Is er een Uitkomst voor onze
Jonge Boeren 1
Handleiding voor de goede Bietenverbouwer
DB KOORNBLOEM - 12 Jan. 1952
Voor iemand die het tijdsgebeuren op
de voet volgt zal het wel geen geheim
zijn, dat de toekomst voor vele van onze
jonge boeren er verre van rooskleurig
uitziet.
Van verschillende zijden wordt er
ons op gewezen dat de grootte van onze
bedrijven veel te klein is geworden om
er voldoende zijn brood op te verdienen.
Het gaat dus niet meer de bestaande
bedrijven te splitsen om elk van de
voorhanden zijnde boerenzoons een hof
te bezorgen.
Door mensen, die met het lot van de
boerenjongens begaan zijn, wordt dan
ook de vraag gesteld J wat moet men
aanvangen met de boerenzoons die er te
veel zijn Voor velen onder hen is het
totaal uitgesloten dat zij op het bedrijf
van hun ouders voldoende werk zullen
vinden. Zij zullen dus elders hun toe
komst moeten gaan zoeken. Wellicht is
er nog kans als boer in de vreemde
Moeten onze zonen dus uitwijken en in
een vreemd land een bestaan gaan zoe
ken Is het in de vreemde dan zo ge
makkelijk als boer een bestaan te vin
den Men denkt hierbij op de eerste
plaats aan Congo. Biedt dit toekomst
mogelijkheden voor de boer En de
welke Of verdient het de voorkeur de
kat uit de boom te kijken en af te wach
ten tot onze jongens de ouderdom van
trouwen hebben bereikt, om dan pas
naar een broodwinning buiten de boer
derij te gaan uitzien
Dit zijn al vraagstukken die ons, wan
neer wij ten minste belang stellen in onze
eigen toekomst en in die van onze kin
deren, ten zeerste beklemmen. Misschien
is men hierbij geneigd op te merken zo
slecht is het nu toch nog niet Inder
daad, voor het ogenblik is het nog niet
zo heel erg. Maar wie kan ons de zeker
heid geven dat binnen afzienbare tijd, als
de politieke ontwikkeling van West-
Europa zich heeft voltrokken, de toe
stand niet zal verergerd zijn Wij me
nen dan ook niet te overdrijven als wij
beweren dat de toekomst voor velen van
onze jongeren er donker uit ziet.
Dat alles is een van de redenen waar
om wij de leden van onze studiekring
hebben aangezet deel te nemen aan de
volkshogeschoolcursussen te Huizingen
van 2 tot 6 Januari. Daar immers wer
den tal van vraagstukken behandeld, die
met het bovenstaande verband houden.
Wij gaan van deze cursussen geen
volledig verslag geven. Dit zou verschil
lende nummers van ons blad vullen.
Maar onze lezers zullen op tijd en stond
de gedachten, die daar ontwikkeld wer
den, in hun blad kunnen lezen. Nu wil
len wij ons echter bepalen tot enkele
algemene beschouwingen.
Wanneer wij ons goed voorstellen de
huidige stand van zaken waarin het boe
renbedrijf verkeert en daarbij rekening
houden met de toekomst, dan zou men
redelijkerwijze mogen verwachten dat
talrijke boerenzoons de gelegenheid met
beide handen zouden aangrijpen om iets
meer te weten te komen over al deze
vraagstukken. Redelijkerwijze zou men
dan ook verwachten dat talrijke boeren
zoons in Huizingen zouden aanwezig
zijn. Dat was echter niet het geval,
zodat wij terecht de vraag stellen heb
ben onze boerenzoons dan geen belang
stelling meer voor hun eigen toekomst
Laat de toestand van de boerenstand
hen dan zo koud, dat ze het zelfs de
moeite niet waard vinden er iets voor te
doen
Het is triestig genoeg, maar wij moe
ten deze vragen bevestigend beantwoor
den. Wij stellen inderdaad vast een
verregaande onverschilligheid ten over
staan van allerlei vraagstukken, waar
mede zij zeker zouden moeten vertrouwd
zijn.
Te Huizingen waren er van al de
deelnemers slechts een vierde deel land
bouwers. De andere drie vierden waren
mensen, die ook zonder de boeren hun
boterham kunnen verdienen. Waarom
hebben onze boerenzoons dan minder
belangstelling voor hun eigen welzijn
dan mensen die er in de grond niet van
moeten leven
Men zou kunnen opwerpen dat de
kosten voor de deelname aan deze cur
sus te hoog waren. Dat was niet het ge
val. Er werd van de deelnemers alleen
de kosten gevraagd voor voeding en
onderdak. De cursus zelf was gans kos
teloos. Trouwens, de leden van onze
studiekring hebben geen cent moeten
betalen aangezien Redt U Zeiven alles
voorgeschoten heeft. Het is dan ook met
spijt dat wij hebben vastgesteld dat en
kele leden van onze studiekring die reeds
in Huizingen waren, en waarvoor de
kosten al betaald waren, zonder gel
dige reden reeds na de tweede dag zijn
vertrokken. Wat zonder twijfel een zeer
bedenkelijk verschijnsel is.
Stel u dat eens goed voor verschil
lende landbouwdeskundigen, zowel op
economisch als op technisch gebied zit
ten bij elkaar te beraadslagen over de
verschillende moeilijkheden die onze
landbouw te doorworstelen heeft. Da
gen achter elkaar, dikwijls tot een stuk
in de nacht worden de vraagstukken ge
draaid en gekeerd, van de verschillende
standpunten uit belicht, om te trachten
enkele vingerwijzingen te geven aan
onze jonge landbouwers. En terwijl
iedereen zich met de beste krachten in
spant trekken diegenen, waarvoor men
aan het werk is, er eenvoudig uit. Was
alles daar niet voldoende belangrijk voor
hen Wij zouden het bijna moeten ge
loven.
In de loop van de cursus werd door
onze bestuurder de opmerking gemaakt
dat vele landbouwers niet voldoende
op de hoogte waren van hun vak. Al
hoewel een paar deelnemers hiertegen
heftig protesteerden kunnen wij niet
anders dan dit droevig feit bevestigen.
Wij beschikken trouwens over voldoen
de materiaal om dat aan te tonen. Wij
geven grif toe dat de schuld hiervan
niet altijd bij de landbouwers zelf is te
zoeken. Wij weten zeer goed dat onze
openbare besturen zeker in hun plicht
van voorlichting tekort zijn geschoten.
Maar dat kan toch geen aanleiding zijn
voor de landbouwers om er ook hun
broek aan te vegen.
Als wij spreken over ontwikkelde of
niet-ontwikkelde landbouwers dan moe
ten wij een onderscheid maken tussen de
boer als mens en de boer als vakman.
Een boer is niet alleen boer. Hij is op
de eerste plaats een mens. En een mens
heeft in zijn leven toch heel wat meer
nodig dan alleen wat kennis van het
vak waarin hij zijn boterham moet ver
dienen. Zegt men dus van iemand dat
hij niet voldoende ontwikkeld is, dan
kan men bedoelen dat hij geen goed
vakman is, maar ook dat hij buiten zijn
vak verder van de hele wereld niets af
weet. Men kan dus wel verstand heb
ben van zijn vak, maar daarbij niet de
minste algemene ontwikkeling hebben.
In die zin kunnen wij drie verschil
lende kategorieën landbouwers onder
scheiden
1) Zij die benevens hun vakkennis als
boer ook beschikken over een voldoen
de algemene ontwikkeling. Bij zulke
mensen stellen wij vast dat zij doorgaans
met de beste bedrijven uit de streek lig
gen. Zij lezen regelmatig hun vaktijd
schriften, wonen allerlei voordrachten
wij de avondlessen, de studiekringen, de
vakbladen, enz. Wij, persoonlijk zijn er
innig van overtuigd dat een boerderij
goed beheren minstens zoveel onder
legdheid vraagt dan een of andere stiel
uitoefenen, bv. smid, metser, meubelma
ker, enz. Maar deze laatste hebben
doorgaans verschillende jaren de vak
school bezocht eer ze aan hun werk zijn
begonnen. Menen onze boerenjongens
dat ze zo'n moeilijk vak, dat boeren heel
zeker is, zo maar van zelf zullen leren
Voor wat hun verdere ontwikkeling
als volwaardig mens aangaat, ook hier
voor bestaat gelegenheid genoeg, als ze
deze maar willen benutten. En niet in
het minst in de hogervermelde Volks-
hogeschoolcurcussen, die juist als be
doeling hebben de jonge mensen de kans
te geven zich als mens te vervolmaken.
Het is dus duidelijk dat onze jongelingen
zich niet hebben weg te steken achter
een of andere uitvlucht. Uitvlucht bete
kent in onze tijd een wegvluchten voor
zijn eigen verantwoordelijkheid.
Wat men steeds te horen krijgt is
wij hebben geen tijd. Zolang er tijd be
schikbaar is voor spel, kermis, voetbal,
koers, dans, enz. enz. menen wij wel dat
er ook wel wat tijd over is voor verdere
ontwikkeling. Wij zijn niet gekant tegen
een redelijke ontspanning. Maar deze
mag niet alle tijd in beslag nemen. Ten
slotte zal men toch wel inzien dat een
veelzijdige ontwikkeling heel wat meer
belang heeft voor onze bedrijven dan
bv. de kennis van de voetbaluitslagen.
Ter gelegenheid van deze Volkshoge
schoolcursus, waar wij tot onze vreugde
verschillende jonge mensen ernstig aan
hun toekomst hebben zien werken, doen
wij nogmaals een beroep op onze boe
renzoons zich te bezinnen op wat hoofd
zaak is en wat bijzaak.
Hoofdzaak is de toekomst van uzelf
en van uw bedrijf. Deze is alleen ge
diend met een grondige vakkennis en
een voldoende algemene ontwikkeling.
Bijzaak is alles wat daarmee niet
rechtstreeks samenhangt, uw tijd ver
beuzelen met kinderachtigheden.
Denk er om uw toekomst maakt ge
terwijl ge nog jong zijt. Niet als ge ge
trouwd zijt. Eens dat ge een gezin hebt
zijn er zorgen genoeg, zodat tot verdere
ontwikkeling niet veel kans meer be
staat.
bij, enz., waardoor zij van alles en nog
wat op de hoogte blijven. Zij kunnen
dan ook met verstand hun woord doen,
ook op een gebied dat daarom nog niet
rechtstreeks met hun bedrijf samen
hangt.
2) Zij die wel over voldoende vak
kennis beschikken, maar alles wat niet
onmiddellijk met hun bedrijf samenhangt
beschouwen als onbelangrijk. Zulke
mensen weten wel hoe zij goeie patatten
en beten moeten winnen, maar verder
gaat hun Latijn niet. En het gevolg
daarvan is dat ze niet bij monde zijn hun
goed recht te verdedigen. Door hun en
ge algemene kennis gaan vele gebeurte
nissen in de politieke, economische en
culturele wereld onopgemerkt voorbij.
Zij hebben daardoor geen oog voor de
verschillende mogelijkheden die zich
kunnen voordoen, begrijpen te weinig
van de bewegingen van de markt, ver
tellen onjuistheden als zich bij gelegen
heid op het terrein van de politiek be
geven, enz.
3) Ten slotte is er nog de kategorie,
die niet alleen onvoldoende algemene
ontwikkeling bezit, maar die ook op ge
bied van vakkennis zodanig achteruit
is geraakt, dat ze niet meer in staat
is het bedrijf op oordeelkundige ma
nier te voeren. Zulke boeren kunnen
alleen hun hoofd boven water houden
door alle dagen voor twee te werken.
Het gemis aan verstandelijke ontwikke
ling moeten zij vergoeden door dubbele
lichamelijke inspanning, zodat ze in de
grond een echt slavenleven leiden.
Wij weten nu wel dat niet iedereen
in zijn jonge tijd gelegenheid heeft gehad
zich een voldoende ontwikkeling eigen
te maken. Mensen op jaren mochten in
hun tijd al tevreden zijn dat hun ouders
hen zolang naar school lieten gaan tot
ze lezen en schrijven konden. Nu zijn ze
op een ouderdom gekomen dat het te
laat is zich opnieuw aan de studie te
zetten. Het is niet naar deze boeren dat
wij de steen steen smijten. Verre van
daar.
Wij hebben het hier vooral tegen de
aankomende boeren. Zij hebben vol
doende gelegenheid zich in allerlei te be
kwamen. Voor wat hun vakkennis aan
gaat bestaan er verschillende land- en
tuinbouwscholen. Voor hen, die gedu
rende de dag moeten werken hebben
II.
De organische bemesting.
Over 't algemeen zijn onze bebouwde
gronden arm aan humus. Dit verschijn
sel dreigt zelfs een ernstig gevaar te
worden voor de toekomst van de land
bouw. De humus speelt een zeer belang
rijke rol. Een grond, goed voorzien van
humus, weerhoudt drie tot vijfmaal meer
water dan een grond, die arm is aan
organische stof. Welnu, weinig cultuur
planten vergen zoveel water als de biet.
De humus heeft nog andere eigenschap
pen, ondermeer een weerhoudingsver
mogen ten opzichte van kali en fosfaten.
Het is dus onontbeerlijk de grondre-
serven aan humus te behouden en oor
deelkundig te vermeerderen. Dit wordt
langzaam en geleidelijk verkregen door
het toevoegen van een voldoende hoe
veelheid goede stalmest en een intensie
ve cultuur van groen mest onder dek-
vrucht. Een grotere productie van goede
stalmest wordt bekomen met de volgen
de middelen een overvloediger stal-
strooiselhet uitspreiden van stro op
de mesthoop het omvormen van de
mesthoop tot een vetmestingsperk het
aanleggen van nieuwe mesthopen.
De bewaring van stalmest en aal
gaat vaak gepaard met grote verliezen
die dienen vermeden te worden. De
stalmest kan verbeterd worden door de
verse stalmest te leggen op een laag
kort verteerde stalmestdoor het bou
wen van overdekte mestkuilen door
het vormen van hoge stapels stalmest
op een geringe oppervlakte door het
uitdrogen van de stalmest te voorkomen
met balen geperst stro, om de mesthoop
geplaatst. De waarde van de aal wordt
groter als hij in goed gesloten putten
bewaard en vlug afgevoerd wordt.
Het toedienen van de stalmest in de
Herfst of in het begin van de Winter
geschiedt uitsluitend in de vorm van
kort verteerde mest. Hij moet onmid
dellijk na het openspreiden ingewerkt
worden. Een hoeveelheid van 20.000
tot 30.000 kg per ha beantwoordt het
best aan de behoeften van de biet.
Het laattijdig toedienen van slecht
verteerde stalmest is des te schadelijker
naarmate de Lente droger is en de mest
meer stro bevat.
De grondreserven aan humus zullen
verhoogd worden door het trefFen van
de volgende maatregelen
1. Men kan de vlinderbloemige
lentegewassen, zoals de hopklaver en
andere klavers als bedekte teelt in een
graangewas zaaien.
2. De bedekte teelten van wikke
(Zie vervolg 7e bladz. Ie kolom)