Het vraagstuk van de Uitwijking. Weekblad Recente ontwikkeling van de Belgische Landbouw (1949-1953) Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt Rechtskundige Dienst AALST 13 NOVEMBER 1954. Verschijnt iedere Zaterdag 33ste JAARGANG Nr 1641 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Prijzen en rendabiliteit in de landbouw. Het verloop der Belgische land bouwprijzen is in hoge mate afhan kelijk van de prijzen op de wereld markt. In de jongste vijf jaar heb ben deze laatste, zoals bekend, vrij scherpe schommelingen onder gaan, die hun vertrekpunt vonden in de wijzigingen van de produc tie, van het internationaal handels volume, van de voorraden en van de deviezenpositie der structurele invoerlanden. De samengevoegde invloed van deze factoren leidde in de belangrijke uitvoerlanden - en vooral in de Verenigde Staten - tot de vorming van reusachtige voorraden. In weerwil van de prijs steun, drukken die voorraden op de wereldmarkten en scheppen een onbehaaglijk klimaat. De landbouwindex opgemaakt door het Ministerie van Landbouw geeft, dank zij de weging, een vrij nauwkeurig beeld van het prijs verloop der bijzonderste landbouw producten. Hierna de samenvat tende gegevens uit deze landbouw index (4de bijdrage) In onze drie vorige nummers heb ben wij beknopt de beschouwin gen en gegevens samengevat wel ke door de interessante studie ver schenen in het Augustusnummer van het Tijdschrift voor Documen tatie en Voorlichting van de Natio nale Bank achtereenvolgens wer den gewijd aan de kenmerken van de Belgische landbouw, de voor naamste aspecten van onze land bouwproductie, de opbrengsten per ha en per dier, de aanwending van scheikundige meststoffen, de productie en het verbruik van vee voeders. De auteur van het artikel behan delt verder op uitvoerige wijze het verloop van de landbouwprijzen en de rendabiliteit van de land bouwproductie. Hij verduidelijkt zijn uiteenzetting door sprekende uitvoerige statistische tabellen. Het is ons niet mogelijk deze tabellen over te nemen in het kader van on derhavige bijdrage. Wij moeten ons beperken tot de samenvatting van enkele gegevens en besluiten voorkomende in de bijdrage. Landbouwindex (basis 1936-38 100) Producten Akkerbouwproducten Dierlijke producten Landbouwproducten (akkerbouw-en dierlijke) Globale productiekosten Verhouding prijzen-kosten In 1948 waren de prijzen nog vrij hoog wegens de ontoereiken de voortbrenging. Deze tendens slaat om in 1949 en in de eerste helft van 1950, eensdeels als ge volg van een verhoging van de binnenlandse productie, ander deels ingevolge een prijsdaling, vooral van de granen, op de we reldmarkt. In de loop der laatste twee jaar echter is een nieuwe da ling ingetreden, die haar invloed vooral heeft doen geiden op de niet beschermde sectoren van de Belgische landbouw, en met name op de akkerbouwproducten in het algemeen en op de voedergranen in het bijzonder. Zo komt de gemid delde index der landbouwproduc ten op het peil 378,8 te liggen in 1952 tegen 425,8 in 1948. De evolutie van de productie kosten vertoont een ander beeld. Hier valt een regelmatig aanhou dende stijging te noteren. De index van het totaal der productiekosten die 406,1 bedroeg in 1948, is gelei delijk gestegen tot 473 in 1953. Hiervoor is vooral het relatief hoge loonpeil in de landbouw aanspra kelijk te stellen. 1948 1949 1950 1951 1952 1953 394,9 343,6 354,0 370,5 407,0 375,2 447,3 387,7 358,7 389,9 393,4 379,9 425,8 369,5 356,7 381,9 396,5 378,8 406,1 390,4 400,1 431,9 447,4 473,0 104,0 94,6 89,2 88,4 88,6 80,0 Om zich een beeld te vormen van de rendabiliteit van de land bouw dient men vooreerst rekening te houden van de verhouding ver koopprijzen-productiekosten uitge wezen door de landbouwindex. Deze verhouding nu is niet gunstig zoals hoger uitgewezen, doch zij wordt verbeterd door de onbetwist bare technische vooruitgang inge treden tijdens de laatste vijftien jaar en de verhoging van de pro ductiviteit in de landbouw. Aldus is de waarde van de totale landbouwproductie (veeteelt en akkerbouw) van het gemiddelde index 1936-38, uitgedrukt door het basiscijfer 100, gestegen tot 106 in 1950, tot 109 in 1951, tot 108 in 1952, en 114 in 1953. (Zie vervolg 4' bladz. 1' kolom.) Onze rechtskundig houdt zijn zitdag op Zondag 14 Nov. tussen 10 en 12,30 u., in het lokaal «De Koornbloem Grote Markt, Aalst. i' Deze raadgevingen zijn volledig kosteloos voor onze leden.f III. In onze vorige bijdragen, die wij in verband met het studieweek- eind van de Stichting Lodewijk de Raet, aan dit onderwerp hebben gewijd, stelden wij vast dat er in België, niettegenstaande de afwij zende houding van onze overheid, een werkelijke behoefte bestaat aan uitwijkingsmogelijkheden, ten minste voor wat bepaalde catego rieën van mensen betreft. Gezien van het standpunt van de gemeenschap kunnen er wel rede nen aangevoerd worden voor die afzijdige houding van de overheid. Uitwijking zou immers een verlies aan mensenmaterieel kunnen betekenen, verlies dat zowel de hoedanigheid als de hoeveelheid zou kunnen betreffen. Het is niet te ontkennen dat de gemeenschap, in ons geval dus de staat België, de plicht heeft te zor gen voor het algemeen welzijn van al de leden van de gemeenschap. Daarin vindt de gemeenschap, dus ook de staat, zijn bestaansreden. Om dat gemeenschappelijk welzijn te beschermen en te bevorderen heeft de staat dan ook het recht allerlei wetten en voorschriften uit te vaardigen. Hij kan en mag zelfs maatregelen treffen, die lijnrecht indruisen tegen de persoonlijke belangen van een bepaalde enke ling of groep van enkelingen, als die maatregelen onmisbaar of ge wenst zijn om het algemeen wel zijn veilig te stellen (bv. bestraffing van misdadigers, de militaire dienst, belastingen, enz.). Het is dus wel denkbaar dat de staat het recht zou hebben be paalde beperkingen op te leggen in verband met uitwijking, ingeval deze*een werkelijk gevaar voor het ^algemeen welzijn zou uitma ken. Wij kunnen hier dus de vraag stellen is de uitwijking van zekere enkelingen (wij kunnen hier in ons land moeilijk spreken van massale uitwijking) in de vorm, zoals wij die nu in ons land kennen, strijdig met de belangen van de gemeenschap? Kan de overheid wellicht daar een grond vinden voor haar afwijzen de houding Of moeten wij die grond op een ander gebied gaan zoeken Wij kunnen jfniet^aannemen [dat hier in ons land van een werkelijk verlies of van een werkelijke scha de spraak kan zijn. jji Wij)| hebben reeds aangetoond dat de uitwijking een specifiek Vlaamse zaak is. Brussel en Wal lonië hebben zeker geen volk op overschot en hebben dus geen be- hoefte om voor hun mensen een I bestaan in de vreemde te gaan zoeken. Wel integendeelWil men daar de bevolking op peil houden, wil men daar steeds mensen heb ben om de opengevallen plaatsen in te nemen dan heeft Brussel en Wallonië zelfs behoefte aan inwij king. En dan bij voorkeur inwijking van Vlamingen. Het hoeft wel geen betoog dat de overheid niet het recht heeft de uitwijking van Vlaamse mensen naar overzee te remmen, met het doel steeds over een reserve te kunnen beschikken om Brussel en Wallonië in leven te houden. Men kan zich moeilijk beroepen op het algemeen welzijn als men het grootste gedeelte van de bevol king zou gaan opofferen voor het andere deel. Het zou trouwens ge makkelijk gaan als Vlaming te spreken over een verlies voor de eigen, de Vlaamse volksgemeen schap. Want niemand zal ontken nen dat bijna ieder Vlaming die naar Brussel of Wallonië verhuist totaal verloren is voor zijn eigen volk. De pogingen die in dat ver band in 't werk gesteld worden zijn sprekend genoeg. Trouwens, afgezien van wat voor af gaat, heeft de enkeling toch ook nog zekere rechten, waarmee de overheid rekening dient te houden. De laatste tientallen jaren hebben ons een uitgesproken strekking ge bracht naar de staat-alleenheerser. En niet alleen in de totalitaire sta ten (zoals vroeger Duitsland en nu nog Rusland en meer andere lan den) nemen wij die strekking waar. Ook in de zogezegde democratie stellen wij vast dat de staat maar steeds verder het laken naar zijn kant wil trekken en te weinig reke ning houdt met de rechten van zijn onderdanen. Het recht van de enkeling. Het recht op een menswaardig bestaan is voor ieder mens een na tuurrecht. Een recht dus waar geen enkele menselijke wet mag tegen ingaan of althans zou mogen in gaan. Wanneer nu iemand op goede gronden van oordeel is dat de ge meenschap waarvan hij deel uit maakt, hem niet de gewenste le venskansen biedt, dan heeft hij het volste recht die kansen in de vreem de te gaan zoeken. En als de over heid begaan is met de belangen van haar onderdanen, dan is het zelf een plicht de betrokkenen be hulpzaam te zijn. Vooral in ons land blijken voor vele mensen de levens kansen wel erg benauwend. En waar de overheid daar niet met eigen middelen en in eigen land verandering kan in brengen, zou (Zie vervolg 2e bladz. Ie kolom.) De Koornbloem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Nr 14.25.93. Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER j De medewerkers zijn O. CAUDRON. I verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1954 | | pagina 1