KADUIN LANDBOUWERS! Het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet Kosteloze Tuin- bouwraadgevingen* 6 DB HOORN BLOEM - 10 Jan. 1953 door JEF SCHEIRS. Gelijk de voornoen voorbijgeschoven was in voldaanheid, verging ook de achternoen in rustig bedrijf'n beetje neerstigheid, geen hard labeur 'n beetje felligheid, geen overhaasting noch ge jaagdheid, om af en gedaan 'n beetje plezierig snutterwerk was 't verloop van de dag geweest, tot aan de kalmte van de avond. En de avond bracht weer wat nieuws bij voor Kaduin hij moest meê in de kapelle Pier was na 't eten naar zijn bedde getrokken de vent werd sukkel achtig en kaduk en de zusters moesten hem een beetje involgen en hem wat toegeven Pier was lijk een oude afge beulde djoleruin die bij avondtijd geerne vroeg en rustig op stal stond, om de moeheid van de doorwerkten dag in de zachte nachtrust te verdoen en om weer verse krachten te kweken tegen 's an- drendaags. 't Was halfdonker in de kapelle, een flauw gepink aldoor 't rode glas van een godslampe hefte een tastende lichifhk- kering omhoog, eventjes tot tegen de muren waar grote stukken schaduw op bewogen in 'n teer fijne rilling. Hij zag de zusterkens nu binnenko men langs een zijdeurken donkere wezens met een wit beweeg rond hun kop van blanke doeken die onder hun kap zaten en rond hun gezichte hij zag ze knielen een voor een, en dan afkomen één lange root op een stille terd van zoete zokkevoetjes ze gingen voorbij met een teder gewuif over hen van koel ruissende rokken, en met een zilveren gerutsel van medaliekens en paternos ters zwijgende levens die geluidloos voortbewogen en in de banken neer knielde met een gebaar van heiligheid, wachtende naar een gerucht dat ging uitgesproken worden in de ijlheid en de plechtigheid van de koele kapellelucht. En toen hefte er ene haar stemme uit; fijn, inzacht, vreemd en beroerend, en al de andere vielen dan bijeentonige woordenreeksen op gepaste stonden uit gesproken, wonderbaar en onverstaan baar voor Kaduin. Een poze zat hij gretig te luisteren naar 't gebed en naar 't fijne geprevel maar 't duurde lang en toen verveelde het hem soms hoorde hij de namen van Jézus, Maria en Jozef tn dat was 't enige verstaanbare voor hem bij had dat nog gehoord soms bij Fie als ze ievers een noveen beloofd had om 'deen of de andere kwaal uit haar kinderkes te krijgen. Plots blijven zijn gedachten bij Fie en Fons haperen nu zaten al de mannen daar langs de gevels t'hope te vertellen en te lachen, een endeken de avond in de dag van gisteren met al zijn wonder baar verloop van krijtbak, van ratten en paster spookte weer ineens met beko rende goeste door zijn kop, en Kaduin voelde, nu in de stilte van de kapelle iets over hem zakken, iets dat was als 'n betrachten naar 't voorbije vanher iets dat was als een spijteen treurnis en een weemoed over 't verlies van iets dat nooit of nooit meer zou weerkomen. Er kropte iets in zijn keel, wat of waar om wist noch begreep hij niet het kropte erin omdat hij in een plotse ver beelding de kleine huizekens vanher zag en omdat hij daar gelaten had datgene wat hij hier nooit vanher vinden ging. Een heimwee naar datgene waarin hij zo lang geleefd had overviel hem, een heimwee naar zijn verloren vrijheid. Hij was blij als 't gebed uit was bui ten de kapelle deed zuster Justiene hem mee en leidde hem naar een klein ka- merke waar hij slapen moestze deed I een keerse branden en zei dat hij ze moest uitblazen eer hij in zijn bedde kroop dan was ze met een minzame nachtgroet weggegaan en had de deur toegetrokken en toen, en toen was het in een keer wonderbaar, eenzaam stille rondom hem geworden. Hij snoof een lucht in van zuiver was goed, dat hij in witte reinheid op zijn bedde zag, met een vlug oog keek hij 't kleine kamerke rond. deed zijn vest en zijn broek uit, liet ze beneen op de vloer liggen gelijk vroeger, blies met een haas tige zucht het licht uit en kroop, met 'n koude bibbering over zijn lijf, in het schone bedde. Nu lag hij te staren in de donkere zolang de dag geduurd had, had hij geen tijd gevonden noch goesting om te pein zen de bezigheden waren gekomen elk met hun blijde nieuwigheid en met hun stille voldoening maar nu dat die won derbare stilte in de donkere hing, nu voelde hij zijn gepeinzen komen aange stormd gelijk een bende jongens. Al 't geen hij binst de dag gezien en gehoord had, kreeg een andere betekenis voor hem het kwam anders op, omdat zijn gemoed nu anders gestemd was alles kreeg een andere bediedenis het werden plots al grote onbegrijpelijke dingen waarin hij als een klein nietig ding, verloren liepen ommedoolde, be vreesd voor zijn eigene schamelheid midden het ordentelijke grote leven rond hem. Hij lag te luisteren naar de stilte en hoorde niets een doffe zindering van donkerte en geslotenheid woelde rond hem, hij keek rond in de donkere en zag niets een vage bliksem die uit zijn opengesperde ogen schoot en in stomme donkerheid hem een halve blankte liet zien hij hoorde niets en zag niets, maar juist dat, verzwaarde zijn gemoed en deed in zijn -gedachten weer opleven, de gedoken bedolven dingen van gruwzame gebeurtenissen uit gruwzame vertellin gen. Hij was bang, ijselijk bang al met een keer, als beloerde hem hier in dees kamerke een kwaad waaraan hij niet ontkomen kon buiten in de donkere, buiten in 't veld was de vrijheid hier in de stilte van 't klooster zat de onder gang of de temptering van dode levens. Hij had het vroeger weinig geloofd, maar nu geloofde hij hethij wierd het gewaar aan de klop van zijn bange bloed, dat er begijnen waren die 's nachts kwamen rondspoken dat er toverheksen waren, belust op kwade bedrijven en gruwzame dingen dat er duivels waren die de hoven in brand staken, dat er allerhande boze dingen liepen in de wereld om mens en beest te tempteren en te vernielen; dat er dode levens waren, weer opgedoken bij nacht uit hunne graven, kwade machten uit dood en doemdag losgebroken om te komen spoken en te komen leelijk doen in de wereld. Dat er Goed was om dat te ver helpen wist hij niet hij moest het laten gebeuren en hoe wijder het vertoog door zijn kop rende hoe banger zijn herte wierd als een marteling zag hij de nacht komen zonder hoop op ver weer, zonder hoop op hulp of bijstand. Een kwellende last was er bij geko men, hij voelde als een zware steen in zijn maag zitten en een loomheid in zijn buik en in zijn dermen, een smaak van vette vleesbrokken hing met een volle tegengoeste in zijn moed, en een temp tering in zijn hele lijf die de vaak uit zijn ogen dreef hij snakte naar water om zijn dorst te laven en voelde al met eens dat hij dien dag veel geëten had en dat het allemaal zulke zware, kloeke kost was dat ze hem in 't klooster ingestampt hadden. En toen voelde hij een endeloos ver langen om weer de dag te zien om uit die lastige dolering te geraken hij had het besef ineens, dat hij morgen zoveel vlees niet meer opeten mocht. Pier Roen, de oude versleten kloos terknecht was al een paar jaren dood en vergeten, en Kaduin deed nu alleen 't labeur van 't devotelijke boerderijtje gegroeid tot een langen, struise kerel vol jong levende bloed met een fris uit zicht over hem van reine gezondheid, was hij geworden de felle pronte hove nier van de zusterkens. Als een droom vol beleven, met dag en dagen erin ondergaande in kalme verten, en met 't simpele uitzicht erover van indoezelende vrede, was zijn be staan geworden het simpele gebaar van 'n gelukkig bedrijf. Zuster Justiene had hem geleerd wat goed was en wat zonde was, ze had met een beetje seffens zijn hart gezien ze had er in gekeken gelijk in een opene blomme had er de blaadjes van aeteld en gekeurd en elk vezelingske ervan met diepe ogen bekeken ze had er in geklapt, in geroerd, in kapot genepen wat misgroeide, en 't geen daar verloren zat had ze in helle zonne bijgetrokken, opdat het zo bekomen in de lavende warmte en gedijen. Nu wist Kaduin dat er buiten vloeken sieken toebak en losse nutteloze vrijheid, een Lieve-Heer was die de bozen strafte en tempteerde, en de simpele van ge moed genade deeddat er een Vaderons was die in angstige uren goed deed en kalmte bracht, dat er een ordentelijk leven was, zoet om beleven en zo hele maal anders als 'n doelloos ommedolen dat was zijn levenswijsheid. Hij wist hoe de grond moest bewerkt worden, hoe ieder stuk alaam best paste, wat elke vrucht meest vandoen had, wanneer er verandering in de lucht zat hij kende de naam van elk zusterke en van allemaal de parochiemensen; hoorde alle nieuws verteilen en vertelde alle nieuws in 't klooster wist in welk wind gat Gent en Brussel zatdat België een klein onnozel landeke was en dat Vlaan deren een hemel was of de hemel Vlaan deren dat was zijn vroede wetenschap en in de ronde van die kennissen draaide zijn dagelijkse gepeinzen meê. En zijn verlangen was en zijn enigste bekommernis, hier te mogen blijven tot aan zijn dood lijk Pier Roen. Maar toen gebeurde er iets. Op een bloten Aprildag stond Kaduin te spitten in de hofer hing een magere lusteloze zonne over 't land. en 't waaide door de ijle lucht een koude bibberwind, die ver uit de leegte een wolke zand opgrabbelde en met 'n niidige boosheid dat opengooide over mensen en huizen t en geleek noch zomerdag noch win terdag, en niemand kon vooruit zeggen wat er ging achter komen. t Allenkante zat er jong groen ge- t 'ed, of ressekens uit de geborstene dikke bot gekropen op beziestruiken en vlierenhuilen, in de haag en op 't vroege steenfruitgeboomte de uitko mende zat er in, en 't was moeilijk om kroppen en zwelgen dat er nu weerz'oon magere dag gekomen was om dat uit botten te judassen en te kort te doen 1 En wat zat die zonne daar toch te doen als ze aan de wind geen hand kon ste ken dat was beloven en niet geven. Dat steekt mij tegen zulke dagen peisde Kaduin. Toen had hij het stuk overgekeken dat nog omme moest met een snelle oog verkende hij hetals hij fel was en neerstig had hij het tegen ten noenent ommegepeild hij berekende hoeveel stappen grond hij omtuimelde op 'n kwartier, op n half uur, op een voor noen, en zag dat hij met een sta-vast labeur heel 't overschot ging kunnen ommepeilen. (Wordt voortgezet.) De tuinbouwers en tuinbouwliefheb- bers kunnen kosteloos alle inlichtingen bekomen van de rijkstuinbouwconsulen- ten. Voor de provincie Oost-Vlaanderen zal de Rijkstuinbouwconsulent, Mr Frans Peeters zitdagen houden op de volgende dagen en plaatsen te GENT, in het lokaal De Roden Hoed Klein Turkije, de eerste en de derde vrijdag van elke maand van 10 tot 11 uur. te GENT, in het Café den Ijzer Vlaanderstraat. de eerste, de derde en Vrijdag van elke maand van 16 tot 17 uur. te OUDENAARDE de eerste Don derdag der maand van 10 tot 12 uur, in het hotel In de Gouden Appel Grote Markt. te ST NIKLAAS, telkens de derde Donderdag der maand van 10 tot 12 uur, in het restaurant «De Hoop Kar dinaal Mercierlaan, nabij de Grote Markt. te AALST, telkens de derde Zaterdag der maand, van 10 tot 11 uur, in het café Paviljoen en van 11 tot 12 uur, in De Koornbloem te EEKLO, de laatste Donderdag der maand van 10 tot 11 uur, in De Gouden Leeuw Diuiuterij DE KOüKNBLOEM- Zeebergkaai. Aalst. Zo U een lening wenst voor de behoeften van uw uitbating, wendt U in vertrouwen tot het 56, Jozef II straat, 56, BRUSSEL Tel. 18.40.04 of tot de enige aangenomen gewestelijke vertegenwoordigers MM. A. DE COOMAN, Dorpstraat, 18, SERSKAMP. (Tel. Wetteren 903.35). A. VERKINDEREN en F. DERWAEL, 233, Coupure Links, GENT. (Tel. 31.088) of Mr G. COCHEZ, plaatselijke agent, Steenweg, 52, GIJZEGEM. of Em. Hielstraat, 26, ST GILLIS-bij-Dendermonde Tel. 21.571. Open van 9 tot 17 u. Mogelijkheid leningen te bekomen van 2 tot 10 jaar, met het landbouwvoorrecht op het vee, het materieel en de oogsten als enkele waarborg. (Openbare instelling opgericht bij Koninklijk Besluit van 30-9-1937)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1953 | | pagina 6