De Coöperatieve Pluimvee Verkoopvereniging (C.P.V.) boter- en margarineverbruik Weekblad Het Belgisch in 1961. Voor. en door de Landbouwers Arbeid adelt van Boxmeer (Nederland)» AALST 1 DECEMBER 1962. Verschijnt iedere zaterdag 4kte JAARGANG Nr 2053 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Uitgegeven door de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Het gaat hier om de grootste en modernste kippen- en eenden slachterij van West-Europa. In korte tijd is de slachtkuiken- industrie inderdaad belangrijk ver anderd. Enige jaren geleden vorm de de niet produktieve legkip het grootste deel van de voor de slacht bestemde dieren. Tegen woordig is hieraan door de komst van de speciaal voor dit doel ge fokte slachtkip radicaal een einde gekomen. In de na oorlogse jaren hebben een complex van maatregelen, ge nomen door fokkers, pluimveehou ders en andere met deze bedrijfs tak bemoeienis hebbende instel lingen, geleid tot het op de markt brengen van specifieke slachtkui- kens die nu het grootste percenta ge van de slachtkippenproduktie voor hun rekening nemen. De afzet naar het buitenland is voor de Nederlandse slachtkuiken- industrie bepalend. Meer dan 70 van de voortbrenging wordt uitge voerd. De Nederlander is inder daad nog geen grote consument van pluimveevlees. Waar de Ame rikanen 16 kg per hoofd en per jaar verbruiken. Frankrijk en Italië 7 kg, verbruikte Nederland tot over kort Vs kg, nu 2,5 kg. Er is dus vooruitgang op dit gebied. De vraag naar panklaar «.pro dukten is gedurende de laatste ja ren fel toegenomen, en in verband hiermede werd de oprichting van sterk gemechaniseerde bedrijven bevorderd. Ook de coöperatieve beweging achtte het dringend ge wenst deel te nemen aan de zich krachtig ontwikkelde slachtkui- kenindustrie. Zo kwam de C.P.V. tot stand, die in 1954 besloot tot het bouwen van een hypermodern slachtbedrijf te Boxmeer (Noord-Brabant). Dit be drijf heeft een zeer grote vlucht genomen en werkt nu met 400 man personeel en heeft een slachtcapa- citeit van 10.000 dieren per uur. Het bedrijf is sterk gemechani seerd. Op een overdekt platform wor den de te slachten kippen en een den in grote kisten aan de hand van een tijdschema aangevoerd. De kippen worden met de poten aan haken opgehangen en begin nen hun laatste ronde door de fabriek. Na verloop van korte tijd zijn de dieren door de verschillen de behandelingen die ze hebben ondergaan 30 van hun gewicht kwijt. Deze 30 is afval, maar heeft nog grote handelswaarde. Zo worden bv. gele kippenpoten in belangrijke hoeveelheden naar Hongkong uitgevoerd. Veren en andere afval, alles vindt zijn be stemming. Na het slachten, veren plukken en schroeien is de eerste phase af gelopen en nu worden de dieren overgehangen op de panklaar transportband, met uitzondering van de dieren die tot «exportklaar» produkt behandeld moeten wor den. Die komen aan een andere transportband te hangen. De ex portklaar dieren gaan na koeling en wassen naar de pakband De panklaar-kippen ondergaan een aantal bewerkingen, de twee de phase en zijn vervolgens aan de derde phase toe. Dit betekent dat zij nu in een grote, veertig ton wegende, met water en ijs gevulde koeltrommel komen, waarin de dieren lang zaam worden afgekoeld tot het nulpunt. Via een druiplijn gaan ze naar de pakband waar ze op kwa liteit worden gesorteerd. Nadat de dieren in een plastic- zak zijn verpakt en het gewicht is vastgesteld gaan ze, verpakt in dozen, de vriestunnels in. Zoals gezegd, werd in de koel- trommels de temperatuur terugge bracht tot ongeveer het nulpunt. Nu gaan de dieren de vriestunnels in - capaciteit 104 ton - waar de zeer lage temperatuur van —45° C. wordt bereikt Zodra deze tempe ratuur is bereikt, gaat de verpakte, ingevroren kip naar de tot —17° C. gekoelde opslagruimten. Hiervandaan?t'wordt het produkt afgevoerd. 95 van de voortbrenging is voor de uitvoer bestemd. Onder de handelsnaam Fri ki gaat het grootste deel naar de voor naamste afnemer West-Duitsland, met Frankrijk en Italië respectieve lijk op de tweede en derde plaats. Onder deze hoofding publiceer de de heer G. Vincent, wnd. direc teur van administratie bij de Eco nomische Diensten van het ministe van Landbouw, in het augustus septembernummer van het Land- bouwtijdschrift een belangwekken de bijdrage waaruit wij enkele in teressante gegevens overnemen of samenvatten. In de inleiding van zijn bijdrage vermeldt de schrijver, tot juiste in terpretatie der aangehaalde cijfers, dat deze betreffende de voortbren ging van hoeveboter werden be komen door berekening en niet uit officiële statistieken zoals dit voor de melkerijboter het geval is ,- als ook dat wat betreft het boterver- bruik geen rekening werd gehou den in de cijfers met de in ons land binnengesmokkelde boter waarvan de hoeveelheden niet bekend zijn. Hieruit spruit dan ook voort dat de in de bijdrage aangehaalde ver- bruikcijfers voor de boter lager lig gen dan het werkelijk verbruik. A. Het boterverbruik in 1961. Vergeleken met 1960 zou het bo terverbruik als volgt zich ontwik keld hebben De heer Vincent meent dat de daling in de voortbrenging van hoeveboter ten bedrage van 4.715 ton hoger vermeld, hetzij meer dan 12 in één jaar tijds, enigszins bo ven de werkelijkheid ligt, alhoewel de produktie van hoeveboter ge leidelijk ieder jaar terrein moet prijs geven aan deze van melkerij boter. Deze evolutie is normaal wan neer men weet dat de leveringen van melk en room aan de zuivelfa brieken geleidelijk elk jaar stijgen. Aldus bedroegen de leveringen van melk aan de zuivelfabrieken in 1961 56% van de totale melk- produkuktie tegenover 42,5 1° 1953, terwijl de totale melkvoort- brenging tijdens diezelfde periode met 11 steeg en het gemiddeld vetgehalte van de geleverde melk toenam van 3,32 tot 3,4 De schrijver publiceert nadien een tabel over de evolutie der bo- terproduktie over het tijdvak 1953- 1961. Hieruit nemen wij volgende gevens melkerij- hoeve- Jaar boter boter totaal in ton in ton in ton 1953 41.085 46.413 87.498 1957 48.039 41.237 89.313 1959 46 963 39.321 86 284 1961 55.456 32.879 88.335 Anderzijds zag de buitenlandse handel in boter van de Belgisch- Luxemburgse Economische Unie er in 1961 uit als volgt: invoer 121 ton en uitvoer 9.466 ton, hetzij een uit- voersaldo van 9.345 ton tegenover een uitvoersaldo van 6.201 ton in 1960. Daar de cijfers betreffende de boterhandel tussen België en het Groot Hertogdom Luxemburg in deze statistiek niet begrepen zijn, dient men hiervan rekening te hou den om het Belgisch uitvoersaldo juist te berekenen. Welnu in 1961 werden er 1.291 ton Luxemburgse boter verkocht op de Belgische markt, anderzijds be droeg de uitvoer van Luxemburgse boter in 1961 387 ton. Het Belgisch boteruitvoersaldo ziet er dus uit als volgt Belgische invoer volgens de B.L.E.U.- statistiek 121 ton -(-Luxemburgse boter 1.291 ton 1.412 ton Belgische uitvoervolgens de B.L.E.U.- statistiek 9.466 ton uitgevoerde Luxemburgse boter 387 ton 9.079 ton Belgisch uitvoersaldo 7.668 ton Dit cijfer vertegenwoordigt on geveer 8,5 van de totale Belgi sche boterproduktie. Dit uitvoersaldo zou moeten kun nen vergeleken worden met de binnengesmokkelde Hollandse bo ter. Wij kennen de juiste omvang van deze smokkel niet, maar de gewoonlijk aangehaalde cijfers zijn minstens even groot. Dit bevestigt dat zonder deze bo tersmokkel België geen overtollige hoeveelheden boter zou moeten uitvoeren. Om het binnenlands verbruik te bepalen dient ook de evolutie na gegaan van de botervoorraad tus sen het begin en het einde van 1961, met uitsluiting van de Luxemburg se vervolg 2' bladzijde 1' kolom) De Koornbloem Abonnementsprijs 96 fr. 's jaar» Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Nr 14.25.93. Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER 1 De medewerkers zijn O. CAUDRON. I verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden 1961 verschil ton ton Melkerijboter Hoeveboter Totaal 1960 ton 51.651 37.594 55.456 32.879 meer 3.805 min 4.715 min 910 89.245 88.335

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1962 | | pagina 1