Marktonderzoek ten behoeve van de Landbouw» Kent ge uw dieren? Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt AALST 23 MEI 1959. Verschijnt iedere zaterdag 38ste JAARGANG Nr 1873 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Uitgegeven door de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 242.67 Een grote hoedanigheid welke men het Nederlandse volk zeker moet toekennen is de zin voor or ganisatie. Deze .hebben zij gemeen met de Duitsers.* Deze organisatie geest komt eens te meer tot uiting in het initiatief onlangs kenbaar gemaakt door de heer Vondeling, Nederlands minister van Land bouw, tot oprichting van een In stituut voor Argrarisch Markton derzoek. Dit instituut zou als taak hebben op basis van objectieve en nauwkeurige gegevens de afzet- problemen en mogelijkheden in binnen en buitenland te bestude ren en aldus aan de voortbrengers en aan de overheid stelselmatige en gegronde voorlichting te ver strekken betreffende de gedrags lijn en methodes die dienen ge volgd ter bevordering van de ver koop van land- en tuinbouwpro- dukten. In een schrijven gericht aan de produktschappen motiveert de heer Vondeling zijn initiatief in grote trekken als volgt de ontwik keling van de uitvoer van land- bouwvoortbrengselen vertoont de laatste jaren op een aantal punten een zorgwekkend baeld. Op basis hiervan en in aanmer king nemend de kwetsbaarheid van de agrarische uitvoer dienen de daaraan verbonden problemen nauwkeurig onderzocht. Ook be staan er op de binnenlandse markt afzetproblemen die een nader on derzoek vergen. Het is van het grootste belang voor een degelijke samenordening van deze onder zoekingen te zorgen. Het is ook dringend noodzakelijk dat de over heid de hoogst mogelijke inspan ning doet om voor de landbouw- voortbrengselen op de binnen landse en buitenlandse markten de ruimste afzet mogelijk te maken. Deze zienswijze van de Nederland se minister is voorzeker gegrond wanneer men weet dat de totale uitvoer van Nederland voor ruim de helft nog bestaat uit land- en tuinbouwvoortbrengselen. Het Nederlands Instituut voor meld, zou onder het gezamenlijk beheer staan van het georgani seerd bedrijfsleven en van het be voegd ministerie. Zijn werking zou door beide worden gefinancieerd. Om de eerste aanloop van het In stituut mogelijk te maken zou de eerste jaren een jaarlijkse begro ting van ongeveer 2.600.000 Bel gische fr. als voldoende worden beschouwd. Het ligt in de bedoe ling van de minister er later an dere belanghebbende kringen bij te betrekken b.v. in de vorm van een kommissie voor advies of bij stand bij de werking. Wat het werkgebied van het In stituut betreft betoogde de minister dat dit zeer uitgebreid is. De uit voerartikelen zijn inderdaad geva rieerd, de problemen die een op lossing vergen nogal ingewikkeld. Het is dan ook moeilijk denkbaar dat het Instituut vooral in de begin periode, dit werkterrein volledig zal kunnen bestrijken. Het zal zich bij zijn werking zekere beperkin gen moeten opleggen. Naast spe cifieke onderzoekingen, die alleen voor enkele uitvoerders, fabrikan ten of één organisatie van belang zijn, zijn er inderdaad een aantal meer algemene vraagstukken, zo als b.v. de ontwikkeling van de vraag, de verandering in de ver bruikersgewoonten en in de koop kracht der verbruikers, de stand en de ontwikkeling van de voort- brengst in de afnemende en kon- kurrerende landen, de mogelijke veranderingen in de handels- en landbouwpolitiek van deze landen. Voor dit soort marktonderzoeken zowel als voor de afzetmethodes op bepaalde markten blijkt het Nederlands Instituut in de eerste plaats bedacht te zijn. De heer Vondeling drukte dan ook de mening uit, dat om dubbel werk te voorkomen het instituut in nauw overleg moet werken met andere gespecialiseerde marktre- gelende organismen en goede be trekkingen moet onderhouden met bestaande ondernemingen voor marktonderzoek in binnen en bui tenland. Wat zijn methode van werking betreft, zal het Instituut tot taak hebben het marktonderzoek ten behoeve van de landbouw gecen traliseerd en stelselmatig uit te voeren. Het voordeel van gecen traliseerde behandeling is het ver krijgen en behouden van ervaring. De afzetproblemen in binnen- en buitenland houden voor een groot deel verband met regeringsmaat regelen en voor een niet te onder schatten deel worden zij beïnvloed door de onderlinge vervangbaar heid van de voedingsmiddelen. Stelselmatige onderzoekingen over de ontwikkeling en het ver loop van de produktie en het ver bruik alsook over alle factoren die beide beïnvloeden kunnen alleen doelmatig worden gedaan door een instituut dat het gehele be drijfsleven en de overheidsbeschik kingen omvat. {Zie vervolg 2bladz. 3' kolom). Iemand, die dagelijks met dieren omgaat zal wel eens beweren dat hij zijn dieren verstaat» of «be grijpt». Aan het loeien van de koeien, aan een bepaalde bewe ging van een paard, aan het la waai dat de hennen maken, enz. enz. weten sommige verzorgers wat dat wil zeggen. Het innerlijke leven van het dier echter houdt soms meer in dan wij zo op het eerste zicht zouden me nen. Er bestaat zelfs een speciale tak in de psychologie (zielkunde), die zich bezig houdt met wat men dan noemt het zieleleven van het dier. Men bestudeert daarbij wat binnen in het dier omgaat en men onderzoekt ook de gedragingen die daarvan een uiting zouden zijn. Wat die speciale tak van weten schap heel breedvoerig en tot in de kleinste puntjes uiteen probeert te rafelen, dat kunnen wij in de praktijk ook wel eens te zien krij gen... op voorwaarde dat men be grijpt wat er eigenlijk aan de hand is. Zo bestaat er onder de dieren een zekere hiërarchie, dwz. een ze kere rangorde, een zekere verschil van stand, als men wil. Er zijn ook bazen en knechten, er zijn deftige lui onder en ook schooiers en ver- stotelingen, edelen en slaven. Waar dieren in grote groepen of kudden leven neemt men dat regelmatig waar. De in 't wild levende runders bv. zijn daarvan een goede illus tratie. De koeien die in de nabij heid van de stier mogen verblijven zijn van een ander gehalte dan de andere. Th vrije loopstallen, waar de koeien uit eigen beweging naar het melkhuisje gaan, schijnt ieder een zijn beurt te kennen en als iemand wil voorkruipen kan dat heel wat herrie geven. In dat opzicht schijnen de dieren wel erg veel gelijkenis te vertonen met de mens, waar wij ook een be paalde hiërarchie kennen. En evenals dit bij de mens een sociaal verschijnsel is, zien we dat bij de dieren vooral waar ze in groepen leven. Nu heeft het waarnemen van een zeker standsverschiltussen de dieren niet alleen een theoretische waarde. Ook in de praktijk speelt dit een belangrijke rol en hij die het verschijnsel bij zijn dieren op de juiste wijze weet uit te buiten, kan er zeker zijn voordeel mee doen. De dieren waar een bepaalde hiëarchie zeer goed tot uiting komt zijn wel de hennen. Het is nu reeds ongeveer 40 jaar geleden dat een Noords geleerde vaststelde dat er bij de hennen een zekere pikorde heerste. Men kan zich dat als volgt voorstellen neem bv. een groep van 4 hennen. Eén van de 4 heeft het recht de 3 andere te pikken en die drie maken daar ab soluut geen bezwaar tegen. Ze schijnen zich daarmee te verzoe nen als met het noodlot. Van die 3 is er nu weer 1 die zich mag ver oorloven de twee overblijvende te pikken, terwijl van deze laatste de ene de ander mag pikken maar niet omgekeerd. Naar 't schijnt zou dat gelijk staan met majesteit schennis Daarbij blijft het echter niet. Ten overstaan van het gebiuik van legnesten en zitstokken en ook ten opzichte van de plaats aan de voeder of drinkbak heerst een ge lijkaardige rangorde. Zo zien wij in de praktijk dat het ene dier het andere verdringt, aanspraak maakt op de beste slaapplaats, op het ge zelligste legnest, enz. enz. In zeke re zin leven de lagerstaande hen nen onder een bepaalde vorm van dwingelandij en vrij vlug zien wij dan ook hiervan de gevolgen. Sommige hennen blijven in ont wikkeling achteruit tegenover de andere. Ze nemen niet zoveel voedsel op als de andere, kunnen niet rusten zoals het hoort en de produktie is dan in verhouding. Persoonlijk hebben wij dat eens op zeer duidelijke wijze ondervon den. Bij een koppel hennen, die reeds een 8 tal maanden oud wa ren, weiden slechts een 60 eie ren geraapt, wat te weinig was. Na de selectie bereikte het goede gedeelte vlot de 70 °/0, wat normaal dus in orde was. Op de 67 zoge naamd slechte raapte men de eer ste dagen nauwelijks een 4 tal eie ren. Het eigenaardige van het ge val kwam pas een 4 tal weken na dien aan 't licht. Door bepaalde omstandigheden had de kweker de slechte uitgeraapte niet ver kocht en waren ze op 't hof in een afzonderlijk hok blijven zitten. Blijkbaar hadden ze daar rustig onder elkaar hun eigen huishou den geregeld. En ze waren er bo vendien niet slecht op gevaren ook, want na die 4 tal weken be droeg de leg rond de 50 Waaruit bleek dat ze in de grond nog zo slecht niet waren als ze er aanvankelijk uit zagen. Blijkbaar waren ze niet tot ontplooiing kun nen komen zolang ze onder de heerschappij stonden van de an dere. Volledigheidshalve moeten wij er hier aan toevoegen dat de hennen, vóór ze werden uitge- raapt, veel te dik zaten. (Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom.) De Koornbloem Abonnementsprijs 96 fr. 's jaars vlen kan zich abonneren op de >stkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr H5. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1959 | | pagina 1