Een merkwaardige rede van Minister Héger* Hoeveel melk geeft Uw koe LANDBOUWBERICHTEN Jaar 1951 1952 10 maanden 1952 1953 In ton 42 279 40.603 35 027 45 353 In mill. D.M. 99 100 86 101 2 DE KOORNBLOEM 13 Feb. 1954 (Vervolg van le bladzijde) Sedert twe» jaar hebben wij geen vers vlees noch levend vee ingevoerd behalve wat nodig is voor de vervaardiging van entstof. Op het vlak van de varkensproductie zijn wij exporteurs geworden. Wij hebben nog 16 tnillioen kg boter ingevoerd in 1953; dit betekent 10 mil- lioen minder dan verleden jaar. Voor de melk wordt aan de inlandse behoeften voldaan. Wat de eieren betreft zijn wij uitvoerders. Op het vlak van het fruit, voeren wij citrusvruchten in en inlands fruit uit. Wij moeten het evenwicht tussen het inlands verbruik en de productie handha ven. Men dient eveneens een zeker evenwicht tussen de bijzonderste en de bijkomstige landbouwproducten en tus sen de verschillende streken van het land te behouden. Er zijn streken aan de productie waarvan men geen grote wij zigingen kan brengen, wegens de aard van de grond. Andere streken kunnen theoretisch gewijzigd worden maar h t zou kunnen gevaarlijk zijn voor andere streken. Indien wij bv. een streek van graangewassen in weiden veranderen, zouden wij noodlottige uitslagen berei ken in de sector van het vlees en van de melk. Om deze gewenste harmonie te berei ken, wenden wij twee soorten van me thodes aan proberen op te treden op het gebied der prijzen om voor iedere productie voldoende belangstelling te behouden, en in de mate van het moge lijke zorgen voor de vermindering van de productiekosten. Voor deze prijzenpolitiek en voor dit streven naar evenwicht hebben wij twee steunpunten moeten kiezen tarwepoli- tiek en zuivelpolitiek, zegge een steun punt in de teelten en een tweede steun punt in de veekweek. In zake graangewassen werd de richt prijs vastgesteld op gemiddeld 470 fr. met een in de tijd geleidelijk stijgende schaal. Zo gij beweert dat de inheemse tarwe duur is, moogt gij niet vergeten dat de richtprijs, die thans als steunprijs moet beschouwd worden, vorig jaar een maxi mumprijs was. De landbouwer zou tegen hogere prij zen in het buitenland hebben kunnen verkopen. Hij heeft dit niet gedaan. Hij heeft daardoor recht op een zekere schuldvordering verkregen. Er mag trouwens niet uit het ooa verloren wor den dat de tarweprijzen in het buiten land vaak de prijzen zijn die aan de pro ducenten werden betaald en niet de prijzen waartegen de buitenlandse rege ringen ons deze tarwe aanbieden, prijzen die vaak lager zijn dan de eerstgenoem de. De Heer Sobry heeft gezegd dat hij vreesde dat de landbouwers minder zo- mergerst zouden telen. Zelfs zo wij 200.000 ha bezaaiingen zouden tellen, zou zulks niets catastrofaals betekenen, want wij h-bben op dit gebied een be hoefte van één millioen ton. Van zelf sprekend zou er een vraagstuk van het stockeren kunnen rijzen, maar niet een vraagstuk van afzet van de productie. Het tweede steunpunt vinden wij in de veeteelt. Deze is een grote bron van inkomsten voor de Belgische economie. Het Belgisch verbruik beloopt 11,5 kg boter per inwoner en per jaar. In Ne derland bedraagt het 2,5 kg per inwoner. Vóór de oorlog beliep ons verbruik gemiddeld 9,5 kg. De richtprijzen voor boter en melk worden naar het seizoen vastgesteld. Wij voeren buitendien een politiek van minimumprijzen aan de grens en een po litiek van toelagen aan de nevenpro ducten van melk. (Wordt voortgezet). (Vervolg van le bladzijde) En ook hier moet men nog een onder scheid maken. Wanneer de melk, die op het bedrijf wordt gewonnen bestemd is voor de melkerij, dan moet men weten dat de melkerij alleen betaalt op basis van het botervet. In dit geval komt het er dus op aan koeien te hebben, die een hoge me/fcvef-productie geven. Want koeien die wel een grote hoeveelheid kg melk, dus een grote plas geven, halen daarom nog geen hoog melkvettotaal. Die kunnen over het ganse jaar geno men, nog jammerlijk tegenvallen. Iets anders is het als men de melk rechtstreeks op het hof aan de verbrui ker mag verkopen. Dan speelt de plas juist de hoofdrol en is het vetgehalte van ondergeschikt belang. De verbruiker betaalt immers per liter en niet per een heid botervet. Reeds hier, in dit geval, blijkt zonneklaar wat belang een regel matige controle kan heboen Die zou de veehouder in staat stellen de melk met laag vetgehalte te leveren aan de ver bruiker (die per liter betaalt) en de melk met hoog vetgehalte naar de melkerij te doen (die betaalt per kg botervet). Uit wat voorafgaat kunnen wij beslui ten iemand die de waarde van zijn melkkoeien wil kennen, en dat is toch de eerste vereiste voor een verantwoor de teeltkeus, die moet zijn dieren regel matig op hun opbrengst controleren of laten controleren. Dan pas zal het hem mogelijk zijn een onderscheid te maken tussen wat goed en wat minder goed is op zijn stal. Nu kunnen onze veehouders opwer pen dat het niet doenlijk is die controle zelf te doen. Vooral het bepalen van het vetgehalte levert grote bezwaren op. Voor dit geval is er maar één oplossing die de goede is nl. lid te worden van een of andere veebond. De kosten die daaraan verbonden zijn, wegen zeker niet op tegen de voordelen en op die wijze verkrijgt men bruikbare gegevens over de productie vid onze dieren. Ten slotte moeten wij er op wijzen dat, waar de melkproductie in nauw verband staat met de erfelijkheid, niet alleen het moederdier van belang is bij de ove dracht van erfelijke eigenschap pen. Ook het vaderdier, de stier dus, draagt in die erfelijke overdracht even veel bij als het moederdier. Het volstaat dus niet de teeltkeus alleen te baseren op de prestaties van de moeder, maar eveneens rekening te houden met de vader. De beste stier is dus maar amper goed genoeg. BINNENLAND. Veiligheidsvoorraad aan tarwe. Het Koninklijk besluit van 13 Januari 1954 (Stsbl. 30 Januari) legt aan de nij verheidsmaalderijen de verplichting op in het land een tarwevoorraad aan te leggen en te bewaren die in overeen stemming is met hun aandeel in een ge zamenlijke aan te leggen veiligheidsvoor raad voor de menselijke voeding van ten minste 150 000 ton. Officiële en verplichte controle van de melkpoeders. Het ministerieel bes'uit van 15 Januari 1954 (Stsbl. 5 Februari) heeft een offi ciële en verp ichte controle ingevoerd op de verschillende soorten van melkpoe ders. Premiën voor Belgische zuivelproducten. Het ministerieel besluit van 1 Februari 1954 (Stsbl. 5 Feoruari) stelt de premiën vast voor de maand Februari 1954 die worden toegekend aan de zuivelfabrieken die bepaalde kazen, melkpoeder, inge dikte melk en caseïne uit Belgische melk vervaardigen. Verplichte inmenging van inlandse tarwe. Luidens een mededeling van het Mi nisterie van Economische Zaken in het Staatblad van 6 Februari moeten de nijverheidsmaalderijen van 8 Februari 1.1. af 35 °lo inlandse tarwe verwerken in het broodmeel. BUITENLAND. WEST-DUITSLAND. Import van kaas in 1953 gestegen. De kaasproductie in West Duitsland is gedurende het jaar 1953 wederom ge stegen, waarbij in het bijzonder de afzet van zachte kaassoorten tijdelijk op moei lijkheden stuitte. De invoer van kaas in West- Duits land is sedert de liberalisatie daarvan toegenomen en bestond voornamelijk uit harde kaassoorten. De invoer gedu rende de laatste drie jaren was als volgt: Stijgende voortbrengst van gecondenseerde melk. De stijging van de melkproductie in West-Duitsland gedurende het afgelo pen jaar had eveneens een grotere pro ductie van gecondenseerde melk ten gevolge. Er werd nl. 233.000 ton gecon denseerde melk geproduceerd tegen 182.000 ton in 1952 NEDERLAND. Oppervlakte van de landbouwgronden. Volgens de onlangs verschenen offl ciële uitkomsten van de telling gehouden door het Centraal Bureau voor de Sta tistiek in Mei 1953 bedroeg de getelde oppervlakte cul uur .rond voor geheel Nederland ruim 24.000 ha. minder dan in 1952. Aan bouwland werd 16 000 ha. min der opgegeven dan het vorig jaar en aan grasland 8.900 ha. In hoeverre deze cijfers beïnvloed zijn door de overstroming blijkt uit het volgende. Ten aanzien van de gemeenten, die. wat de cultuurgrond betreft, bij de over stroming betrokken zijn geweest, blijkt dat in dit overstromingsgebied 19.000 ha minder is geteld dan in 1952. t.w. aan bouwland 12 900 ha. aan grasland 4.400 ha en aan tuinland (met uitzonde ring van de boomgaarden me- onderteelt akkerbouwgewassen en gras) 2.600 ha. Het betreft hier dus cultuurgrond, welke als gevolg van de overstroming, voor het oogstjaar 1953 geheel werd uitgeschakeld. Voorts kon een opper vlakte van 52 000 ha overstroomde grond, na te zijn drooggekomen, nog met akkerbouwgewassen worden be- teeld. de opbrengsten b ijken echter voor een groot deel aanzienlijk beneden het normale peil te liggen. De oppervlakte grasland, welke 1 296 380 ha bedroeg tegen 1 305 236 ha in 1952, bestond voor 1.260 000 ha (vorig jaar 1.275 000 ha) uit blijvend grasland en voor 36 300 ha (vorig jaar 30 0C 0 ha) uit kurstweiden. Van de totale oppervlake grasland is 34 °/o ui's'uitend voor beweiding en slech s 3 °/o uitsluitend als maailand ge bruikt. De overige 63 werd afgewis seld als wei- en maailand gebruikt. De oppervlakte blijvend grasland, welke in het afgelopen jaar is gescheurd, bedroeg 10 000 ha. Aan de bestaande bedrijven werd 2.300 ha voor niet-agrarische doeleinden onttrokken. Daarentegen werd 4 8L0 ha nieuw in cultuur gebracht. Uitvoer van spek naar Groot-Br ittanië. Ingevolge een nieuw contract tussen de Nederlandse regering en Groot- Bi it- tannië, zal dit laatste land resp. de vol gende hoeveelheden spek aankopen 35.000 ton in de periode van 1 Decem ber 1953 rot 31 December 1954, 28 000 ton in 1955 en 21 000 ton van 1 Januari tot 29 September 1956, Tot einde 1954 zal de prijs 237 sh. 6 d. per cwt. c f. Britse haveD bedragen. De prijzen voor de volgende perioden zullen later worden vastgesteld het ver schil tegenover de vorige periode zal echter telkens Diet meer dan 10% mo gen vertegenwoordigen. Bloembollenuitvoer in 1953. B ij kens een statistiek van het Bedrijf schap voor Sierteeltproducten is de bloembollenuitvoer in 1953 ten opzichte van 1952 met f 7.C07 762 gestegen. De totale waarde bedroeg in 19)4 f 143 094 142 hetgeen een gewicht aan bollen van 53.848 756 kg vertegen woordigde. De Verenigde Staten waren de voor naamste afnemers met f 43 586.872. Op de tweede plaats kwam Groot Brittan- nië met bijna f 30.2 millioen. Zweden nam voor f 18.316 151 af en West- Duitsland bracht het tot bijna f 14.7 mil lioen Er weid Daar in het totaal 157 landen geëxporteerd, welke door bijna 600 uitvoerders werden bewerkt ZUID SLAViË. Landbouwkredieten. In de loop van i 954 zal een bedrag van 13.4 milliard dioar ter beschikking worden gesteld voor crediet verlecing ten behoeve van investeringen in de landbouw. Waarschijnlijk zal het groots te deel daaivan worden besteed voor irrigatie en drainering, met name in Voj- vodira. voor investering in de landbouw werktuigennijverheid en voor aankoop van vee en zaden. Z.lfstandige boeren zullen van deze k edieten enkel gebruik kunnen maken wanneer zij bij een koöperatieve vere niging zijn aangesloten. Invoer van zaaitarwe. De regering is voornemers een hoe veelheid van 1.000 wagonladingen zaai tarwe in te voeren, die zal worden ge bruikt voor de voo jaarsuitzaai en tevens voor de heruitzaai id de gebieden, die in hft naj iar door droogte en door de lage temperatuur s:hade h bb-n geleden. LANDBOUWERS, HEBT U reeds een abonnent aan geworven voor ons blad 7

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1954 | | pagina 2