K A D U I N
FRANsMIEfKEHIE
CIRCUS
D^MEEUWEN VAN DE FILM -QUO VADIS»
Tijgers en 25 Amerikaanse sensaties
VAN 19 DECEMBER AF IN HET
^BRUSSEL-ELSENE
EUG. FLAGEYPLAATS
Dagelijks 15 u. en 20 u.
DB KOORNBLOBM - 3 Jan. 1953
door JEF SCHEIRS.
Een goed gedacht kwam bij hem op,
en minzaam zegde hij
Kaduin, wilt ge morgen ,'nen keer
bij mij komen in de pastorij
Ja, knikte Kaduin.
En toen
Miel, zei de paster, is vader hier,
'k moet hem spreken En Miel ging met
de paster binnen.
Ja, Kaduin zegden de anderen nu
zult ge morgen in de pastorij moeten
ratten vangen 1
Een plotse snoeverij kwam weer bo
ven, ongemeend noch boosaardig, uit
oude gewoonte
Dat de paster mijn knoppen kust,
'k en zal ikke daar niet bij gaan
En hij ging leuren.
Binst dien achternoen nog, was de
paster naar 't klooster gegaan bij de
moeder-overste
Ik heb u een knecht gevonden, had
hij gesproken Kaduin, die witte vlas
kop zoo n lange magere jongen de
zelfde die verleden zomer door de haag
gekropen was en uw aardbeziën kwam
stelen, ge weet nog wel
Maar, mijnheer paster toch zulke
schavuit hier in 't klooster
Zeker, moeder, zei de paster zeker,
ge gaat daar een dobbel werk van berm-
hertigheid mee doen naar lijf is 't een
sukkelaar half gekleed, vervuild, altijd
honger, en naar ziel is 't een ongelukkig,
verdoold schaap ge gaat daar een
struise felle werkman uit kweken en een
goede kristenge moet dien jongen
leren dat er buiten sieken toebak, vloe
ken en losse vrijdom, een Lieve-Heer is
en een ordentelijk leven bestaat ge zult
hem dat stilaan inprenten en wijsmaken;
de grond is goed, maar hij ligt braak en
vogelvrij, en de vruchten die gij er in
zaaien zult, gaan er in gedijen.
Moeder-overste lachte nen keer om
't vooruitzicht.
Da's echt bekeringswerk, en apos
telschap dat ge ons oplegt, mijnheer
paster... 'n zware taak, 'n grote verant
woordelijkheid.
Het loon zal zoveel te heerlijker
zijn, zei de paster, en morgen ga ik den
jongen hier zenden...
Goed, mijnheer paster... we zullen
zuster Justiene daarmede laten betijen en
haar dien akker doen kuisen en bewer
ken 1
En 's andrendaags rommedom schof-
tijd, belde Kaduin aan de kloosterdeur
hij was barrevoets in zijn houten schoe
nen, had een hemd in 'n neusdoek ge
knoopt bij hem 'n gelapt vestje aan,
'n gescheurde broek 'n paar verlegen
schuwe ogen, 'n bevend herte, 'n vaste
wil van te gaan lopen als 't niet deugde
en in zoo'n staat en gestelten isse wierd
hij lachend binnengelaten door zuster
Beatrice.
Houdt uw schoenen aan, zei ze
zoet en ze wenkte hem mee naar achter.
't Was de eerste keer van zijn leven
dat hij in zoo n huis van beleefdheid
kwam een stilte hing in den langen
gang hij voelde dat het hier bijkans was
gelijk in de kerkheilig, devoot en
vroom en verdrietig en het begon hem
al te spijten dat hij gekomen was dat
was zo aardig allemaal en zo vreemd 1
Hij kwam met haar in de keuken en nu
viel hij plots weer in een bekende we
reld; een goeie geur van goeie koffie
snoof hij op, hij zag fijn wittebrood lig
gen op de tafel en een half bolleken hol-
landse kaas daarneven Peer Roen, de
oude, kadukke knecht zat er achter te
smakken en zijn buik wel te doen een
volheid van rijk huisgerief blonk hem
tegen met een kostelijke stoof daarin, en
lachende vriendelijke zusters die praat
ten en giechelden gelijk andere vrouwen,
en die hem zegden dat ze blij waren dat
hij daar was.
Kaduin was beschaamd, effenaf be
schaamd hij hoorde en zag te veel
ongewoons in een keer, en die verdomse
beleefdheid die zijn mond stopte Fie en
Fons had hem dat in 't herte gestampt
dat hij zijn muil moest houden en daar
geen gerucht moest maken gelijk op
't straat en dat hij beleefd moest zijn.
Hij wist niet wat beleefd zijn was en
daarom zweeg hij en lachte hij be
schaamd weg. En de zusterkens drum
den nochtans rond om hem aan de klap
te krijgen.
Zet u hier bij, jongen, zei Peer
Roen, en eet eerst 'n brok.
'k Heb geen honger toch, zulle, zei
Kaduin nu al met een keer zijn tong
was losgeschoten tegenover Peer Roen
en nu voelde hij al meteens datgene weg
zijn wat zijn mond toe gehouden had
Peer dat was zijn volk, zijn slag, zijn
gelijksel.
Ze hadden een stoel bijgeschoven,
zijn pakje weggedregen, hem boterham
men en kaas voorgelegd en warme
goeie koffieen toen had hij weer ineens
de goesting gevoeld, had zijn schaamte
verloren, had op geen beleefdheid meer
gepeinsd en was beginnen eten en hij
voelde dat het goed was.
En zonder een kruis te maken I... de
zusters hadden 't gezien, ze hadden mal
kaar eens bekeken en gegremeld, en een
gebaar gemaakt met hun lippen, al had
den ze een gruwzaam kwaad zien ge
beuren; lelijk als 'n doodzonde.
En dan was er een klein zusterken
binnengekomen; 'n klein ding dat lachte
en veel klaps over haar had en minzaam
kijken kon uit open grote ogen met een
vlug beweeg van handen en armen, een
levend lijf onder haar zwarte klederen
en 'n lachend tootje dat niet ophield van
klappen en tateren, was ze bij Kaduin
gekomen, had hem een hand gegeven,
had met haar hand op zijn schouder ge
toept, en klapte tegen hem met simpel
heid van woorden en gebaren. Ze had
zoo'n mooie vriendelijkheid over haar
dat de jongen ophield van eten en mee
klapte en meelachte. Hij begreep dat het
een beste zusterken was en voelde een
plotse genegenheid voor dat kleine, felle
dingsken meteen voelde hij de belofte
in hem spreken, dat het hier zou goed
zijn en dat hij hier dingen en dagen zou
genieten en beleven die als een kostelijk
heid en als een wonderbare weelde over
hem gingen komen.
In 'n doezeling van onduidelijke ge
dachten zag hij dat en hij voelde zijn
hart week worden en zijn gemoed zacht
en mals die vriendschap rommedom en
al die ongewone minzaamheid, zooveel
in één keer, was te machtig voor zijn
jongensherthet overviel hem gelijk een
geweld en omdat hij het behaaglijk vond
en plezierig, liet hij dat geerne gebeuren
en leefde hij daar in op en in mede.
En ik ben zuster Justiene, had ze
gezegd, en we zullen goeie kameraden
worden, Kaduin 1 en toen had ze hem
een schoon houten pijp gegeven en een
hoveniersmes.
Kaduin zijn ogen hadden geflikkerd
van begeerte en toen hij het schone ge
rief in zijn vuist voelde en betaste was
het plots bovengeschoten de spontane
verrukking om dien rijkdom, die nu de
zijne was. en de plotse dankbaarheid die
er uit moest...
Nonde voor u wil ik door de
helle lopen 1
En toen had ze hem doen meegaan bij
moeder-overste die had hem een briefje
gegeven en hij moest ermede in 't dorp
naar de winkel, en in de winkel hadden
ze hem een nieuw kostuum gepast, één
floersen schoonheid, bruin zuivere floers,
mals als boter en warm en zwaar, dat
hij als een nooit geproefde weelde om
zijn mager lijf voelde wegen.
En een pak met hemden in schone
gekleurde werkhemden, en lijfsgerief
allerhande, zoveel als de burgemeester
ze spanden hem daarin met al kostelijke
dingen, splinternieuw gelijk, voor een
die trouwen moest, en wonderlijk, hij
voelde dat hij al met een keer een beste
goeie vriend was geworden van de wic-
kelvrouw en van al die hem waren voor
bijgegaan ze klapten nu allemaal zo
fatsoenlijk tegen hem en zo grotemens-
achtig 1 Dat deed hem deugd hij pro
beerde ook van beleefd te zijn en van
gewoonweg mensendingen te vertellen
een klein tikje preutsheid en hoogmoed
deed hem zijn Kaduinmanieren onder
drukken en intemmen hij wou doen
zien dat hij de knecht van 't klooster
was, 'n man van aanzien, effenaf 'n man
die ook fatsoenlijk klappen kon, als
't moest.
Hij was blij dat hij vanher in 't kloos
ter kwam, zuiveruit om al 't gepraat te
ontwijken waarmede ze hem in 't voor
bijgaan vasthielden ze wilden hem uit
pluizen en meer weten over hem en hoe
hij daar ingeraakt was maar hij hield
zijn mond toe of ging er van onder met
een lachwoord of een nijdige tempte-
ring hij wist dat hij heel de parochie
nu missen kon en dat bewustzijn gaf
hem de stoutheid en de vrankte om elk
als zijns gelijke te bezien en te woord te
staan.
En als hij weer veilig binnen zat, en
'n beetje geklapt had tegen zuster Jus
tiene, dan was hij in de wijde lochting
gegaan bij Peer Roen die bezig zat aan
groensels en vruchten, op zijn doö ge
makken peuterend en lullend aan het
werk gelijk het aan zijn komende be
jaardheid paste Pier had hem werk
aangewezen en met een blijde peerden-
iever was Kaduin begonnen.
Soms keek hij eens op en rond en ge
noot de mooiheid van den hof gesloten
in de Spaanse hagen een zoete zomer-
zonne viel erin, komende uit eerster
hand, recht uit de blauwe hemel, en
lichtende en strelende over wegels en
groensels en blommen met al de volheid
van haar weeldezakkende door de
spillen en bladeren het stille geweld van
haar gebroken stralen.
En als de stond kwam van pijpuur,
was zuster Justiene gekomen met al haar
vriendelijkheid ze had een kanneke
bier megebracht, naar dagelijks geplo-
genheid, had een stondeke gesproken,
was naar de bloemperkjes gewandeld,
had er in gekeken, aan gevoeld, aan
getrokken, aan de bloemekes geroken
en was dan weer met een snel beweeg
weggewuifd.
Dat's een goeie he, zei Kaduin
tegen Pier, die zijn pijp stopte-
De beste, zei Pier, de beste van
allemaal.
En een kleintje he
Ja't maar 'n slimme zulle, zei Pier,
die heeft meer verstand als geheel 't
klooster t'hoop.
En dan stopte Kaduin Pier had hem
een handsvol toebak gegeven, eigen ge
win, beste bruine tabak, en met een
wonderbaar behagen zat Kaduin nevens
Pier te roken op de bank met kleine
zwelgkens dronken ze, om wille van
t genot het lavende bier binnen en
toen klapte ze als twee oude kennissen
over alles wat blomde en rijpte over de
zusterkens, over de scholen, over de
stal, over 't werk en over de dagen die
ginge** komen met de neerstige bezig
heid er in, en 't simpele verloop er van.
En als Kaduin alles wist en alles ge
zien had, en dat hij den grond en 't ge
doe stilaan verkend had en hem eigen
gemaakt, voelde hij nog één verlangen t
van er nooit meer uit te gaan, en gelijk
Pier, zijn leven te verdoen in de onbe
zorgdheid van het klooster.
(Wordt voortgezet.)
D ukkerij DE KOORNBLOEM»
Zdebergkaai, Aalst.
presenteert J-Jg
de gtote fï£mste/t
6
persoonlijk mei zijn
8 olifanten
Plaatsbespreking aan de kas van het
circus - Tel. 47.03.14
Een ultra-moderne Amerikaanse
rverwarmings-installatie garandeert een tem
peratuur van 22° in het circus.