De kosten van het zuivelbeleid
Burelen en
Magazijnen gesloten
Wereldbevolking,
landbouwproduktie en meststoffenverbruik.
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
in de zes E. E* G.-landen*
AALST 30 JUNI 1962.
Verschijnt iedere zaterdag
41 <„te JAARGANG Nr 2032
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. (053) 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Stcsndsverdediging van de Landbouwers
Uitgegeven door de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93
O. CAUDRON.
De bestuursorganen van de Euro
pese Economische Gemeenschap
(E.E.G.) houden zich thans druk be
zig met het tot stand brengen van
een gemeenschappelijk landbouw
beleid tussen de zes landen van de
genoemde groepering. Een redelij
ke oplossing voor het zuivelvraag
stuk blijkt hierbij de grootste moei
lijkheden te veroorzaken. Dit is niet
te verwonderen wanneer men na
gaat, welke moeilijkheden de
meeste landen te overwinnen heb
ben om aan de zuivelprodukten
een afzet te verzekeren tegen prij
zen die toelaten aan hun melk-
voortbrengers een behoorlijke prijs
te verzekeren en welke geldelijke
offers zij hiertoe moeten brengen.
Het orgaan van de Koninklijke
Nederlandse Zuivelbond -F.N.Z.
publiceerde hierover onlangs een
interessante bijdrage waaruit wij
enkele gegevens overnemen.
Het totaal bedrag der uitgaven
van de zes landen van de E.E.G.
voor hun eigen zuivelbeleid bereik
te in 1961 niet minder dan 18,63 mil
jard frank. Het gaat hier enkel om
directe kosten die gemaakt werden
om aan de melkvoortbrengers een
redelijke minimum-prijs te verze
keren.
De toelagen voor veeverbete
ring, bestrijding van veeziekten,
modernisering van stallen en be
drijven zijn in dit bedrag niet be
grepen en blijven buiten beschou
wing in deze bijdrage.
De kosten tot steun van de melk
prijzen bedroegen in Frankrijk in
1961 ongeveer 8,556 miljard B. fr.,
in West Duitsland ongeveer 5,658
miljard fr, in Nederland 4,278 mil
jard fr, in België 759 miljoen fr., in
Luxemburg 124,2 miljoen fr en in
Italië ruim 55,2 miljoen fr.
Wat België aangaat moet geno
teerd dat vrij aanzienlijke invoer
heffingen worden geïnd op kaas en
dat de opbrengst hiervan wordt
aangewer.d om de binnenlandse
zuivelindustrie te subsidiëren. In
feite worden aldus grotere bedra
gen als steun verleend ten bate van
de melkproduktie dan deze welke
rechtstreeks ten laste komen van
de Staatskas.
Wanneer men de kosten per li
ter geleverde melk berekent komt
men tot volgende uitslagen de ge
middelde staatstoelage aan de
melk bedroeg in 1961 bijna 0,87 fr
in Luxemburg, ruim 0,69 fr in Ne
derland, ruim 0,55 fr in Frankrijk,
ruim 0,34 fr in West Duitsland en in
België In Italië practisch niets.
In Duitsland vielen de kosten van
het zuivelprijsbeleid mee, daar het
boterverbruik de verwachtingen
overtrof. Hierdoor werden de zui-
velzorgen merkelijk verlicht. Bijna
het ganse bedrag van de 5,658 mil
jard frank werd uitbetaald onder
de vorm van een premie van 3 pfen
ning per liter voor de melk gele
verd aan de zuivelfabrieken.
Aanvankelijk werd de premie
enkel toegekend aan voortbren
gers van melk van een bepaalde
kwaliteit, maar de eisen zijn niet
zwaar, waardoor in 1961 vrijwel
de gehele hoeveelheid geleverde
melk in aanmerking kwam voor de
premie. Niet meer dan 69 miljoen
fr was vereist om de tekorten voort
spruitende uit de verrichtingen van
de Einfuhr und Vorratstelle (min of
meer te vergelijken met onze Dienst
voor Ravitaillering) te financieren.
Dat daarvoor maar zo weining
geld nodig is vindt verklaring in
het feit dat Duitsland geen zuivel-
uitvoer van betekenis heeft.
Frankrijk kende in 1961 en ongun
stige evolutie wat betreft de boter.
Oorzaak hiervan was niet een da
ling in het verbruik, doch een stij
ging van de produktie. Terwijl
Frankrijk in 1960 enkel afzet moest
vinden in het buitenland voor ruim
23.000 ton boter, steeg de uitvoer in
1961 tot bijna 50 000 ton. Alleen al
de opslag van deze boter kostte
grote bedragen, daar in de nazo
mer van 1961 een recordvoorraad
werd bereikt van 65.000 ton.
(Zie vervolg 2' bladzijde 3' kolom).
Ten einde te voldoen aan de wet
zullen wij ons personeel verlof ge
ven voor de WEEK
van 1 tot en met 8 juli
Wij trekken de aandacht van de
belanghebbenden op deze maat
regel.
Zij gelieven zich tijdig te voor
zien van voeders, meststoffen,
sproeistoffen, enz.
De Bestuurder.
Ons blad
DE KOORNBLOEM
zal ook om dezelfde reden op 7 juli
niet verschijnen.
II
In de vorige bijdrage, waarvoor
wij de gegevens hebben genomen
uit het tijdschrift «Kali Briefe», uit
gegeven door het Internationaal
Kali-instituut, gaven wij een over
zicht betreffende de onevenwich
tigheid tussen de aangroei der
bevolking en de voedselvoorzie
ning. Hoe komt het dat sommige
landen overschotten hebben en an
dere weer voortdurend in honger
leven
Ongelijkmatige
ontwikkeling van de
voedingsmiddelen-
produktie.
Vergeleken bij vóór de oorlog is
de voortbrenging van voedings
middelen merkbaar gestegen. Maar
vergelijkt men de toename van de
voedingsmiddelenvoortbrenging
met deze van de bevolking dan
stelt men vast dat ze daarmee geen
gelijke tred houdt, m.a.w. de be
volking groeit sneller aan dan de
hoeveelheidbeschikbare voedings
middelen. Men heeft berekend dat
bij een jaarlijkse toename der be
volking van 1,5 %de voedingsmid-
delenproduktie met 2,5 zou moe
ten stijgen, daar wij eigenlijk al
een grote achterstand in te halen
hebben, nl. deze in de onderont
wikkelde en ondervoede gebieden.
De sterke verhoging van de voe-
dingsmiddelenproduktie, in de laat
ste jaren althans, is waar te nemen
in de Oost-Europese landen, en wel
met Joego Slavie op de eerste
plaats. Maar ook in Griekenland
en Italië is een verheugende voor
uitgang vast te stellen. In Amerika
zijn het Mexico en Brazilië, die hun
voedselvoortbrenging aanzienlijk
konden verbeteren. In het verre
Oosten is het Japan en in het Na
bije Oosten is dat Israël. In gebie
den met een zeer sterke bevolkings
druk, zoals Indië en Pakistan heeft
de opbrengst van voedingsmidde
len de verhoging van de bevolking
niet kunnen volgen.
In Afrika en Latijns Amerika ligt
de verhouding voedsel/inwoner
onder de doorsnee van vóór de oor
log. De voedselpositie is er dus op
achteruitgegaan. Een gevolg van
dergelijk verschijnsel is dan ook
dat bv. in Afrika met die stijgende
bevolking tot 75 van de inwo
ners onvoldoende gevoed zijn.
Index van de voedselproduktie
De periode 1952-53 tot 1956 57 wordt gelijkgesteld met 100.
Totaal
Per hoofd
West-Europa
82
86
116
93
89
110
Oost Europa Rusland
83
86
132
85
92
121
Noord-Amerika
66
92
113
85
99
101
Latijns Amerika
70
88
114
104
97
99
Oceanië
81
93
119
108
102
105
Verre Oosten
84
86
119
108
92
109
Nabije Oosten
72
83
108
95
96
94
Overige gebieden
76
88
118
94
94
107
Dit overzicht toont zeer duidelijk
wat hoger reeds werd gezegd. Bv.
Latijns Amerika hoewel de totale
voedselproduktie aanzienlijk is ge
stegen toch is de voorziening per
hoofd der bevolking (die intussen
sterker is aangegroeid dan de
voedselproduktie) verminderd.
De algemene ontwikkeling van
de voedselproduktie over de we
reld vertoont de laatste 10 jaren
volgende tendens
Door het uitbreiden van de be
bouwde oppervlakte (ontginning,
bevloeiing) en de verhoging van
de opbrengst per ha noteert men
voor de graan .suiker-en olie vruch-
tenproduktie een verhoging die
gaat van 40 tot 60 Daarentegen
over is de voortbrenging van aard
appelen en peulvruchten heel wat
minder gestegen.
In de onderscheiden landbouw
streken van de aarde is die vergro
ting van de bebouwde oppervlak
te, alsmede de stijging van de op
brengst per ha en de soort van ge
wassen niet op dezelfde wijze ont
wikkeld. In Europo zijn slechts klei
ne veranderingen waar te nemen
de verbouwing van haver en han
delsgewassen is licht teruglopen,
In Noord Amerika daarentegen is
de met graan bezaaide oppervlak
te met zowat 5 miljoen ha afgeno
men, met een opvallend terugloop
van de haver en de tarwe, ten
voordele van een vermeerderde
uitzaai van maïs, gerst en gierst.
(Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom
De Koornbloem
-ibonnementsprijs 96 fr. 's jaar»
Men kan zich abonneren op de
-ostkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden
voor de
oorlog
1948-53
1960-61
voor de
oorlog
1948-53
1960-61