maar meneer Pastoor had harte
lijk gelachen en eroegen Geen
's morgens gereed om hunne provisie
aan te vullen met het kostelijke leg
meel, waarvan niets zal verloren
gaan.
Een lid vraagt inlichtingen over de
manier waarop hij zijn grond kan
laten ontleden.
De Rijkslandbouwkundige Ver
meulen geeft hier het antwoord
MIJNHEEREN,
Ingevolge uw schrijven van 25 de
zer, heb ik de eer U mede te deelen,
dat de grondstalen ter ontleding moe
ten gezonden worden naar den
Bodemkundige Dienst van België,
Kardinaal Mercierlaan,
Heverlee (bij Leuven).
De stalen moeten vergezeld gaan
van een inlichtingsbulletijn, aan te
vragen op het aangeduide adres.
Hoogachtend.
De Rijkslandbouwkundige,
L. Vermeulen.
Onze rechtskundige dienst houdt
zijn zitdagen in ons lokaal "De Koorn-
bloem Groote Markt, Aalst, den
2° en 4" Zondag van elke maand van
9,30 tot 12 uur. Eerstkomende zitdag
Zondag 23 Februari.
Fijne en grove turf
is beschikbaar in ma-
gazijn en kan onmid
dellijk worden bekomen.
leest en verspreidt uw blad.
nood, Filomeen, zoo erg zal het
niet zijn.
Maar het was wél zoo erg. Het
was tien keeren erger. Zooiets had
hij nooit gezien. Hij had er zelfs geen
flauw vermoeden van dat zooiets mo
gelijk was, dat zooiets bestond, nu
nog, in dezen tijd. Meneer Pastoor
had er geen voet durven in huis zet
ten. Hij was buiten blijven staan. Het
was buiten ook beter, met die vreese-
lijke warmte. Hij kwam kennis maken,
hij kwam eens wat klappen, want het
waren hier toch ook zijn parochianen.
Maar hij zag hen zoo weinig in de
kerk... en de kinderen? gingen die niet
naar school? ze hadden toch den leef
tijd, en ze zagen er toch niet ziek uit.
Ze wisten toch genoeg...
Verder was meneer Pastoor niet
geraakt. Schuppenboer had eens on
der de klep van zijn klak uitgeloenscht;
hij had eens langs zijn voeten gespeekt,
en hij was opgestaan. Daar steek ik
me niet tusschen had hij gemonpeld,
dat zijn die haar zaken daar...
Met een linkschen snok van zijn hoofd
wees hij naar zijn vrouw, en slenter
de zelf langs achter buiten. Meneer
Pastoor was nog een paar stapkens
achteruit gegaan, toen die daar
kwam in het deurgat staan.
(Wordt voortgezet).