Woudschoolmeester Enkele gegevens betreffende de Appel- en Peremade. Schurft op Perzik. Enkele waarnemingen betreffende de Aardbeimijt. Vlaamse Schouwburg De Gedenkschriften van de DE KOORNBLOEM 28 juni 1958 3 (Carpocapsa Pomonella L.) Deze parasiet blijft nog steeds één van onze hoofdvijanden en zijn bestrijding vergt jaarlijks nog 2-3 speciale bespuitingen. Sinds ver schillende jaren heeft in ons land het gebruik van de gewone fos foresters (Parathion-E 605) ande re middelen zoals DDT en loodar- senaat verdrongen en dit om de volgende reden: Het is algemeen gekend dat het aanwenden van DDT een sterke uitbreiding van spint tot gevolg heeft en dat loodarsenaat een te korte en te specifieke werking be zit. De fosforesters daarentegen do den de verschillende vormen van de appel en peremade t.w. de eie ren, de maden in de vruchten en de aanwezige vlinders. Dank zij deze brede werking kan de eerste behandeling tegen de appel- en peremade veel later toegepast worden nl. gewoonlijk einde juni, terwijl er vroeger en met andere middelen ondertussen reeds twee behandelingen moesten plaats ge had hebben. Enerzijds wordt dus, door het gebruik van fosforesters, het aantal behandelingen vermin derd en ondanks dit feit zijn de re sultaten anderzijds nog merkelijk beter. In andere landen gaat men de laatste jaren trouwens ook meer en meer over naar het gebruik van de fosforesters voor de bestrijding van de appel en peremade. Onze waarschuwingen zijn steeds gesteund op de eilegging van de vlinders van de wormste kigheid in de natuur. Deze eileq- ging kan slechts onder bepaalde klimatologische omstandigheden plaats hebben en wordt daarom ook dag na dag gevolgd. Wij waarschuwen U telkens na een belangrijke eilegperiode Door de behandeling die U onmiddellijk nadien uitvoert wordt de parasiet hoofdzakelijk onder eivorm ge dood, dus voordat er schade werd aangericht. Op dit ogenblik ontluiken de vroegst-gelegde eieren,- hiertegen moet U echter niet noodzakelijk spuiten want ze zijn slechts gering in aantal. Zelfs indien enkele ma den in de kleine vruchten gedron gen zijn, worden ze later door de dieptewerking van sommige fos foresters gedood. Waarschuwing tegen Appel- en Peremade. (Laspeyresia Pomonella L.) Wij voorzien thans belangrijke ontluikingen van deze parasiet. Een bespuiting met fosforesters is dringend noodzakelijk. (Megacladosporium Carpophilum Thum.) Er ontstaat thans een massale sporenvorming op de schurftvlek- ken van het eenjarig hout. Evenals voor het schurft op appel kunnen er zich bij de eerstvolgende regens infekties voordoen,indien de vruch ten gedurende een zeker aantal uren nat blijven. Wij raden aan on middellijk een behandeling door te voeren en deze na elke infektie- periode te herhalen.» Medegedeeld door Opzoekingssta tion van Gorsem. (Tarsonemus Pallidus Bank) Biologie De aardbeimijt is een zeer kleine mijt die leeft in het hart van de aardbeiplant en in de kleine, nog niet opengevouwen blaadjes. Door het sap dat hij aan de plant ont trekt is de ontwikkeling van de jon ge bladeren geremd, naargelang hun groei krijgen zij een verschrom peld uitzicht, ze worden hard en brekend en blijven klein. De scha de is vooral belangrijk in de maan den, juli, augustus, september, op het ogenblik dat zich de bloemor- ganen voor volgend jaar vormen, hieruit volgt natuurlijk een gevoe lige opbrengst vermindering. Deze mijt herneemt haar aktiviteit in de lente van zodra de klimatologische omstandigheden gunstig zijn. De uitbreiding neemt nochtans slechts in sterke mate toe, einde juni, be gin juli. Bestrijding. Tot op dit ogenblik bestaat er geen enkele bestrijdingsmethode om de populatie totaal af te doden, men kan ze nochtans zodanig ver minderen dat de schade tot een minimum wordt beperkt zodat er zelfs geen schadesymptomen voor komen. Deze bestrijdingsmethode bestaat in twee behandelingen uit gevoerd om de acht dagen met het aangepaste middel. (Kelthane, En- drine, parathion, Diazinon) Indien het gebruikte middel slechts een korte nawerking heeft is aan te raden na vier dagen een bijkomende behandeling uit te voeren. Het is mogelijk dat dit schema verschillende malen moet herhaald worden in de loop van het seizoen. Wanneer zullen wij U dit jaar waarschuwen Zodra de vermenigvuldiging van de populatie belangrijk wordt en er gevaar bestaat voor schade. Medegedeeld door Comité voor On derzoek op Aardbeien. KONINKLIJKE BRUSSEL. Op dit ogenblik worden in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg te Brussel voorstellingen gegeven van «Pymalion» van G.B. Shaw, een levendige comedie in de regie van Lode Verstraete, met Senne Rouffaer, Denise De Weerdt, Roger Coorens. Rezy Verschueren, Bert Struys, Greta Lens, Josée Puissant, Nora Sneyers, Jacques Morel, Jan Gorissen en Fanny Steenacker. Met dit stuk wordt in de K.V.S. het huidig toneeljaar besloten. Heropening op 4 september, met Het Dagboek van Anne Frank 48 Op de laatsten dag van hooi maand, omstreeks de middag is t geweest. Ik ga de kerk binnen, om de gebedsklok te luiden. Daar staat de Eenspanner op de boven ste altaartrap, en voert de formali teiten van het mislezen uit. Ik zie een poosje naar hem. Hij leest de mis zo, dat de Holden- schlager het niet beter doet. Als hij daarmee gereed is, ernstig de treden afloopt en met neergesla- ge i ogen naar de uitgang gaat, is net toch mijn plicht, hem aan te houden en rekenschap te vragen. Mijnheer», zeg ik, gij betreedt het Godshuis, zoals ieder mag, die een oprecht hart bezit; maar gij stijgt op naar het Allerheiligste en doet dingen, die niet ieder geoor loofd zijn. Ik ben de bewaker van dit huis en heb u te vragen, wat uw doen betekent?» Hij stond^voor mij en keek mij met grote bedaardheid aan. «Goede vriend», zei hij hierop met ene stem, die knarste alsof ze ingeroest was: die vrage is kort en gemakkelijk; het antwoord is lang en moeilijk. Wijl gij echter het recht hebt, het te verlangen, zo rust op mij de plicht, het te geven. Bepaal de dag waarop gij wilt op klimmen naar de drie bescherm- dennen in de Wolfskloof. Waartoe zeg ik. Het antwoord ligt niet op de weg. Onder die dennen moogt gij 't vernemen. «Wel», zeg ik, als het zo staat, dan wil ik mij op de eerstvolgende zaterdag om drie uur des namid dags bij de drie bedoelde dennen in de Wolfskloof bevinden. Hij buigt het hoofd en gaat heen. Ik wil van dit voorval voorlopig aan niemand iets zeggen. Dat is een gek? zouden ze allen met me kaar uitschreeuwen. 't Kan wel wezen. Ik zal naar de bescherm dennen gaan en wellicht iets naders aangaande de man vernemen. Vind ik zo veel en zo mooie dwaasheid in hem. als in de ouden Rüpell, dan ben ik tevreden. Mocht het in Winkelsteg dan al met pastorie en schoolhuis niet gaan, dan breng ik toch misschien een vrolijken narrentoren tot stand. En dat is ook goed. HET ANTWOORD VAN DE EENSPANNER. 's Morgens Diepe droefheid heerst in het sombere dennenwoud; door dom- nachte wildernis vaart een doods- klacht, een grafrilling huiverig koud. Uitgestrekt over 't mosdons van het lijkbed aan de woudzoom ligt vermoord de alleroudste boom. O ziet, o ziet over de herde jagen de snoodste der moordenaren, hij raast in vertwijfeling met vliegen de hairen, vervolgd en gegeeseld door wrekende scharen. De arme moordenaar, o laat hem trekken, hem is 't beschoren, onheil te wek ken. En nieuw uit den dood zal het leven zich strekken. 't Is de oude Rüpell niet, die mij aansteekt, dat ik reeds op de vroe gen morgen zulke regels schrijf, maar een innerlijke beweging, die zich van mij meester maakt bij het bericht van de storm, heeft zich in woorden lucht gemaakt. In dezen nacht heeft een storm gewoed. In Winkelsteg hebben wij niets bespeurd alleen een zwaar geraas werd vernomen van de westkant. Op het terrein van de Godsakker is geen topje geknapt. 's Avonds. Later echter over de Lauterhoog- te gaande, omdat ik in de nieuwe veillingen wat te doen heb, werd mij de weg tienmaal versperd door verwoeste, verslinterde, kris en kras neergevallen bomen. Er zweeft in de kloven een sterke harslucht; talloze bosvogels fladderen rond zonder thuis, want hunne nesten zijn verwoest. Hier en daar gaan de houthakkers reeds aan 't werk, om de stammen te openen en te schillen. In de houthakkershutten moet de nacht verschrikkelijk ge weest zijn. Bij enigen is het dak van de hut gerukt, zodat de volgende morgen de jagende wolken neerza gen op de vuurhaard en de stroo- verwarring. Bij de kolenbranders in Karwasser is een pijnboomstam terecht gekomen op een houtsko lenstapel, zodat er brand is uitge broken en de voortgezweepte vlammen schier een woudbrand hadden verwekt. Berthold moet woedend als 't ware bezig geweest zijn met blussen en daarop zijn lin ker voet erg bezeerd hebben. Er is menig woest gat in de wou den geslagen en toen ik des na middags bij de bescherm-dennen kwam, zag ik, dat de middenste geknakt is. Hij is van de drie de geweldigste en zeker de oudste geweest. Op de liggende stam, die zijn takken diep in de grond heeft ge boord, zit de Eenspanner. Hij heeft zich een wollen doek om de schouders geslagen en over dien doek vallen de lokken van het zwarte hair met zijn vele grijze draden. De benen heeft de man over elkaar geslagen, daarop rust zijn elleboog en daarop het gebo gen hoofd met het bleke gelaat. Bij mijn nadering staat hij op. «Gij komt toch zegt hij, en ik had bijna niet kunnen komen. De stormnacht heeft mijn verblijf ver sperd ,- hij heeft een rotsblok voor de uitgang gewenteld. En na een diepe ademhaling, die weer aan het razen van een storm doet den ken, zegt hij het diep droeve woord «Wellicht was het beter geweest, dat deze nacht mij in het rotshol begraven had voor altoos, dan dat ik u heden het antwoord geef. Maar daar ik het nu geef, geef ik het 't liefst aan u. Ik heb van uw recht schapenheid gehoord en verblijd mij over de gelegenheid, dat ik meer bekend met u kan worden. Mijn antwoord, jonge man, is een zware last voor mijhelp mij dien te dragen, zoals gij ook de moeiten der andere woudbewoners op u genomen hebt. Ik weet wel, gij weet het priesterambts waar te nemen; wees alzo mijn biechtva der en verlos mij van mijn geheim, waarvan ik niet weet, of het een zwarte duif is of een witte raaf. Als het echter gebeurde, dat gij mij niet zoudt kunnen begrijpen... Hij hield op. In zijn blik is zo iets als wantrouwen gelegen. Ik antwoord daarop, dat ik hem naar niets wil vragen, dan naar de oorzaak van zijn vreemd doen bij het altaar onzer kerk. (Wordt voortgezet).

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1958 | | pagina 3