Winst en Verlies in de Pluimveehouderij.
Dc ontwikkeling van de veeteelt
en de landbouw in Katanga.
Weekblad
Arbeid adelt
Voor en door de Landbouwers
Overleg bij de bouw van een hok.
AALST 17 OOGST 1957.
Verschijnt iedere zaterdag
36ste JAARGANG Nr 1782
Beheer Zeebergkacri 5, Aalst
Tel. 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
StcmdËverdediging van de Landbouwers
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr M.25.93
O. CAUDRON.
Het laatste jaar is voor de pluim
veehouders een waarschuwing ge
weest. Na zoveel jaren van voor
spoed is plots komen vast te staan
dat ook het houden van hennen
zijn speculatieve kant heeft en dat
de winst die er te halen valt niet
ieder jaar even goed gewaarborgd
is.
De prijzen van de eieren zijn alles
behalve schitterend geweest en
alle verzuchtingen ten spijt kan de
pluimveehouder zelf daar niet veel
aan veranderen. Die prijzen wor
den immers bepaald door allerlei
factoren die voor 't merendeel bui
ten het bereik van de kweker lig
gen. Het zal dan ook weinig nut
hebben over de slechte prijzen te
blijven piekeren. Veeleer dienen
wij onze aandacht te wijden aan
datgene wat wij zelf in handen
hebben.
Het is verkeerd winst en verlies
in de pluimveehouderij uitsluitend
te zien van uit het standpunt van de
verkoopprijzen. Strikt genomen
wordt winst of verlies toch bepaald
door het verschil tussen de kost
prijs en de verkoopprijs. En kunnen
wij de verkoopprijs niet beinvloe-
den, anders is het gesteld met de
kostprijs. Hoe lager deze kostprijs
komt te liggen, hoe groter ook de
kans op winst.
Ervaren pluimveehouders, men
sen die reeds jaren in het vak zit
ten, hebben bij al hun goede hoe
danigheden ook wel eens minder
gelukkige opvattingen. Velen on
der hen staan sceptisch tegenover
de mogelijkheid de kostprijs te ver
lagen. Hebben ze al niet van alles
geprobeerd En hebben ze van tus
sen dit alles niet het best geschikte
uitgekozen
Nochtans valthet bij iemand, die
dagelijks verschillende pluimvee-
bedrijven te zien krijgt, onmiddel
lijk op dat sommige kwekers be
paalde zaken op een veel voorde
liger wijze hebben opgelost dan
andere. En deze vaststelling beves
tigt onze mening, dat niets vol
maakt is en dus voor verbetering
vatbaar. Het komt er alleen op aan
goed rond te kijken en daarbij niet
te sterk vast te houden aan eigen
opvattingen.
Tussen de verschillende factoren,
die de prijs van de eieren bepalen,
is voorzeker de bouw en de inrich
ting van een hok te noemen. Door
de jaren ondervinding zijn wij tot
de overtuiging gekomen dat het
hok, waarin de dieren het grootste
gedeelte van hun leven verblijven,
een zeer belangrijke rol speelt. Het
komt er dus op aan dit in de punt
jes te verzorgen... zonder daarbij
overbodige kosten te doen of geld
weg te gooien aan hokken, die wel- i
iswaar duur, maar daarom nog niet
doelmatig zijn.
Laten wij ons deze keer even be
palen tot de bouw van het hok.
Het staat vast dat daarin ook een
zekere mode een belangrijke rol
heeft gespeeld en nu nog komen
wij kwekers tegen, die menen een
of andere van die modes te moeten
volgen willen ze tot een goed re
sultaat komen. Hier mag echter
geen spraak zijn van zonder na
denken iets na te volgen van welks
voordeel men niet overtuigd is. Het
gezond verstand kan ons hiertegen
erge vergissingen vrijwaren.
Bij de bouw zijn reeds zo wat van
alle soorten materialen gebruikt en
het is verwonderlijk hoe sommigen
vasthouden aan bepaalde menin
gen zonder te willen inzien dat an
dere en wellicht goedkopere oplos
singen mogelijk zijn. Wij denken
hier bv. aan de schrik die velen
hebben van het gebruik van beton
nen platen. En toch is dit materiaal
van het goedkoopste wat er is. Op
sommige bedrijven zien wij een
uitgesproken voorkeur voor kleine
hokken, die dan verspreid liggen
over gans het uitloopterrein.
Wij zullen niet ontkennen dat
aan die kleine hokken zekere voor
delen vastzitten, vooral voor kwe
kers, die met dieren zitten van ver
schillend ras en van verschillende
ouderdom. Daar waar een scherpe
scheiding moet gehandhaafd wor
den hebben ze wel hun nut. Maar
wij mogen niet het oog verliezen
dat kleine hokken veel duurder
uitvallen dan grotere als men re
kening houdt met het aantal kip
pen dat ze kunnen herbergen.
Bij de bouw van een hok spelen
de bodemoppervlakte en de lucht
inhoud een grote rol. Er gelden
hier minimum-voorschriften, die
men niet ongestraft mag ovetre-
den. Zo rekent men normaal drie
hennen per vierkante meter bo
demoppervlakte en 3/4 tot 1 kubie
ke meter luchtinhoud per dier.
Velen menen hier de kostprijs te
kunnen drukken door langs de
krappe kant te kunnen bouwen, 't
zij wat de oppervlakte, 't zij wat de
hoogte (dus de luchtinhoud) aan
gaat. Maar achteraf blijkt dat ze
een verkeerde besparing hebben
gedaan.
(Zie vervolg 2' bladz. 3e kolom).
(lste bijdrage).
Onze lezers weten voorzeker dat
in Belgisch Kongo de provincie
Katanga vooral geschikt is voor
landbouwkolonisatie door blanken
dank zij haar gunstig klimaat en de
vruchtbaarheid van haar bodem.
Onze lezers zullen dan ook onge
twijfeld met belangstelling kennis
nemen van de geleidelijk stijgende
ontwikkeling van de veeteelt en
van de landbouw in deze streek
aan de hand van gegevens die ons
verstrekt werden door het Bijzon
der Komité voor Katanga in zijn
verslag over 1955.
Het is dit komité dat een bijzon
dere aansporing heeft gegeven aan
de ontwikkeling van de veeteelt
en de landbouwkulturen vooral
met 't oog op de bevoorrading van
de duizende werkkrachten, blan
ken en inlanders, die tewerk ge
steld worden in de uitgebreide nij
verheidsinrichtingen in dit gewest.
Vooreerst dan ook enkele gege
vens over de melkveestapel dat
het Komité bezit op zijn eigen do
mein.
Op 31 december 1948 telde deze
veestapel zowat 7.800 dieren. Vijf
jaar later, nl. op 31 december 1953,
was deze melkveestapel gestegen
tot 12.500 stuks, waarvan 7.200
melkkoeien. Deze kudde bestaat
grotendeels uit koeien van het
Friese type voortkomende hetzij
van het Afrikaner ras (Katenta-
nia) dat geleidelijk verbeterd werd
door kruising met Friese stieren,
hetzij uit dieren van het Friese ras
ingevoerd uit Zuid-Afrika en ver
beterd door stieren Friesland
uit de hoeve Hubert Droogmans.
Doch de laatste jaren werd ook
aanzienlijke belangstelling getoond
door de kwekers voor runderen van
het Jerseyras dat voor de eerste
maal in Katanga werd ingevoerd
door het Bijzonder Komité van Ka-
tanga. Het Jerseyras is goed be
stand tegen het klimaat der tropen,
geeft ongeveer even veel melk als
het gekruiste Friese ras en de melk
biedt een aanzienlijk botergehalte.
Bovendien heeft het Jerseyras be
hoefte aan een merkelijk mindere
oppervlakte aan weiland en aan
een minder hoeveelheid geconcen
treerde veevoeders en biedt dus
voordelen op gebied van de voe
ding der dieren. Sinds enkele jaren
worden ook dieren van het ras
Brown Swiss ingevoerd.
De toestand van
de melkveestapel.
De economische]"toestand en de
opbrengst van de melkveehoude
rijen werd in 1951 en 1952 zwaar
gehinderd door de voortdurende
stijging van de prijzen van kracht
voeders alsook door de toeneming
der lonen van de inlandse werk
krachten. Evenwel vertonen de prij
zen der veevoeders sinds 1952 een
dalende tendens. Niettemin had
deze verhoging van de uitbatings-
kosten voor gevolg, dat talrijke
veehouders hun uitbating beperk
ten en een aanzienlijk gedeelte van
hun veestapel voor de slachterij
leverden. Andere veehouders heb
ben de rantsoenen van krachtvoe
ders verminderd, zodat een daling
van de melk- en botervoortbrengst
intrad. Zoals men ziet is de melk
veehouderij onderworpen aan vrij
sterke conjunctuurschommelingen.
Het is nochtans mogelijk aanzien
lijk de nadelige gevolgen van de
voortbrengstkosten te milderen
door een doelmatige uitbating die
bereikt wordt door selectie van de
dieren, door een passende voeding
en door mechanisatie van het be
drijf.
De gezondheidstoestand van het
vee is sedert het einde van de
jongste oorlog over het algemeen
goed te noemen. De voorbehoeds-
maatregelen tegen de trypanosoom
(veroorzaakt door steken van de
tsetsévlieg) hebben gunstige uit
slagen opgeleverd, alhoewel de
ziekte soms nog voorkomt. Vooral
het nieuw geneesmiddel Antryci-
de heeft uitstekende resultaten
gegeven. De trypanosoom biedt
dan ook sedert 1952 geen algemeen
gevaar meer voor de Kongolese
veestapel.
Het slachtvee.
De kweek van slachtvee heeft
sinds het einde van de oorlog een
voortdurende uitbreiding geno
men. Terwijl men in 1948 voor de
provincie Katanga zowat 86.400
stuks slachtvee telde wat reeds
een toeneming betekende van 57%>
tegenover 1939 - bedroeg dit aan
tal einde 1953 niet minder dan
116.500 stuks.
Tot in 1948 waren te twee be
langrijkste maatschappijen voor
veekweek in Katanga de «Compag
nie Pastorale du Lomami en de
Compagnie des Grands Elevages
Congolais Sindsdien werden
meerdere nieuwe centra voor vee
kweek opgericht of ontwikkeld o.a.
j door de Société de Colonisation
Beige au Katanga (Cobelkat) in
de streken Lomami en Muhila,
door de «SociéteJean Van Gysel
(Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom).
Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars
Men kan zich abonneren op de
oostkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden.