Het zuivelvraagstuk in ons land. De oorzaken van Biggendiarree. Weekblad Rechtskundige Dienst Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt AALST 23 JUNI 1956. Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. V.E.V. Berichten, het veertien daags tijdschrift van het Vlaams Economisch Verbond, publiceert in zijn nummer van 15 juni 1.1. een in teressante bijdrage van de heer E.D. onder hoofding «Het zuivel- probleem in België We wensen even stil te staan bij de voornaamste gegevens voorko mende in bedoelde studie. Na het aanzienlijk belang van de melkproductie te hebben onder streept als bestanddeel van het landbouwinkomen, heeft de schrij ver enkele statistieken betreffende de samenstelling van de veestapel in België. Aantal melkkoeien in België. Het aantal melkkoeien is in ons land gestadig toegenomen, zoals blijkt uit onderstaande gegevens De rundveehouderij wordt dus op zeer intensieve wijze in ons land gedreven. Deze voortdurende toename van onze melkveestapel heeft onze zuivelindustrie voor moeilijke problemen gesteld wat betreft de valorisatie van de melk en de afzet van sommige onder producten. Wel heeft de staat door het verlenen van toelagen de fa bricage van een reeks zuivelpro ducten voor de oplossing hiervan niet te onderschatten hulp gebo den, doch het blijkt dat de aange wende financiële middelen ontoe reikend zijn om een duurzame uit slag te geven. Voor de berekening van de steun die aan de Belgische zuivelindustrie wordt verleend, werden in 1955 de fabricagemar- ges scherper afgemeten door het opleggen van een verhoogd tech- nich rendement. De oplossing van het probleem wordt bovendien be moeilijkt door een reeks oorzaken als daar zijn 1) de seizoenschommelingen in de melkproductie 2) het dreigend gevaar van een afname van het boterverbruik in gevolge de scherpe concurrentie van de margarine 3; de lastige valorisatie van de enorme hoeveelheden ondermelk tijdens de zomerperiode 4) een nog onvoldoende kon- sumptie van melk in natura 5) de beperking van de mogelijk heden tot het fabriceren van een reeks zuivelproducten met volle melk ingevolge de vrijgeving van de invoer van deze producten in het kader van Benelux. Slechts 3,5 °/0 van de totale Belgische melk- voortbrengst wordt tot zuivelpro ducten, andere dan boter, gevalo riseerd op basis van volle melk. De boterproductie. In 1955 produceerde België 570 ton melkerijboter meer dan in 1954. De hoeveboter hierbij gerekend, kan de meerproductie wel op on geveer 1.200 ton geraamd worden. Terwijl de boterproductie stijgt, bestaat nochtans het gevaar dat het verbruik terugloopt, daar vast gesteld wordt dat het margarine- verbruik in België een voortduren de, alhoewel lichte toename te zien geeft. Anderzijds is het verbruik van melk in natura ook gestegen en wordt gestreefd naar de opvoe ring van de vervaardiging van zuivelproducten met volle melk. Hierna volgende staat geeft voor de jaren 1952,1953 en 1954 voor bo ter en margarine de jaarlijkse pro ductie en het verbruik per hoofd der bevolking (Zie vervolg 2e bidz. 2e kolom) Onze rechtskundige houdt zijn zitdag zondag 24 juni tussen 10 en 12,30 u., in het lokaal De Koornbloem» Grote Markt, Aalst. OPMERKING Wij moeten er hier uitdrukke lijk op wijzen dat deze rechts kundige dienst slechts koste loos is voor onze leden. Ieder lid dient dus voorzien te zijn van zijn abonnementskwijting op «De Koornbloem», zoniet zal hij, zo als de niet-leden, het bedrag van een jaarabonnement op De Koornbloem zijnde 72 fr., per raadpleging dienen te betalen. Wanneer een lid zijn bewijs van lidmaatschap zou vergeten hebben zal hem eveneens dit bedrag worden aangerekend. Dit zal hem echter op onze bure len worden terugbetaald op zijn aanvraag en mits voorlegging van zijn bewijs van lidmaatschap. Iedereen wordt verwittigd dat hier geen uitzonderingen kun nen gemaakt worden. Het verschijnsel van biggendiar ree komt men dagelijks tegen bij mesters en fokkers, die hiervan veel narigheid ondervinden, ofschoon zij toch al hun zorgen aan de die ren besteed hebben. Vooral gedu rende de opfok zijn de verliezen zeer groot en deze bedragen zelfs aanzienlijk meer dan de gevallen van sterfte, veroorzaakt door alle andere infectieziekten tezamen. Talrijke biggen gaan in de eerste levensweken eraan te gronde of worden achterblijvers voor de rest van de mesterij. Bij het inwendig onderzoek van zieke of gestorven dieren worden meestal slechts kleine veranderin gen waargenomen, terwijl bescha digingen als gevolg van parasieten of ziektekiemen niet aangetoond kunnen worden. In de meeste gevallen kan men het optreden van besmettelijke biggendiarree terugbrengen op fouten in de opfok of de voeding van de moederdieren. In een aan tal gevallen spelen inderdaad ook ziektekiemen een rol, maar meestal is dit dan te wijten aan het feit, dat deze ziektekiemen slechts daardoor de kans krijgen het dier aan te val len, omdat dit reeds verzwakt is door storingen in de spijsvertering en zich als gevolg daarvan niet meer voldoende kan verweren te gen de ziekteverwekkers. Slechts zelden zijn het de besmettelijke ver wekkers zelf, die rechtstreeks het dier ziek maken. Meestal zijn het de voor hen door voedingsstoring of kouvatten gunstig geworden om standigheden, die hen helpen het dier ziek te maken. Dan zijn ze pas in staat het dier binnen te dringen in de verzwakte darmslijmvliezen en 't lichaam te schaden. Oudere dieren zijn hiervoor niet zo gevoe lig en daarbij ziet men dit verschijn sel dan ook minder optreden. Bauer geeft hierover een duide lijke uiteenzetting en zijn gedach ten zullen wij hier weergeven. Er zijn drie factoren, die de spijs vertering bevorderen, nl. ten eerste het kauwen en met speeksel be vochtigen, ten tweede de inwerking van de fermenten en ten derde het micro-organismeleven in de darm. Voor een goede werking van maag en darmen is het noodzake lijk, dat zich daar bij gezonde die ren een bateriënflora ontwikkelt (melkzuurbacteriën en ongevaar lijke colibacteriën). De darmcatarre, die ontstaat ten gevolge van diarree, brengt met zich mede de vorming van minder gunstige verteringsproducten. Hier door komt er een overheersing van ongewenste bacteriën, die afwijken van de normale darmbewoners en die gevaarlijk kunnen wowden. De producten, die zij bij de gisting en de afbraak van het voedsel doen ontstaan, werken giftig op de slijm vliezen. Zij verwekken ontsteking en de daarbij behorende verande ringen in de opperhuidcellen der darmen. Door verslapping van de darmen hopen de producten van gisting en afbraak zich op en gaan deze processen verder. De chemie van de spijsvertering wordt dus volledig in de war gestuurd en ook de opname van bepaalde noodza kelijke vitaminen blijft achterwege. Verder kunnen er ook darmgiften ontstaan door hydrolytische split sing der eiwttten. Ook de pH van de darm is van groot belang voor de gezondheid en onder deze om standigheden wijkt zij sterk af van de normale grootte. De diarree leidt dus tot stofwisse lingsziekten, die huidaandoenin gen doen onstaan, die de ontwik keling verstoren en die de dieren snel doen vermageren, als gevolg van onvoldoende voedselopname door de darm. De vraag, waarom de achterblij vers zo geweldig vreten zonder daarbij werkelijk te groeien, is nog niet opgehelderd, waarschijnlijk is de wand van de cellen van de darmslijmvliezen defect en zijn er tegelijkertijd beschadigingen ont staan in het werkzame weefsel. Er zijn drie perioden, waarin de diarree vooral optreedt, nl. vlak na de geboorte, na het spenen en in de latere mestperiode. 1. Het verband tussen de zeug en biggendiarree. Ziekten van de zeug, zoals het niet afkomen der nageboorte, baar moedercatarre, baarmoederont steking, melkziekte, pest en derge lijke geven een ziekteverwekken de verandering aan de zeugen- melk. Hierdoor krijgen de biggen diarree. Ook kan het zijn, dat nood zakelijke entingen, het geven van geneesmiddelen, koorts, verstop ping of diarree bij de zeug diarree bij de biggen veroorzaken. Ook heeft berigheid bij de zeug vaak een afwijkende melksamenstelling als gevolg. Dikwijls zien we, dat bij een be paalde zeug steeds de biggen diar ree krijgen ondanks de beste voe ding, verzorging en huisvesting. Ook is waargenomen, dat er be paalde beren zijn, waarvan de na komelingen bijzonder vatbaar zijn voor biggendiarree. Een zeug, die in haar jeugd zelf diarree gehad heeft, brengt later vaak nakomelin gen, die ook aan deze ziekte ten offer vallen. Deze verschijselen wij- (Zie vervolg 2bladz. 1' kolom). #*wsm?&~' i n,.ms»- iTnnii<iiiiiiiniiiiHiiiiii De Koornbloem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER c.nu "nnnim jiwit nniwinininii'11ia *k.nrvvtH De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden. 1953 1954 1955 Aantal melkkoeien 953.116 971.046 984.963 Aangroei 27.288 17.930 13.917 Procent van aangroei 2,94 1,87 1,43 Boter (in ton) productie melkerijboter hoeveboter Totaal Verbruik per hoofd en jaar Margarine (in ton) Totaal verbruik Verbruik per hoofd en jaar 1952 1953 1954 33.894 41.506 75.400 41.085 46.400 87.485 44.610 47.000 91.010 11,7 kg 11,5 kg 11,1kg 72.258 73.312 82.454 8,25 kg 8,35 kg 9,35 kg

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1956 | | pagina 1