De Belgische landbouw in 1957. De eiwitten in de voeding. Weekblad J Voor en door de Landbouwers Arbeid adel t AALST 4 OKTOBER 1958. Verschijnt iedere zaterdag 37ste JAARGANG Nr 1840 BeheerZeebergkaai 5, Tel. (053) 242.67 Aalst Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. (lste bijdrage). Het Landbouwtijdschrift nr 5 van mei 1958 publiceert een belang wekkende studie van de heer J. Lommez wnd e.a. ingenieur-dienst- chef bij het Ministerie van Land bouw, onder de hoofding Over zicht van de Belgische landbouw voor het jaar 1957 Deze bijdrage is interessant omdat zij de toestand van de landbouw nagaat onder alle opzichten en tevens uitgebreide statistieken behelst. Daar de toe stand in land- en tuinbouw over het algemeen in het lste halfjaar 1958 weinig verschilt van deze in 1957, zullen wij enkele gegevens uit deze bijdrage samenvatten, en waar het past, er enig kommen- taar bijvoegen. Beteelde oppervlakte Bedoelde studie vermeldt dat de totale beteelde oppervlakte in 1957 opnieuw terug liep met ongeveer 12.000 ha. Op zeven jaar tijds daal de de totale beteelde oppervlakte van 1.799.000 ha (1950) tot ruim 1.718.500 ha, wat een vermindering uitmaakt van meer dan 70.000 ha of 4 °/o. In de laatste 20 jaren is de land- bouwoppervlakte met 100.000 ha afgenomen en sinds 1910 met 220.CC0 ha, hetzij met een gemiddeld tem po van zowat 5 000 ha per jaar. Dit tempo is evenwel de laatste tijd ge voelig gestegen en bereikt thans het dubbele. De uitbreiding van de steden en de aanleg van nieu we woonwijken, de onteigeningen voor het aanleggen van verkeers wegen en voor militaire doeleinden onttrekken aldus jaarlijks honderde hectaren doorgaans vruchtbare gronden aan land- en tuinbouw. De inkrimping van de landbouw gronden in een land als België, waar er reeds een scherp tekort is aan landbouwwinningen voor de boerenbevolking, is een ernstig feit dat scherpe aandacht verdient. Stellig alle grond die aan de land bouw wordt ontnomen is geen ver lies voor de nationale economie. Doch wij vragen dat bij de ontei geningen van landbouwgronden de openbare overheden zich tot het onmisbare beperken, dat zij, waar zulks mogelijk is, de vrucht bare gronden aan de landbouw laten en voor de uitvoering van de openbare werken bij voorkeur de minst vruchtbare gronden aan werven of onteigenen, dat de aan de landbouw onttrokken opper vlakte gecompenseerd zou worden door het droogleggen en gezond maken van waterzieke gronden en door ontginning van woeste gron den. Buiten de hierboven vermelde oorzaken, blijkt in 1957 ook het be bossen door de eigenaars van som mige percelen de vermindering van de landbouwgronden te heb ben bevorderd. Waar zulks aanvaardbaar is voor percelen die wegens geringe vruchtbaarheid of moeilijke ligging te zware uitbatingskosten vergen, is het uit de boze voor goede land bouwgronden, bijzonder wanneer de landbouwgrond aan de pach ter wordt ontnomen door een geld zuchtige eigenaar zo gezegd voor eigen gebruik. De pachtwet zou dan ook dienen aangevuld in de zin: dat de opzegging door de ver pachter van grond voor eigen ge bruik hem verplicht dezelfde grond verder voor de landbouw aan te wenden, op straffe van schadever goeding voor de uitgezette pach ter en de mogelijkheid voor deze laatste terug in gebruik te komen van het opgezegde perceel. Gelijk lopend met de steeds af nemende beteelde oppervlakte wordt in de laatste jaren ook een vermindering van de landbouwbe drijven vastgesteld. Aldus viel het aantal getelde be drijven van 258.000 in 1953 tot 226.900 in 1957, hetzij met ongeveer 14 °lo, zulks alhoewel de aan de jaarlijkse tellingen onderworpen categorieën niet werden gewijzigd. De gemiddelde oppervlakte van de getelde bedrijven nam gelijktij dig toe van 6,4 tot 7,2 ha. Deze toe stand wijst op de niet leefbaarheid van het te kleine gewone land bouwbedrijf alsook op de vermin dering van de ingezette arbeids krachten tengevolge van de toe nemende mechanisatie en over het algemeen van de stijgende produk- tiviteit in de landbouw. Aanwending van de landbouwoppervlakte. De studie van de heer Lommez bevat desbetreffende uitvoerige gegevens en statistieken. Wij be perken ons bij de hierna volgende Indeling van de landbouwoppervlakte volgens bestemming. Gemiddelde 1936-38 1955 1956 1957 Totaal akkerbouwgewassen 53,7 48,2 48,1 48,1 Grasland 39,2 47,1 47,3 47,4 Totaal landbouw 92,9 95,3 95,4 95,5 Totaal tuinbouw 6,6 4,6 4,5 4,4 Wijmenteelt (L5 0,1 0,1 0,1 Algemeen totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 (2de bijdrage) In onze vorige bijdrage wezen wij op de verkeerde opvatting die de man van de praktijk doorgaans heeft over het begrip eiwitDit eiwit mag men niet aanzien als een onveranderlijk vaststaande iets, maar als een immer wisselende eenheid bij de opbouw van de plantaardige en dierlijke organis men. De opname van de eiwitten door de dieren. Wij vermeldden reeds dat de planten alleen in staat zijn eiwitten op te bouwen uit eenvoudige mine rale stoffen. Hebben ze in de grond en in de lucht waarin ze groeien de beschikking over voldoende zuurstof, koolstof, waterstof en stik stof, dan kunnen ze daaruit zeer in gewikkelde (plantaardige) eiwitten vormen. De dieren h bben dat vermogen echter niet en moeten voor hun voeding beroep doen op reeds ge vormde eiwitten. Deze kunnen ze alleen vinden in planten of in dier lijke produkten, die ze als voedsel gebruiken. Op welke wijze kan het dierlijke organisme nu die plantaardige of dierlijke eiwitten uit het voeder losmaken en op welke wijze kan het die eiwitten tot eigen materiaal verwerken? Wij kunnen die opna me misschien het best verduidelij ken door een vergelijking. Bekijkt men de gebouwen uit de buurt, dan zal men van deze, die door mensen bewoonbaar zijn zeg gen, dat het woonhuizen zijn. Al die woonhuizen gelijken in zekere mate op elkaarze zijn doorgaans uit dezelfde bouwmaterialen opge trokken, ze hebben deuren en ra men, een dak, enz. Maar hoezeer ze ook op elkaar gelijken, toch vertonen zij onderling opvallende verschillen. Geen enkel huis is vol ledig gelijk aan een ander, want toch altijd verschilt er één of ande re bijzonderheid. Dit verschil is nu niet zozeer gelegen in de aard van de gebruikte materialen, dan wel in de onderlinge verhouding waar in ze zijn gebruikt, in hun andere schikking, enz. Zo ook is het gesteld met de ei witten, waaruit het dierlijk orga nisme is opgebouwd. Ze lijken alle op elkaar, maar onderling verto nen ze soms verregaande verschil len. En ook hier ligt het verschil niet zozeer in de aard van de bouw stenen waaruit ze gevormd zijn, dan wel uit hun onderling wisse lende verhouding Maken wij nu eens even de vol gende veronderstelling. Wij geven toe dat dit een absurde veronder stelling is, maar het zal ons toch een beeld geven van de wijze waarop de eiwitten door het dier lijk lichaam worden aangezet. Voor het bouwen van een huis wordt u een bestaand huis aange wezen, dat ge moogt afbreken en waarvan ge het materiaal moogt aanwenden voor de constructie van uw woning. Hierbij kunnen zich verschillende gevallen voor doen: 1) Het af te breken huis stemt on geveer overeen met wat ge zelf wenst te bouwen. In dat geval zal het u mogelijk zijn met het af braakmateriaal grotendeels uw woning op te trekken. Natuurlijk zal hier en daar wel wat bijge- kocht moeten worden, maar de meeste materialen hebt ge toch. Dat is ook het geval wanneer het dierlijk organisme uit dierlijk eiwit zijn eigen eiwit moet opbouwen. Het meeste materiaal er van kan het gebruiken en slechts weinig grondstoffen er buiten zullen moe ten aangeschaft worden. 2) Een tweede mogelijkheid is dat het af te breken huis op verre na niet gelijkt aan dat wat gij wenst te bouwen. Dan zal de afbraak u slechts betrekkelijk weinig bruik baar materiaal opleveren en zult ge heel wat moeten bijkopen. Dat is het beeld van het dier dat zijn dierlijk eiwit moet opbouwen uit plantaardig. Dierlijk eiw t verschilt immers grondig van plantaardig eiwit en doorgaans zal het dier er niet zoveel profijt uit trekken als in bovenvermeld geval. 3) Een derde mogelijkheid is dat ge voor uw nieuwbouw verschil lende huizen moogt afbreken. In dit geval zal het veel gemakkelij ker lukken de nodige materialen bij elkaar te krijgen, want in 't ene huis vindt ge wellicht wat in 't an der ontbreekt. Heeft het dierlijk organisme de beschikking over ei witten van uiteenlopende aard, dan zal het ook gemakkelijker zijn eigen eiwitten daaruit opbouwen. Eén zaak hebben nochtans alle drie de vermelde mogelijkheden gemeen: eerst dient het oude ge bouw afgebroken eer met de ma terialen er van een nieuw gebouw kan opgetrokken worden. En ook dat is bij de eiwitten het geval. Krijgt het dier nu plantaardige en dierlijke eiwitten in zijn voeding, in allebei de gevallen zal het ver plicht zijn ze af te breken tot hun samenstellende delen om daaruit dan de eigen eiwitten op te bou wen. Zetten wij de bovenbesproken mogelijkheden over op het gebied van de voeding dan krijgen wij volgende gevallen: Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom). De Koornbloem Abonnementsprijs 72 (t. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden, (Zie vervolg 2de bladzijde 3e kolom.) 4

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1958 | | pagina 1