De nieuwe wet op het Ouderdomspensioen der Zelfstandigen. De Zuivelkwestie van bijzonder belang voor de Veehouders. Weekblad Arbeid adelt Voor en door de Landbouwers AALST 18 OOGST 1956. Verschijnt iedere zaterdag 35ste JAARGANG Nr 1731 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. (2de bijdrage). In ons vorig nummer hebben we het pensioenstelsel uiteengezet dat van toepassing is op de verzeke- ringsplichtigen die een volledige pensioenloopbaan zullen doorma ken onder toepassing der nieuwe wet van 30 juni 1.1., omdat zij de voorgeschreven stortingen zullen kunnen beginnen van de leeftijd af van 25 jaar. Op de ouderdom van 65 jaar voor de mannen en van 60 jaar voor de vrouwen zullen zij de door de wet bepaalde ouderdomsrente ontvangen, zonder onderzoek no pens hunne bestaansmiddelen, zelfs bij voortzetting van hun be roep of bedrijf. Voor de zelfstandigen die inge volge hunne leeftijd geen volledige pensioenloopbaan meer voor zich hebben of reeds de pensioenleef tijd hebben bereikt bij het van kracht worden van de nieuwe wet, heeft deze laatste een overgangs regeling ingevoerd welke wij hier na beknopt zullen toelichten. Voorafgaandelijk wensen wij echter een kleine vergissing recht te zetten welke voorkomt in onze vorige bijdrage onder hoofding wanneer dient de aansluiting te geschieden De verzekeringsplich- tigen hebben tijd tot 4 januari 1957 en niet tot 4 december 1956 om toe te treden tot een pensioen kas tot vestiging van het ouder domspensioen. De overgangsregeling. De overgangsregeling welke wij hierna uiteenzetten is van toepas sing op 1) de zelfstandigen en helpers die bij het in werking treden van de wet de pensioenleeftijd hadden be reikt, nl. 65 jaar voor mannen en 60 jaar voor vrouwen 2) de zelfstandigen en helpers die op 1 januari 1956 ouder waren dan 25 jaren en enkel een gedeeltelijk pensioen kunnen vestigen, alsook op hunne weduwen 3) de weduwen van de vóór 1 ja nuari 1931 geboren en vóór 1 janu ari 1956 overleden zelfstandigen en helpers. Voor deze personen voorziet de wet kosteloze toelagen die worden berekend zoals hierna volgt, doch niet hoger kunnen bedragen dan 18.000 fr. voor gehuwde mannen op 65-jarige leeftijd 12.000 fr. voor alleenstaande man nen op 65 jaar 12.000 fr. voor alleenstaande vrouwen op 60 jaar. Deze bedragen zullen evenwel gewijzigd worden, naargelang van de schommelingen van het index cijfer der kleinhandelsprijzen, zoals aangeduid in onze vorige bijdrage. Berekening van de kosteloze toelagen. 1) Voor de mannen. De kosteloze toelage is gelijk aan zoveel maal l/45e van 18.000 fr. (voor de gehuwden) en van 12.000 fr. (voor de alleenstaanden) als de gerechtigde vóór het in werking treden der wet volledige jaren werkzaamheid als zelfstandige of helper heeft verricht na zijn 35e verjaardag en vóór de leeftijd van 65 jaar. Er worden zoveel maal l/45e van 18.000 fr (voor gehuwden) of 12.000 fr. (voor alleenstaanden) bijge voegd per jaar als de gerechtigde bij de inwerkingtreding van de wet ouder is dan 65 jaar. Er worden ook zoveel maal l/45e van deze bedragen bijgevoegd per wettelijke jaarlijkse storting die de zelfstandige of helper na zijn 20e verjaardag en vóór het inwer king treden der wet heeft verricht als vrije verzekerde of als verze kerde of als verzekeringsplichtige ingevolge de tijdelijke wet van 11 maart 1954. Ten hoogste wordt ech ter met 15 stortingen rekening ge houden. 2) Voor de vrouwen die een zelfstandig beroep uitoefenen Voor hen is de kosteloze toelage gelijk aan zoveel maal l/40e van 12.000 fr. als de gerechtigde vóór het inwerkingtreden der nieuwe wet volledige jaren werkzaamheid als zelfstandige of helpster heeft verricht na haar 35e verjaardag en vóór de leeftijd van 60 jaar. Er worden zoveel maal 1/406 van 12.000 fr. bijgevoegd per jaar als de gerechtigde bij het inwerking tre den van de wet ouder is dan 60 jaar. Ook worden zoveel maal l/40e van deze bedragen bijgevoegd per wettelijk jaarlijkse storting na haar 20s,e verjaardag verricht door de betrokkene als zelfstandige of help ster ingevolge de wet van 11 maart 1954, zoals hoger vermeld voor de mannen. 3) Voor de weduwen De kosteloze toelage is gelijk aan zoveel maal l/45e van 12.000 fr. als de overleden echtgenoot na zijn 35e verjaardag tot de leeftijd van 65 jaar werkzaamheid als zelfstan- dige'heeft verricht. [Zie vervolg 3e bldz. le kolom) De Staat moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Neem gelijk welk huishouden. Daar gaat geen dag voorbij dat er geen moeilijkheden moeten opge lost worden, dat het werk niet moet geregeld worden. De uitgaven moe ten juist besteed worden en de kin deren moeten worden verzorgd. De kostwinner moet zorgen dat er geld in 't laatje komt en moeder dient het op de best mogelijke ma nier te besteden, enz. enz. Ieder van ons weet ook uit eigen omgeving dat het ene huishouden het anders aan boord legt dan een ander. Het ene bereddert zijn za ken op weldoordachte wijze, men voorziet op voorhand de uitgaven die zullen moeten gedaan worden en legt daar ook tijd de spaarcen ten voor opzij, men regelt het werk op het veld reeds weken voordien, men verliest de vervaldatum van de pacht niet uit het oog en zorgt dat de kinderen op tijd en stond in de nieuwe klederen komen, enz. Kortom in een dergelijk huishouden verloopt alles planmatig, draagt men zorg voor alles zoals het hoort, is men oppassend en vooruitziend. Men zou kunnen zeggen daar hebben ze een huishoudpolitiek op lange termijn. Niet iedereen doet het op die manier. Men kan ook leven van de hand in de tand en Gods water maar over Gods akker laten lopen. De zorgen zijn steeds voor 's ander daags en men zal wel zien als het zo ver is. Dat zijn de huishoudens van de eendagspolitiek waar men niet verder kijkt dan de neus lang is. Men ziet het vertelseltje van de krekel en mier is nog steeds ak- tueel. L»ie twee uiteenlopende types van huishouden vinden ook, zij het dan in groter formaat, in de landhuishouding, in het staatsbe stuur. De staat is eigenlijk toch ook een huishouden, natuurlijk met heel veel kinderen, met ver uiteen lopende belangen. De vraagstuk ken die daar moeten opgelost wor den zijn vanzelfsprekend dan ook in verhouding. Zoals het in ons huishouden gaat, ten minste als wij het goed doen, zo zou het ook in de staatshouding moeten gaan. Wij hebben verschil lende kinderen. En och ja, het een daarvan is misschien wat aantrek kelijker dan het andere, ons twee de bezorgt ons misschien meer vreugde dan ons derde, maar in de grond zijn ze ons allen even lief, moeten^ze ons even lief zijn. De minder bedeelden vragen nog het meeste zorg en iemand, die de naam van vader en moeder waar dig wil zijn, zal het zeker niet in zijn hoofd krijgen hen die zorg te onthouden. In diezelfde mooie opvatting niet geldig voor de staatshuishouding Dienen zij, die dat grote gezin, de staat, besturen ook niet te zorgen dat ieder kind, in dit geval iedere stand, krijgt wat hem toekomt. Moet de staat niet zorgen voor het algemeen welzijn En wat zeggen de mensen van ons als wij een on zer kinderen te kort doen om een ander te bevoordeligen Kunnen wij dan .niet hetzelfde zeggen van een staatsbestuur dat lieve kinder tjes heeft? Het spijt ons dat wij hier, voor de zoveelste keer, moeten onderlij nen dat wij in die geest, als boer, weinig goeds kunnen zeggen van ons staatsbeleid. Het valt niet te ontkennen dat bepaalde standen bevoordeligd worden ten nadele van de boerenstand. Uit ondervin ding weten wij maar al te goed dat wij stelselmatig aan de kant wor den gezet, niettegenstaande alle mooie woorden, waarmee men ons zand in de ogen meent te strooien. Wanneer wij bv. zien welke fi- nancieele offers de staat zich ge troost voor de koolmijnen en hoe bezorgd hij is (onder de druk van de syndikaten) voor de loontrek kende en als wij daarbij vergelij ken op welke wijze de landbou wers bedacht worden (denk bv. maar eens aan de index) dan ligt het besluit toch voor de hand dat deze laatste toch altijd maar tevre- moeten zijn met de oren en de po ten. Voeg daarbij dat de landbouwer in de toekomst niet de minste ze kerheid heeft, dat hij nooit weet wat hem t volgende jaar boven hoofd zal hangen, terwijl de ande re standen toch ten minste een mi nimum zekerheid hebben. Wij zijn bijna in alles afhankelijk van de goede wil van de staat en als het er op aan komt dat de staat zelf de gevolgen zou moeten dragen van de eigen daden, vlucht hij voor zijni! verantwoordelijkheid. Onze landbouwpolitiek is er een van de hand in de tand. Een duurzame oriëntering van onze bedrijven in een of andere richting, loopt steeds gevaar de reinste speculatie te worden, want niemand kan op voorhand voorzeggen welke kuren men zal uitha'en. De Koornbioem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden, (Zie vervolg 2e bladzijde le kolom)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1956 | | pagina 1