T Kaspar, Melkitor en Bertazar Landbouwers, Raymond Geerinckx DE KOORNBLOEM 3 Januari 1948 Avans! Avans! zei ons vader altijd. Dat wil zeggen dat de tijd niet stille staat en dat we moeten voortmaken. De Nieuwjaardag doet daar niets aan. Want morgen staat voor de deur. En morgen zal ons weer to taal opeisen. Vader Vondel zei het Een waarachtig Driekoningenverhaal in het schone land van Brabant. In De Kriekelaar was het repe titie van de zangmaatschappij De ook, toen hij zijn treurspel aller treur- Sint Pauluszonen Boeren en boe- spelen Adam in Ballingschap af- renzoons zaten rond de tafels en dron- sloot met de woorden, die Adam tot ken het koude bier. De liedjes waren Eva sprak, nadat ze door de Engel met het vlammende zwaard uit het Paradijs gejaagd werden Wat baat het ommezien Ons wordt [geboón dees poorte gezongen. Ze bleven nog wat klap pen en kaarten, dampend hun straffe toebak. Op een hangske, hoog tegen de muur, stond de geboetseerde buste Te ruimen, om een dorre en dorstige van de meester Jefke van Sjales. [landouw Vijftig jaar muziekmeester geweest. Te zoeken, in ellende. O knagend na berouw, O zwetende arrebeid, o endeloze el lenden, Geleidt me, volgt me na, met hele [kommerbenden. Hier heeft de zomer uit. De winter [klampt me aan boord. Gods slagzwaard volgt ons op de [hielen. Spoên we voort... Hij heeft het ook moeten afleggen. Maar hij is voorzeker al schuifelend en de maat tenend, de hemel binnen gegaan. Beireken, de volkskunstenaar uit de buurt, boetseerde hem met ru we klei uit Droeshoutberg. De man nen waren er fier op, op de mees ter Bonteken, de schoonzoon, zette de affaire voort. En hij deed het goed, want ge moest er bij zijn, tel kens het repetitie was. Daar waren hier scha mannen, die voor geen ge weld en voor geen enkel fars uit de Van ons heeft het afgehangen of weg gingen of te goed waren. De erg- we veel berouw moesten hebben voor ste zaten deze avond weer bijeen, in dat jaar dat de poort heeft gesloten, de verste hoek. Bonteken mocht zich Van ons ook zal het afhangen of de aan 't ergste verwachten. Verleden dorre landouwen die we in 't nieu- week hadden ze permantig de ezel in we jaar tegemoet treden, ellende en de bierkelder gezet. Mieken, de jonge kommer zullen brengen. Ellende en bazinne, schrok zich bijna een misval. kommer, die komen toch, maar of we ze met moed en vertrouwen zullen dragen. Het jaar treedt in. Spoên we voort Te Zele overleed, na een zeer kort stondige ziekte, in den ouderdom van 70 jaar, de heer Eere-Bestuurder der Gemeenteschool, Stel u voor een ezel in uw kelder Dat deden die mannen, en nog veel meer ook. Iedere week wat vers. En 's anderendaags was heel Trod en Nijverseel en zélfs de omliggende ge meenten op d' hoogte. En of er ge lachen werd! Maar de boer, die zopas zijn var ken had geslacht en een hele resem pensen kwijt was langs 't kelder gat met een pers weggehaakt die t - lachte niet. En ook niet wanneer hij had leder a Pn'f9™' •s morgens zijn blaffeturen midden op moeften°P den duur ballekens d„,„\au.l_i__ c mostaard vragen t Perreveld mocht gaan halen, of L.ae-uoiuu!ua oei cjemeeniescnuoi, wanneer zjjn wanmolen zoek was ge- K"eWtT"j- Opziener vanhet Tuinbouwonderwijs raakt en ergens op de Bareel of in de Melkspinne gesignaleerd werd. Maar deze avond gebeurde er nu precies. Tor van Levienes, Beir van Lemmesales en Kasken... Ze zaten dicht bijeen en fezelden een uur aan voor Oost-Vlaanderen. Vereerd met verschillende hooge on derscheidingen voor landbouwver- diensten. Ridder in de Orde Leopold II. van stond opgeschreven. Tor ook had nogal een stem die kon meegaan. Vooral in stapmarsjen was hij goed thuis. Hij zwierde dan met zijn twee armen tegelijk en rolde zijn ogen lijk een bakvis. Beir zong zo vals als de beroeste as van een huts. En die mannen gingen Kerstzingen. Beireken van Levienes, die zo wat alles kon, sminkte hen in een handom draai tot onkennelijke, haast boven aardse wezens. Ze lachten zich krom, de enkele omstaanders. Maar die moesten zwijgen voor dood. Kerstavond Te vijven donker Ze trokken op. Niet naar Trod of Nij verseel... Recht Baardegemkouter in. Ze mochten niet gekend zijn. De weg wijzer ging van Baardegem over Mel- dert, Affligem en Hekelgem naar Aalst, 's Anderendaags zouden ze de eerste trein nemen naar huis. Ze heb ben Leireken zo noemt men het kramakkig treintje op de lijn Aalst- Londerzeel nooit gezien. Want wat die mannen toen hebben meegemaakt, is met geen penne be- schrijfelijk. En toch waag ik het voor u te doen. Eén Kerstliedje zongen ze. De «meester» had het hen, één jaar vóór zijn dood, nog aangeleerd. Mooi was het. En dat éne volstond. Tien keren, wat zeg ik, twintig ke ren hebben ze hun blokken volge- schept, want 't was stillekensaan aan 't dooien geraakt. Twee keren wer den ze besprongen door een razende hoevehond, één keer werden ze met een smak doorgezonden. De kou, de moegte in de benen, dat was van geen tel. Maar meer dan dertig druppels Ze met of ze hadden zo zat geweest als een patat. Hun mooi e waar de moeders en de kinderen surtout, met aandoening, naar luisterden, vonden ze algauw te heilig, te hoog voor hen. Bedelliedjes brachten ze naar voor. Om nog meer te krijgen. En waarmee ze vooral in de staminees succes hadden, onge- De tuinbouw- en landbouwmiddens een stukover Oodweet welke dingen, hoord. Op druppels waren ze uit. En ze zongen, hard en brutaal Vrienden, ik kom eens zingen, verliezen in den heer Geerinckx een Ze bonkten plots op tafel, stonden wijze raadgever en groote steun. Hij recht, dronken nog een pint en waren was een pionnier welke met hart en de gaten uit. Toch zou Bonteken 's ziel verknocht was aan zijn beroep anderendaags maar eerst gerust zijn, van voorlichter inzake tuinbouw. Hij wanneer hij zou spectie gemaakt heb- gaf gedurende zijn lange loopbaan duizende voordrachten en lessen. Hij was ook een der stichters en leiders van het Werk der Volkstuinen. Met Hem verdwijnt een nederige maar groote figuur, een man van eer ben. Voor 't slapen gaan ging hij al vast eens loeren of ze de ezel niet op 't strooien dak getrokken hadden. Maar niets van dat alles, 't Was beslist de drie zouden Kerstavond gaan zingen. In De Kriekelaar en plicht, een man van den ouden hadden ze alles tot in de puntjes ge- stempel,maar vooruitstrevend als geen regeld. Beir, met zijn krollekop, zou een, echt en trouw, welke al goed- de zwarte koning zijn en de ster dra- doende door 't leven ging. Qen- Lor zou van tijd tot tijd zijn nek Evenals duizende andere deed ook doen kraken en Kasken kon zingen Redt U Zeiven meermaals beroep dat de stoofplak omhoog sprong. Kas- op zijn kunde en steeds was hij ten ken had een bult, die hem zijn naam dienste met woord en pen. gegeven had. Een vuil manneken Aan dezen Vriend en wijzen Man naar ziS" ei9en z,e99e" want,ik doe zeggen we met weemoed Heb dank a es onaer ia')n kas. Hij was de beste voor al het goede. Vaarwel. zanger van e maatschappij met tnllingskes en jodelkes in zijn keel. En een smoel waar heei't firmament Al voor U altemaal Ik wil mijn stem eens dwingen, Met deze Nieuwejaar. Ik heb maar slechte kleren, Niet beter als ge ziet, En wil me hier wat geven, Daarvoor zing ik een lied. En ik wens U altemaal, En al die mij wat geven. Wens ik een zalige Nieuwejaar. Bij Pots, aan de lichttoren, moesten de tafel op en mochten ze zoveel bier drinken als ze wilden. Ze waren kontent met ieder drie druppels. Mijn vader en mijn moeder, Die hebben ook geen geld. We zijn met zessen te samen, We kunnen niet worden in staat [gesteld. Geen brood of geen patatten, Ons armoê is te groot. Daarom moet ik gaan zingen, ze Al voor de hongersnood. En ik wens U altemaal En al die mij wat geven. Wens ik een zalig Nieuwejaar. Op een hof, beneden Meldertberg, waren ze wafels aan 't bakken. Kas ken gaf katoen om een stoeltjeszetster al haar zondagcenten te doen afgeven: Mijn vrienden, voor het laatste, Gij kent de zaken fijn. En wil mij hier wat geven, God zal bermhertig zijn. God zal U wedergeven, Patatten, boter en graan En al het geld dat Gutt u Zo wredig heeft ontdaan En ik wens U altemaal En al die mij wat geven, Wens ik een zalig Nieuwejaar. Ze mochten bijschuiven, want de laatste stroof was bijzonder in de smaak gevallen. Tor deed zijn nek kraken dat 't vrouwvolk in een gil schoot. En Kasken deed geheel 't ge doe zodanig lachen dat niemand dachc aan wafels eten, tenzij de drie zangers. Ze aten de teilen rats leeg en de pachtes was juist bezigde beslagem- mer uit te scheiren. Die van 't hof zullen met honger naar de nachtmis getrokken zijn. Overal kregen ze geld. t Was niet meer te tellen. En wafels en panne koeken, peperkoek, resems pensen witte en zwarte. Onderwegen konden ze de honden van achter hun gat niet krijgen. Tot Kasken, juist aan Mel- dertvijver, opeens begon te jodelen, en vier, vijf honden van danige schrik met een gejank in 't water terecht kwamen. Bij de pastoor van Meldert waren ze bijzonder deftig. Die was zich aan 't gereed maken voor de Nachtmis. En of ze nekeer mochten zingen. Ja zeker, en vanwaar ze kwa men. Maar Kasken was zijn memorie nog niet kwijtUit Oriëntenlanden, waar de krenten op de elektriekpalen groeien en de boomgaarden van melk en honing overlopen. Maar ons bank is gesprongen, meneer pastoor, en we zijn op zoek naar de sleutel van alle wijsheid. In Baardegem niets gevon den. In Meldert zijt gij de eerste mens met fatsoen. Geef wat in ons beurs en we zullen het overal vertellen dat Meldert waarschijnlijk de parochie is, waar 't Kind van Vrede en konten- tement zal geboren worden. Dank u! Mergi En of de pastoor lachte. De meid sloeg haar handen in mekaar van affront. Zo zijn de mensen de een zijn zien 't goed en d ander 't kwaad. Maar een stap verder zou Kasken wat anders gezegd hebben En waarachtig, hij zei het ook, niet verder dan in Affligem. En dan nog wel aan een bisschop, aan Vader Abt. Want de drie, nog sterk en straf op hun voeten, dronken, eerder van 't succes dan van de druppels, zakten af naar Affligem. Tor had in de gauw- te ergens nog een halve fles druppels meegeratst. En Beir had achter de rug van een boerin twee resems pen sen in zijn grote zak georganiseerd. Ze werden driest. Te driest. Ze vie len rats uit hun rol. 't Werd tijd dat er een eind aankwam. En Aalst was nog danig ver. Ze waren pas half weg. ('t Vervolgt.) leest en verspreidt uw blad.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1948 | | pagina 2