De Betekenis van het Begrip Zetmeelwaarde. De belangrijke rol van de coöperatie in de Nederlandse landbouw. Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt AALST 9 MAART 1957. Verschijnt iedere zaterdag 36ste JAARGANG Nr 1760 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Lanc Orgaan van de Lbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. In ons nummer van vorige week hadden wij het genoegen het ver schijnen aan te kondigen van een splinternieuwe teorie voor het be rekenen van de inhoud en de voe- derwaarde van de veevoeders. Naar het schijnt werd deze teo rie ontwikkeld door een zeer ge leerd en bevoegd persoon, die zichzelf geroepen acht met zijn diepgaande en uitgebreide kennis inzake voedingsleer zijn medemen sen voor te lichten over alles wat de veeteelt aangaat. Deze teorie zou hier op neerko men dat een voeder, met een in houd aan 40 °/0 bruto verteerbaar eiwit, niet tegelijkertijd een zet meelwaarde kan hebben van 63. Zijn bewijs is zeer eenvoudig en even verbluffend 40 -(- 63= 103. Hoe kan nu in 100 kg voeder 103 kg zitten Dat gaat immers toch niet Nu wij moeten vaststellen dat zulke stommiteiten aan de veehou ders worden verteld en dat door mensen, die, al zetten ze nog zo n geleerd gezicht, niet eens de eerste letter kennen van de veevoedings leer, voelen wij ons geroepen de persoon in kwestie eens duchtig aan zijn oren te trekken. Te meer daar hij zijn boekje te buiten gaat als hij meent met zulke onzin te moeten bewijzen dat sommige mensen bedriegers zijn (en hijzelf een geleerd en rechtschapen man). Vóór men over veevoeding te gen de boeren gaat klappen, zou men toch zo voorzichtig moeten zijn, eerst een en ander in te stude ren, zodat men niet zulke kemels kan schieten. Dat daar niet altijd voldoende verstand voor aanwezig is, is waarlijk onze fout niet. Wat is dat nu met dat mirakelse woord zetmeelwaarde Vooreerst is dat een woord, waar onbevoegden gemakkelijk de be nen over breken. Dat is trouwens nu gebleken. Ten tweede is zetmeelwaarde niet hetzelfde als zetmeel. En wat het nu wel is zullen wij trachten in 't kort uiteen te zetten. Reeds in 1906 verscheen van de hand van Kellner een metode voor het berekenen van de produktie waarde van de voedermiddelen. Dat zijn metode nog zo dom niet was, zien wij aan het feit dat nu, 50 jaar later, nog steeds de produktie- waarde op dezelfde wijze wordt berekend. Deze metode was gesteund op volgende gegevens Ossen, die volwassen zijnde, geen groeikracht meer hadden en dus ook geen eiwit meer konden aanzetten en waarbij de verhoging van gewicht uitsluitend bestond in het aanzetten van lichaamsvet, werden gevoed met een rantsoen, waarvan de produktiewaarde bij ondervinding en door proeven vol doende gekend was. Bij dit basisvoeder gaf Kellner nu een toegift van 1 kg zuiver zetmeel en ging dan na welke productie verhoging hij door het geven van die 1 kg zuiver zetmeel tot stand had gebracht. Hij stelde vast dat 1 kg zuiver zetmeel in staat was bij de ossen 248 gram lichaamsvet voort te brengen. Hetzelfde deed hij ook met zui ver eiwit en zuivet vet, enz. en kwam tot onderstaande resultaten: 1 kg. voedingsstof Zuiver zetmeel Zuiver eiwit Zuiver vet: uit hooi, stro, hakvruchten uit zaden van granen uit oliezaden en koeken Ruwvezel en N vrije extractiefstoffen behalve suiker Suiker 248 235 474 526 598 248 188 1,00 0,94 1,91 2,12 2,41 1,00 0,76 Ten einde de berekeningen te vergemakkelijken stelde Kellner een conventionele maat vast. Als eenheidsmaat nam hij het vetvor- mend vermogen van 1 kg zetmeel (dus 248 gr vet) Alles wat nu in staat was bij zijn ossen 248 gr lichaams vet aan te zetten stelde hij gelijk aan de waarde van 1 kg zetmeel. 1 kg zuiver eiwit zette slechts 235 gr vet aan, dus geen 248 gr zoals zuiver zetmeel. Eiwit had dus blijk- baar niet zo n groot vetvormend vermogen als zetmeel. Vandaar ook dat 1 kg eiwit slechts 0,94 zet meelwaarde kreeg. Vet bleek echter een groter vet vormend vermogen te hebben, dat dan nog verschilde, al naar gelang dat het gevoederde vet afkomstig was van stro, hooi, zaden, olieza den enz. (Zie vervolg 2' bladz. 3' kolom). In nr. 173 van het Bulletin Bime- striel der Société Beige d'Etudes et d'Expansion heeft professor Dr Ir. G. Minderhoud, Voorzitter van de Centrale Bank voor Landbouwkre diet te Utrecht en Professor in Land bouweconomie te Wageningen een merkwaardige bijdrage gewijd aan de zeer belangrijke rol die door de coöperatie werd vervuld in de ontwikkeling van de Neder landse land- en tuinbouw. In aanmerking nemende, dat de Economische Unie tussen ons land en Nederland, welke in de naaste toekomst vermoedelijk zal tot stand komen, ook geleidelijk tot een ge meenschappelijke markt zal leiden voor de land- en tuinbouwproduk- ten, achten wij het nuttig hier een samenvatting te geven van bedoel de bijdrage ten behoeve van onze leden en hen zelf te verzoeken deze ernstig in overweging te nemen. Er wordt immers over het alge meen aangenomen, dat indien onze boeren als voortbrengers hun Ne derlandse bedrijfsgenoten waard zijn, zij bij deze laatsten als han delsman ten achter blijven. Dit laatste betekent dat zij niet zo be dreven zijn als de Nederlandse landbouwers bij het aankopen in de beste voorwaarden van wat zij nodig hebben in hun bedrijf, en bij het verkopen tegen de voordeligste voorwaarden van hun producten. Deze voorsprong danken de Ne derlanders in hoofdzaak aan een betere organisatie. De structuur van de Neder landse landbouw gunstig voor de coöperatie. Evenals ons land is Nederland een land van kleine landbouwbe drijven. De gemiddelde oppervlak te van de landbouwondernemin gen is ongeveer 10 ha. Meer dan 100.000 landbouwbedrijven hebben een oppervlakte met minder dan 10 ha., enkel 1880 bedrijven beslaan meer dan 50 ha en slechts 116 be drijven hebben een oppervlakte van meer dan 100 ha. De natuur lijke nadelen die voortspruiten uit hunne geringe afmetingen hebben deze kleine landbouwbedrijven kunnen compenseren of ongedaan maken, door zich te groeperen in samenwerkende vennootschappen of coöperatieven en op die wijze hebben zij met gunstig gevolg de mededinging kunnen ondergaan van de grote bedrijven. Het zijn inderdaad vooral de kleine land bouwbedrijven die toetraden tot de coöperatieven. Deze laatste ontwikkelden hun ne werkzaamheid op volgende ge bieden 1) gezamenlijke aankoop van de grondstoffen en alles wat nodig is voor het landbouwbedrijf De groepering van de bestellin gen laat immers de coöperatief toe te kopen tegen dezelfde gunstige prijzen als de grote landbouwer en met de vereiste waarborgen van kwaliteit, inzonderheid wat betreft de ontleding van stalen voor de meststoffen 2) de gezamenlijke verkoop van de land- en tuinbouwprodukten van de leden in de beste voorwaar den 3) de oprichting van samenwer kende fabrieken tot verwerking van de produkten der leden 4) de verstrekking op coöpera tieve basis van kredieten voor het land- en tuinbouwbedrijf der le den 5) de inrichting van onderlinge verzekeringen ten voordele van land- en tuinbouwers. Wij komen straks op deze werk zaamheden nader terug. Vermel den wij dat de landbouwcoöpera tie ontstond in Nederland, juist zo als in België rond 1880, toen de in storting der graanprijzen veroor zaakt door de invoer van grote hoeveelheden tarwe uit Amerika de Nederlandse boeren verplichte hun bedrijf om te schakelen naar een meer intensieve productie nl. de veeteelt en de melkproductie. Sedert 1880 is het sukses in stij gende lijn gegaan. Tot het uitbre ken van de eerste wereldoorlog kende men een voortdurende aan groei van het aantal landbouwco öperatieven, terwijl elke coöpera tief een toenemende ontwikkeling nam. Na de sterke daling van de prijzen der landbouwprodukten rond 1921 en gedurende de crisis periode van 1929 tot 1938, maakten meerdere landbouwcoöperatieven moeilijke tijden door terwijl nieuwe coöperatieven enkel met vertra ging tot stand kwamen. Doch sinds 1945 kende het landbouwcoöpera tiewezen een nieuwe vitaliteit ge kenmerkt door de oprichting van nieuwe coöperatieven en de tech nische uitrusting van de bestaande. Keren wij thans terug tot de ver schillende activiteiten van de Ne derlandse landbouwcoöperatie ven I) De Coöperatieven voor gezamenlijke aankoop. Deze houden zich bezig met de aankoop voor de leden van alles (Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom). De Koornbloem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden. gevormd vet in grammen vastgestelde zetmeelwaarde

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1957 | | pagina 1