Het Vraagstuk van
Landbouwvoorlichting»
Voorlichting en hulp aan
de landbouwers»
2
DE KOORNBLOEM 20 Maart 1954
Oorzaken van het
(Vervolg v£
Maar onthoudt goed dat de jongelui
van vandaag niet veel eerbied hebben
voor iemand, die zo maar tegen wind
in, zonder afdoende reden gekant is
tegen alles wat iets nieuws is. Laat
uw jongens zoeken en tasten, laat ze
proberen en doodt niet dat beetje liefde
dat ze nog voor het boerenwerk hebben.
Er wordt wel eens gesproken over de
aantrekkingskracht van de andere be
roepen. De aantrekkingskracht van de
grootstad, enz. Dat wordt ook wel eens
aangehaald als een factor die het gebrek
aan belangstelling in de landbouwvoor
lichting in de hand zou werken. Daar is
wel iets van. Een boer kijkt wel eens
naar een arbeider, die proper opgekleed
van zijn werk komt. Hij sakkert wel eens
op de rekening van de schrijnwerker,
terwijl hij daarbij de bedenking maakt
dat die mannen toch veel geld moeten
verdienen. Verder weet de boer heel wat
te zeggen over de werklozensteun, de
maatschappelijke zekerheid, het pin-
sioen, enz. enz. dat allemaal bestemd is
voor de arbeiders. In een woord als wij
sommige boeren horen praten dan leven
de arbeiders in een soort van aards
paradijs.
En zo gaat het in 't leven wat men
zelf niet heeft, dat verlangt men, daar
zoekt men naar, daar doet men alle
moeite voor om het te bekomen. En wat
wij zelf bezitten dat stellen wij niet op
prijs dat schatten wij niet naar waarde.
In die kwestie moeten wij ons ver
stand gebruiken en niet kinderachtig
worden. Er zijn in onze taal enkele
spreekwoorden, die een oneindige schat
van levenswijsheid inhoudenbeter
kleine baas, dan grote knecht't is niet
al goud wat blinkt; vaneen ander ziet
men altijd 't schoonste, men kan niemand
anders rekening maken, enz. enz.
Dat de boeren, die in verleiding zou
den komen jaloers te zijn op de loon-
trekkenden, zich een ogenblik voorstel
len wat het betekent voor iemand, die
gewoon is zijn eigen zin te doen, te wer
ken volgens zijn eigen plannen, alles zelf
te beredderen, op zekere dag te gaan
werken in dienstbaarheid, onder het ge
zag van anderen. De griilen van iedere
ploegbaas te ondergaan en niets anders
te doen dan wat men u oplegt. En wat
aangaat die maatschappelijke voordelen
die de loontrekkers zouden genieten,
daarvan mogen wij niet vergeten dat die,
loontrekkenden daar tamelijk zware bij
dragen voor te betalen hebben. En dat
vele boeren, die bv. maar alleen te be
talen hebben voor de gezinsvergoedin
gen, daartegen reeds heel wat bezwaar
hebben gemaakt. Nu, dat is toch ook een
van die maatschappelijke voordelen
Of niet
Neen, iedere stiel heeft zijn goede en
slechte kanten en iedereen klaagt in zijn
eigen vak. Het komt er dus alleen op aan
de goede kanten van eigen vak te zien
de vrijheid, het werk in Gods vrije na
tuur, de gang der seizoenen, het schep
pende werk van zaaien en planten, enz.
En de moeilijkheden die er aan vastzitten
Nou ja, die nemen wij op de koop toe.
Dat is gezonde levenshouding die ons
tevreden stemt en ons gelukkig kan ma
ken. Als wij trouwens zien onder weike
omstandigheden vele boerenzoons in de
stad aan 't werk zijn, dan geraken wij er
gemakkelijk van overiuigd dat velen on
der hen wel heimwee zuilen hebben naar
die boerderij waar ze toch hard moesten
werken, maar waar ze hua eigen meester
waren en vrij als de vogels in de lucht
Maar bier komen wij weer terug tot
de kern van de zaak levensvreugde,
plezier in 't werk, dat alleen heeft de
boer maar waar alles goed gaat. Waar
aan Belangstelling.
i le bladzijde)
hij met hart en ziel verknocht is aan het
boerenwerk, waar hij met succes planten
kweekt en beesten. En dat is ten slotte
toch maar mogelijk als men, als mens, op
zijn bedrijf een plaatske geeft aan het
verstand. Want iemand die maar alleen
met zijn handen werkt, wroet en slaaft,
vele uren per dag en vele dagen in het
jaar, die kan daaraan toch niet veel ple
zier beleven. Maar zij die met verstande
lijk doorzicht hun werk schikken, die op
de hoogte zijn van al de knepen van het
vak, die niet radeloos worden als er iets
ongewoons voorvalt, die met alles raad
weten, kortom, die met hun verstande
lijke ontwikkeling volledig hun bedrijf
beheersen, die hebben alle kans dat het
goed gaat en dat ze dan ook veel genoe
gen beleven aan hun werk. Uitsluitend
handwerk is slavenwerk. Geesteswerk,
werken met overleg, met inzicht en vak
kennis, dat is mensenwerk en uat schept
vreugde en geeft moed en voldoening.
Een der grote redenen waarom onze
boeren zo weinig belangstelling tonen
voor al wat de voorlichting aangaat is
wel, dat ze er zich te weinig rekenschap
van geven, dat zeer hoge eisen worden
gesteld aan het vakmanschap van een
landbouwer. Ze beseffen piet dat ze over
een buitengewone ontwikkeling moeten
beschikken om een bedrijf goed uit te
baten. En juist dat besef is zo nodig om
hen aan te zetten zich verder te ontwik
kelen.
Het moeilijke in gans de zaak is nu
wel dat ze juist, door hun beperkte ont
wikkeling niet inzien dat er verstand bij
nodig is. Ze zouden dus eerst aan de
hand van voorlichting moeten ontdek
ken wat ze allemaal moeten weten, eer
ze aan de voorlichting de nodige waarde
zouden hechten. En ook hier zitten wij
weer gevangen in een cirkel, waar wij
zeer moeilijk uitgeraken,
Is het niet zo, dat vooraanstaande
landbouwers, die door het volgen van
landbouwonderwijs en dergelijke meer,
een goede vakkennis hebben verworven,
doorgaans veel meer belang hechten aan
de voorlichting, dan hun standgenoten,
die eigenlijk nog minder dan half zoveel
van het bedrijf afweten. Hier is onge
twijfeld waar wat een geleerde eens zei
hoe dieper ik de zaken instudeer, hoe
langer ik zoek, hoe meer ik tot de ont
dekking kom dat ik toch nog zo weinig
weet, dat er nog zoveel is dat ik nog al
lemaal moet leren. Inderdaad, hoe verder
men gevorderd is, hoe meer men aan
voelt wat men nog allemaal te kort heeft.
En dat lijkt mij hét grote probleem in
de landbouwvoorlichting. Onze mensen
zitten nog te veel gevangen in hun eigen
kortzichtigheid, ze zien niet in dat de
boerenstiel een der meest ingewikkelde
is. Doorgaans vinden wij de opvatting
dat een vakopleiding alleen nodig is voor
de grote bedrijven, voor die mannen die
met een tractor rijden. Men is van me
ning dat voor kleine bedrijven, zoals wij
er hier zoveel kennen, niet veel verstand
van doen is. Feitelijk is het juist anders
om. Want die grote bedrijven zijn ge
woonlijk eenzijdig gericht op een of an
dere hoofdbezigheid. Nemen wij bv. de
grote bedrijven in Wallonië. Ze hou
den zich daar ia hoofdzaak bezig met het
verbouwen van graan en suikerbieten.
De rest is maar bijzaak. Is hiervoor zul
ke grote bevoegdheid van doen? Neem
de veebedrijven uit Veucne Ambacht of
uit het Land van Herve. Die hebben al
leen zorgen om hun vee en om de wei
den waar het vee moet op grazen.
Heel anders is het gesteld met onze
kleine bedrijven. Is er daar wel ééa tak
van de landbouw en de veeteelt die er
niet wordt beoefend? Koeien, varkens,
hennen, graangewassen, hakvruchten,
weiden, enz. enz. Om dan maar niet te
spreken over de verschillende specialitei
ten die men er nog bij aantreftwitloof,
tabak, hop, bloementeelt, enz.
Zo stemmen wij dan ook volmondig
in met de uitspraak van Ir. Van Bueren,
waar hij zegtdat het gezondmaken van
het kleine bedrijf zo snel kan worden uit
gevoerd, als de ontwikkeling van de
boeren kan worden opgevoerd.
Dat de oudere boeren zich weinig re
kenschap geven van de brede ontwikke
ling, die op een gemengd bedrijf nodig
is, kunnen wij nog aannemen. Zij zijn
opgegroeid in een geest van hard werken
en weinig nadenken. Zij hebben weinig
of niet kunnen genieten van de welda
den van een goed onderwijs. Veel is hen
dus te vergeven.
Heel anders is het gesteld met de jon
gere generaties. Zij zien toch overal dat
voor een of ander vak bijna immer di
ploma's gevraagd worden- Dat er dus
zekere eisen gesteld worden van vakbe
kwaamheid. Zij toch zouden dus moeten
zien dat hun toekomst gebonden is aan
de graad van hun ontwikkeling. Toch
schijnen ze daar bitter weinig belang aan
te hechten. De jeugd is nu eenmaal zor
geloos en stelt alle problemen liefst uit
tot later. Momenteel hechten ze meer
belang aan allerlei vormen van ontspan
ning. Sport, kermis, uitgaan, enz. boeien
de jeugd veel meer dan een ernstige
voorbereiding op hun later beroep. Pas
later, als ze zelf de volle verantwoorde
lijkheid van een huishouden en een bedrijf
op de schouders voelen drukken, geven
ze er zich rekenschap van dat ze in hun
jonge tijd heel wat gelegenheden hebben
verzuimd om zich op te werken. Maar
dan blijkt het wel wat laat te zijn. De
jeugd is toch nog altijd de voorbereiding
het gereed maken op het latere leven.
En dat onze jonge mensen dat niet vol
doende meer aanvoelen, wijst er op dat
er ergens wat hapert.
De huidige jeugd heeft namelijk een
uitgesproken gebrek aan een vaste
levensbeschouwing, aan rotsvaste prin-
cip;s, die haar de weg doorheen het leven
moeten wijzen. Ze leeft nog te veel met
de onverantwoordelijke geestesgesteld
heid van kleine kinderen, terwijl ze reeds
wil doen als grote mensen. Het ontbreekt
haar aan een vaste leiding, zowel van
binnen- als van buitenuit. De wilskracht
die nog aanwezig is wordt doorgaans
verkeerd gericht. Verder is ze niet in
staat onderscheid te maken tussen hoofd
en bijzaken in het leven. Ze laat zich nog
te veel vangen aan uiterlijkheden en mist
dan ook wel eens het nodige verant
woordelijkheidsgevoel tegenover zich
zelf en tegenover anderen.
Typisch is in dat verband de uitdruk
king men is maar eens jong. En daar
door wordt steeds verstaan dus leef er
maar lustig op los. Zelden dringt het
tot de hersenen van jonge measen door
dat die uitdrukking ook wil zeggen
maak dan een goed gebruik van die tijd,
bereid u dus voor.
Het beeld dat wij hier ophangen is
misschien niet erg vleiend, maar men
kan toch moeilijk ontkennen dat de
naoorlogse jeugd en vooral deze die
tijdens de oorlog is opgegroeid, op vele
plaatsen uit het goede spoor is gerukt.
Het is daarbij wel jammer te moeten
zien dat vele volwassen mensen zich
daar maar bij neerleggen en zeggen
daar is niet aan te doen, dat is de tijd die
dat meebrengt.
Aan dit overzicht kunnen nog tal van
gezichtspunten worden toegevoegd. Wij
herhalen het, het is een zeer persoonlijke
mening, die wij hier ten beste geven en
misschien zijn wij in onze beoordeling
niet altijd op de juiste weg. Toch zijn er
elementen in te vinden die een grondslag
kunnen vormen voor een methodisch
uitgebouwde voorlichting. En volgende
keer komen wij daar op terug.
Drukkerij Dd KOOKJ.Ntii.OEM
Zeebergkaai, Aalst.
Diensten v. h. Ministerie van Land
bouw ter beschikking v. onze boeren
(Vervolg van le bladzijde)
RijkstuinbouwconsulentCoomans A.
Deneckstr. 17, Koekelberg, tel. 25 85.22
Zitdagen Brussel elke zaterdag van
9 tot 11 u. ten huize. Leuven de eerste
en derde vrijdag der maand van 10 tot
12 u. in de Zaal der Hallen bij de
Oude Markt. Tienen iedere dinsdag
van 10 tot ll,30u. Provinciale Land
bouwschool, Gilainstraat. Tel. 818.44.
Op andere plaatsen van het ambts
gebied op afsraak.
III. De consulenten In de
Boerderijbouwlrunde.
Deze ambtenaren van het Ministerie
van Landbouw hebben volgende op
dracht en bevoegdheden
1) de afgelegen landbouwuitbatingen
van electrische drijfkracht voorzienJ
2) de landbouwers helpen bij de me
chanisatie van hun bedrijf in de beste
voorwaarden;
3) de mechanisatieproblemen bestu
deren
4) de wetenschappelijke organisatie
van het werk bestuderen;
5) de bouwplannen opstellen van stal
len en landbouwgebouwen
6) het landbouwmateriaal standaardi
seren;
7) in tijdschriften en door plannen
doelmatige opvattingen en verwezenlij
kingen verspreiden van boerderijkuode.
Ziehier enkele nuttige adressen van
consulenten in boerderijbouwkunde
Brabant Timmermans J Steenweg
op Vilvoorde, 115, Grimbergen. Telef.
59.18 54. Oost-Vlaanderen Van Wel
den M., Schoolkaai. 27, Gent, Telef.
23 37.46. (wordt voortgezet)
Vlaamse Schouwburg Brussel.
De diepe blauwe Zee en
«Oproer in het Damesgesticht»
Zondag, 21 Maart te 15 en te 20 uur,
gaan in de Koninklijke Vlaamse Schouw
burg te Brussel, nog twee voorstellingen
van De diepe blauwe zee het boei
end stuk van Terence RattigaD, een co-
medie in drie bedrij ven. Een jonge vrouw
is haar leven moe en wil zelfmoord ple
gen. Wie is zij? en waarom is ze wan
hopig? Regiseur is Gust Maes en de ver
tolkers zijn Roger Coorens, Giel van
den Branden, René Peeters, Lia Lee,
Lily de Schrijver, Jo van Eetvelde, Bert
Struys en Jef Mennekens.
Van De diepe blauwe Zee gaat
nog één voorstelling Maandag 22 Maart
te 20 u.
Met ingang van Donderdag 25 Maart
zal de K.V.S. vertoningen geven van
Oproer in het Damesgesticht come-
die in tien taferelen van Axel Breidhal.
Een stuk waarin ons het leven wordt ge
schilderd in een tehuis voor dames en
waarin de meest verschillende types
worden uitgebeeld. De regie is van Huib
van Hellem en de vertolkers zijn Hen-
riette Cabaoier, Celine Weenen, Lia Lee
Josée Puissan, Anne van Hellem, Jeanne
De Backer, Giel van den Branden, Rezy
Verschueren, Magda Kleyne, Marieke
Vervaeke, Greta Lens, Liesje Weenen,
Lily de Schrijver, Greet van Dijck en
Irma de Veirman.
Van Oproer in het Damesgesticht
gaan voorstellingen Donderdag 25 en
Zaterdag 27 Maart, telkens te 20 uur.
Zondag 28, te 15 en 20 u. Maandag 22
te 20 u.
Plaatsbespreking op de speeldagen
van 11 tot 20 uur, de andere dagen van
11 tot 14 uur. Tel. 17.72.16.