Kaspar, Melkitor en Bertazar
Rechtskundige Dienst
2
:«s»tEHWSss taegigr3waae»gw"iwi».ii"wtnwi
DE KOORNBLOEM -
10 }anuari 1948
Een
waarachtig Driekoningenverhaal in
schone land van Brabant»
het
(Vervolg.)
In Affligemdreef kwamen ze hele
slierten volk tegen. Stil klappend in
de donkere Kerstnacht. Volk van de
Nachtmis in de abdij. Ze trokken naar
huis. Hier waren er Zeker bij van Nij-
verseel en van 't dorp. Maar zwijgen
dat ze deden, de drie.
Daar arriveerden ze aan de grote
poort van de nog hel verlichte kerk.
Hier was pas het grote Kerstgebeu
ren in. grote devotie gevierd. Een at
mosfeer van zoetigheid en vrede
kwam u nog tegen. Achteraan in de
kerk stond de schamele kerststal.
Maar de drie koningen waren abso
luut niet van zin binnen te gaan. Niet
het Kind zochten zij. Dan zouden ze
pas voorgoed uit hun rol gevallen zijn.
Drie koningen moesten zingen, van
huis tot huis, en druppels drinken,
en pensen eten, en vies doen, en de
mensen doen lachen. Cider wilden ze
nu drinken, van die strafFe cider uit
de abdij. In 't stamineken zat het nog
vol volk. Allee, mannen, vooruit!
En broeder koster wilde justekens
de kerkdeur sluiten.
AhWie we daar hebben, de
Drie Koningen. Komt binnen, man
nen. Ge komt krek op tijd!
De drie stonden perpleks. Ze
draalden een stond. Maar Kasken
trad resoluut de trappen op, gevolgd
door Tor en Beir. Broeder koster leid
de hen tot voor de kerstkribbe. Daar
lag Vader Abt nog geknield, verzon
ken in gebed. Toen hij die rare kwas
ten zag, begreep hij direct de situatie,
stond op en ging naar de zangers toe
Ge moogt hier ook een liedje zin
gen. Het schoonste dat ge kent. Maar
wacht een oogenblik.
Vader Abt fezelde iets in broeder
De rijm lag op de daken.
Sint Jozef die tegen Maria sprak
Och, Here, wat zullen wij ma-
[ken?
Maria die zeide Ik ben er zo
[moe.
Laat ons een weinig rusten.
Laat ons nog een weinig verder
[gaan,
Aan 'n huizeken zullen wij rusten.
Zij kwamen een weinig verder ge-
[gaan.
Tot aan een boerescheure.
't Is daar waar Heer Jezus geboren
[werd.
Daar sloten noch vensters noch
[deuren.
Als gestolde gestalten stonden de
paters rond dit twintigst eeuwse tafe
reel, bleek, ernstig... Alleen de lange
liturgist scheen de volle realiteit te
snappen. Hij keek glimlachend over
de koppen heen en dacht voorzeker
aan de rijke Middeleeuwse volkslitur
gie, toen in de kerk de kerstaferelen
in bonte wemeling van mensen wer
den opgevoerd.
De zangers hadden gedaan. Minu
tenlang bleef de stilte duren. Toen
commandeerde Vader Abt aan paters
en broeders het Adeste te zingen.
De orgelist stoof naar boven, het ok-
zaal op. En daar ging het
Adeste, lideles, loeti, triumphan-
[tes
Venite, venite in Befhlehem.
Natum videte. Regem Angelorum.
Venite adoremus, venite adoremus,
venite adoremus Dominum
Snel ging het, mannelijk en vol,
maar zó verheven en zó diep aangrij-
zware handen en wrong zijn nek weg
en weer.
In één huiver riep de kloosterge
meenschap Houd op
De zwarte is Bertazar! Hij
heeft in 't kot gezeten inciviek!
Toen de weerstanders maar pas het
tiende paart van zijn zwart gezicht
gezien hadden, riepen ze Nog
eneMaanden lang achter prikkel
daad gezeten, alle gevangenissen en
totteteurs meegemaakt... Tot men de
En Kasken vertelde en Tor deed er
maaldersschepels bij, terwijl Beir kop-
knikkend alles bevestigdeEcht ge
beurd Ik was er bij
In alle parochies hadden ze dienst
gedaan, de paters, de oudste althans,
de Affligemse biechtstoelen waren
wijd en zijd gekend door de heiligste
kwezels en de grootste sloebers, in
hun bibliotheek hadden de paters
boeken staan over Gods goedheid en
de menselijke zwakheden, over hel en
vergissing
constateerde
een
echt# duivel en zijn werken. Maar zo 'n drie
pend..., dat de driekoningen op hun
knieën vielen en al hun rondgehaalde
koster zijn oor. Deze slefferde weg en schatten
verdween in een donkere deur. Toerr pCjen
zwarte is een heidene en dus niet ka
tholiek en dus ook geen flamingant
Ge moet slim zijn om dan te zeggen
Non lieu
De paters lachten dat ze schokten.
Nou, kostelijk
Een dik ineengedrongen rosse
monnik kwam Bertazar proficiat
wensen. Vader Abt verliet stillekens
de spreekzaal. Hij jonde het zijn pa
ters, maar zijn waardigheid van Abt-
Lijk een trossel zwermbieën hingen
de monniken rond de drie koningen.
Broeder kok bracht een plateau eten
binnen: blinkende pensen, grijs brood,
opgelegde kriekskens en... een fles ci
der!
Sinakkelijk, mannen
En waar ze zo overal geweest wa
ren deze nacht
En Kasken
«Ten achten waren we in Ha-
melgem, waar de duvelschuur staat.
We werden van 't hof gejaagd. Maar
plots zagen we het half dagwand dak
van de duvelschuur de hoogte invlie
gen, omhoog gezogen door branden
de hellegasten. Ze goten pek en zwa
vel op de nog ongedorsten oogst van
de boer. Wel besteed. Morgen staat
het in de gazet.
Aan Kruisborre te Assche hebben
we wel tien keren de beeweg gedaan,
tegen ons goesting. We waren de
weg verloren en de verdoemde jood
leidde ons maar steeds rond de Joden-
put. Een kind van zeven jaar en ha!f
zou met ons gelachen hebben. Maar
Ik
hoorde men bellen. En één na één ver
schenen de zwarte pijen in de kerk.
De paters keken fel verwonderd op.
Deze oproep was voorzeker onge
woon. Zopas hadden ze een zwaar
nachtelijk officie achter de rug. Ze
stonden op 't punt ter ruste te gaan,
want binnen enkele uren zouden ze
gewekt worden voor de Dageraads
mis. En nu Vader Abt was reeds
present. Maar die drie bedelaars?
Vader Abt wenkte. Gans de kloos
tergemeente trad nader.
Zing maar zei Vader Abt.
En Kasken zette in, deftig, maar
schoon en innig, 't Klonk in de kerk
als een engelenstem in de bergen. Hij
verschoot er zelf van. Naar de paters
dierf hij niet loeren. Alleen het Kin-
deke had hij in d oog. En t scheen
hem, jawel, toe te lachen. Tor viel
gepast in met zijn zware stem. Beir
werd ais vanzelf gewaar dat hij liefst
deed te zwijgen. Hij knikte de maat
met zijn krollekop.
Maria die zoude naar Bethlehem
[gaan,
Kerstavond voor de noenen
St Jozef, die zoude met haar gaan.
Alom haar de wegfte toenen.
Het hageld'.^het sneeuwde, het
[miek er zo koud.
en
t zweet liep van onder mijn kas.
- wafels en peperkoeken, ap- gej-,ecj van Keizer Karei gelezen
noten, pensen en hun vele en we S(0nden rats op de Pulberg.
Zelfs Beir en Tor konden hun oren
niet geloven over wat Kasken daar
allemaal uitsloeg. Maar Kasken was
niet tegen te houden
Klokkeslag twaalf zaten we
midden Kravaalbos, juist aan de Ma-
zelegraat. De verzonken klokken be
gonnen te luiden, zo klaar en helder
of ze pas gegoten waren. Geen van
ons drieën had deze keer schrik.
Plots steeg Kleuden uit de beiëren-
de poel en stormde op ons af. Berta
zar sloeg met zijn ster een groot kruis
in de lucht en Kleuden werd de hoog
te in getrokken en bleef in de takken
van de beukebomen in stukken en
flarden hangen. We speekten alle
drie nekeer in de poel en de klokken
hielden meteen op te luiden...
Zo vertelde en loog Kasken, tegen
de sterren op. Want hij had succes.
En dan kwam hij er maar voorgoed
in. Op de hoek van de tafel was een
jong paterke maar de nota 's aan 't
neerpennen. De aspirant-folklorist,
die dacht dat hij in 't paradijs van de
volkskunde was terecht gekomen. De
sukkelaar wist niet dat Kasken alles
uit zijn mouw schudde en maar fan
taseerde. Maar ja, de volksfantasie is
mannen, zo rijk aan ervaring, gesle
pen en doortrapt, vindingrijk en be
spraakt, vervaard van bisschop noch
duvel, zo n mannen hadden ze nog
niet tegengekomen.
De zon steeg ginds boven de heu
velen van Kravaalbos. De bel voor de
dageraadmis rinkelde. Ze moesten
gaan. de paters, en ook de drie zan
gers. Broeder portier had van hun
wafels en pensen de fles druppels
niet te na gesproken een groot pak
gemaakt. Ze kregen al hun milde ge
schenken in één Kerstnacht drie
maal met herte gegeven terug mee.
Vlees mochten de paters toch niet
eten en druppels waren ze niet ge
woon. Kasken kreeg het geld in zijn
handen gestopt en alle drie ontvingen
ze een bliksplinter-nieuwe paternos
ter, met een welgemeende danke,
mannen, voor deze enkele plezierige
uurkens
En meteen stonden ze aan de abdij
poort. In de kille kerstdagmorgen
lucht. Verweerd en ontnuchterd.
De week daarop hebben ze alles in
"repetite,, verteld. En aan de onge
lovige Thomassen toonden ze hun
paternoster. En voor allen, zoveel er
in de "De Kriekelaar,, aanwezig wa
ren, betaalden ze elk een ronde van
het ontvangen geld. Dat was de vier
de maal in deze kersttijd dat dit geld
met goedheid en vreugde wegge
schonken werd. Kaspar, Melkitor en
Bertazar waren de helden van deze
"repetite,,. Van Bcoekveld.
geld vóór de kribbe neerlegden.
Tor gaf zelf zijn weggekaapte fles
druppels, 't Was gemeend. Op dat
moment toch.
Toen sprak Vader Abt tot zijn or
debroeders over de eenvoudigen van
hart, over de acht zaligheden, over
Franciscus van Assisië, over Evange
lische armoe en over de pure Gods
liefde. Nu was zelfs de lange liturgist
gepakt tot in zijn ziel. Ook hij boog
het hoofd en schouwde diep in zijn
hart. Voor Kasken, Tor en Beir duur
de die preek een halve eeuwigheid.
Vader Abt merkte het
Komt zei hij. En hij leidde
hen naar de grote spreekzaal. Hier
moesten ze vertellen. Te beginnen
met vanwaar ze kwamen. Ge ziet van
hier! Kasken was weer gans tot zijn
positieven.
Van 't Land van Overmaas,
eerweerdige broeders
En hoe dat ze heetten
Ik heet KasparDat ziet aan
mijn kas.
Een eerste lachbui barstte los.
Nou, kostelijkzei er een
pater van over de grens.
De lange is Melkitor. Hij kan
zijn nek doen kraken!
En Tor pakte zijn hoofd tussen zijn
ook een tak van folklore.
Verbond
Rundertuberculosebestrijding
44 Eendracht
Jaarlijkse algemene vergadering op
Zondag, 18 Januari a.s. te 2.30 u.
stipt in het lokaal De Koornbloem
Grote Markt te Aalst.
Dagorde
1) Verslag verlopen dienstjaar.
2) Voordracht door Inspecteur
Veearts Hr Van den Berghe, over
Voordelen van het verbond. Toe
komstmogelijkheden.
3) Voordracht door Inspectenr
Veearts Hr Butaye over «De kunst
matige bevruchting bij het rundvee.»
Landbouwers, houdt dien dag vrij,
gezien de belangrijkheid van deze
vergadering.
Onze rechtskundige dienst houdt
zijn zitdagen in ons lokaal "De Koorn
bloem Groote Markt, Aalst, den
2° en 4° Zondag van elke maand vaa
9,30 tot 12 uur. Eerstkomende zitdag:
Zondag 11 Januari