De tarweoverschotten een
moeilijk vraagstuk voor Canada
Kunnen wij nog Prei kweken?
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adeit
Bestrijding Preivlieg en Preimot.
AALST 17 JULI 1954.
Verschijnt iedere Zaterdag
33ste JAARGANG Nr 1624
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
Canada's aanzienlijk tarweover-
schot stelt thans zeer ernstige af-
zetproblemen. Einde Februari 1.1.
verklaarde de Minister van Han
del in het Parlement dat de Wheat
Board (het officieel organisme dat
de tarwe bij de voortbrenger koopt
en zorgt voor de verkoop in bin
nen- en buitenland) nog over 127
millioen bushel tarwe beschikte
afkomstig uit de oogst 1952 en dat
van het tarwejaar 1953 nog niets
was verkocht. Deze toestand is in
mindere mate het gevolg van de
daling van de tarweuitvoer dan
van de overvloedige oogsten van
de laatste jaren.
De waarde van de tarweuitvoer
bedroeg in de laatste vier kalen
derjaren onderscheidenlijk 419,
555, 737 en 670 millioen dollar. In
deze periode bestond gemiddeld
16 u/o van de totale Canadese uit
voer uit tarwe.
Wat betreft de uitgevoerde hoe
veelheid werd in de eerste negen
maanden van het oogstjaar 1953-54
(1 Augustus-30 April) een vermin
dering genoteerd van 25 ten
opzichte van hetzelfde tijdvak in
het voorafgaande oogstjaar.
Anderzijds heeft Canada in de
twee laatste jaren de grootste tar-
weopbrengst uit de geschiedenis
binnen gehaald, nl. 688 millioen
bushel in 1952 en 614 millioen bus
hel in 1953. Ook de oogst van 1951
met 553 millioen bushel behoort
nog tot de zes grootste.
Ingevolge de toenemende con
currentie op de wereldmarkt en de
dalende uitvoer zal Canada op
31 Juli e.k. waarschijnlijk de aan
zienlijkste voorraad onverkochte
tarwe hebben die het land tot dus
ver heeft gehad, nl ongeveer 577
milloen bushels of circa 60 meer
dan een jaar geleden.
De concurrentie op
de wereldmarkt.
De afzetmoeilijkheden hebben
als oorzaak de toename tijdens de
laatste jaren van het aanbod van
tarwe door de landen van tarwe-
export bij een afnemende vraag
door de invoerlanden. Voor de vier
grootste uitvoergebieden (de Vere
nigde Staten, Canada, Australië en
Argentinië) wordt vastgesteld, dat,
met uitzondering van Australië, de
tarweproductie in 1953/54 beneden
die van het over de gehele wereld
zeer gunstig oogstjaar 1952/53 zal
liggen.
Daar alle vier de landen echter
op 1 Augustus 1953 grote voorra
den hadden, is hun totaal tarwe-
aanbod in het lopend jaar groter
dan in alle voorafgaande naoor
logse jaren, (panada en de V.S.
hebbende aanzienlijkste stocks. De
voorraden van Argentinië en
Australië waren op 1 Augustus 1.1.
niet van onrustbarende omvang.
Wat betreft de toestand in de
rest van de wereld, is de behoefte
aan invoer van Europa dank zij de
goede oogsten in 1952 en in het
afgelopen jaar, aanmerkelijk ver
kleind. India en Pakistan, die in
1953 nog aanzienlijke hoeveelhe
den tarwe invoerden, zullen in 1954
naar alle waarschijnlijkheid prac-
tirch geen beroep op de wereld
markt moeten doen. Slechts Japan
zal in Azië een grote invoerbehoef-
te hebben. Ook verschillende kleine
invoerders, zoals Egypte en de lan
den uit het Midden-Oosten, had
den in 1953 betere oogsten dan in
de vorige jaren.
De kleinere uitvoerlanden heb
ben dit jaar eveneens meer tarwe
aan te bieden dan in enig ander
jaar sinds het einde van de oorlog.
Dit geldt o.m. voor Frankrijk, voor
Frans Noord-Afrika, voor Turkije,
voor Uruguay en, volgens berich
ten, ook voor Rusland en voor de
Donaulanden.
Het sterker concurerend karakter
dat de tarwemarkt ingevolge deze
toestanden heeft gekregen komt
tot uitdrukking in de langzame af
wikkeling van de tarweverkopen
in het kader van de Internationale
Tarweovereenkomst.
Half Februari 1.1. was maar 35
verkocht van de hoeveelheid tar
we, die de vier deelnemende lan
den van uitvoer met de 45 deelne
mende landen van invoer overeen
gekomen waren uit te voeren. Op
de overeenkomstige datum in de
beide vorige seizoenen was ten
minste 70 van de onder de Over
eenkomst vallende hoeveelheid
tarwe verkocht.
Gevolgen voor
de Canadese tarweboeren.
In deze tijd van groeiende voor
raden en van dalende prijzen is
gelukkig de positie van de tarwe
boeren sterk. In de naoorlogse ja
ren is de doelmatige uitbating van
hun bedrijven en de productiviteit
hoog opgevoerd door toepassing
van de modernste machines en
werktuigen, zonder dat dit gepaard
ging met een verzwaring van de
schuldenlast. Het inkomen van de
tarweproductie is de laatste drie
jaren voortdurend gestegen tot een
maximum van 786 millioen dollar in
1953.
(Zie vervolg 4 bladz. le kolom.)
'k Heb verleden Zondag eigen
lijk wat voor gehad. Ge gaat gij
lijk 'n deftige mens betaamt naar
de mis en profiteert er nadien van
om wat volk te zien. Ge hebt niet
altijd de gelegenheid om bij de
mensen te komen en 'n goeie pot
te gaan pakken. Zonder reklaam te
maken voor de brouwers, 'k peins
dat het 'n keer deugd doet een
goed glas te drinken. Alles met
mate natuurlijk.
En er wordt dan bij zulke gele
genheid over alles gesproken. Het
meeste over 't weer. Soms ook eens
over de regering. Maar omdat we
afwachten moeten hoe deze nieu
we ploeg zal spelen, zijt ge daar
ook al vlug over uitgepraat. En
vermits iedere boer die zich zelf
respecteert 'n groentenhof heeft
was dat punt het hoofdthema van
de gesprekken van verleden Zon
dag. Tist van Jannekes was dien
morgen een pijp gaan roken in
zijnen hof en tot de zeer teleurstel
lende vaststelling gekomen dat van
zijn ajuin niet veel meer overbleef
en dat reeds veel preiplanten aan
't wegkwijnen waren. Waarop
Nolle van Wieters replikeert
'k vraag mij af wat er dit jaar met
de prei gebeurt. De mijne is bijna
allemaal kapot, die van Nelles van
Wiskes hetzelfde, die van Stan van
Mollekes is al geen haar beter en
die van ons Fie staat ook met
't kaarsken in d'hand Zoterloops
vraag ik langs mijn neus weg aan
de bazin van De Zoeten Inval
hoe het bij haar in de hof is, waar
op het verpletterend antwoord
volgt Mijne prei is al weg en
mijne ajuin gaat dezelfde weg op
wat is daar eigenlijk mee te doen?"
En als ge nu denkt dat dit alles is,
dan hebt ge 't glad verkeerd. Want
ik weet niet hoeveel mensen die
dag geklaagd hebben over hunne
prei. Het had er werkelijk de schijn
naar dat een van de plagen van
Egypte over ons dorp was neerge
komen.
Ja, wat is daar eigenlijk mee te
doen
Wel we gaan dat eens uitleggen.
Zeggen welke de oorzaak is en
welke de gepaste bestrijding.
Twee verschillende insecten zijn
verantwoordelijk voor deze scha
de de preivlieg (ajuinvlieg) en de
preimot (ajuinmot).
Ge zult waarschijnlijk nooit een
vlieg of een mot op of in uw prei
gevonden hebben. Het zijn ook zij
niet die de schade aanrichten,
maar wel hun larven en die zul-
ge heel zeker reeds op de wegt
stervende prei of ajuin gevonden
hebben.
Alhoewel men de schade mis
schien algemeen aan één parasiet
toeschrijft, zijn er twee insecten die
verantwoordelijk zijn voor de mis
lukking van prei en ajuin.
Preivlieg (Ajuinvlieg).
De preivlieg en de ajuinvlieg is
volledig hetzelfde insect dat bij
aantasting van de poreipreivlieg
genoemd wordt en bij aantasting
van de ajuin de naam krijgt van
ajuinvlieg. Maar of men nu spreekt
van preivlieg of ajuinvlieg men
bedoelt altijd hetzelfde insect.
Deze vlieg, verwant met de kool-
vlieg en waarvan de wetenschap
pelijke naam is Cortophila anti-
qua-Meig, tast ajuin, sjalotten en
porei aan.
De volwassen insecten, de vlie
gen dus, verschijnen gewoonlijk in
de maand Mei voor de eerste
generatie. Het zijn geel-grijze vlieg
jes die 6 tot 7 mm. lang zijn en die
hun witte eieren afzetten in de
buitenste bladscheden van de porei
of tussen de buitenste rokken van
de jonge ajuin of sjalotplanten.
Na 3 tot 8 dagen komen uit deze
eieren de larven van het insect.
Deze larven of maden vreten zich
in het plantenweefsel naar onder
toe. Uiteraard wordt de meeste
schade aangericht aan het on
dergronds gedeelte van de
planten dicht bij de wortel
krans.
Het is overigens daar dat we bij
aangetaste planten op dit ogenblik
de maden van de preivlieg aan
treffen. Sterk aangetaste planten
worden geel slijmerig en rotten
weg. Het zijn deze planten die ge
alleszins eens onderzoeken moet en
van wier basis ge één of meerdere
witte larven zult aantreffen. Dat
zijn dan de larven van de preivlieg
of ajuinvlieg.
Dit insect geeft 2 tot 3 generaties
per jaar en is verschillend in wezen
en schadebeeld van het insect dat
we hieronder bespreken zullen.
Preimot (ajuinmot).
Het volwassen insect is een motje,
een nachtvlindertje dus, van 16 tot
18 mm. lengte en van bruine kleur.
Het insect tast zowel ajuin als porei
aan en wordt volgens het geval
preimot of ajuinmot genoemd, met
als wetenschappelijke naam Acro-
lepia assectella-Zeller.
De motjes verschijnen omstreeks
begin Mei en zetten hun eieren af
op de bladeren van prei en ajuin.
(Zie vervolg 2e bladz. le kolom.)
Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars
Handelsregister Aalst Nr 145.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden,