LAGE EIER PRIJZEN.
De Landbouwbegroting in de Senaat.
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
AA LSI 16 FEBRUARI 1957. Verschijnt iedere zaterdag
36ste JAARGANG Nr 1757
Beheer Zeebergkacti 5, Aalst
Tel. 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr M.25.93.
O. CAUDRON. verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het is zeker geen geheim dat de
hennenhouderij het laatste jaar af
rekenen te heeft gehad met uitge
sproken lage eierprijzen, zodat ve
len zich afvragen Is heel de zaak
nog wel lonend
Maar niet alleen in ons land
wordt die vraag gesteld. Ook Ne
derland en Denemarken heeft met
dezelfde moeilijkheid te kampen.
Dit moge blijken uit onderstaande
artikel, dat wij overnemen uit het
Nederlands blad De Bedrijfspluim-
veehouder
De eierprijs is de laatste maan
den zo laag geweest, dat veel
pluimveehouders zich gingen af
vragen of de pluimveehouderij nog
wel lonend kon zijn. De kuiken
broeders klagen steen en been om
dat er zoveel kuikens worden af
besteld en om dat de kuikenprijs
zo laag is, dat de productie er van
niet of nauwelijks lonend is. Zou
de pluimveehouderij kapot zijn
Wie het zo stelt ziet de zaak te
somber. Wat is nl. de zaak? Vraag j
en aanbod zijn niet in evenwicht
of beter gezegd, het evenwicht
heeft zich gevormd op een zoda
nig niveau, dat daarbij de produk-
tie van de eieren nauwelijks lo
nend is.
Het evenwicht tussen vraag en
aanbod ligt zo laag omdat het aan
bod op de wereldmarkt naar ver
houding zo groot is. De ontwikke
ling van de pluimveehouderij in
Engeland is eigenlijk de hoofdoor
zaak. De Denen, die voorheen be
langrijke exporten naar dit land
hadden, zijn in Duitsland op de
markt verschenen. Zij bieden, uit
vrees hun produkt niet kwijt te
kunnen, tegen lage prijzen aan.
Het grote aantal kuikens van
legrassen, dat vorig seizoen in ons
land werd uitgebroed, heeft na
tuurlijk ook bijgedragen tot een
veel grotere aanvoer van eieren
bij de handel, waarbij nog moet
worden opgemerkt dat de gemid
delde productie per hen de laatste
jaren nog steeds wat is gestegen.
De consumptie van eieren in ons
land is hoger geworden, vooral in
perioden dat de prijzen naar ver
houding laag zijn eet de Neder
lander wat meer eieren dan voor
heen. Maar ondanks deze hogere
binnenlandse consumptie zien we
dat de prijzen lager blijven dan
voorgaande jaren.
In hoeverre de Denen bij de
huidige prijzen nog lonend pluim
vee kunnen houden is ons niet be
kend. Het is echter goed mogelijk
dat zij met een lagere kostprijs
werken dan wij en dus komt het er
op aan dat ook wij onze kostprijs
omlaag brengen. Zo ver omlaag,
dat bij de huidige prijzen nog
winst kan worden gemaakt. Op de
ze kostprijs zijn vele factoren van
invloed De pluimveehouders ech
ter, die hun vak verstaan zullen in
staat zijn de kostprijs van hun eie
ren te drukken en zich te hand
haven zonder met verlies te wer
ken. Enkele van de belangrijkste
be tanddelen van de kostprijs wil
len we hier noemen.
1. Kuikens met een hoge produc
tie, een laag voederverbruik en
een goede vitaliteit moeten wor
den aangekocht. De kuikens moe
ten worden aangeschaft op een zo
danig tijdstip, dat ze volop aan de
leg zijn, wanneer een goede eier
prijs verwacht mag worden.
2. Een goede opfok door goede
verzorging, goede voeding en voor
al ook vermijding van overbevol
king.
3. Een gezonde opfok door ziek
ten zoveel mogelijk te voorkomen
door tijdige enting tegen pseudo-
vogelpest en bronchitis.
Trachten coccidosis te vermijden
dooT de kuikens te betrekken op
een tijdstip, dat de opfok valt in de
vroege maanden van het jaar.
Mocht de ziekte toch optreden, tij
dig de nodige maatregelen nemen
ter genezing. Het trachten te ver
mijden dat leucose gaat optreden
door de kuikens zoveel mogeljik
geisoleerd op te fokken, dus geen
contact met oudere hennen. De
kuikens van 2 tot 5 maanden te
huisvesten in zomerhokjes.
4. De jonge hennen huisvesten
in een goed hok met goed strooisel,
goede ventilatie en vooral goede
isolatie.
5. Regelmatig en goed selecteren
tijdens de leg en de beslist onpro-
duktieve dieren tijdig verwijderen.
6. Vakkundig en met regelmaat
verlichten.
7. Veel zorg aan de legnesten en
het strooisel daarin besteden, zo
dat het aantal vuilschalige eieren
tot een minimum beperkt blijft.
Er zijn wellicht nog meer facto
ren op te noemen we denken bv.
aan het gebruik van doelmatige
voerbakken, zodat geen voer ver
loren gaat. De bovenstaande zijn
echter enkele van de belangrijkste.
Bezien we de rentabiliteitskansen
voor de pluimveehouderij op het
ogenblik, dan geloven we dat we
die niet te somber behoeven in te
zien. De dieren die we nu echter
in onze dure hokken hebben ge
huisvest moeten goede legsters zijn.
We noemden hierboven een cijfer
van 70 pet. veel koppels leggen
echter meer.
(Zie vervolg onderaan hierneven)
DE REDE VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW.
De Heer Lefébvre, Minister van
Landbouw heeft in de Senaat, ter
gelegenheid van de bespreking
van de begroting van zijn Depar
tement een rede uitgesproken,
waarin hij op treffende wijze de
scherpe moeilijkheden heeft ge
schetst waarmede de Landbouw te
strijden heeft, doch eerder heeft te
leurgesteld bij de opsomming der
maatregelen die werden getroffen,
of in het vooruitzicht worden ge
steld, om aan deze moeilijkheden
te verhelpen.
De Minister bevestigde vooreerst
dat de landbouw geen aandeel
had in de welstand veroorzaakt
door de huidige economische
hoogkonjunktuur. Het netto-in
komen van de land ea tuinbouw,
zo verklaarde de Minister, dat, in
1950, 9,44 p.c. was, is in 1955 ver
minderd tot 7,99 p.c. Over die ge
hele periode beliep de vermeer
dering van het inkomen van land
en tuinbouw 1,88 p.c. Voor de land
bouw alleen is het inkomen gedu
rende het tijdperk 1951-1955 onge
wijzigd gebleven, terwijl het natio
naai inkomen met 54 miljard steeg.
Daardoor daalde het percentage
van de landbouw van 6,80 p.c. tot
5,75 p.c. In vergelijking met de ge
hele aangroei van 16 p.c. is het
aandeel van de landbouw dus
niets.
Sedert 1953 wordt vastgesteld dat
het verschil tussen de index der
verkoopprijzen van de land- en
tuinbouwproducten en de index
der voortbrengstkosten steeds gro
ter wordt. In de periode 1953-1956
ondergingen de landbouwprijzen,
af hoeve, geen verhoging, terwijl
de prijzen welke de landbouwers
moesten betalen voor wat zij nodig
hebben voor de uitoefening van
hun bedrijf, met inbegrip van de
Dergelijke koppels zijn zelfs bij
de huidige lage eierprijs nog lo
nend en voorts wie durft voorspel
len, dat de eierprijs zo laag zal
blijven Ook in andere landen
wei kt deze lage prijs in de richiing
van een lagere productie, door het
uitbroeden van minder kuikens.
Hierin zit de tendens dat de prijs
op de duur hoger zal komen te lig
gen. Heeft men minder kuikens be
steld, dan gaat deze betere winst
mogelijkheid tevens verloren. Met
alle mogelijke middelen moeten
onze pluimveehouders daarom stre
ven naar het bereiken van een la
gere kostprijs. Hierdoor vermin
dert het risico en behouden zij de
kans er bij te zijn als de prijzen
weer beter worden.
sociale lasten, aanhoudend geste
gen zijn.
Vergelijkt men, aldus de Mi
nister, het peil van de landbouw
prijzen met dat van de kleinhan
delsprijzen, dan bemerkt men, da
de koopkracht van de landbou
wers, uitgedrukt in verbruikseenhe
den, van 99,4 p.c. in 1954 gedaald
is tot 92,1 p.c. voor 1956, zegge een
vermindering van 8 p.c.
De Minister maakte ook kort
spel met de beschuldiging dat onze
landbouw zich in achterlijkheid
opsluit. Hij verklaarde dit brengt
mij er toe te wijzen op de voortdu
rende inspanning die gedaan wordt
door de landbouw om zijn produk-
tie en zijn produktiviteit te verho
gen. Ik ben namelijk, ter gelegen
heid van de ekonomische konfe-
rentie getroffen geweest bij de
vaststelling van de lichtvaardig
heid waarmede die vraagstukken
beschouwd worden door sommi
gen die voortgaan met te spreken
over een statische landbouw, die
geen enkele inspanning doet om
zijn toestand te verbeteren. De in
het werk gestelde middelen zijn
aanmerkelijk hoger of rationeler
Met betrekking tot de periode 1936-
1938 hebben de rationalisatie en
de mechanisering toegelaten de
koëfficiënt van aanwending van
de werkkrachten terug te brengen
van 100 op 80, de aanwending van
uitgelezen pootgoed en zaden is
overgegaan van 100 tot 139, die
van het materieel van 100 tot 143.
die van de meststoffen van 100 tot
172.
In de evolutie van de omvang
der produktie stelt men de volgen
de etappen vast: 1936-1938 100;
1950:106:; 1952: 108 1954 115.
Om de in verschillende landen
gedane vooruitgang te beoorde
len. heeft de E.O.E.S. (Economische
Organisatie voor Economische Sa
menwerking) de indexcijfers opge
maakt van de totale netto produc
tie van landbouwproducten, be
stemd voor de mensenvoeding,
hierbij rekening houdend met de
producten ingevoerd voor de die-
renvoeding.
Sedert 1949-1950 is de Belgische-
Luxemburgse Economische Unie
overgegaan van de index 120 tot
de index 144 het Verenigd Ko
ninkrijk van 143 tot 154: Nederland
van 113 tot 130 Frankrijk van 101
tot 118; Italië van 103 tot 124; en
Duitsland van 90 tot 119. In de
vooruitgang verwezenlijkt met be
trekking tot de vóóroorlogse peri-
(Zie vervolg 2' bldz. le kolom)
iicniiin-rm wmiwii iin i n MM mi i
De Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsreyister Aalst Nr M5.
STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn
shm Miaan, «MaanMMawa mumwbwhwmw
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden,