Het vraagstuk van de Uitwijking.
Weekblad
Recente ontwikkeling van de
Belgische Landbouw (1949-1953)
II
■r
Arbeid adelt
MBF-w
Voor en door de Landbouwers
Rechtskundige Dienst
AALST 30 OKTOBER 1954.
Verschijnt iedere Zaterdag
33ste JAARGANG Nr 1639
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
(2de bijdrage)
In ons vorig nummer hebben wij
een beknopte samenvatting gege
ven van het gedeelte der bijdrage
gepubliceerd onder voormelde titel
in het Augustusnummer van het
Tijdschrift voor Documentatie en
Voorlichting der Nationale Bank
van België en dat gewijd was acn
de kenmerken van onze landbouw
en aan de gewone akkerbouwpro
ductie.
Onder het hoofdstuk De Land
bouwproductie behandelt de au
teur van het artikel insgelijks de
ontwikkeling van de nijverheidsge
wassen. De totale oppervlakte be
steed aan de nijverheidsgewassen
bedroeg ruim 95.000 ha in 1953 te
gen 86.000 ha vóór de oorlog. Die
uitbreiding komt in hoofdzaak voor
rekening van de suikerbieten, wier
oppervlakte ruim 10.000 ha meer
beslaat dan in 1936-38. De suikerbie
tenteelt is inderdaad zeer belang
rijk omdat zij een hoge productie
per ha aan suiker voor mensenvoe
ding oplevert en tevens een aan
zienlijke bijdrage geeft voor de
veevoeding in de vorm van bieten
koppen en pulp.
Tijdens het jaar 1952 was het sui
kerbietenareaal echter nog groter
dan in 1953. Die teeltinkrimping
vloeit voort uit de contingentering
van de productie, ingevoerd door
een overeenkomst tussen de plan
ters en de suikerfabrikanten. Die
contingentering, gesteund op een
gemiddeld inlands verbruik van
230.000 ton kristalsuiker, werd op
265.000 ton gebracht om de nieuwe
planters toe te laten die teelt verder
in hun teeltplan te behouden. Dit
contingent werd alsvolgt verdeeld
over de verschillende productie
centra 66 voor Haspengouw,
17 voor de beide Vlaanderen en
17% voor Henegouwen Deze teelt
beperking werd ingevoerd ingevol
ge de evolutie der suikerprijzen op
de wereldmarkt.
Aan de cichoreiteelt werden in
1953 860 ha gewijd, wat nog verre
blijft onder de normale vóóroorlog
se oppervlakte van 5.400 ha. In de
loop der laatste twee jaar werd de
markt van koffiecichorei door deze
teeltbeperking gesaneerd, te meer
daar tevens de invoer niet meer ge
schiedt tegen de lage prijzen der
laatste jaren. De vooruitzichten zijn
dan ook gunstiger voor 't jaar 1954.
De vlasteelt neemt steeds gemid
deld zowat 30.000 ha voor haar re
kening. De belangrijkheid van de
ze teelt, wat de oppervlakte betreft,
spruit voort uit een complex geheel
van factoren die de vlasmarkt be
heersen.
De tabak- en hopteelt hebben af
te rekenen met de zware concur
rentie vanwege het buitenland. In
zonderheid voor de tabak is de toe
passing van het gemeenschappelijk
Benelux-toltarief sinds Januari 1948,
een zware slag geweest. Alleen
door een totale hernieuwing der
kwaliteit van de voortgebrachte
tabak kan deze teelt een nieuwe
bloei tegemoet gaan.
Het probleem stelt zich op de
zelfde manier voor de hop, noch
tans dient vastgesteld dat deze teelt
er in de loop der laatste 20 jaren,
op gebied van hoedanigheid, heel
wat is op vooruitgegaan.
De voortbrengst en het verbruik
van aardappelen verminderen
enigszins wegens de algemene ver
betering van het voedingspeil van
de bevolking. De oppervlakte van
die teelt bedroeg ruim 89.000 ha in
1953 tegen 103.000 ha in 1936-1938.
De teelt van voederbieten loopt
ook lichtjes terug, daar de veevoe
ding meer en meer wordt afge
stemd op meer intensieve groen-
voederteelten en uitbreiding van
de weiden. Deze laatste vooral is
belangrijk. De oppervlakte gras
land bedroeg ruim 820.000 ha in
1953, dit is 49 t.h. van de eigen
lijke landbouwoppervlakte, tegen
712.000 ha of 42 t.h. der landbouw
oppervlakte in 1936-38.
Deze uitbreiding van het gras
land gaat gepaard met een toene
mende bezorgdheid om de grasop
brengst per ha, zowel kwantitatief
als kwalitatief, te verbeteren.
De veeteelt.
De wedersamenstelling van de
veestapel maakte in de eerste jaren
na de jongste oorlog een moeilijke
periode door. Er heerste immers
overal in de wereld nog een aan
zienlijk gebrek aan voedergranen
en veekoeken en de invoer van
deze grondstoffen voor de vee
kweek bleef gedurende tal van
jaren ontoereikend. In de jaren
1945 tot 1948 werd dan ook een
aanvang gemaakt met een bijzon
dere inspanning om de eigen vee
voederwinning zo hoog mogelijk
op te drijven, vooral in de vorm
van gras en groenvoeders.
Ziehier enkele trekken betref
fende de evolutie van de veestapel.
Het aantal paarden aangewend
in de landbouw loopt regelmatig
terug.
(Zie vervolg 3 bladz. 3' kolom.)
Onze rechtskundig houdt zijn
zitdag op Zondag 31 Okt. tussen
10 en 12,30 u., in het lokaal «De
Koornbloem Grote Markt, Aalst.
In ons vorig nummer kwamen
wij tot het besluit dat de afwijzen
de houding van onze overheid ten
spijt, er wel degelijk behoefte be
staat aan uitwijking voor boeren en
sommige mensen uit de midden
stand, en laten wij er ook maar bij
voegen werklieden hoewel het
vraagstuk zich daar anders stelt.
Wij gaan nu onderzoeken of die
uitwijking wel gewenst is. Wij vol
gen hierbij de gedachtengang zo
als hij is voortgevloeid uit de be
sprekingen op het week-eind te
Lier, dat door de Stichting Lode-
wijk de Raet werd ingericht.
Is uitwijking gewenst
Het beantwoorden van deze
vraag kan afhangen van het
standpunt waarop men zich plaatst.
Want bij uitwijking zijn immers drie
verschillende belanghebbenden
de enkeling of de groep die uit
wijkt, het moederland dat wordt
verlaten én het land dat de uitwij
kelingen ontvangt. Uit de aard van
deze zaak zijn het de eerste twee
die onze aandacht vragen.
Wij hebben er reeds op gewezen
dat de Belgische staat zoniet vijan
dig, toch totaal afzijdig staat van
het vraagstuk der uitwijking.'Dat
houdt dus min of meer in dat hij er
weinig of geen goeds in ziet, al
thans van uit zijn standpunt. Dat
men zich zou kanten tegen de uit
wijking van Vlamingen (voor Wal
lonië heeft immers de uitwijking
weinig of geen belang) uitsluitend
en alleen omdat het Vlamingen
zijn, is moeilijk aan te nemen. Veel
eer moet die afwijzende houding
ergens een andere, een diepere
oorzaak hebben. Wij zullen deze
trachten te benaderen, waarbij wij
ons moeten bepalen tot veronder
stellingen.
Het is bekend dat Wallonië een
dalend geboortecijfer kent en dat
de bevolking slechts op peil kan
gehouden worden door de aan
voer van vreemd bloed. Zo zou te
gen het jaar 1980 de Waalse be
volking teruglopen met zo maar
800.000 eenheden, indien geen
nieuw bloed werd aangevoerd.
Dat is dus het tiende gedeelte van
gans de Belgische bevolking. De
toestand in Brussel en omgeving is
zeker niet beter en moest Brussel
niet jaarlijks die stroom buitenmen
sen aangevoerd krijgen dan was
onze hoofdstad veroordeeld om
binnen afzienbare tijdeen verlaten
provinciestadje te worden.
Het stopzetten van de stroom
vers bloed naar Brussel en Wallo
nië zou voor beiden dus eendoods
vonnis betekenen. Weliswaar op
een zekere termijn, maar in alle
geval onafwendbaar.
II.
Als wij zulke toestand hebben
opgemerkt zullen ze dat in Brussel
ook wel al in de gaten hebben ge
kregen. Zou het dan niet voor de
hand kunnen liggen dat het Vlaam
se volk in reserve dient gehouden
om de bevolking van onze hoofd
stad en deze van Wallonië op peil
te houden Zou dat geen reden
kunnen zijn waarom de overheid
liever de Vlamingen ziet in benar
de omstandigheden dan ze aan te
moedigen om uit te wijken Zou
juist de toestand, zoals hij zich nu
voordoet misschien de ideale zijn
om de Vlamingen, die geen levens
mogelijkheden meer vinden, te
verplichten de Waalse zwaarindus-
trie te gaan opzoeken en de kinde
ren die men in Brussel niet wil, te
gaan vervangen Is het wellicht
interessant ieder ogenblik van de
dag te kunnen beschikken over
een leger werklozen om de rangen
van de ongeschoolde wroeters te
gaan aanvullen
Dat zou kunnen een standpunt
zijn. Een standpunt dat van uit
Vlaams oogpunt natuurlijk misda
dig zou te noemen zijn, maar welke
misdaden zijn er aan het Vlaamse
volk al niet gepleegd Een stand
punt dat veel mogelijkheden biedt
voor een land waarvan de bevol
king nog altijd schijnt te bestaan
voor de ene helft uit eerste- en voor
de andere helft uit tweederangs
burgers
En hoe brutaal wij hier de zaken
ook weergeven, er zijn wel vormen
die heel wat eleganter zijn om tot
een zelfde resultaat te komen.
Dit bleek uit een inleiding die te
Lier werd gehouden. Wij beweren
niet dat de inleider die bedoeling
zou gehad hebben, zoals wij ze
hierboven dierven te veronderstel
len, verre vandaar Wij zullen hem
zeker geen minderwaardige motie
ven in de schoenen schuiven. Als
economist heeft hij de zaken ge
zegd zoals ze zich voordoen. Wij
willen er alleen op wijzen dat juist
zijn inleiding die elementen inhield
om een elegante formulering te le
veren voor wat wij daar juist heb
ben aangestipt.
Men kwam namelijk tot het be
sluit dat uitwijking een verlies kan
betekenen voor de gemeenschap.
Dat is inderdaad ook zo. Het is be
kend dat de uitwijkelingen door de
band de meest durvende, de meest
energieke en de meest karakter
sterkte individuen zijn, waarover
een volk beschikt. In geval van een
massale uitwijking zou deze wel
eens een gevoelige aderlating kun
nen betekenen voor een volksge
meenschap. Welke verhoudingen
(Zie vervolg 2e bladz. Ie kolofn.)
III 1
De Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden,
jlft 1