Weekblad De ontwikkeling in de Nederlandse land- en tuinbouw. Het gebrek aan werkgelegenheid in Vlaanderen» Rechtskundige Dienst. Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt AALST 6 JUNI 1959. Verschijnt iedere zaterdag 38ste JAARGANG Nr 1875 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Uitgegeven door de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. In de Revue van de Société Bel ge d'Eludes et d'Expansion nr 181 van 1958 heeft de heer F.W J. Kriel- laars aan dit onderwerp een be langwekkende studie gewijd. Wijl de evolutie in de landbouw uit de aard der zaken eerder langzaam geschiedt dient de ontwikkeling in Nederland beschouwd als vrij snel en grondig. De tijd is voorbij waar men in Nederland op oppervlakte land bouwgronden nog aanzienlijk kan uitbreiden. Tussen 1910 en 1940 werd het landbouwareaal merke lijk uitgebreid inzonderheid dank zij de ontginningen in de zandstre ken, waardoor de landbouwgron den er werden opgevoerd van 660.0C0 ha tot ongeveer 1 miljoen ha. Na de jongste wereldoorlog is de oppervlakte landbouwgronden ongeveer op hetzelfde peil geble ven hetzij ongeveer 2.300.000 ha. Wel is waar worden elk jaar land bouwgronden bijgewonnen, bij zonder door indijking en ontgin ning, doch elk jaar wordt onge veer een zelfde oppervlakte gron den aan de landbouwuitbating ont trokken. Van deze 2.3 0.000 ha worden ongeveer 900.000 ha besteed aan de gewone landbouwteelten, 1.300.000 ha aan weiden en onge veer IOO.lOO ha aan tuinbouw. Op dit gebied heeft men geen merke lijke wijzigingen genoteerd tijdens de jongste jaren. De teelten van tarwe, rogge en aardappelen zijn enigszins afgeno men sedert 1946 47, de teelten van gerst, haver en suikerbieten daa rentegen toegenomen. De groen ten-en bloementeelt hebben uit- breiaing genomen. Dit is meer bij zonder het geval met de tuinbouw onder glas welke elk jaar uitbrei ding nam Alhoewel de oppervlak te besteed aan de fruitteelt vermin derde, is de opbrengst aanzienlijk gestegen inzonderheid omdat de oude boomgaarden werden ver vangen door jonge en produktie- ve fruitbomen. De rundveestapel was in 1957 iets minder in aantal dan in 1939, terwijl het aantal melkkoeien lag onder dit van vóór de oorlog. Ter wijl, zoals in de meeste landen, het aantal paarden sterk is afgenomen, is de varkensstapel aanzienlijk ge stegen boven het peil van vóór de oorlog; het aantal neerhofsvogels was ongeveer hetzelfde in 1957 als in 1939, doch de eierproduktie over treft aanzienlijk de vóóroorlogse. Meer belangwekkend is de be weging van het aantal personen werkzaam in de land- en tuinbouw. Terwijl in 1947 het aantal beroeps landbouwers nog ongeveer 20 van de actieve bevolking bereikte, is deze verhouding sedertdien ge daald tot ongeveer 12°/0. De bevolking werkzaam in de landbouwsector bedroeg in 1947 nog 589.000 personen en is gedaald tot 480.000 in 1957, hetzij een ver lies van 100.000 eenheden in tien jaar tijds. Wanneer men rekening houdt met de betrekkelijk hoge natuur lijke aangroei van de landbouw bevolking, dient men tot het be sluit te komen dat meerdere tien- duizende personen de Nederland se land- en tuinbouw hebben op gegeven. Een gedeelte hiervan zijn uitgeweken naar andere landen, doch de overwegende meerder heid heeft een bestaan gezocht in een bedrijf of bezigheid buiten de landbouw. Het aantal landarbeiders ver mindert snel in Nederland, onder de jeugd inzonderheid is er nog weinig trek voor deze arbeid. Al dus kiezen talrijke kinderen van boeren en tuinbouwers een beroep buiten de landbouw en menig maal doet een kleine boer hetzelf de wanneer de gelegenheid zich voordoet. Tijdens de jaren van 1954 tot 1957 zijn in meerdere streken van Nederland talrijke personen van de landbouw overgegaan naar andere bedrijven of werkzaamhe den. Deze migratie is te wijten vooreerst aan de sterke vraag naar arbeidskrachten in de nijverheids sectoren doch ook aan de wijzi ging van mentaliteit in de land- bouwkringen. Meer en meer is men er toe gekomen in de Neder landse boerengezinnen als een nor maal feit te beschouwen dat hoog stens één zoon en één dochter in de landbouw blijven. Deze over gang naar andere bedrijven had op zijn beurt invloed op het aantal landbouwbedrijven. Tussen 1950 en 1955, wanneer bedoelde migra tie nog maar een aanvang had ge nomen, werd vastgesteld dat het aantal boerderijen van 1 tot 5 ha verminderd was met ongeveer 20 °lo. Talrijke kleine boeren hebben hun bijzonderste bedrijvigheid ge wijzigd en, in de meeste gevallen wilde geen enkele der kinderen de kleine hofstede van zijn vader overnemen of voortzetten. (Zie vervolg 2' bladz. 2' kolom) De ekonomische Raden voor Vlaanderen en Antwerpen, heb ben ter gelegenheid van de inzet van een regionaal-ekonomische politiek door de Regering, aan de hand van de jongst beschikbare gegevens, een balans opgemaakt van het tekort aan werkgelegen heid in het Vlaamse landgedeelte, en van de ongelijke geographi- sche spreiding van de industriële tewerkstelling in België. Het is voorzeker niet aan het toe val te wijten dat een groot deel on zer Vlaamse landgenoten uitgewe ken zijn naar andere landen, voor al dan naar de Verenigde Staten van Amerika, waar ze zich een zeer gunstige plaats wisten te ver overen Daar waarde Walen steeds werkgelegenheid in overvloed von den, in de streek waar ze woonden, moesten de Vlamingen, steeds ver van huis naar werk gaan zoeken. Dat legt dan uit waarom velen on der hen er de voorkeur aan gege ven hebben uit te wijken naar het jonge Amerika, waar ze, hetzij in de landbouw, hetzij in de nijver heid, werk vonden in het gewest waar ze zich vestigden. Van dage lijkse urenlange reizen per trein of per bus was er voor hen geen spraak meer. Ze gingen naar een vreemd land, maar ze vonden er een menselijk en winstgevend be staan. De te geringe ontwikkeling van een aantal Vlaamse gewesten gaat reeds terug op de vorige eeuw. In een eeuw van grote gebondenheid van de opkomende nijverheid aan de bodemrijkdommen en grote toe voeraders, ontstond in het Waalse landgedeelte en te Antwerpen een geleidelijke koncentratie van de industriële bedrijvigheid, terwijl de centralisatiepolitiek eenzelfde verschijnsel voor Brussel ten gevol ge had. Geleidelijk verdrong de mechanisering de huisnijverheid, en nam de landbouw als inkomens bron aan belang af. De Vlaamse gewesten-met uit zondering van Antwerpen en Ingevolge de ziekte van onze Rechtskundige^is de zitdag voor onbepaalde tijd verschoven. Gent kwamen in een periode van toenemende ekonomische ont wrichting. Deze uitte zich in een belangrijke uitwijking, waar we reeds de aandacht op vestigden, en in een hoog aantal dagelijkse of wekelijkse verplaatsingen ge richt naar de Waalse en Franse nij verheidscentra, of naar Brussel en naar Antwerpen. Na de eerste wereldoorlog, waar van West-Vlaanderen hoofdzake lijk de tol betaalde, nam de indus triële bedrijvigheid in het Vlaamse land nochtans toe, maar ook in de ze periode bleven de arbeidsover- schotten in Vlaanderen zeer groot. Na de tweed3 wereldoorlog is gebleken dat een politiek van al gemene ekonomische expansie de welvaartsverschillen tussen de ver schillende streken deed toenemen, en vooral de reeds sterk geïndus trialiseerde strekenten goede kwam Wie had kreeg meer, en de gewes ten die weinig of niets bezaten, kenden, nog een groter ellende, door de steeds toenemende werk loosheid. De staatstussenkomsten en de rechtstreekse en onrechtstreekse toelagen aan de steenkolennijver- heid, waarvan het totale bedrag volgens de jongste regeringsver klaring, sedert de oorlog bijna 50 miljard is, waren in feite maatrege len van regionaal ekonomische po litiek, die er de naam niet van droegen, maar die tot op heden zonder tegenhanger zijn gebleven in het Vlaamse land met zijn grote werkloosheidintegendeel remden zij de expansie van het Limburgse kolenbekken, terwijl zij de toe komst van de Belgische steenko- lennijverheid in haar geheel in ge vaar brachten. De thans ingezette regionale ont wikkelingspolitiek heeft slechts zin, indien zij uitgaat van de mens,- dit veronderstelt dat zij de nood lenigt van de gebieden met grote arbeids- overschotten. Het tekort aan werkgelegenheid in Vlaanderen komt tot uiting in de werkloosheid, de mobiliteit en de bevolkingsuitwijking. De werkloosheid is in ons land traditionaal in de Vlaamse gewes ten samengetrokken In de periode 1953 57 telt Vlaanderen met de helft van de bevolking (Brussel en Wallonië zijn de andere helft) ze ven tienden van de totale werk loosheid; de druk hiervan is het sterkst in Oost- en West Vlaande- (Zie vervolg 2e bladz. 1' kolom.) De Koornbloem Abonnementsprijs 96 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S M Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1959 | | pagina 1