Weekblad Er is nog veel weg af te leggen. Het Belgisch verbruik aan voedingsvetten in 1957. Arbeid adelt Voor en door de Landbouwers AALST 29 NOVEMBER 1958. Verschijnt iedere zaterdag 37ste JAARGANG Nr 1848 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. Onlangs ontmoette ik een ken nis, een jonge onderwijzer, die zijn beklag deed over de hardleersheid van zijn leerlingen. Ge moogt het hen wel honderd keer verteilen, zo zegde hij, het hun voordoen met handen en voeten, toch zijn ze na enkele tijd weer een groot gedeel te vergeten, 't Is een echt geduld- werk, zuchtte hij. Inderdaad, kleine kinderen iets leren is niet zo gemakkelijk. Het vraagt tijd en veel geduld. Dikwijls moet men steeds van voren af aan herbeginnen. En als ze dan later van de school af zijn, en ge ziet wat ze er na enkele jaren van hebben overgehouden, dan zoudt ge soms de pijp wel aan Maarten durven geven. Maar de onderwijzers mogen zich troosten met de gedachte dat ze niet alleen staan met die moeilijk heid. Ook mensen buiten het on derwijs kennen dat verschijnsel. En dat niet alleen bij schoolkinderen, maar ook bij grote mensen. Het is nu al heel wat jaren dat ik dagelijks bij de landbouwers kom en daarbij probeer hen te overtuigen van de noodzakelijk heid hun zaken beter op te passen. Ik ben er mij wel van bewust dat de tijden verre van gemakkelijk zijn en juist daarom hamer ik steeds op dezelfde nagel willen onze boeren zich handhaven, dan moe ten ze hun bedrijf aanpassen aan de moderne eisen van produktivi- teit en rendement. In dit geval gaat het dus niet om schoolkinderen, die in hun onbe zonnenheid nog niet inzien wat be lang er aan goed studeren vastzit. Het gaat hier over volwassen men sen. Mensen die dagelijks hard moeten werken om de kost te ver dienen Mensen die iedere dag te kampen hebben met de moeilijk heden waarin de boerenstiel te genwoordig verkeert. Mensen dus die er alle belang bij hebben dat het op hun bedrijf steeds maar be ter zou gaan, die toch oud en groot genoeg zijn om te beseffen dat de wereld niet stilstaat. Maar ook hier heb ik wel eens gezucht, zoals onze brave onder wijzer dat deed ze leren het nooit Wat dan toch weer geen beletsel was om de volgende dag opnieuw te herbeginnen, met de hoop dat het voorlichtingswerk toch vroeg of laat zijn vruchten draagt En vruchten dragen doet het, zij het dan pas na lange tijd. Ziehier wat de aanleiding was tot deze inleidende beschouwing Enkele tijd geleden kwam ik per toeval op een bedrijf, waar men mij de beesten eens liet zien Die beesten dat waren enerzijds de hennen en anderzijds de koeien. De hennen waren, volgens het zeggen van de landbouwer, ver minderd in leg. Hieraan werd al vrij vlug het besluit vastgeknoopt volgend jaar nemen wij van die broeier geen kuikens meer, want ze voldoen absoluut niet Wat was echter de toestand Hoewel midden in de november- maand had men de hennen maar eens buitengelaten omdat het toch zo'n schoon weder was. De hen nen liepen gezellig rond te trappe len in de modder terwijl ze lustig aan 't pikken waren in al wat er op 't hof te vinden was. En dat was heel wat Afgevallen appelen en peren, uitgeraapte rotte aardappe len... en betenpulp, die blijven lig gen was na het lossen van een wa gon. De kweker scheen bovendien heel bezorgd over de groenvoe- dervoorziening van zijn h mnen, want in het hok kregen ze boven dien ook nog rapen. Als rant soen van een melkkoe kan het er nog door Wat zijn nu de gevolgen van een dergelijke behandeling? Beschou wen wij even de voeding; in het hok beschikken de dieren wel over voldoende legmeel, maar hoeveel wordt ervan in de gegeven om standigheden van opgeëten. Een paar hennen, die ik nazag ver toonden een steenharde krop, die zeker niet afkomstig was van over dreven meel te pikken. Hoe wilt ge dat de dieren hun normaal voedsel nemen als de krop propvol gevuld is met wat wij normaal aan koe beesten geven Dat in zulke voor waarden de hennen gaan dalen in de leg spreekt van zelf en tot nu toe ken ik geen enkele broeier die daar een schoen kan aan passen. Het rondploeteren had boven dien voor gevolg dat de helft van het hok (dat in de grond een zeer goed hok was) te nat lag, juist de helft die langs de deur lag. Klaar blijkelijk brachten ze het nat dus van buiten mee binnen. Wanneer wij nu weten wat nadelen dat een nat strooisel voor de dieren bete kent dan weet men meteen hoe veel deugd die hennen wel kun nen hebben van dat buiten lopen. In 't kort komt dus heel de zaak hierop neer.- niettegenstaande een goed hok en ook goede leghennen (daar ben ik van overtuigd) geven de dieren een onvoldoende pro duktie. Had men de hennen bin nen gehouden dan was al die na righeid achterwege gebleven. Hiertegen werd opgeworpen dat men de dieren buiten liet lopen om dat ze dan een donkerder dooier gaven. In hoever is dat juist? De heer G. Vincent, landbouw kundig ingenieur en directeur bij de Economische Diensten van het Ministerie van Landbouw, heeft in het Landbouwtijdschrift van juli 1958 onder de hierboven vermelde hoofding een interessante studie gepubliceerd waarvan wij in deze en volgende bijdrage enkele gege vens en beschouwingen zullen sa menvatten. Het zal onze lezers niet ontgaan dat het onderwerp meer dan ooit van belang is, daar de afzetmoge lijkheden voor de inlandse boter een beklemmend vraagstuk vor men waarvan de oplossing voor on ze veehouderij van levensbelang is. Verbruik der verschillende voedingsvetten in 1957. 1) Boter. De inlandse voortbrengst van melkerijboter bereikte in 1957, 48.039 ton tegenover 46.354 ton in 1956 Er is dus een toename van 1 685 ton. De voortbrengst van hoe- veboter bedroeg in 1957 41.273 ton tegenover 42.840 ton in 1956 hetzij een daling van 1.567 ton. De in landse boterproduktie bedroeg dus in 1957 89.312 ton tegenover 89.194 ton in 1956, hetzij een lichte verho ging van 118 ton. Van 1953 tot 1957 is de voort brengst van melkerijboter geste gen van 41.085 ton tot 48.039 ton, deze van hoeveboter is in dezelfde periode gedaald van 46.413 tot 41 273 ton. De totale boterproduktie is gestegen van 87.498 ton tot 89.312 ton. Terwijl in 1953 de hoeveboter nog 53,1 0/o vertegenwoordigde van de totale boterproduktie, is deze verhouding in 1957 teruggelopen tot 46,2 °/o De Belgische invoer van boter bedroeg in 1957 6.667 ton tegenover 6.368 ton in 1956. Deze invoer be stond uit Hollandse verse boter en frigo boter en uit Deense boter. Wanneer men hierbij nog rekening houdt met de hoeveelheid van 3.880 ton die uit de botervoorraden werd genomen mag het boterver- bruik in 1957 geraamd worden op 91.800 ton tegenover 96.062 in 1956. De blijkbare vermindering van het boterverbruik in 1957 bedraagt dus ten opzichte van het jaar 1956, 4 262 ton. Wij zeggen blijkbare ver mindering, daar de hoeveelheden in België binnengesmokkelde boter hier niet in begrepen zijn. Welnu deze botersmokkel is aanzienlijk toegenomen tijdens het jaar 1957 tengevolge van het op de markt brengen tegen zeer lage prijzen van de Hollandse koelhuisboter. Het prijsverschil tussen de Bel gische en Hollandse boter wordt aangetoond door het bedrag van de heffingen per kg Hollandse bo ter naar België uitgevoerd. Deze heffingen schommelden tussen 26,50 fr. per kg in januari 1957 en 37,50 fr. per kg in december 1957. Gemiddeld bedroeg de heffing in 1957 29,60 fr. per kg tegenover 27,39 fr. in 1956 Deze heffingen zijn deze toegepast voor de verse boter in het groot verpakt (verschil tussen de Belgische minimumprijs en de prijs op de Hollandse markt, ver hoogd met de kosten tot aan de grens.). 2) Margarine Volgens de statistieken uitgaan de van het Ministerie van Econo- sche Zaken bedroeg het margari- neverbruik ln 1957 93.229 ton tegen over 90.052 ton in 1956; er is dus een stijging van 3.177 ton. In 1956 bedroeg de toename 3.889 ton te genover 1955 en in dit laatste jaar 3 7C9 ton tegenover 1954. Op grond van de officiële cijfers zou het margarineverbruik in 1957 dat van de boter hebben overtrof fen nl. 93 229 ton margarine tegen over 91.800 ton boter. Dat is een evolutie die ernstige gevolgen mee brengt voor ons zuivelbedrijf. Dierlijke vetten. De inlandse voortbrengst van varkensvetten wordt in 1957 ge raamd op 11.9C0 ton tegenover 12.163 ton in 1956, van de runds- vetten op 8 577 ton in 1957 tegen over 8.690 ton in 1956; er zijn dus onbeduidende wijzigingen. Wat de invoer van dierlijke vet ten betreft voor het menselijk ver bruik, deze kan geschat worden op 6.000 ton voor reuzel of varkens vet en op 9.800 ton voor andere vetten. Totaal verbruik van voedingsvetten. Onderstaande tabel geeft een be leid van de ontwikkeling van het verbruik van voedingsvetten tij dens de jongste jaren bij vergelij- king met de vóóroorlogse periode. Jaren Boter Margarine Reuzel Andere vetten Totaal ton ton ton ton ton 1936-38 72.442 100 55.802 100 10.700 100 7.655 100 146.599 100 1953 100.877 139 73.312 131 8.200 77 8.500 111 190.889 130 1954 98.670 136 82.454 148 7.700 72 8.700 113 197.524 135 1955 98.585 136 86.163 154 7.8C0 73 10.000 131 202.548 139 1956 96.062 133 90.052 161 8.400 78 9.500 124 204.014 139 1957 91.800 127 93.229 167 6.000 56 9.800 128 200.829 137 De Koornbloem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr H5. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden, Zie vervolg 3de bladzijde le kolom.) °/o "10 °/o °/o (Zie vervolg 2de bladz. le kolom)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1958 | | pagina 1