BELGISCHE TOMATENTEELT Selectie van het Rundvee. Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt Enkele economische Speciaal met het oog op de verhoging van het vetgehalte. AALST 10 JANUARI 1959 Verschijnt iedere zaterdag 38ste JAARGANG Nr 1854 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 212.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging PF.nT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. Onder deze titel verscheen in het Landbouwtijdschrift nr 8 van augustus 1958 een uitvoerige en belangwekkende studie 9ewll^ aan onze inlandse tomaten van de heer Y Baccu, Rijkslandbouwinge nieur bij de Economische Diensten van Landbouw. Wij brengen een beknopte samenvatting van som mige gedeelten dezer studie onder de aandacht van onze lezers. De schrijver stelt vooreerst en te recht vast dat de tomatenteelt in onze groenteteelt een niet te ver waarlozen plaats bekleedt daar haar jaarlijkse opbrengstwaarde mag gerekend worden op een be drag dat schommelt tussen 430 en 540 miljoen fr, hetzij ongeveer 10°/o van de totale waarde der produk- tie van onze groenteteelt. Hij behandelt zijn onderwerp in zes grote hoofdstukken en heeit het eerst over I De voortbrengst A) Belang van de teelt. Volgende tabellen ge\ en een beeld over het belang en de loka lisatie van de tomatenteelt beoe fend in volle grond en in serres met het oog op verkoop in de handel: Provincie Antwerpen Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen Gans het land Antwerpen Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Henegoüwen Luik Limburg Luxemburg Namen Gans het land Deze cijfers steunen 7953 252 10 10 13 1 2 290 1954 1955 1956 1957 266 272 294 264 11 11 10 9 11 9 8 5 16 15 15 13 1 1 1 307 Teelt van serretomaten. 74 77 11 10 1 82 75 13 11 308 101 88 13 11 1 217 328 111 95 17 12 1 240 175 184 landbouwtelling van mei, doch daar op Deze cijfers steunen P niet zijn uitgeplant, dienen zij enkel als ÖrdScLouwd en B lijn ging plo,S nlneein, in 191Lin, der vooribrengN door he, Depariemen, van Landbouw (iu 1953 35.000 25.000 60.000 Tomaten in volle grond Serretomaten Totaal Indien men rekening houdt, de jaren door mekaar genomen ;met een gemiddelde prijs van 11 fr per kg voor de serretomaten en van 4,5 fr per kg voor de vollegrond- tomaten, dan ziet men dat de jaar lijkse waarde der tomatef™°r- brengst schommelt tussen 430 en 540 miljoen fr, hetzij ongeveer 10 van de totale produktiewaarde van onze groenteteelt. De tomatenteelt voor de handel wordt in volle grond als onder glas vooral beoefend in de streek van Mechelen Antwerpen overwegend een streek van groententeelt en in 1954 1955 1956 30 500 32.000 23 0C0 29.500 35.000 32.000 60.000 67.000 55.000 de streek van Hoeilaart Overyse voor de teelt onder glas, waar som mige druivenserren gebruikt wor den voor de teelt van tomaten. Volgens de telling van 15 mei 1950 was de beteelde oppervlakte (onder glas en in volle grond) ver deeld als volgt: arrondissement Mechelen54,0 °/o arrondissement Antwerpen11,3 °/o arrondissement Leuven9,6 °/o arrondissement Brussel: 8'717° De tomatenteelt zowel in volle grond als onder glas wordt hoofd zakelijk beoefend in kleine fami- ale bedrijven van minder dan 1 ha. In een vorige bijdrage wezen wij op de mogelijkheid het vetge halte van de melk te verhogen. Wij qingen daarbij akkoord met de ar gumenten die dr. Van Snick aan haalde' en waaruit bleek de eco- j nomische wenselijkheid dit vetge halte te verhogen. Wanneer wij het nu hebben over selectie om het vetgehalte van de 1 melk te verhogen, dan moeten wi] er onmiddellijk op wijzen dat die selectie slechts éen der middelen is om het geoogde doel te berei ken. Selectie is de basis, maar is toch niet alles, want verschillende fac toren, die met erfelijkheid (dus met selectie) niets hebben te maken spelen eveneens een rol. Die ia toren worden bepaald door de omqeving waarin de dieren ko men te leven. Men noemt deze dan ook omgevings- of milieufac toren. De verhoging van het vetgehal te zou dus kunnen nagestreefd worden langs twee verschillende weqen: enerzijds langs de weg der overerfbaarheid, anderzi]ds door de verbetering van de levens voorwaarden van de dieren. Misschien is het hier wel wense lijk een paar woorden uitleg te ge ven Wanneer een veehouder een of andere waardevolle eigenschap bij zijn dieren (hier in ons geval het vetqehalte van de melk) wil ont wikkelen dan moet hij eerst weten of die eigenschap erfelijk is, dwz. of zij overgaat van de ouderdieren op de jongen. In hoever een bepaalde eigen schap overgaat van het ene ge slacht op het andere is zo maar niet te zeggen of in de cijfers uit te drukken. Het vader- en moeder- dier spelen hierbij immers allebei een rol en niemand kan met zeker heid zeggen hoeveel beiden van een bepaalde eigenschap op hun jong zullen doen overgaan. Een eigenschap wordt dus zo maar niet overgeërfd als een hot stee. Het is daarom juister te spre ken van de overerving van de aan leg tot een bepaalde eigenschap, waarbij dan weer niet te voorzeg- qen is in hoever die aanleg in het jonge dier zich met de tijd zal openbaren. Wat wel vast staat is dat de kans op een waardevolle aanleg bij het jonge dier hoger is naarmate de ouderdieren de erfelijke eigen schap waarom het gaat, te zien hebben gegeven. Dat is dan ook de reden waarom men de beste produktiedieren voor de voorplan ting laat zorgen, indachtig het spreekwoord dat zegt de appel valt niet ver van de boom. Vast staat eveneens dat de aan leg bij het jonge dier in die mate zal te voorschijn treden als de om- gevingsfactoren gunstig of ongun stig hebben gewerkt. Een voor beeld kan dat illustreren: Een jongen wordt geboren met een speciale aanleg voor wiskun de. Wordt hij geboren in een stad waar genoeg onderwijsinstellin gen zijn en bij ouders, die hem alle gelegenheid geven om verder te studeren, dan is er veel kans dat hij het ver zal brengen. Wordt hij echter in een arm huishouden ge boren, waar de ouders de midde len niet hebben om hem te laten leren, dan zal hij, niettegenstaande zijn waardevolle aanleg, nooit een wiskundige worden. Hetzelfde geldt bij onze jonge dieren: de omgeving moet mee werken. Als belangrijke omgevings factoren kunnen worden vermeld de voeding, de huisvesting, de ouderdom bij de eerste kalving, de periode tussen de kalvingen in, de methode van uitbating, enz. Zo als men ziet zjin er factoren ge noeg, die mee of tegen kunnen werken en het zal de zorg van de veehouder zijn hier te zorgen dat de kweek in de beste voorwaar den verloopt. Het zal dus niet vol staan te werken met dieren van goede afkomst als niet tegelijker tijd de juiste zorgen worden be- In het uitzoeken van de goede ouderdieren en het aanwenden ervan voor de voortplanting zijn er verschillende mogelijkheden, maw. er zijn verschillende selec tiemethoden. Een eerste methode is deze van De massale selectie Zich steunende op de prestaties van de ouderdieren, worden slechts die dieren toegelaten tot de voort planting, die een zeker minimum opbrengst geven. Wat nu de melk- produktie betreft worden aan de hand van een regelmatige melk- controle die dieren uitgekozen die een zeker minimum bereiken. Zo wordt voor de aanvaarding op de officiële keuringen en prijskampen een minimum opbrengst geeistvan 150 kg vetstoffen en een minimum van 3,30 vet. Dieren die het ver eiste minimum niet bereiken wor- (Zie vervolj 2' bladz. I' kolom). De Koornbloem Abonnementsprijs 96 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER Het overnemen van artikelen zonder De medewerkers zijn aanduiding der bron is verboden, verantwoordelijk voor hun bijdragen Zie vervolg 2de bladzijde 3e kolom.) stg 0

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1959 | | pagina 1