W oudschoolmeester
mmmmsmarn
Mededelingen
Ministerie van Landbouw
XXXe Provinciale
VEULENPRIJSKAMP
De Gedenkschriften
van de
van het
De aandacht van de landbou
wers werd onlangs gevestigd op
de uitkering van een compensatie
premie bedoeld als vergoeding
voor de bij de invoer van voeder-
granen geïnde vergunningstaks.
Bij de berekening van het be
drag der uitgekeerde premie zal
rekening gehouden worden met
de twee volgende faktoren:
-de landbouwstreek waar de
zetel van het bedrijf gelegen is
de totale oppervlakte der be-
teelde gronden van het bedrijf,
volgens aangifte gedaan bij de
land- en tuinbouwtelling van 15
mei 1958.
Wat de vaststelling van de tota-
oppervlakte der beteelde gronden
betreft, zal geen rekening gehou
den worden met de oppervlakten
ingenomen door tuinbouwteelten,
d.w.z. met de moestuinen, de
groententeelten, de teelten van
bloemen en bloembollen, de tuin-
bouwzaden, het tuinbouwplant-
soen, de fruitteelt, de boomkweke
rij en de teelten onder glas.
Zodra de nodige bescheiden en
fondsen door het Nationaal Insti-
stuut voor Landbouwkrediet ter be
schikking zullen gesteld zijn van
de gemeentebesturen, zullen deze
laatste tot de uitbetaling der ver
schuldigde premies aan hun inge
zetenen overgaan.
De vereffening der verschuldig
de sommen zal geschieden mits in-
achtname van onderstaande re
gels:
l.-Een absolute voorrang wordt
voor de vereffening der premies
toegekend aan de weidestreken en
de daarmede gelijkgestelde stre
ken, dit zijn naar volgorde gerang
schikt: de Luikse weidestreek, de
weidestreek van de Fagne en de
Hoge Ardennen.
Alles zal in het werk gesteld
worden opdat de betalingen voor
deze prioritaire landbouwstreken
in de mate van het mogelijke vóór
het einde van 1958 zouden beëin
digd zijn.
2.De overige landbouwstreken
zullen vervolgens binnen de kortst
mogelijke tijd aan de beurt komen
voor de uitbetaling der compensa
tiepremie. Hierbij zal afwisselend
een vlaamse en een waalse streek
genomen worden, met dien ver
stande dat in beginsel een land
bouwstreek met een hoger een
heidsbedrag der premie voorrang
heeft op deze met een lager be
drag.
Anderzijds zal voor de gemeen
ten wiens grondgebied zich uit
strekt over 2 of meer landbouw
streken, een compensatiepremie
uitgekeerd worden, overeenstem
mend met die van de desbetreffen
de streek voor dewelke de hoogste
premie per ha werd vastgesteld.
Moeilijke en betwiste gevallen
zullen door het Ministerie van
landbouw in overleg met het Na
tionaal Instituut voor de Statistiek
en het Nationaal Instituut voor
Landbouwkrediet beslecht wor
den.
Eventuele klachten dienen ge
richt te worden tenzij aan het Ge
meentebestuur, hetzij aan het Na
tionaal Instituut voor Landbouw
krediet wanneer een beginsel
kwestie in het gedrang komt.
Provinciale Vereniging
«De Paardenkwekers van
I l£ Oost-Vlaanderen
Secretariaat: Brusselsesteenweg, 441
Gentbrugge
op zondag 19october 1958
te 9ju 30 te Deinze
met de steun van het Ministerie
van Landbouw, de Provinciale
landbouwkamer voor Oost-Vlaan
deren en het Stadsbestuur
ie Afdeling
Hengstveulens van 18 maand
grote gestalte
10 prijzen
2e Afdeling
kleine gestalte - zelfde premiën
3e Afdeling
Merrieveulens van 18 maand.
grote gestalte
12 prijzen
4e Adeling
kleine gestalte - zelfde prijzen
5e Afdeling
Meniën van 30 maand
grote gestalte
12 prijzen
6e Afdeling
kleine gestalte - zelfde premiën
7e Afdeling
Hengsten van 30 maand
10 prijzen
8e Afdeling
Meniën van 3 jaar
10 prijzen
9e Afdeling
Meniën van 4 jaar en ouder
10 prijzen
10e Afdeling
Kweekmerriën, zonder onderscheid van
ouderdom, gevolgd van minstens 3
afstammelingen
5 prijzen
11e Afdeling
Kampioenschap der Hengstveulens
van 18 maand
12e Afdeling
Kampioenschap der Merrieveulens
van 18 maand
13e Afdeling
Wedstrijd tussen de beste Meniën
der 5e. 6e, 8e en 9e afd.
Eervolle meldingen kunnen
eveneens toegekend worden.
Het comité behoudt zich het
recht de prijzen geheel of gedeel
telijk toe te kennen volgens het
aantal en de verdienste der mede
dingende paarden. Eventueel zul
len prijzen van een afdeling naar
een andere overgebracht worden.
Het uitstoelen. De weerstand tegen het legeren
De wintervastheid van de WINTERGRAANGEWASSEN
worden bevoordeeld door een bemesting die
300 tot 400 K. chloorpotas 40 of
800 tot 1.000 K. sylviniet 17% en
250 K. Fertiphos per hectare bevat.
Zo U samengestelde meststoffen gebruikt,
die rijk aan potas zijn.
eist dan steeds deze
61
Maar dit moet ook gezegd worden
de persoonlijke eigenaardigheid
moet in aanmerking genomen
worden. Zij is bij kinderen nog wel
niet groot, maar zij is aanwezig wij
mogen haar, de kneedbare, naar
de onze kneden tot op zekere
hoogte, maar met haar kern, is die
eenmaal ontdekt, moeten wij reke
ning houden. Het is krenkend en-
toch moet ik zeggen, dat ik een ze
kere vrees heb voor menige op
voedingsinrichting, zoals zij daar
buiten tegenwoordig ontstaan, zij
gladden en effenen alles en leve
ren alledagsmensen, waarmee zich
heel zeker op de beste wijze maat
schappij en staat vestigen laat, zo
als men ook't best van bakstenen
huizen bouwt. Maar liever had ik
uit bijzondere omstandigheden ge
leidelijk opgegroeide karakters,
kernachtige typen. Eén slijpsteen
deugt niet voor alle messen; menig
scholier leert meer in het leven,
dan in de school.
Wij moeten bij velerlei, wat wij
bij de verpleging, het spel, het on
derricht van kinderen gebiuiken
zullen, nagaan, of het wel met zijn
natuur, met de omstandigheden
die, het tegemoet gaat, met de eisen
van zijn toekomstig beroep over
eenstemt. Laat men toch acht ge
ven op de kindsheid, zij is heel an
ders, als onze latere leeftijd; veel
er in houden wij ondankbaar
ons eigen kindergeluk vergetend
voor onredelijk en onzinnig, wat
eigenlijk voor de kleinen een kos- j
telijk goed is, dat zij buitendien te
ras verliezen zullen en niet meer
vinden.
Ik ben het niet eens met de raad
van dien denker, die zegt, dat de
ouders zich moesten laten opvoe
den door de kinderen, ofschoon ik
toegeef, dat wij van de kleinen
leren kunnen, wat in geen boek
vol wijsheid staat. De kinderen
schijnen wel voor een hemel gebo
ren te zijn, want hun jonge zinnen
zijn uitsluitend er op ingericht om
te genieten. Voor deze aarde,
waarop zij zich dan toch schikken
moeten, hebben wij hen op te voe
den. Maar niet te haastig. Staan
wij de kleine harten toe, zich te
sterken door kinderlijken lust, zich
te verwarmen door geloof in de
wereld en in God, want zij zullen
die kracht en die warmte kunnen
gebruiken, als eens veel om hen
heen ineen stort en koud wordt.
Hun geloof in God zal worden ge
wijzigd en vergeestelijkt; legt gij
echter - leraar ener nieuwe
school in het opwassende ge
moed niet het geloof in God, zo
zal in het volwassene het geloof in
het goddelijke-het ideale-geen
ruimte vinden. Wie eenmaal met
zijn ganse hart voor het kruis ge
beden heeft, die wordt door dat
zinnebeeld van liefde en zelfopof
fering niet weer losgelaten. Wie
eenmaal gedweept heeft met de
Moeder Gods, wie eens gehuiverd
heeft voor de opstanding der do
den en de eeuwige hemelglorie,
die, denk ik, moet voor altoos ge
vrijwaard zijn voor de demon der
ontkenning en onwrikbaar gelo
ven aan de eindelijke zegepraal
van het goede en schone.
Ieder, die zo gelukkig is, van de
natuur in zijn spruit enig uitzicht
op aardse toekomst te krijgen, zal
de wens koesteren, dat het hem in
zijn leven goed, neen beter moge
gaan, dan thans hem zelf.
De menselijke tevredenheid of
ontevredenheid hangt grotendeels
van de wereldbeschouwing af. De
wereld is voor ons zo, als zij door
onze zintuigen in onze ziel komt.
Er is hierbij geen sprake van de
waarheid op zichzelve, maar van
het geluk, of juister, van de tevre
denheid. Naar waarheid op zich
zelve jagen alleen zij, die of in die
jacht of in haar buit bevrediging
vinden of wanen te vinden.
Aan onze eigen wereldbeschou
wing laat zich niet veel verande
ren, ons oog is aan zijn bril gewoon,
die moge dan donker of helder
zijn. Maar het kind, dat ons vader
noemt, ofschoon het nog niet weet,
waarom wij er verantwoording
aan schuldig zijn, blikt met helde
re ogen vragend de wereld in en
ziet vragend ons aan. Welke gla
zen zullen wij het geven-heldere?
doffe? vergrotende verkleinende
Kinderen dragen geen brillen
De Holdenschlager mijnheer zegt
mij daaromtrent kort geleden.- men
moet hen toestaan, de wereld aan
te zien met hunne natuurlijke ogen.
Daar denk ik weer anders over.
Ook de Zigeunerjongen op de hei
de ziet met zijn natuurlijke ogen
de wereld aan. Heeft hij honger,
zo neemt hij, wat het meest onder
zijn bereik is, hij weet niets van
mijn en dijn. Voor ons kinderen
opvoeding en onderricht. Het on
derricht zegge, hoe de wereld
volgens onze ervaring is, de op
voedingswijze, hoe zij tegen-
over de wereld moeten staan, hoe
zij die op zich moeten laten inwer
ken.
Men zou hier tegen kunnen in
brengen, dat het wezen der we
reld van zelf de wereldbeschou
wing bepaalt, dat ene zaak toch
njet anders kan genomen worden,
als zij is. Mijn antwoord isde be
schouwing der dingen hangt ge
heel af van het standpunt, waarop
de beschouwer staat. Het is van
de mens nu eenmaal niet te verlan
gen, dat hij zich ik-loos boven zich
zelf en de uitwendige wereld zal
plaatsen, want het oog, waarmee
hij beschouwt, de hersens waar
mee hij denkt, zijn altoos door
menselijk.
Het standpunt, van waaruit wij
kunnen zien en beschouwen, is
kiesbaarde kleur, waarin wij de
wereld kunnen zien, is eveneens
meestal kiesbaar maar de keus
moet vroeg genoeg gedaan wor
den. Kinderen houden, zodra zij
zich bewust worden van hun be
staan en omgeving, hunne ouders
en onderwijzers voor volmaakte
wezenszij vinden het van zelf
sprekend, dat alles goed en alles
volmaakt is. Zij keren zich blij naar
de dingen als bloemen des velds
naar de zon. Hun eerste blik in de
wereld is vertrouwen.
Allerlei boeken over de nieuwen
tijdgeest, die mij nu en dan door
onze woudeigenaar worden toe
gezonden, doen mij dikwijls vra
gen in welke wereldbeschouwing
moet men kinderen leiden?
Zal men hen zeggende wereld
inrichting is niets minder dan
goedde mensen zijn onvolkomen
armzalig, hun bestaan is doelloos,
het leven is een ongeluk?
Wordt voortgezet).
UUIUIMMMIUIUUUiMJH
DE KOORNBLOEM 4 okt. 1958
I