Belangrijke landbouwproblemen in de wereld. Ook voor onze Boeren is het Verkeersreglement van Toepassing. Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt AALST 3 JULI 1954. Verschijnt iedere Zaterdag 33ste JAARGANG Nr 1622 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. Het verslag van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties over Europese landbouw problemen bevat volgende tabel die aantoont in welke mate er een wanverhouding bestaat tussen de bevolking en de bestaansmiddelen in de verschillende werelddelen Bevolking, landbouwareaal en nijverheidsproductie omstreeks 1950. (in procenten van het wereldtotaal) Landbouw Nijverheids Totaal Agrarisch areaal productie Oceanië 0^5 0,3 11 1 Noord-Amerika 7 2 14 43 Afrika 8 10 24 2 Latijns-Amerika 7 8 13 3 Sowjet-Unie 9 8 10 14 Europa 17 9 7 33 Azië 52 63 21 4 Gehele wereld 100 100 100 100 Bij deze tabellen voegt het ver slag een commentaar waaruit wij volgende gegevens overnemen. Het overbevolkte Azië, met ruim de helft der wereldbevolking en bijna twee derden der land bouwbevolking over de wereld, beschikt slechts over iets meer dan een vijfde van de landbouwgrond in de wereld. De dichtheid der landbouwbevolking in Azië is veel groter dan in Europa en blijft snel toenemen zonder dat de mogelijk heid voor uitwijking bestaat. Tot dusver is de ontwikkeling van de nijverheid enkel gering en als ge volg van de heersende armoede is er weinig kans op een zodanige uitbreiding der nijverheid, dat de druk van de bevolkingsaangroei daardoor noemenswaard kan wor den verlicht, tenzij er grootscheepse buitenlandse steun zou komen. Als gevolg van de toeneming van de bevolking is de levensstandaard thans zelfs lager dan voor de oor log en men verwacht dat het le venspeil voorlopig wél weinig zal stijgen. Alhoewel in deze landen een dringende behoefte aan kapitaal goederen uit het buitenland bestaat voor hun ontwikkelingsplannen en deze behoefte een sterke stimulans vormt voor de uitvoer van land bouwproducten, wordt dit streven grotendeels verhinderd door de armoedige oogsten en door de toe nemende verbruiksbehoeften der stijgende bevolking. Sommige ge bieden zijn zelfs gedwongen voe dingsmiddelen in te voeren om hongersnood te voorkomen of te bestrijden. Zolang deze verhoudingen zich voordoen, kan van de Aziatische landen niet worden verwacht dat ze andere levensmiddelen dan be paalde specialiteiten, zoals olieza den en thee, naar Europa uitvoeren. Zelfs indien het mogelijk zou zijn door internationale hulpverlening hun economische ontwikkeling te bespoedigen, zouden de vooruit zichten voor een ruimere uitvoer van voedsel door deze gebieden nauwelijks verbeteren, daar hun bevolking een zo lage levensstan daard heeft, dat elke gunstige ver andering in de economische toe stand zou leiden tot een snelle toe neming van het binnenlands ver bruik van voedingsmiddelen, daar dit een noodzakelijke voorwaarde voor het verhogen van de arbeids productiviteit zou zijn. Voormelde beschouwingen gelden waarschijn lijk ook voor China. Oceanië. Een uiterste tegenstelling daar mede vormt Oceanië, met een be volking van amper een half pro cent van de wereldbevolking. De bevolking dezer landen, die gro tendeels in de nijverheid werkzaam is, beschikt over meer dan 10 °/0 van het wereldlandbouwareaal. Bij opvoering van de productie levert dit gebied natuurlijk grote mogelijkheden voor een belangrijk stijgende uitvoer van landbouw producten. Maar bij deze landen met hun reeds hoge levensstan daard zou elke verhoging van de uitvoer gepaard gaan met een overeenkomstige stijging van de invoer van industriële goederen. Doch de markt hiervoor is in ver band met het geringe aantal inwo ners slechts klein en wordt nog verder beperkt door de aan de eigen nijverheid verleende be scherming, vooral in Australië. Europa ontmoet dan ook in zijn handel met deze gebieden onge veer dezelfde vraagstukken als in zijn handelsverkeer met de Vere nigde Staten. Zie vervolg 2e bladz. 4e kolom. II. Verleden week gaven wij enkele voorschriften die, in verband met het nieuwe verkeersreglement, eens speciaal onder de ogen van de landbouwers moeten gebracht worden. Er volgen er nog enkele, waar tegen onze buitenmensen soms met een verregaande onvoorzichtig heid, regelmatig zondigen. De rijweg moet onder alle om standigheden vrij worden gehou den en het doorgaand verkeer mag niet gehinderd worden. Wij kunnen deze regel best illu streren door een ongeval waarvan wij een drietal jaren geleden getui ge waren Op een grote rijbaan, met drie rijvakken, waar langs weerskanten rijwielpaden liggen, is er op zeker ogenbrik een zeer druk verkeer. Tientallen fietsers en auto's rijden af en aan en iedereen dient uit zijn ogen te zien. Komt me daar opeens een paard van den hof gestapt, met de kar er achter en de boer bovenop de kar. Deze zag maar pas dat er zeer druk verkeer was als het paard al over het fietspad stond. Een groep fietsers, om een aan rijding met het paard te vermijden, waren verplicht de grote rijweg op te rijden, met als gevolg dat een auto, die op dit ogenblik passeerde plots naar links moest uitwijken om de fietsers niet aan te rijden. Ge volg van dit alles de uitwijkende auto botste tegen een tegenligger, die juist een derde auto voorbij stak. Rusultaat één zwaar en één licht gekwetste en verder geweldig stoffelijke schade. Onze brave man, die van boven op zijn kar, heel dat geval had ge zien werd al gauw door de bere den politie, die intussen was bijge komen, aangesproken en reageer de onmiddellijk daarop met Meneer, ik heb er niets van gezien, bang als hij was dat hij als getuige zou moeten optreden. Waarop de gendarm antwoord de dat kunnen wij goed geloven, maar de anderen (en hiermede be doelde hij de fietsers) hebben vol doende gezien opdat ik tegen U proces-verbaal moet opmaken. Dat de sukkelaar hierop begon te pro testeren dat hij toch die auto niet had aangereden telde helemaal niet mee. Hij was de oorzaak van een zwaar ongeval en zou er wel licht de gevolgen van dragen. En zeggen dat er weinig dagen voorbijgaan dat wij zulke onvoor zichtigheid niet zien. Men moet toch begrijpen dat zonder eerst te zien of de baan vrij is, zo maar een paard het hofgat laten afgaan een zeer groot gevaar betekent. Het wordt hoog tijd dat ons mensen dat eens gaan inzien. En dat ze in 't vervolg hun paard bij de kop houden in plaats van boven op de kar te blijven zitten. Het gebruik van lichten. Velen hebben nog altijd een ver keerde opvatting nopens het ge bruik van lichten op de baan. Zo herinneren wij ons een gevalletje dat een fietser in overtreding geno men werd, waarop hij antwoord de ik heb nog geen licht nodig, ik zie nog voldoende. Lichten dienen echter niet alleen om voor ons zelf de weg te verlich ten maar evenzeer en misschien nog meer om de andere wegge bruikers te verwittigen dat er een voertuig op de baan is. Zo is het voor een fietser veel veiliger zon der voorlicht te rijden, maar met een achterlicht. Wat vóór hem gebeurt kan hij doorgaans wel zien, ook zonder licht. Maar als zijn fiets niet voor zien is van het voorgeschreven achterlicht bestaat er altijd gevaar dat hij langs achter wordt aange reden. Vooral bij nattig weder is het soms heel moeilijk met auto lichten een fietser te onderschei den, die geen rood achterlicht heeft. Het is met het verkeersreglement toch wel zo dat het niet gemaakt is om de mensen te plagen, maar veeleer om te zorgen voor ieder- eens veiligheid. Het nieuwe reglement zegt over het gebruik van lichten Zodra het, tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag, of ten gevolge van de weersgesteldheid (mist, sneeuw, dichte regen, enz.) niet meer mogelijk is duidelijk té zien tot op een afstand van 200 meter moet de aanwezigheid op de openbare weg van bepaalde voertuigen gesignaleerd worden. En wel op de volgende wijze Fietsen wit licht van voor, rood licht van achteren. Bespannen voertuigenhand karren en vee van voor met een wit licht, van achter met rood licht. Bij bespannen voertuigen mogen wit en rood licht in één lantaarn worden verenigd, waarvan de voorkant wit en de achterkant rood licht uitstraalt. Ingeval echter het bespannen voertuig een ander voorttrekt of indien de kudde die ren bestaat uit meer dan 5 stuks, dan moeten twee afzonderlijke lichten worden gebruikt. (Zie vervolg 2 bladz. le kolom.) De Koornbloem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars Handelsregister Aalst Nr 145. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1954 | | pagina 1