de landbouw. Bestrijding van schadelijke insecten. uitbouw van Weekblad Voor en door de Landbouwers van de economische Arbeid adelt Verbetering AALST 23 APRIL 1960. Verschijnt iedere zaterdag 39ste JAARGANG Nr 1920 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Nr 14.25.93. O. CAUDRON. Steeds op zoek naar nieuwe methoden. Scheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 242.67 (2de bijdrage) In ons vorig nummer gaven wij een samenvatting van de inleiding tot het memorandum onlangs op gesteld door de commissie land bouw van de Economische Raad voor Vlaanderen en overgemaakt aan de regering. Dit memorandum draagt als titel Voor een verbete ring van de economische structuur in de landbouw Het memorandum onderzoekt in de eerste plaats 1) De Voortbrengstfactoren in de landbouw. hieronder komen voor A) Dc pachtprijzen en verkoopprijzen van de grond. De ongunstige invloed van de bodemfactoren vastgesteld in het vorig memorandum bekend ge maakt door de commissie nlde versnippering, de onvoldoende waterbeheersing, het ontbreken van een doelmatig bodembeleid, enz., wordt nog versterkt door de ongunstige economische voor waarden waarin de grond ter be schikking wordt gesteld van de landbouwer. De hoge koop- en pachtprijzen bemoeilijken het me dedingingsvermogen van de Bel gische landbouw en verminderen het bedrijfsinkomen van de land bouwers. De beheersing van voormelde prijzen dient nagestreefd door o.m. een vermindering van de re gistratierechten op de verkoop van landbouwgronden aan de gebrui kers de toekenning van een voor keurrecht tot aankoop van de grond aan de boer die hem be werkt de oprichting van grondka mers met o.m. als opdracht de vaststelling van richtlijnen betref fende verkoop- en pachtprijzen wettelijke maatregelen om de ze prijzen te doen naleven. B) Dc water- en electriciteitsbedeling op het platteland. Alhoewel het waterbedelings- net sedert de tweede wereldoorlog aanzienlijk werd uitgebreid, be schikken minder dan 35 der Vlaamse landelijke gemeenten met met minder dan 5.000 inwoners over waterbedeling. Dit cijfer is merkelijk lager dan in Wallonië. Deze achterstand heeft, naast sociale en hygiënische gevolgen, ook een ongunstige invloed op de rentabiliteit van het bedrijf en op de omvang en de kwaliteit van de voortbrengst. Hij zou kunnen inge lopen worden door het ter be schikking stellen van ruimere kre dieten voor de aanleg van water- leidingsnet op basis van de nood wendigheden en de technische ge gevens, langs de instelling van een bijzonder fonds waardoor aan de maatschappijen voor watervoor ziening een jaarlijks bedrag wordt toegewezen onafhankelijk van de j a a r 1 ij k s e begrotingsmogelijkhe den. Anderzijds brengen de bedrijfs economische noodwendigheden een grote spreiding mede van vele boerderijen waarvoor de kosten van aansluiting op een waterbede- lingsnet te hoog zouden zijn. Op deze boerderijen zou de aanleg van een eigen hydrofoorgroep die nen aangemoedigd te worden door de uitbreiding van de huidige sub sidiëring tot een bedrag dat in ver houding is tot de toelagen aan de openbare waterbedelingsnetten. Wat het electriciteitsverbruik betreft wordt vastgesteld dat dit op de hoeve laag blijft. Dit bewijst dat nog te weinig electriciteit aange wend wordt om de produktiviteit te verhogen. Het electriciteitsverbruik kan opgevoerd worden door - een verlaging van de prijs der electriciteit o.m. door de uitbrei ding van het nationaal huishoude lijk tarief tot de gemengde toepas singen (huishouden en drijfkracht) in de landbouw én de kleine am bachtelijke ondernemingen - de uitbreiding en vooral ver sterking, m e t overheidstoelagen, van de landelijke distributienetten; - de eenmaking van de thans uiterst versnipperde electriciteits bedeling op het platteland - een betere voorlichting over de toepassingsmogelijkheden van de electriciteit voor landbouwdoel einden - de gekoppelde bedeling, on der gunstige voorwaarden, van electriciteit en lagedrukstroom van uit bestaande of op te richten elec- triciteitscentrales aan de gezamen lijke of geconcentreerde drijfkracht, en vooral warmte verbruikende be drijven, zoals druiven-, groente- en sierplantenteelt. Ten slotte heeft de landbouw- commissie van de E.R.V, de grote nadelen vastgesteld van de ver snippering der gemeentelijke be delingsorganen met de ondoelma tigheid en het gebrek aan be voegdheid die hiervan voor de kleine gemeenten het gevolg is. (Zie vervolg 2' bladzijde 3' kolom) Wanneer onze land en tuinbou wers geplaagd zitten met een of ander schadelijk insect op hun ge wassen, dan gaan ze eenvoudig naar hun leverancier van sproei- stoffen, kopen daar het gepaste middel en daarmee is de zaak af gedaan. Moeilijker is het dus niet. Ze beseffen daarbij echter niet altijd wat een arbeid door weten schapsmensen is verzet, eer men tot dit eenvoudig en doeltreffend bestrijdingsmiddel is gekomen. Daarenboven staat vast dat onze huidige bestrijdingsmetho- den, hoe afdoende ze ook mogen zijn, toch nog heel wat bezwaren meebrengen. Dat blijkt onder meer uit het feit dat ieder jaar opnieuw de insecten de kop opsteken, dus de behandeling van 't jaar tevoren hebben overleefd. We stellen ook vast dat de mees te of altans een groot deel van de sterk werkende insecticiden tege lijkertijd giftig zijn voor de mens. Het gevaar van het gebruik van dergelijke middelen voor mens en dier heeft het trouwens noodzake lijk gemaakt een nieuwe en stren gere reglementering in 't leven te roepen. Bovendien maken de geleerden zich zorgen over het verschijnsel dat na zekere tijd de insecten zich schijnen aan te passen aan een be- {)aald bestrijdingsmiddel, zodat dit aatste zijn werkzaamheid gaat verliezen. Denken wij bv. maar aan t voorbeeld van D.D.T., waarop de vliegen steeds maar minder gaan reageren. Dit alles is voor de wetenschap pelijke onderzoekers wel voldoen de aanleiding stelselmatig te blij ven zoeken naar nieuwe middelen. Middelen die minder gevaarlijk zijn voor de gebruiker, middelen die goedkoper zijn, middelen, ten slotte, waarbij de insecten weinig of geen kans krijgen zich aan te passen. Dit zoeken is vaak een werk van veel geduld. Het vraagt doorgaans een zeer uitgebreide voorbereiden de studie. Zo moeten op de eerste plaats de levensgewoonten van de te bestrijden insecten grondig be kend zijn, omdat die levensge woonten kostbare aanduidingen kunnen verschaffen over hun zwak ke plaats, over de manier waarop ze het gemakkelijkst worden aan gepakt, het gepaste ogenblik van bestrijding enz. enz. Voor 't ogenblik zijn de heel wat Uitgegeven door de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN laboratorie, over de ganse wereld verspreid, bezig met deze studie, doorgaans dan over die insecten, die voor de eigen streek van eco nomisch belang zijn De vragen die de onderzoekers zich daarbij stel len zijn de volgende Welke zijn de normale levensge woonten van elke soort, welke voeding geven ze de voorkeur Welke omgevingsfaktoren passen hen het best of zijn voor hen nade lig Welke reacties vertonen zij tegenover een verandering van hun normale levensvoorwaarden, zoals bv. wijziging van vochtig heidsgraad, temperatuur In welke voorwaarden kunnen insecten on gevoelig worden voor bepaalde bestrijdingsmiddelen, kunnen ze zich dus gaan aanpassen Beschikken zij soms over een speciale uitrusting waardoor ze zich beter tegen de Insecticiden kunnen beveiligen Hoe verloopt hun normale voortplanting en door welke faktoren is die te beïnvloe den Kan men op een of andere wijze de bevruchtingsmogelijkhe den (dus ook hun voortplanting) verminderen of misschien hele maal belemmeren Welke stoffen zijn onontbeerlijk voor hun levens onderhoud, welke schadelijk, enz. Eens dat men al die vragen heeft beantwoord (voor zover dat altijd mogelijk is) kan men pas de eisen bepalen waaraan een doeltreffend bestrijdingsmiddel moet beant woorden. En dan eerst begint het onderzoek naar het middel zelf. Doorgaans denkt de land- en tuinbouwer bij insectenbestrijding aan scheikundige middelen die de insecten vergiftigen. Maar aan gezien dergelijke middelen of ze nu werken als maag-, aanrakings- of ademhalingsgift, zelden vol doende selectief werken, m.a.w. zelden volledig ongevaarlijk zijn voor de mens en zijn huisdieren, bieden ze blijvende gevaren voor de verbruiker. Daarbij blijken de minst giftige in bepaalde omstan digheden wel eens de gevaarlijkste te zijn, omdat men daar gemakke lijker risico s neemt. Niet zelden is daar de oorzaak te zoeken van een chronische vergiftiging. Daarom richt het modern onderzoek zich vaornameijk op die middelen, die deze bezwaren niet hebben. Waar men vroeger alleen dacht aan de rechtstreekse bestrijding van het volwassen insect, gewoon- (Zie vervolg 2e bladz. 1' kolom.) De Koornbloém Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr H5. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zc aanduiding der bron is verbot Abonnementsprijs 96 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de oostkantoren en bij de briefdragers.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1960 | | pagina 1