Bij de 63ste Nationale Prijskamp
van het Belgisch Trekpaard.
PIKKERIJ BIJ HENNEN.
Weekblad
Arbeid adelt
Voor en door de Landbouwers
W:
AALST 13 SEPTEMBER 1958.
Verschijnt iedere zaterdag
37ste JAARGANG Nr 1837
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. (053) 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Lanc
Orgaan van de
ibouwersvereniging
IEDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
Dringende maatregelen vereist tot leniging van
de crisis in onze paardenfokkerij.
De nationale prijskamp voor het
Belgisch Trekpaard had dit jaar
plaats in de tentoonstellingspalei
zen te Charleroi. De keuze dezer
typische nijverheidsstad komt ons
als niet gelukkig voor, omdat zij
niet voldoende centraal is gelegen,
wat voor de paardenfokkers die
toch uit alle streken van het land
hun dieren moeten aanvoeren on
gemakken en verhoogde kosten
meebrengt. Brussel werd verlaten
omdat de Heizei paleizen niet ter
beschikking waren tengevolge van
de wereldtentoonstelling. Men kan
het gegronde van deze reden be
twijfelen, omdat toch te Brussel an
dere plaatsen zijn waar de wed
strijd kon doorgaan, o.m. de grote
slachthuizen. Brussel is dan toch
voor de landbouwers uit alle hoe
ken van het land heel wat gemak
kelijker te bereiken dan Charleroi.
Wij hopen dan ook dat de Natio
nale Prijskamp van het Belgisch
Trekpaard vanaf het volgend jaar
opnieuw in de hoofdstad zal wor
den gehouden die hiervoor door
haar ligging en om traditionele re
denen het best is aangewezen.
De nationale prijskamp biedt tel
ken jcre de gelegenheid om ern
stige aandacht te wijden aan de
scherpe crisis die sedert jaren onze
nationale paardenfokkerij - eens
de trots van onze landbouwers
teistert. Deze crisis is niet te wijten
aan een gebrek aan vakkennis of
aan volharding van onze kwekers.
Wel integendeel. De nationale
prijskamp houdt inderdaad stand.
Opniguw werden voor dit jaar 470
paarden voor de verschillende
wedstrijden ingeschreven, aantal
dat sedert de oorlog geen aanzien
lijke schommelingen heeft ver
toond.
De hoedanigheid van onze zwa
re trekpaarden is er anderzijds niet
op achteruit gegaan. De achtereen
volgende prijskampen hebben in
tegendeel aangetoond dat de kwa
liteit van de deelnemende dieren
nog geleidelijk wordt opgevoerd
naar het ideaal type van het zwa
re trekras.
Deze verbetering is enerzijds te
wijten aan de moeilijkheden van
de afzet welke nog enkel lonende
mogelijkheden biedt voor de beste
dieren als fokmateriaal en ander
zijds aan de toepassing van weten
schappelijke kweekmethodes en
aan streng veeartsenijkundige con
trole op de wedstrijden voor fok-
dieren.
De oorzaken van de benarde
toestand waarin onze paardenfok
kerij verkeert liggen elders. Terwijl
de nationale prijskamp stand houdt,
gaat de paardenstapel in de land
bouw voortdurend en op grote
schaal achteruit, vooral bij de jon
ge dieren terwijl de uitvoer aan
trekpaarden van het zware ras die
eens zo bloeiend was en wereld
vermaardheid bezat om zeggens
tot niets is ge.'lonken.
Naar blijkt zouden in het afgelo
pen jaar niet meer dan vijftig Bel
gische trekpaarden zijn uitgevoerd
naar het buitenland.
Om een gedacht te hebben over
de voortdurende en sterke afname
van het aantal landbouwpaarden
in ons land volstaat het de statistie
ken te raadplegen en te vergelijken
met deze betrekking hebbende op
een normaal vóóroorlogs jaar zoals
1929. Welnu deze gegevens leider-
tot de vaststelling dat het aantal
landbouwpaarden is gedaald van
269.792 in 1929 tot 234.388 in 1950
en tot 177 515 in 1957. Dit maakt dus
in 28 jaar tijds een vermindering
van 92.277 stuks.
Het valt echter op dat de terug
gang minder sterk is bij de volwas
sen trekpaarden (3 jaar en meer).
In 1929 bedroeg hun aantal inder
daad 194.359, in 1950 191.711 en in
1957 157.515. Dit betekent voor de
volwassen trekpaarden in onze
landbouw in 28 jaar een verminde
ring met slechts 36.844 eenheden.
De daling van het aantal vol
wassen trekpaarden bereikt aldus
op verre na niet de helft van de
vermindering van onze totale trek
paardenstapel. Er dient bovendien
aangemerkt dat de vermindering
van het aantal volwassen trek
paarden zich hoofdakelijk heeft
voorgedaan na 1950.
Het aanzienlijk verschil tussen
de twee cijfers wijst uit dat het
vooral het aantal veulens en jonge
paarden is dat afneemt en dat het
dus de eigenlijke fokkerij is die
sterk achteruit gaat.
Het aantal jonge landbouwpaar
den (minder dan 3 jaar) was in 1950
reeds gedaald met 35.404 eenheden
ten opzichte van 1929
De oorzaken van deze toestand.
Ongetwijfeld is de uitbreiding
van de mechanisatie in de land
bouw de belangrijkste oorzaak van
de vermindering van onze trek
paardenstapel.
(Zie vervolg 2e bladz. 3kolom.)
Sinds de tijd dat men intensief
hennen is gaan houden, ttz. dat
men veel dieren in een gezamen
lijk hok heeft bijeengebracht is de
pikkerij onder de hennen voor veel
kwekers een echte bekommernis
geworden, waar wij, jammer ge
noeg, met al onze wetenschappe
lijke kennis, nog geen afdoende
oplossing voor hebben weten te
vinden.
Wanneer wij het hier hebben
over pikkerij, dan bedoelen wij de
ganse reeks verschijnselen, die zich
kunnen voordoen vanaf het kleine
kuiken tot volwassen hen en die
gaan van tenen en pluimenpikken
tot het leeghalen van leghennen.
De grote moeilijkheid in het hele
vraagstuk is wel dat men tot nu toe
nog niet heeft kunnen achterhalen
wat de eigenlijke oorzaak van pik
kerij is. En zolang men daar nog
niet is achtergekomen zal het wel
moeilijk vallen een afdoende reme
die aan te geven.
Wij stellen ons zelfs de vraag of
men wel ooit die oorzaken zal kun
nen te weten komen. Persoonlijk
hebben wij sterk de indruk dat pik
kerij onder al zijn vormen het ka
rakter heeft van een soort ondeugd,
een slechte gewoonte, die ontstaat
door verschillende' kleine bijzon
derheden en uiteenlopende om
standigheden waarin de dieren ko
men te verkeren. Als men ons de
vraag zou stellen wat de oorzaak
is van nagelbijten bij kinderen, of
van peuteren in de neus, zouden
wij denkelijk voor een gelijkaardig
probleem komen te staan. Ook hier
gaat het immers om een soort slech
te gewoonte, die de kinderen op
een of andere wijze hebben aan
genomen. Maar wat is die oorzaak
eigenlijk Wie zal het ons zeggen?
Reeds lang zoekt men naar een
aannemelijke verklaring voor het
optreden van pikkerij en wij horen
daarbij dan de volgende veronder
stellingen
1) Te hoge temperatuur.
Wij kunnen niet ontkennen dat
wij reeds dikwijls pikkerij zagen
optreden waar de kuikens bij een
te hoge temperatuur werden ge
houden. Heel dikwijls gaat die ho
ge temperatuur gepaard met te
veel stof (het turfstrooisel droogt
dan immers veel sneller uit). Ont
staat door die twee samenvallende
fakioren jeuk bij de dieren, reage
ren zij daarop door aanvankelijk
zichzelf en nadien hun soortgeno
ten te gaan pikken In 't begin ko
men wij wel eens tenenpikken te
gen en ook daar vragen wij ons af
of voornoemde faktoren een rol
spelen. Denkelijk is dat wel het ge
val, maar in hokken waar de tem
peratuur in orde was en het strooi
sel niet te droog zagen wij ook pik
kerij.
Wat dit tenenpikken betreft dient
overwogen of dit niet zou te wijten
kunnen zijn aan de neiging van de
jonge kuikens te pikken naar al
wat op de grond beweegt. Zo heb
ben wij al opgemerkt dat ze ook
wel eens (de eerste uren of dagen)
naar eikaars ogen pikken. Wij had
den daarbij de indruk dat ze dat
gauw opgeven omdat ze er geen
houvast aan hebben Met tenen is
dit natuurlijk anders gesteld. Daar
hebben ze wel houvast en hier kan
de kwaal uitbreiding nemen. Maar
waarom in 't ene hok en niet in
't andere
2) Gewijzigde
levensomstandigheden.
Wanneer poeljen overgebracht
worden van de zomerhokjes, waar
ze in de wijde natuur verbleven,
naar de leghokken, waar ze nood
zakelijk meer in eikaars weg gaan
lopen durft er ook wel eens pikkerij
optreden.
Aanvankelijk hier en daar een
pluimpje, later bif bossen tot er
bloed mee gemoeid is. Een vaste
regel is dat echter niet. Dient de
oorzaak gezocht in het feit dat die
verhuis samenhangt met de perio
de dat de dieren in de leg gaan ko
men Kan de gewijzigde voeder-
methode of een gewijzigd rantsoen
hier een rol spelen? Dat is best mo
gelijk, maar verre van zeker.
3) Voedseltekorten.
Waar de dieren elkaar gaan
plukken en daarbij zo verzot blij
ken te zijn op bloed wordt wel
eens verondersteld dat er een of an
der levensnoodzakelijk bestand
deel in de voeding zou ontbreken.
Sommigen zijn daarbij van oordeel
dat het zou gaan om een tekort
aan eiwit, en dan bepaald dierlijk
eiwit. In die mening wordt men
soms gesterkt als men eens een ge
val tegenkomt dat pikkerij afneemt
wanneer extra dierlijk eiwit wordt
bijgevoederd. Maar bij een vol
gend geval ziet men niet het minste
resultaat en dan gaat men weer
aan 't twijfelen.
Andere vaklui zoeken de reden
in een tekort aan zekere minera
len, en menen hun veronderstel
ling bevestigd te zien als ze na bij-
gifte ervan verbetering zien optre
den. Dat kan bv. wel eens het ge
val zijn als men wat keukenzout in
het drinkwater doet. Maar hier
gaat het als bij het eiwit een vol
gende keer riskeert men dat het
helemaal niets helpt.
(Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom).
De Koornbloem
jTUUfl
Abonnementsprijs 72 fr. jaars
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden,