Voor de oprichting van een
Landbouweconomisch Instituut»
Bij de overgang van de
stal naar de weide.
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
Een nuttig wetsvoorstel»
AALST 25 APRIL 1959.
Verschijnt iedere zaterdag
38ste JAARGANG Nr 1869
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. (053) 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Lanc
1
Drgaan van de
ibouwersvereniging
IEDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
Alhoewel wij niet geloven aan
de doelmatigheid van een strakke
planeconomie die het bedrijfsle
ven wil dwingen in een keurslijf
van op lange termijn vastgestelde
richtlijnen met overdreven tussen
komsten der overheid en uitslui
ting van het iniatief van de be
drijfsleider, is de onderneming in
onze moderne samenleving toch
verplicht met overleg, steunende
op de wetenschappelijke bevindin
gen en op een grondige studie der
economische evolutie, haar beleid
in de toekomst voor te bereiden,
wil zij haar bestaan en haar wel
vaart veilig stellen. Deze regel
geldt niet alleen voorde nijverheid
doch ook voor onze landbouw.
Uitgaande van deze stelregel
hebben de heren Dewulf, Devilers,
De Schrijver, Schot, Dehandschut-
ter en Dequae, bij de Kamer van
Volksvertegenwoordigers een
wetsvoorstel ingediend op 4 maart
11. tot oprichting van een Land
bouweconomisch Instituut. Dit
voorstel wordt door de heer Dewulf
toegelicht als volgt
Onderhavig wetsvoorstel be
oogt een grondige en volgens een
bepaald plan gevoerde studie van
de economische problemen van
de landbouw te bevorderen door
oprichting van een landbouweco
nomisch Instituut.
De snelle uitbreiding van onze
landbouwvoortbrengst eist inder
daad de stelselmatige en bij voor
rang aangevatte studie van de af
zetgebieden, alsmede de aanpas
sing van de structuur van onze
landbouw aan de verruiming der
markten welke de toetreding tot
de Gemeenschappelijke Markt
meebrengt.
Zonder de waarde te onder
schatten van de in ons land reeds
bestaande landbouw-studie en do
cumentatiediensten, moeten wij
vaststellen dat zij aan het voormel
de doel niet zouden kunnen beant
woorden.
Reeds hebben verscheidene on
zer deelgenoten in de Gemeen
schappelijke markt de noodzake
lijkheid ingezien, het voor de uit
werking van een samenhangende
en doeltreffende landbouwpolitiek
onmisbare instrument te scheppen.
Zo beschikt Nederland sedert 1945
over een Landbouw Economisch
Instituutwaarvan het personeel
thans meer dan 300 leden telt en
waarvan het budget meer dan 2
miljoen gulden bedraagt.
Het is onze overtuiging dat een
Landbouweconomisch Instituut be
schikkend over een uitstekend ge
schoold personeel en voldoende
financiëlemiddelen. volstrekt nood
zakelijk is om onze landbouw vol
doende uit te rusten voor de mo
derne economische mededinging
en om hem in staat te stellen zijn
economische en sociale rol te spe
len in het streven naar een verbe
terde levensstandaard voor de
Europese gemeenschap.
Het wetsvoorstel behelst volgen
de bepalingen:
Art. 1. - Onder de benaming
«Landbouweconomisch Instituut»
wordt een openbare instelling met
rechtspersoonlijkheid opgericht,
die tot opdracht heeft de proble
men te bestuderen gesteld door de
huidige of de komende landbouw
economie.
Art. 2 Te dien einde wordt aan
het Instituut bevoegdheid verleend
om:
1) de inlichtingen te verzamelen
die in het bezit zijn van de bestu
ren van de Staat, de provincies, de
gemeenten, de openbare instellin
gen en de instellingen van open
baar nut en van het Nationaal In
stituut voor de Statistiek;
2) onderzoeken in te stellen
3) de uitslagen van zijn onder
zoekingen openbaar te maken en
adviezen uit te brengen.
Art. 3.-Het Instituut wordt be
heerd door een raad van beheer
samengesteld uit tien leden door
de Koning benoemd. Twee leden
worden benoemd op voordracht
van de Minister onder wiens be
voegdheid de landbouw ressorteert
een op voordracht van de Minister
onder wiens bevoegddheid de eco
nomische zaken ressorteren en een
op voordracht van de Minister on
der wiens bevoegdheid de buiten
landse handel ressorteert.
Vier worden gekozen onder de
personaliteiten die behoren tot de
beroepskringen van de landbouw
en de tuinbouw, en twee onder de
personaliteiten die op het gebied
van de landbouweconomie bijzon
der bevoegd zijn.
{Zie vervolg 2e bladzijde 4' kolom)
Het dreigend gevaar voor kopziekte.
Het is nu zover dat ook in onze
streek rekening zal moeten gehou
den worden met de mogelijkheid
van kopziekte. Als het spreekwoord
het is beter te voorkomen dan te
genezen ergens op zijn plaats is,
dan is het ongetwijfeld hier. Want
kopziekte kan zo plots verrassend
optreden en kan zo n snel verloop
hebben, dat het getroffen dier al
dood is vóór dat de veehouder er
zich rekenschap van geeft wat er
aan de hand is.
In Nederland, waar men al sinds
jaren, vooral in de weidestreken,
op grote schaal met deze ziekte
te kampen heeft, verschijnen re
gelmatig bijdragen in de verschil
lende landbouwbladen over de
kopziekte, die telkens het lezen
waard zijn, daar ze doorgaans
steunen op een rijke ondervinding
en op uitgebreide onderzoekingen.
Zo verscheen onlangs in de Nieu
we Veldbodeeen bijdrage over
het verband tussen kopziekte en
magnesiumgebrek bij de melk
koeien. Wij willen hier voor onze
lezers de voornaamste gedachten
er uit weergeven.
In de kringen die zich met het
graslandonderzoek en de voorlich
tingsdienst bezig houden, heeft
men zich de laatste 30 jaren voor
al toegelegd op een verhoging van
de opbrengst van het grasland. De
jaren vlak voor de oorlog werd de
gemiddelde opbrengst geschat op
een zetmeelwaarde van ongeveer
2.500 kg per ha, terwijl rond 1950
deze reeds zou gestegen zijn tot
2.800 kg. Een aanzienlijke vermeer
dering dus.
Verschillende faktoren hebben
hierbij een rol gespeeld en één
van de voornaamste zal hier wel
zijneen verbetering van de be
mestingstoestand van het grasland
en dan in 't bijzonder op het ge
bied van de stikstof voorziening.
Dit streven naar de verhoging
van de zetmeelwaarde bracht even
eens een verhoging mee van de
inhoud aan ruw eiwit. Enerzijds
werd dit bereikt door grotere stik
stofgiften, anderzijds door het oog
sten of laten afweiden van het
gras in een jong groeistadium. Dit
alles heeft echter een diepgaande
invloed uitgeoefend op de schei
kundige samenstelling van het
gras dat werd afgegraasd en ook
op het gras dat 's winters werd ver-
voederd onder vorm van hooi of
onder vorm van kuilvoeder.
De toename van het meststoffen-
verbruik is niet op alle bedrijven
gelijk geweest en onderzoekingen
hebben aangetoond dat de uiter
sten van de gebruikte stikstof, fos
faatmeststoffen en potasmeststoffen
zeer ver uit elkaar liggen. Sommi
ge bedrijven geven meer dan nor
maal wordt geacht, terwijl andere
weer minder geven. Bovendien spe
len de hoeveelheden stalmest en
gier een belangrijke rol.
Als gevolg van deze zeer ver uit
eenlopende bemestingsgewoonten
zijn de verschillen in de samenstel
ling van het gras wat betreft ruw-
eiwitgehalte ook zeer groot. Als
voorbeeld wordt vermeld dat melk
koeien op bepaalde bedrijven wei
den op gras met een gehalte aan
ruw-eiwit dat schommelt tussen de
10 en 33 van de droge stof en
met gehalten aan kalium oxyde
van 2 tot 6 Wanneer men aan
neemt dat een hoogproduktieve
koe van gras met dergelijke gehal
ten 15 kg droge stof per dag op
neemt, dan kan hiermede tot 5 kg
ruw eiwit en bijna 1 kg kalium-
oxyde worden opgenomen, terwijl
de werkelijke behoefte van het
dier merkelijk lager ligt.
Wanneer men nu bedenkt dat
ongeveer 70% van het gras onder
vorm van weidegras door het vee
wordt verbruikt, dan ligt het voor
de hand dat de intensivering van
het graslandgebruik en ook moge
lijke overdrijvingen, die daarbij
kunnen gebeuren, ingrijpende ver
anderingen aanbrengen in de ge
hele veevoeding. Vooral tijdens
de weideperiode, wanneer het vee
uitsluitend op gras alleen is aan
gewezen, moeten deze verschui
vingen in de samenstelling van het
voeder niet onderschat worden.
Aanvankelijk had men alleen
oog voor de verhoogde voederop
brengst, naderhand is men zich
gaan afvragen of de dieren daar
mee wel gediend waren en hierbij
is dan komen vast te staan dat ver
schillende voedingsmoeilijkheden
ontstonden. Een van die moeilijk
heden is nu wel het voorkomen
van megnesiumgebrek bij het
melkvee en het optreden van kop
ziekte, dat daarmee scmenhangt.
(Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom.)
De Koornbloem
Abonnementsprijs 96 fr. 's jaars
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zei ven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden,