De ontwikkeling van de
landbouw in Groot-Brittannië.
Het vetgehalte in de melk.
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adel
t
AALST 3 JANUARI 1959.
Verschijnt iedere zaterdag
38ste JAARGANG Nr 1853
BeheerZeebergkaai 5,
Tel. (053) 242.67
Aalst
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
Engeland, het industrieland bij
uitstek, hechtte vóór de eerste we
reldoorlog 1914 1918 maar betrek
kelijk belang aan zijn landbouw,
omdat de opbrengst van zijn nij
verheid, handel en kapitalen be
legd in het buitenland ruimschoots
volstond om de invoer van land
en tuinbouwprodukten te betalen
tot dekking der behoeften van zijn
bevolking.
De zware moeilijkheden, welke
het gedurende de eerste wereld
oorlog ondervond voor de bevoor
rading van zijn bewoners tenge
volge van de hardnekkige duik-
botenoorlog gevoerd door de
Duitsers tegen zijn scheepvaart,
brachten Groot-Brittannië tot het
besef van het aanzienlijk belang
dat een bloeiende landbouw biedt
voor het bestaan van een natie.
Dit belang werd eens te meer op
treffende wijze aangetoond door
de tweede wereldoorlog 1940 1945,
toen Engeland tengevolge van een
niets ontziende en op ruime schaal
gevoerde duikbotenoorlog gedu
rende ruime tijd bijna afgezonderd
werd van het buitenland, tot de
uitvinding van de radar een einde
stelde aan deze langzame verstik
king. Groot Brittannië heeft deze
lessen uit zijn geschiedenis niet
vergeten en voert sindsdien een
politiek tot bevordering van de
landbouw.
De structuur van de landbouw.
Alhoewel Groot Brittannië over
wegend een industrieland is, is de
landbouw toch een belangrijke
sector van het bedrijfsleven. Meer
dan 1 miljoen personen worden te
werk gesteld in de landbouw die
19 miljoen hectaren beslaat.
De jaarlijkse landbouwvoort-
brengst wordt thans geraamd op
900 miljoen pond sterling. In 1956
overtrof zij met 59 °/0 de vóóroor
logse produktie.
Thans levert de inlandse land
bouw al de melk, het grootste
deel van de aardappelen, één vijf-
de van de tarwe, meer dan 3/5
van het vlees en ongeveer 50 °/0
van het spek (bacon; en de hesp
vereist voor de bevoorrading der
Engelse bevolking. Hij brengt ech
ter maar 10 van de boter en 40
°lo van de kaas voort van de be
hoeften der bevolking.
Over het algemeen worden de
bedrijven door één persoon, door
gaans de pachter, uitgebaat. De
landbouwers zijn meestal aange
sloten bij een of meerdere beroeps
organisaties, zoals de Landbou
wersvereniging van Engeland en
Wales die hun bedrijfsbelangen
behartigen en bij landbouwcoöpe
ratieven van gezamenlijke aan-
en verkoop en voor krediet.
Het landbouwbedrijf heeft een
gemengd karakter. Men telt in
Groot Brittannië zowat 524.C00
landbouwondernemingen verdeeld
als volgt: 415.000 in Engeland zelf,
55.000 in het land van Wales, 73.000
in Schotland en 81.000 in Noord-
Ierland.
De meeste hebben een opper
vlakte van minder dan 20 ha. Het
meest voorkomende bedrijfstype
heeft een oppervlakte van 6 ha tot
20 ha (In Schotland van 2 ha tot
6 ha).
Meestal worden de landbouw
bedrijven uitgebaat door pachters
behoudens in Noord Ierland, waar
de overgrote meerderheid der
landbouwers eigenaar zijn van
hun bedrijf of op weg om het te
worden. Bovendien bestaan er nog
ongeveer 20.000 zeer kleine land
bouwbedrijven en meer dan 1 mil
joen percelen landbouwgrond die
door niet-landbouwers worden be
werkt.
Talrijke partikulieren houden ook
een varken en hoenders.
De aard der landbouwexploita
tie verschilt grotendeels volgens de
grond en het klimaat. De meest
verspreide vorm is de gemengde
uitbating (landbouwteelten en wei
den). Het Oosten van het land is
overwegend een streek voor ak
kerbouw, terwijl het Westen zich
meer bezig houdt met het zuivel
bedrijf. In Engeland en Wales om
vatten de weiden 37 °/0 van het be
werkte landbouwareaal, de ver
schillende teelten 22 °/0 en de ge
mengde uitbating 29 °/Q. Het fok
ken van slachtvee geschiedt over
het ganse grondgebied doch wordt
intensief beoefend in de graaf
schappen gelegen in de omgeving
van Londen, Midland en de graaf
schappen van het zuiden en het
zuid oosten van het land.
Het fokken van kweekvee wordt
op ruimer schaal beoefend in het
land van Wales en het noorden
van Engeland.
Noord-Ierland is een streek van
intensieve teelten (aardappelen,
vlas, ray-gras voor zaadwinning),
doch het is hoofdzakelijk in de
dierlijke produkten dat de land
bouwers er hun inkomen vinden.
(Zie vervolg 2e bladzijde 3kolom)
Elke veehouder streeft er naar
een zo hoog mogelijk vetgehalte in
zijn melk te bekomen. Hoe meer
graden, hoe hogere prijsde melke-
rij hem betaalt
Onder de indruk echter van de
nog heersende crisis in de zuivel
sector, die grotendeels is ontstaan
door de overtollige voorraden bo
ter op de markt, hoort men wel eens
stemmen opgaan, die zich afvragen
of het wel wenselijk is nog steeds
het botervetgehalte te verhogen».
Er is immers al te veel
Dit vraagstuk werd behandeld
door Dr G. Van Snick, inspecteur
directeur bij het Ministerie van
Landbouw, ter gelegenheid van
een studiedag, die werd ingericht
door de Beroepsvereniging der fa
brikanten van samengestelde voe
ders.
Wij menen dat dit vraagstuk van
voldoende belang is voor onze vee
houderij, om hier de bijzonderste
gedachten weer te geven, die wer
den ontwikkeld.
Het vraagstuk is niet alleen een
van de binnenlandse markt. Tot
vóór enkele tijd stelden zich voor
ons land geen uitvoerproblemen
omdat het binnenlands verbruik de
eigen produktie volledig opnam.
Dat is nu echter anders geworden.
Bovendien brokkelden onze gren
zen, die eertijds onze boterprijs be
schermden tegen buitenlandse
mededinging, stelselmatig af, voor
eerst door het ontstaan van Bene
lux, terwijl voor de toekomst daar
de Gemeenschappelijk Markt nog
bij komt (België, Duitsland, Frank
rijk, Luxemburg, Italië en Neder
land).
Die Gemeenschappelijke Markt
stelt niet alleen het vraagstuk van
de kostprijzen in de onderscheiden
landen (wat voor België al een eer
ste handicap is) maar ook het
vraagstuk van de afzet. Het is zo
dat de 6 leden-landen samen ge
nomen iets meer voortbrengen dan
ze verbruiken en daardoor min of
meer in een uitvoerpositie komen
te staan, wat dan niet alleen de
concurrentie onderling inhoudt,
maar ook deze met de landen, die
niet bij de Gemeenschappelijke
Markt zijn aangesloten. Wij den
ken hier op de eerste plaats aan
Denemarkenen de Skandinavische
landen.
Hoe is de toestand nu in de ver
schillende landen van de Gemeen
schappelijke Markt, wat betreft de
hoeveelheid en het botervetgehal
te, gemiddeld per koe berekend
(cijfers van 1956)
Liters
Vetgehalte
°/o
3.006
3,64
3.760
3,40
2.170
3,50
2.150
3,50
3.400
3,50
4.118
3,78
Duitsland
België
Frankrijk
Italië
Luxemburg
Nederland
Hierbij valt op te merken dat in
Denemarken het gemiddelde vet
gehalte 4,20 bedraagt en in
Zweden 3,80 °/0. Rekeninghouden
de én met de hoeveelheid melk én
met het vetgehalte ervan zou Bel
gië dan op de derde plaats in de
wereldproduktie komen, na Dene
marken en Nederland.
Vergelijkt men bovenstaande
cijfers dan komt men tot het be
sluit dat België met de hoeveelheid
melk per koe een zeer goed figuur
slaat, maar met het gemiddelde
vetgehalte staan wij het laagst van
de landen behorende tot de Ge
meenschappelijke Markt. Wordt er
dus van Belgische zijde de produk-
tieverhoging nagestreefd, dqn ligt
het voor de hand dat deze moet
gezocht worden, niet zozeer in de
verhoging van het aantal liter (dit
ligt immers al behoorlijk hoog),
maar wel in de verhoging van het
vetgehalte. Maar dan komen wij
weer vanzelf tot de vraag is der
gelijke verhoging wel wenselijk, nu
er toch reeds overproduktie is l
Dr. Van Snick schijnt van oor
deel te zijn dat de verbetering van
het vetgehalte een aanvaardbaar
doel voor selectie zal blijven voor
de eerstvolgende jaren. En daar
voor haalt hij de volgende argu
menten aan:
1) In het merendeel van de lan
den wordt een belangrijk deel van
de melk tot boter verwerkt. Dit
schommelt tussen de 45 en 70 °/e.
Slechts Engeland maakt hierop een
uitzondering. Mocht in de eerst
komende jaren hierin een zekere
verandering komen m.a.w. moest
het aangegeven °/0 lager komen
te liggen, ter oorzake bv. van een
nieuwe oriëntering van de zuivel
industrie, zelfs dan mag aangeno
men worden dat de hoeveelheid
melk, die tot boter zal verwerkt
worden, aanzienlijk zal blijven.
2) Of^winst of verlies gemaakt
wordt bij de voortbrengst van de
melk, hangt ook af van de kostprijs
van die melk en ook van de kost
prijs van de onderprodukten, die
uit die melk worden gemaakt. Nu
schijnt het vast te staan dat een
hoog gehalte aan vetstoffen de
kostprijs per kg voortgebrachte
boter aanzienlijk vermindert. Met
andere woorden de winst vergroot.
(Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom).
De Koornbloem
Abonnementsprijs 96 fr. 's jaar*
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden,