ONZE MELKVEESTALLEN Arbeid adelt Verhoogde voortbrengst van veredeld zaaigraan en pootgoed LANDBOUWWEEKBLAD Voor en door de Landbouwers AALST 5 OCTOBER 1947. Verschijnt iederen Zondag 26ste JAARGANG Nr 1270 Abonnementsprijs 50 fr. 's jaars. Bureelen Zeebergkaai, 5, Aalst Telefoon Nr 267. Postcheckr. 1425.93. Handelsr. Aalst 145. Orgaan der S. M. REDT U ZELVEN. Het overnemen van artikelei der bron is streng li zonder aanduiding verboden. De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hunne bijdragen. Aankondigingen volgens akkoord. een uiterst gewichtig vraagstuk voor onze landbouw. Het hoeft geen betoog dat wegens de dichtheid der bevolking en de ge ringe uitgestrektheid der bedrijven, onze landbouw aangewezen is op in tensieve en verfijnde teelten, Tussen deze laatsten biedt de teelt van vere deld zaai- en plantgoed een bijzonder economisch belang, omdat zij niet al leen een hogere financiële opbrengst per ha. afwerpt dan de gewone teelt, doch ook een beslissende invloed uit oefent op het rendement der gewone teelten en zulks tegen een merkelijk mindere kostprijs. Het is een gekend feit dat ons land op verre na zijn behoeften aan vere deld zaai- en plantgoed niet dekt door eigen productie en telkenjare zeer belangrijke sommen in het bui tenland uitgeeft voor de aankoop van veredeld zaai- en plantgoed ten be hoeve van zijn land- en tuinbouw. De oppervlakte in België besteed aan de teelt van gekeurd zaai- en pootgoed bedraagt in 1947 ongeveer 10.000 ha., waarvan 4500 ha. zaai- tarwe en 2700 ha. aardappelpoot- goed. De overblijvende 3.000 ha. worden besteed aan de teelt van zaai- rogge, zaaigerst, zaaihaver en peul vruchtenzaad. Enkel om onze behoefte aan vere deld zaaigraan te dekken, zou de op pervlakte circa 10.000 ha. moeten bedragen en zou deze besteed aan aardappelpootgoed minstens moeten opgevoerd worden tot het drie a vierdubbele van wat zij thans be draagt. Globaal genomen voor de verschillende soorten van zaai- en pootgoed zou de productie gerust mo gen opgevoerd worden tot ruim 30.000 ha. Er zijn dus op dit gebied nog een ruim arbeidsveld, een uitgebreide krachtinspanning alsook flinke toe komstmogelijkheden voor onze land bouw weggelegd. Doch om binnen korten tijd behoorlijke uitslagen te bereiken, dient het privaat initiatief flink gesteund en behoorlijk geleid door de bevoegde overheid. Tijdens de oorlog werd onder de leiding van de heer De \Vinter, Se cretaris-generaal van Landbouw en Voedselvoorziening door de Alge- meene Keuringsdienst een flinke krachtinspanning gedaan om de in landse voortbrengst van zaai- en plantgoed alsook het gebruik ervan te verhogen. Aan deze inspanning zijn de betrekkelijk goede oogstop brengsten tijdens de bezettingsperiode dan ook ruimschoots te danken: De heer De Winter had nog een ander interessant initiatief genomen name lijk de oprichting van de Rijksdienst voor Landbouwvennootschappen wiens taak het was de inrichting en werking der landbouwcoöperatieven op doeltreffende wijze te bevorderen, door hun op juridisch, boekhoudkun dig en fiskaal gebied raad en hulp te verstrekken door de oprichting van samenwerkende vennootschappen tussen de landbouwers te steunen in de streken waar deze vennootschap pen nuttig waren en een voldoende ontwikkeling lieten voorzien. Waar de Algemene Keuringsdienst gelast was met het toezicht op de voort brengst van veredeld zaai- en poot goed, hetzij dus meer met de u.itoefe- ningg van een technische en weten schappelijke opdracht, werden tijdens de oorlog in de polderstreek en de kuststreek meerdere coöperatieven van voortbrengers van veredeld aard appelpootgoed met steun van de Rijks dienst voor Landbouwvennootschap pen opgericht, welke voor doel had den de productie van het veredeld plantgoed in de beste voorwaarden ten voordele van de telers te verko pen of in de handel te brengen. De Algemene Keuringsdienst heeft na de oorlog zijn werking op zeer verdienstelijke wijze voortgezet. Zijn arbeidsveld is nog voor merkelijke uitbreiding vatbaar. Het belang van onze landbouw vergt dat zijn actie mogelijkheden door de bevoegde overheden flink worden verruimd. Wat de Rijksdienst voor Land- bouwvennootschappen betreft, deze werd door de regering van Londen stante pede opgedoekt, alleen omdat hij een oorlogscreatie was. Of dat een gelukkige maatregel was, kan ten sterkste worden betwijfeld. Nu ingevolge de aanstaande eco nomische unie met Nederland, dege lijk ingerichte landbouwcoöperatie- ven ontegensprekelijk een nuttige rol zullen spelen bij de afzet der land- en tuinbouwproducten en bij de aankoop van de grondstoffen en het materieel voor onze landbouwbedrijven om ge lijken tred te kunnen houden met de (Zie vervolg 4e bladzijde 1' kolom) Alhoewel de huisvesting voor de dieren een noodzakelijk kwaad is en hunne gezondheid hierbij in geen ge val voordeel vindt, kan men om re den van de economische uitbating hier toch ijiet buiten. Het probleem dat zich dus stelt wanneer men een nieuwe stal te bouwen of een oude te veranderen heeft is, bij een groote melkopbrengst, de gezondheidstoe stand van de koeien zoo gunstig mo gelijk te behouden. En onze koeien kan men slechts gezond houden wan neer men ze tracht te geven dat wat ze 's Zomers in een goede conditie brengt, nl. voldoende licht en veel versche lucht, niet te veel vochtig heid en afwezigheid van tocht. Wij zullen nu nagaan waar men bij het bouwen bizonder hoeft op te letten. De oriëntatie. De beste richting van onze stallen is de Zuid - Oostelijke, omdat zoo doende de gebouwen en de dieren beschut zijn tegen de koude Noord - Oosterwinden, de felle zonnestralen uit het Zuiden en de regenbuien en vochtige windtochten uit het Westen. In de Zuid - Oostelijke richting dus zal men de hoofdgevel bouwen daarin de vensters steken en zullen onze koeien over veel en goeddoende zon nelicht beschikken. De gebouwen die den oogst en het materiaal herbergen, zal men ten overstaan van den runderstal zooda nig bouwen dat zij deze laatste tegen de ijzige noorderwinden beschutten. De bouwgrond. Men weet dat de vochtigheids graad van den stal grootendeels af hangt van de plaats waarop men bouwtimmers bouwt men in lage natte gronden dan trekt de vochtig heid langs de muren omhoog en de daardoor te vochtige stallen bevorde ren in hooge mate het uitbreken van allerlei ziekten. Daarom indien noo- dig eerst den bouwgrond draineeren met buizen of groen elzenhout. De grondvesten. Deze dragen geheel het gewicht der constructie en moeten heel het ge bouw beschermen tegen het vocht uit den grond. Om dus mogelijke zakkin gen te voorkomen zal men de groe ven waarin de fundamenten komen, voldoende diep uitgraven, onderaan opvullen met steengruis en dit aan stampen hierop komt dan een laag cement en dan gietbeton op het ver dere deel van het fundament dat tot 10 cm. boven de grondoppervlakte moet uitsteken. De wanden bestrijkt men met houtteet (schippersteer) en bovenop legt men nog een laag schip- persteer. De muren. Deze wanden moeten zoo gebouwd zijn dat zij de staltemperatuur zooveel mogelijk onafhankelijk maken van de buitentemperatuur; dus moeten zij vervaardigd zijn uit materiaal dat slecht de warmte geleidt, dat dus po reus is. Hierdoor bekomt men dat 's Winters de stal warm blijft en 's Zomers koel. Het beste middel om de dieren te beschutten tegen vochtigheid en tem peratuurschommelingen is het gebruik van holle muren uit Rupelmondsche steen met hier en daar een rooster- steen zoo bekomt mén een lucht- tocht binnen in de muren het opge slorpte vocht verdampt en de muren blijven droog en houden de stal op zijn gewenschte temperatuur. Moest de luchttocht daar niet zijn dan zou het water juist door die onvoldoende tocht zich tusschen de muren ophoo- pen de muren worden vochtig en ziltig (kristallen op de muren) en laten de warmte uit den stal verloren gaan. De muren moeten tot op 1,50 meter bezet worden met een cementlaag om het afwasschen te vergemakkelijken verder moeten de hoeken af- en uit- gerond worden opdat zich daarin geen stof of ziektekiemen zouden ver zamelen en om in geval van uitbreken van besmettelijke ziekten zeer behoor lijk en gemakkelijk te kunnen ontsmet worden. Bovenaan in de muren en wel langs beide kanten hooren de ven sters thuis: verlichting en verluchting is hun rol. Zonder licht geen gezonde goed ontwikkelde dieren en geen hooge melkgifte. Omdat de vensters eveneens voor het ververschen van de lucht moeten zorgen, hoeft men ze zoo hoog mogelijk te plaatsen opdat de koude buitenlucht niet direct op de dieren zou vallen zonder eerst door de warme stallucht te zijn afgekoeld. Men rekent op één vierkante meter vensteroppervlakte per twintig vier kante meter vloer, en men plaatst het raam zoo ver mogelijk naar buiten en het vensterblad (onderkant) zal men schuinsch afkappen zooveel als t kan voor de grootst mogelijke versprei ding van het licht. De vensterramen (Zie vervolg 4dt bladzijde le kolom). De Koornb Loem Ir.-afc.ysw.-i '.WW' 1 a***»*

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1947 | | pagina 1